Verslag van een rapporteur : Eindverslag van de rapporteurs over de internationale klimaatstrategie
31 793 Internationale klimaatafspraken
Nr. 283
VERSLAG VAN DE RAPPORTEURS
Vastgesteld 22 september 2025
Inleiding
Hierbij bieden wij ons eindverslag aan als rapporteurs1 van de commissie Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp op het thema Internationale
Klimaatstrategie.
Het rapporteurschap is in februari 2024 ingesteld en heeft twee doelen: 1) het volgen
van de concrete uitvoering van de internationale klimaatstrategie, met daarbij bijzondere
aandacht voor de inzet op het terrein van klimaatfinanciering (streefcijfer € 1.8
miljard in 2025) en de effectiviteit daarvan, en 2) het vertalen van inzichten uit
het AIV-advies en de periodieke rapportages van de IOB naar de huidige internationale
klimaatstrategie van het kabinet.
In dit eindverslag brengen wij op hoofdlijnen verslag uit van de gesprekken die wij
hebben gevoerd na het tussentijds verslag van 4 november 20242, en geven wij een aanbeveling aan de commissie in nieuwe samenstelling.
1. Activiteiten rapporteurs
Gesprek met Prof. dr. Vollebergh over wetenschappelijke factsheet internationale klimaatfinanciering
In het kader van dit rapporteurschap heeft prof dr. Vollebergh een wetenschappelijk
factsheet over internationale klimaatfinanciering opgesteld, dat op verzoek van de
vorige commissie BHO is opgesteld, geactualiseerd.3 Op 17 februari jl. gingen wij hierover met hem in gesprek. Het factsheet geeft inzicht
hoe zes donorlanden (Nederland, Duitsland, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk, Zweden
en Zwitserland) hun internationale klimaatfinanciering vormgeven, welke verschillen
en overeenkomsten er zijn op het terrein van publieke en private inzet van middelen
en hoe beleidscoherentie daarbij in beeld is.
De heer Vollebergh benadrukte dat de analyse aanzienlijk wordt bemoeilijkt door de
grote verschillen in de manier waarop landen rapporteren. Ondanks de stijgende bedragen
blijft het hierdoor lastig om precies vast te stellen hoeveel klimaatfinanciering
er daadwerkelijk wordt verstrekt en of het de beoogde impact heeft. Ook blijven er
principiële onhelderheden bestaan over de vraag of klimaatfinanciering daadwerkelijk
«nieuw en additioneel» ten opzichte van het bestaande ontwikkelingsbudget (ODA), aldus
de heer Vollebergh. Dit onderstreept het belang van de inspanningen binnen de OECD-DAC,
EU en UNFCC om tot beter vergelijkbare cijfers te komen. Op basis van de beschikbare
gegevens presteert Nederland wat betreft beloften en commitments goed, en lijken deze
goed op elkaar aan te sluiten. Vollebergh prees daarnaast de manier waarop Nederland
rapporteert, wat als een voorbeeld kan worden gesteld voor andere landen.
Gesprek met experts op het gebied van internationale klimaatfinanciering
Op 11 september 2025 spraken wij met twee experts op het gebied van internationale
klimaatfinanciering: dr. Pauw (TU Eindhoven, Clingendael) en dr. Rossati (Vrije Universiteit
Amsterdam).
Zij benadrukten dat Nederland juridisch gezien grotendeels aan zijn verplichtingen
voldoet en Nederland er positief uitspringt ten opzichte van andere donorlanden doordat
meer dan de helft van de Nederlandse bijdragen naar adaptatie gaat. Tegelijkertijd
werd opgemerkt dat de internationale afspraken vaag zijn en de interpretatie van wat
precies als klimaatfinanciering telt nog steeds veel discussie oproept telt. Het in
Baku afgesproken doel voor 2035 – jaarlijks minimaal 300 miljard dollar van ontwikkelde
landen – is bovendien ontoereikend om in de werkelijke behoeften van ontwikkelingslanden
te voorzien. Omdat niet is vastgelegd welk land welk aandeel levert, ontbreekt accountability.
Volgens de experts biedt dit Nederland ook kansen. Extra Nederlandse inzet kan een
multiplier-effect hebben, waarbij andere landen volgen. Bovendien is een grotere bijdrage
in ons eigen belang: klimaatfinanciering kan dienen als strategisch instrument om
samen te werken met ontwikkelingslanden, de Nederlandse positie in de mondiale orde
te versterken en bij te dragen aan veiligheid en stabiliteit.
Mede onder verwijzing naar een recent artikel in Follow the Money4 werd dan ook teleurstelling uitgesproken over het dalende ambitieniveau van Nederland.
Ook de conclusie van het Planbureau voor de Leefomgeving dat het «zeer onwaarschijnlijk»
is dat Nederland zijn 2030-doelen haalt, schaadt onze internationale geloofwaardigheid.
Tot slot werd ingegaan op de Periodieke rapportage internationaal klimaatbeleid 2016–2022
van de IOB5. Deze rapportage werd geprezen om de degelijke methodologie en de heldere aanbevelingen,
maar de experts konden geen duidelijke opvolging van deze aanbevelingen vinden van
het kabinet.
Gesprek met ambtenaren van de Algemene Rekenkamer
Aansluitend spraken wij met ambtenaren van de Algemene Rekenkamer (ARK). Dit gesprek
ging over het verantwoordingsonderzoek van de ARK bij het Jaarverslag 2024 van Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking, en in het bijzonder over de kwaliteit van de
Periodieke rapportage internationaal klimaatbeleid 2016–2022 van de IOB die daarin
is onderzocht.
De ARK beoordeelt de kwaliteit van deze rapportage als voldoende: de opbouw van bevindingen
naar conclusies en aanbevelingen is systematisch en de onderbouwing is degelijk. Tegelijkertijd
plaatst de ARK enkele kanttekeningen. Tijdens het gesprek is in het bijzonder stilgestaan
bij het feit dat de rapportage zeer beperkt ingaat op de doelmatigheid en doeltreffendheid
van het beleid. Dat is ook begrijpelijk, omdat er vooraf geen concrete beleidsdoelen
zijn gesteld. Hierdoor kon de IOB hierover niet goed rapporteren. Daarnaast constateert
de ARK dat de toenmalig Minister in de kabinetsreactie6 op de periodieke rapportage niet ingaat op een aantal belangrijke bevindingen uit
de periodieke rapportage.
De ambtenaren stellen tot slot in zijn algemeenheid dat periodieke rapportages en
evaluaties van beleid beter zouden kunnen worden benut door de Kamer, bijvoorbeeld
door hierover een apart debat te organiseren. Hierbij sluiten ze aan bij hetgeen de
president van de ARK, Duisenberg, vorig jaar in een technische briefing over de begroting
2025 al meegaf.
2. Aanbeveling van de rapporteurs aan de commissie in nieuwe samenstelling
Gedurende onze rapporteurschap zijn vanuit het kabinet verschillende brieven ontvangen
over de internationale klimaatstrategie waarvan de commissie ons verzocht heeft om
deze te betrekken bij ons rapporteurschap. Hetzelfde geldt voor het AIV-advies Klimaatrechtvaardigheid
als Noodzaak en de Periodieke rapportage internationaal klimaatbeleid 2016–2022 van
de IOB, inclusief onderliggende studies. Deze stukken zijn verder nog niet behandeld
door de commissie.
Wij adviseren de commissie in nieuwe samenstelling om een commissiedebat Internationale
Klimaatstrategie te plannen met de verantwoordelijke bewindspersonen, en daarbij naast
bovengenoemde stukken, ook ons tussentijds- en ons eindverslag te betrekken. Een apart
debat doet ook recht aan de aanbeveling van de ARK om periodieke rapportages en evaluaties
beter te benutten.
3. Tot slot
In de procedurevergadering van 11 september heeft de commissie ingestemd met ons verzoek
om nog vóór het verkiezingsreces een gesprek te voeren met ambtenaren van de Ministeries
van Buitenlandse Zaken en Klimaat en Groene Groei over de internationale klimaatstrategie.
Doel van dit gesprek is om inzicht te krijgen in de verdeling van de taken op het
terrein van de internationale klimaatstrategie en in de relevante beleidsbeslissingen
die tot nu toe zijn genomen.
Het is niet gelukt dit gesprek vóór de laatste procedurevergadering van 24 september
2025 te laten plaatsvinden. Wij zijn echter voornemens het alsnog vóór het verkiezingsreces
te voeren. Mocht dit gesprek leiden tot nieuwe inzichten dan zullen wij een kort verslag
met de commissie delen.
Hirsch Teunissen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Daniëlle Hirsch, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
Christine Teunissen, Tweede Kamerlid