Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kostic over de rechterlijke uitspraak dat Nederland burgers onvoldoende beschermt tegen landbouwgif
Vragen van het lid Kostic (PvdD) aan de Minister en Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de rechterlijke uitspraak dat Nederland burgers onvoldoende beschermt tegen landbouwgif (ingezonden 23 juli 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Tielen (Volksgezondheid, Welzijn en Sport ) (ontvangen
22 september 2025).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van het gerechtshof van Den Bosch, waarbij
werd bevestigd dat lelieteelt naast woonwijken wegens het vele gebruik van landbouwgif
onwenselijk is en dat de wetgever en de toelatingsorganisatie het College voor de
toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) steken laten vallen in
het beschermen van bewoners tegen landbouwgif?1
Antwoord 1
Ja. Ik heb kennisgenomen van de uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van
22 juli jl. in hoger beroep in kort geding. Het betrof een zaak tussen een lelieteler
en omwonenden, waarbij het hof een tijdelijk verbod oplegde voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
door deze specifieke teler. De uitspraak is niet onherroepelijk: zowel een bodemprocedure
als cassatie zijn mogelijk.
Ik deel niet de opvatting dat de wetgever of het Ctgb steken hebben laten vallen in
de bescherming van bewoners. Zoals verder toegelicht in de beantwoording van de vragen 5,
6 en 7 werkt het Ctgb binnen een zorgvuldig, Europees geharmoniseerd toelatingskader
dat is gericht op bescherming van mens, dier en milieu en dat waar nodig wordt aangepast
op basis van nieuwe wetenschappelijke inzichten.
Vraag 2
Bent u zich ervan bewust dat u hoofdverantwoordelijk bent voor de bescherming van
gezondheid van mensen in Nederland en dat het een grondwettelijke taak is van de overheid?
Antwoord 2
Het beschermen van de gezondheid van mensen is een kerntaak van de overheid en specifiek
van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Deze verantwoordelijkheid
is vastgelegd in de Grondwet en ik neem die serieus. De bescherming van de gezondheid
vindt plaats binnen Europese en nationale kaders die gericht zijn op het waarborgen
van de veiligheid van mens, dier en milieu.
Vraag 3
Is u bekend dat de Partij voor de Dieren en wetenschappers eerder ook kritiek hebben
geuit op het gebrek aan handelen door het kabinet om de gezondheid van burgers te
beschermen tegen bestrijdingsmiddelen, maar dat het kabinet wilde wachten op nog jarenlang
onderzoek totdat 100% zekerheid was dat bestrijdingsmiddelen inderdaad gevaarlijk
zijn voor mensen?
Antwoord 3
Ik ben bekend met de zorgen die door de Partij voor de Dieren en wetenschappers zijn
geuit. Deze zorgen zijn ook aan de orde geweest tijdens het commissiedebat gewasbeschermingsmiddelen
van 15 mei jl. Het beeld dat het Kabinet pas zou handelen wanneer er volledige wetenschappelijke
zekerheid bestaat, herken ik niet. Bescherming van de gezondheid van mensen staat
centraal bij de toelating van gewasbeschermingsmiddelen. Daarbij is uitgangspunt dat
een middel geen onmiddellijke of uitgestelde schadelijke effecten op de gezondheid
van mensen mag hebben. Mede om die reden heeft het Kabinet opdracht gegeven tot het
meerjarige onderzoeksprogramma SPARK (Kamerstuk 27 858, nr. 707) om mogelijke lange termijngezondheidseffecten, zoals de relatie met neurodegeneratieve
ziekten, verder te onderzoeken.
Vraag 4
Is u bekend dat de Partij voor de Dieren eerder stelde dat dat geen juiste toepassing
was van het voorzorgsbeginsel door het kabinet en dat het kabinet meer verboden en
beperkingen moest instellen, eventueel in afwachting van resultaten van verder onderzoek?
Antwoord 4
Nederland past het voorzorgsbeginsel toe zoals vastgelegd in de Europese regelgeving
inzake de toelating van gewasbeschermingsmiddelen (Verordening (EG) 1107/2009, zie
Kamerbrief 27 858, nr. 676). Dit betekent dat een middel alleen mag worden toegelaten wanneer, ook bij worstcasescenario’s
en met ruime veiligheidsmarges, geen schadelijke effecten voor de gezondheid van mensen
te verwachten zijn. Daarbij wordt in het bijzonder rekening gehouden met kwetsbare
groepen zoals kinderen, ouderen en mensen met een verminderde weerstand.
De gehanteerde grenswaarden zijn gebaseerd op een grote hoeveelheid gegevens over
de meest kritische gezondheidseffecten en de meest gevoelige onderzoeksgroep. Daarbij
wordt standaard een veiligheidsfactor toegepast die compenseert voor verschillen tussen
(proef)dier en mens en tussen mensen onderling. Wanneer wetenschappelijke informatie
daartoe aanleiding geeft, bijvoorbeeld bij onzekerheid over een gevonden effect, kan
een extra veiligheidsfactor worden toegepast.
Wanneer nieuwe wetenschappelijke inzichten daartoe aanleiding geven, kan een toelating
worden aangepast of ingetrokken of kan worden ingezet op methodiekontwikkeling om
de beoordeling van gewasbeschermingsmiddelen verder te verbeteren.
Vraag 5
Is u bekend dat de Partij voor de Dieren en wetenschappers eerder ook kritiek hebben
geuit op de werkwijze van het Ctgb, waarbij onvoldoende werd getoetst op de gevaren
voor de gezondheid van burgers, maar het kabinet alleen bleef herhalen dat ze blijven
volgen wat het Ctgb zegt?
Antwoord 5
Ik ben bekend met de geuite kritiek. Het Ctgb beoordeelt gewasbeschermingsmiddelen
volgens het strenge, geharmoniseerde Europese toetsingskader, waarin de mogelijke
gezondheidseffecten nadrukkelijk worden meegewogen. Het kabinet hecht groot belang
aan en vertrouwt op de onafhankelijke besluiten en adviezen van het Ctgb.
Vraag 6
Wat is uw reactie op de uitspraken van de rechter over het gebrekkige handelen van
het Ctgb, waaronder het niet toetsen op risico’s op ziektes als Parkinson en ontwikkelingsstoornissen
bij kinderen en het niet vragen om een risicobeoordeling bij wetenschappelijke deskundigen?
Hoe gaat u dit corrigeren?
Antwoord 6
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 5 is er geen sprake van gebrekkig handelen
van het Ctgb. De rechter geeft aan dat er kennisleemtes zijn, omdat nog geen onderzoek
is verricht naar risico’s op neurodegeneratieve ziekten die op latere leeftijd optreden,
zoals de ziekte van Parkinson, en naar risico’s op ontwikkelingsstoornissen voor jonge
en ongeboren kinderen. De rechter onderstreept daarbij dat het toelatingssysteem voor
gewasbeschermingsmiddelen een verfijnd systeem is dat met waarborgen is omgeven.
In dit systeem wordt getoetst of de blootstelling onder de Europees geharmoniseerde
veilige gezondheidskundige grenswaarden blijft. Alleen dan kan een gewasbeschermingsmiddel
worden toegelaten. Dit systeem bevat ruime veiligheidsmarges en houdt rekening met
onzekerheden bij zowel de inschatting van blootstelling als de afleiding van grenswaarden.
Daarbij wordt uitgegaan van worstcasescenario’s, wat betekent dat wordt gerekend met
de maximale blootstelling die in de praktijk kan optreden, zodat ook in de meest ongunstige
situaties voldoende bescherming wordt geboden. De grenswaarden zijn gebaseerd op het
meest kritische gezondheidseffect en de meest gevoelige onderzoeksgroep.
De beoordeling omvat onder andere giftigheid, kankerverwekkendheid, neurotoxiciteit
en effecten op reproductie en ontwikkeling in alle levensfasen. In alle gevallen wordt
een veiligheidsfactor 100 toegepast om ook de meest kwetsbare mensen te beschermen.
Waar nodig wordt een extra veiligheidsfactor gehanteerd.
Nieuwe wetenschappelijke inzichten kunnen leiden tot verbetering en aanpassing van
het toelatingskader. Nederlandse instituten zoals het Ctgb, RIVM, WUR en universiteiten
spelen hierin een actieve rol. Binnen het SPARK-onderzoek wordt gewerkt aan een teststrategie
om de mogelijke relatie tussen gewasbeschermingsmiddelen en neurodegeneratieve ziekten,
zoals Parkinson, beter te onderzoeken. Met verbeterde beoordelingsmethoden kan vollediger
en specifieker worden getoetst, wat extra zekerheid biedt voor de bescherming van
de volksgezondheid. Zodra dergelijke testmethoden wetenschappelijk gevalideerd en
opgenomen zijn in de Europese datavereisten, zullen deze worden toegepast in de beoordeling
van middelen.
Vraag 7
Wat is uw reactie op de kritiek van de rechter op de regering over het feit dat Nederland
het voorzorgsbeginsel niet goed toepast en de Europese richtlijn omtrent duurzaam
gebruik van pesticiden niet goed heeft ingevoerd en daarmee kwetsbare groepen zoals
kinderen en ouderen onvoldoende beschermt? Hoe gaat u deze fout precies op korte termijn
corrigeren?
Antwoord 7
Ten aanzien van het voorzorgsbeginsel past Nederland dit beginsel toe zoals is vastgelegd
in de Europese regelgeving inzake de toelating van gewasbeschermingsmiddelen (zie
Kamerbrief 27 858, nr. 676). Dit houdt in dat een middel alleen wordt toegelaten wanneer, ook bij worstcasescenario’s
en met ruime veiligheidsmarges, geen schadelijke effecten voor de gezondheid van mensen
te verwachten zijn. Daarbij is het uitgangspunt dat geen schadelijke effecten voor
de gezondheid van mensen te verwachten zijn, ook niet voor kwetsbare groepen zoals
kinderen, ouderen en mensen met een verminderde weerstand. Wanneer na toelating nieuwe
wetenschappelijke kennis aantoont dat niet meer aan de vereisten van het toelatingskader
wordt voldaan, kan de Europese Commissie of de nationale toelatingsautoriteit ingrijpen
in de goedkeuring of toelating.
Het hof verwijst specifiek naar de implementatie van artikel 12 van de Richtlijn duurzaam
gebruik pesticiden (2009/128/EG), dat betrekking heeft op maatregelen in gebieden
die door het brede publiek of door kwetsbare groepen worden gebruikt. Bij de goedkeuring
van werkzame stoffen op EU-niveau en bij de toelating van gewasbeschermingsmiddelen
wordt in de risicobeoordeling al extra aandacht gegeven aan kwetsbare groepen, zoals
ook vereist is in de gewasbeschermingsmiddelenverordening (artikel 4, lid 2, onder
a). Dat betekent dat bij gebruik van gewasbeschermingsmiddelen volgens de wettelijke
gebruiksvoorschriften geen schadelijke effecten mogen optreden, ook niet bij kwetsbare
groepen.
Aanvullend bevat de richtlijn duurzaam gebruik pesticiden voorschriften voor lidstaten
om mogelijke risico’s en effecten van het gebruik van toegelaten gewasbeschermingsmiddelen
verder terug te dringen. Nederland heeft het door het hof aangehaalde artikel 12,
onderdeel a, geïmplementeerd met een verbod op professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
buiten de landbouw, zoals in woonwijken, (recreatie- en sport)parken, speelplaatsen
en andere groenvoorzieningen. Het artikel verplicht lidstaten niet om daarnaast ook
gebruik in de directe omgeving van deze gebieden volledig te verbieden.
Om de gezondheid van omwonenden verder te beschermen, hebben lokale overheden de mogelijkheid
om op basis van de Omgevingswet het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen nader te
beperken, bijvoorbeeld door spuitzones in te stellen. Daarnaast ontwikkelt het Rijk
een rekenmethode om de breedte van spuitzonering objectief te onderbouwen (Handelingen
2024-2025-2008) en wordt gewerkt aan een informatiepunt voor omwonenden over mogelijke
gezondheidsrisico’s (TZ202412-010).
Vraag 8
Bent u met ons en omwonenden eens dat het de taak van de overheid is om alsnog goede
bescherming van gezondheid van mensen en dieren te regelen, zodat burgers niet gedwongen
worden om agrariërs voor de rechter te slepen en om te voorkomen dat spanningen tussen
burgers en agrariërs op het platteland verder oplopen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Het beschermen van de gezondheid van mens, dier en milieu is een kerntaak van de overheid
en staat voor mij centraal. Daarom is er een zorgvuldig Europees toelatingssysteem
en aanvullend nationale voorschriften voor gewasbeschermingsmiddelen, die erop gericht
zijn te waarborgen dat middelen veilig gebruikt kunnen worden. Dit systeem wordt waar
nodig verder verbeterd op basis van nieuwe wetenschappelijke inzichten.
Daarnaast worden aanvullende maatregelen genomen om de blootstelling voor omwonenden
verder te beperken en de informatievoorziening te verbeteren, zoals de ontwikkeling
van een rekenmethode voor spuitzonering en de inrichting van een informatiepunt voor
omwonenden. Daarmee wordt beoogd de bescherming van de gezondheid te versterken en
burgers duidelijk en tijdig te informeren, zodat zij erop kunnen vertrouwen dat hun
gezondheid goed wordt beschermd.
Het blijft vanzelfsprekend het recht van burgers om juridische stappen te ondernemen,
maar het beleid is erop gericht dat een goede bescherming van de gezondheid vooraf
wordt geborgd.
Vraag 9
Wat gaat u precies op welke termijn doen naar aanleiding van de uitspraak van de rechter?
Antwoord 9
De uitspraak van het hof betreft een civiele procedure tussen een lelieteler en een
groep omwonenden. Het is aan de betrokken partijen om te bepalen of zij verdere juridische
stappen willen zetten, zoals cassatie of een bodemprocedure.
Zoals in de eerdere antwoorden beschreven, blijft het Kabinet werken aan versterking
van het toelatingssysteem en aanvullende maatregelen om de gezondheid van mens, dier
en milieu zo goed mogelijk te beschermen.
Vraag 10
Wat gaat u doen, vanuit uw (grondwettelijke) verantwoordelijkheid voor gezondheid
van mensen in Nederland, om ervoor te zorgen dat kinderen en andere mensen op korte
termijn alsnog voldoende worden beschermd tegen landbouwgif en andere bestrijdingsmiddelen
en biociden?
Antwoord 10
De bescherming van de gezondheid van mensen, en in het bijzonder van kwetsbare groepen
zoals kinderen, heeft mijn volle aandacht. Zoals eerder toegelicht, is er een Europees
en nationaal kader dat waarborgt dat middelen alleen worden toegelaten wanneer geen
schadelijke effecten te verwachten zijn.
Nieuwe wetenschappelijke inzichten worden gevolgd en wanneer zij daar aanleiding toe
geven, wordt het toetsingskader aangepast. Daarbij wordt specifiek gekeken naar de
bescherming van kwetsbare groepen. Op die manier wordt de bescherming van de gezondheid
voortdurend verder verbeterd.
Vraag 11
Gaat u in ieder geval met uw collega’s een landelijk verbod op het gebruik van bestrijdingsmiddelen
nabij woonwijken instellen, zoals omwonenden dat willen? Zo nee, waarom speelt u bewust
met mensenlevens?
Antwoord 11
Zoals aangegeven in de eerdere antwoorden zet het Kabinet in op een continue verbetering
van het toelatingskader en op maatregelen om de afhankelijkheid van gewasbeschermingsmiddelen
terug te dringen, het gebruik van laagrisicomiddelen te bevorderen en emissies naar
het milieu te verminderen (zie Kamerstuk 27 858, nr. 706, Jaarplan 2025 Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming 2030).
Daarnaast wordt door RIVM en WUR onderzoek uitgevoerd naar een objectieve onderbouwing
van spuitzonering rond bebouwing en natuurgebieden. Nieuwe wetenschappelijke inzichten
worden nauw gevolgd en wanneer zij daar aanleiding toe geven, wordt het toetsingskader
of de gebruiksvoorschriften aangepast.
Vraag 12
Is u bekend dat met de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, zoals met een amendement
succesvol gewijzigd door de Partij voor de Dieren2, een flinke reductie van het gebruik van schadelijke gif in de landbouw en erbuiten
was geregeld en zo de gezondheid van mensen echt was beschermd, maar werd ingetrokken
door het huidige kabinet? Bent u bereid om vanuit uw verantwoordelijkheid voor de
gezondheid van burgers, met uw collega’s in het kabinet ervoor te zorgen dat deze
wet vlak na het zomerreces weer naar de Kamer wordt gestuurd, waarbij recht wordt
gedaan aan de genoemde uitspraak van de rechter en de roep vanuit de wetenschap en
burgers om mensen en dieren beter te beschermen tegen bestrijdingsmiddelen en biociden?
Zo nee, waarom speelt u bewust met mensenlevens?
Antwoord 12
In april 2025 heeft het Kabinet de Kamer geïnformeerd over het opnieuw indienen van
een wetsvoorstel tot wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Kamerstuk
35 756, nr. 28). Er is vooralsnog geen aanleiding om van deze lijn af te wijken.
Vanuit mijn verantwoordelijkheid voor de bescherming van de volksgezondheid hecht
ik eraan dat dit wetsvoorstel en het bredere beleid rond gewasbeschermingsmiddelen
blijven bijdragen aan het terugdringen van de risico’s voor mens, dier en milieu.
Zoals in eerdere antwoorden toegelicht, wordt het toetsingskader voortdurend verbeterd
en worden nieuwe wetenschappelijke inzichten benut om waar nodig aanvullende maatregelen
te treffen.
Vraag 13
Kunt u deze vragen één voor één, zo snel mogelijk en in ieder geval binnen het gestelde
termijn beantwoorden?
Antwoord 13
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.