Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over de rolverdeling tussen de ministeries betreffende het onderwijs aan kinderen in de asielopvang
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Asiel en Migratie over de rolverdeling tussen de ministeries betreffende het onderwijs aan kinderen in de asielopvang (ingezonden 12 september 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Becking (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens
de Minister van Asiel en Migratie (ontvangen 22 september 2025).
Vraag 1
Bent u bekend met de berichtgeving van de Inspectie Justitie en Veiligheid, de Inspectie
van het Onderwijs en de Inspectie Gezondheid en Jeugd dat er nog onvoldoende verbetering
is in de situatie voor kinderen in de asielopvang?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
Klopt het volgens u dat het faciliteren van onderwijs aan asielzoekerskinderen primair
een taak van de Minister van OCW is?
Op welke manier is deze verdeling tussen de ministeries momenteel geregeld, zowel
op financieel gebied als op beleidsmatig gebied?
Antwoord 2 en 3
De Minister van OCW draagt de zorg voor het scheppen van een wettelijk kader voor
het onderwijs, de uitvoering van onderwijswetgeving en het verstrekken van financiële
middelen daarvoor. De toegang tot het funderend onderwijs is voor alle kinderen gelijk,
ongeacht de verblijfsstatus of herkomst van kinderen. Gemeenten (voor het primair
onderwijs) en gedeputeerde staten (voor het voortgezet onderwijs) hebben de garantiefunctie
om te zorgen dat er voldoende (openbare) onderwijsplekken beschikbaar zijn.
De Minister voor A&M is er voor verantwoordelijk dat minderjarige asielzoekers zoveel
mogelijk in passende opvang worden geplaatst. De uitvoering van deze verantwoordelijkheid
ligt bij het COA. Het is standaardbeleid dat bij het openen van een locatie gekeken
wordt naar de aanwezigheid van voorzieningen, onder andere onderwijs, in de omgeving
waar de opvanglocatie gevestigd is. Door het aanhoudende tekort aan opvangplekken
lukt het niet altijd om kinderen te plaatsen in locaties waar onderwijsvoorzieningen
beschikbaar zijn. Wanneer er onderwijs beschikbaar is op grotere afstand, beschikt
COA voor die situaties over een regeling voor leerlingvervoer voor de doelgroep, dat
overigens altijd in samenspraak met de gemeente wordt georganiseerd.
Voor minderjarige asielzoekers hebben het COA, en voor alleenstaande minderjarige
vreemdelingen (hierna: amv) NIDOS, ook op andere manieren een rol. Het COA wijst gemeenten
op de komst van kinderen in asielopvang en het belang van onderwijs: in de bestuursovereenkomst
tussen COA en gemeenten spreken zij ook af dat de gemeente zorgt dat kinderen naar
school kunnen gaan. COA ondersteunt ouders bij het aanmeldproces bij de school van
hun voorkeur. NIDOS, in de rol van voogd, meldt zelf jongeren aan op een of meerdere
scholen. Gemeenten kunnen voor de onderwijshuisvestingskosten van het basisonderwijs
en eerste inrichting van het basisonderwijs voor asielzoekerskinderen een beroep doen
op de OHBA-regeling, uitgevoerd door het COA.
Vraag 4
Bent u het eens met de stelling dat op basis van het Kinderrechtenverdrag en het Verdrag
nopens de bestrijding van discriminatie in het onderwijs u verplicht bent om ervoor
te zorgen dat asielzoekerskinderen gelijke toegang tot onderwijs hebben als andere
kinderen op Nederlands grondgebied?
Antwoord 4
Ja.
Vraag 5
Wordt de huidige Europese opvangrichtlijn momenteel gehaald die stelt dat asielzoekerskinderen
uiterlijk binnen drie maanden na het indienen van de asielaanvraag toegang moeten
krijgen tot het onderwijsstelsel? Zo nee, voor hoeveel kinderen en welk percentage
is dit nu niet het geval?
Antwoord 5
Scholen, gemeenten en provincies slagen er vaak in om minderjarigen op korte termijn
toegang tot onderwijs te geven. Maar door de soms snelle opschaling van opvangvoorzieningen
en de plotselinge komst van leer- en kwalificatieplichtige kinderen kunnen scholen
niet altijd meteen in een (volledig) aanbod voorzien. In de Kamerbrief «kinderen in
de asielopvang» van 19 september jl. van de Minister voor Asiel en Migratie wordt
de Kamer geïnformeerd over de werkwijze, de beschikbaarheid van data en de uitkomsten
van een inventarisatie van het COA naar voorzieningen, waaronder ook onderwijs, voor
kinderen in de asielopvang.
Vraag 6 en 7
Klopt het dat u als Minister van OCW wettelijke bevoegdheden heeft om in te grijpen
als het onderwijs voor asielzoekerskinderen onvoldoende wordt gefaciliteerd?
Klopt het dat u, na overleg met een gemeente, ook op eigen initiatief kunt besluiten
tijdelijke voorzieningen te treffen wanneer vaststaat dat een gemeente niet voor iedere
nieuwkomer in onderwijs kan voorzien? Zo ja, heeft u hiertoe weleens besloten?
Antwoord 6 en 7
Specifiek voor asielzoekerskinderen heb ik geen bijzondere bevoegdheden. Wel heb ik
de mogelijkheid om, als een gemeente er niet in slaagt om met de schoolbesturen in
de gemeente afspraken te maken over de toelating van (alle) nieuwkomers en er aantoonbaar
nieuwkomers geen toegang tot onderwijs hebben, een gemeente op te leggen om een tijdelijke
nieuwkomersvoorziening (hierna: tnv) te starten. Een tnv is een onderwijsvoorziening
waarin een schoolbestuur tijdelijk kan afwijken van de eisen aan onderwijsinhoud,
onderwijspersoneel en onderwijstijd. Een tnv is daarmee altijd een tijdelijke noodmaatregel,
waarin een schoolbestuur mag afwijken van de reguliere eisen aan onderwijstijd, onderwijspersoneel
en onderwijsinhoud. Tot op heden is er geen noodzaak geweest om een gemeente op te leggen een tnv te starten.
Het opleggen van een tnv is een absolute noodmaatregel. Tnv’s worden in de regel gestart
op initiatief van gemeenten. In totaal hebben sinds de inwerkingtreding van de wet
16 gemeenten toestemming gekregen om een tnv te starten.
Vraag 8
Hoe staat het met de verkenning met als doel hoe het onderwijs aan nieuwkomers toekomstbestendig
kan worden gemaakt waarmee de druk op scholen en gemeenten wordt verlaagd en de onderwijskwaliteit
verbeterd?
Antwoord 8
Op 24 juni 2025 heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer geïnformeerd over de maatregelen
die we gaan nemen om het funderend onderwijs voor nieuwkomers te verbeteren in de
brief over een betere start voor kinderen met Nederlands als tweede taal2.
Vraag 9
Op welke manier vindt er overleg tussen de Ministeries van OCW en A&M plaats over
de verbetering van de onderwijskwaliteit voor asielkinderen?
Antwoord 9
De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs ligt bij schoolbesturen
en bij OCW. De Ministeries van OCW en A&M overleggen vrijwel dagelijks over het verbeteren
van de randvoorwaarden om het onderwijs goed te kunnen organiseren, de toeleiding
naar het onderwijs zo soepel mogelijk te laten verlopen en onderbrekingen in de schoolloopbaan
als gevolg van verhuisbewegingen zo mogelijk te voorkomen. Dit overleg vindt plaats
in zowel de uitvoering en met ketenpartners, door medewerkers van beide ministeries,
als op bestuurlijk niveau.
Vraag 10
Klopt het dat in de de Uitvoerings- en implementatiewet ervan wordt uitgegaan dat
de aanmelding van minderjarige kinderen van verzoekers in ieder geval binnen twee
weken plaatsvindt na het indienen van een verzoek tot internationale bescherming en
in de wet wordt vastgelegd dat de school vervolgens binnen zes weken besluit over
de toelating, zonder mogelijkheid tot verlenging? Zo ja, wat wordt eraan gedaan om
deze termijnen daadwerkelijk te halen?
Antwoord 10
Dat is juist. Een periode van zes weken om een aanmelding te beoordelen is vaak voldoende.
Mocht dit voor scholen niet haalbaar zijn, dan moeten zij in het belang van de leerling,
een kind tijdelijk plaatsen totdat een definitief besluit over toelating of afwijzing
is genomen. Over de aanscherping van de termijnen en de gevolgen voor de praktijk,
voert het ministerie al overleg met de landelijke vertegenwoordigende partijen van
het onderwijs en zal het ministerie ook zorgen voor tijdige informatie aan scholen
en andere betrokken organisaties. Voor de langere termijn is het streven dat ook de
komende wetgeving gericht op het onderwijs aan nieuwkomers bij kan dragen aan snellere
toegang van het onderwijs.
Vraag 11
Kun u deze vragen zo spoedig mogelijk en nog voor het debat over kinderen in de asielopvang
op 23 september beantwoorden?
Antwoord 11
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.M. Becking, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
M.C.G. Keijzer, minister voor Asiel en Migratie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.