Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Michon-Derzkzen over het bericht ‘TikTok-kalifaat lokt piepjonge kinderen in val’
Vragen van het lid Michon-Derkzen (VVD) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «TikTok-kalifaat lokt piepjonge kinderen in val» (ingezonden 7 augustus 2025).
Antwoord van Minister Van Oosten (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 19 september
2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 2955.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «TikTok-kalifaat lokt piepjonge kinderen in val» in
De Telegraaf van 6 augustus 2025?1
Antwoord 1
Ja
Vraag 2 en 3
Klopt het dat propaganda zolang het geen directe oproep tot geweld bevat in principe
geen illegale content is?
Klopt het dat het tonen van terroristische daden, zoals onthoofdingen, in veel gevallen
eveneens niet als illegale content wordt aangemerkt?
Antwoord 2 en 3
Of online materiaal illegaal is, hangt af van Nederlandse en Europese wetgeving. Zo
definieert de Europese Verordening inzake het tegengaan van terroristische online-inhoud
(TOI-verordening) terroristische inhoud als online materiaal dat terroristische daden
verheerlijkt, aanzet tot of instrueert, of oproept tot deelname aan terroristische
activiteiten. Propaganda van terroristische organisaties, waaronder onthoofdingen,
voldoet in algemene zin aan deze definitie en kan leiden tot inzet van bevoegdheden
door de Autoriteit online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal (ATKM). Op
basis van de TOI-verordening kan de ATKM deze content laten verwijderen of ontoegankelijk
laten maken. Terroristische content moet na het ontvangen van een verwijderbevel binnen
één uur verwijderd worden. Iedere casus wordt op zijn eigen merites beoordeeld, waarbij
de context altijd wordt meegenomen. De ATKM werkt hierin nauw samen met haar partners
om de aanpak van terroristische content verder te versterken.
Vraag 4
Deelt u de constatering dat dit type content, hoewel juridisch mogelijk «legaal» ernstige
psychologische en ideologische schade kan toebrengen aan met name minderjarigen?
Antwoord 4
Ik deel de zorgen rond dit type content en de impact die dit met name kan hebben op
minderjarigen. Deze worden ook onderstreept in het laatste Dreigingsbeeld Terrorisme
Nederland2 en de publicatie van de AIVD «Een web van haat – De online grip van extremisme en
terrorisme op minderjarigen»3. Zij zijn in een vormende levensfase wat hen ontvankelijker kan maken voor zorgelijke
ideologieën die sterke, duidelijke antwoorden lijken te bieden op complexe vragen.
Vraag 5 en 6
Hoe wordt binnen het kader van de Digital Services Act (DSA) omgegaan met online content
die valt onder de categorie «legal yet harmful»?
Valt de verspreiding van IS-propaganda via TikTok en andere platforms zoals beschreven
in het Telegraaf-artikel onder dit «legal yet harmful»-begrip?
Antwoord 5 en 6
Ik maak mij zorgen over de verspreiding van «legal yet harfmul»-content, omdat deze
content kan bijdragen aan het online radicaliseringsproces en aan de normalisering
van extremistisch gedachtegoed. De aanpak van dergelijke content is complex, omdat
deze raakt aan de vrijheid van meningsuiting. De DSA hanteert regels voor platformen
op het gebied van het tegengaan van illegale content, maar verbiedt «legal yet harmful»
content als zodanig niet. De DSA verplicht zeer grote online platforms (Very Large
Online Platforms – VLOPS) zoals Meta, X en TikTok, wel om te onderzoeken of het ontwerp
of de werking van hun dienst en de daaraan verbonden systemen zogenaamde systeemrisico’s
met zich meebrengt. Daarbij gaat het om eventuele werkelijke of voorzienbare negatieve
effecten op fundamentele rechten (zoals menswaardigheid, non-discriminatie, privacy
en vrijheid van meningsuiting), schade aan het maatschappelijke discours en de integriteit
van verkiezingen. Ook «legal yet harmful» content kan dergelijke systeemrisico’s met
zich meebrengen. Als dergelijke risico’s bestaan, dan moeten zeer grote online platformen
maatregelen nemen om die risico’s te mitigeren. Risico-mitigerende maatregelen kunnen
bijvoorbeeld zijn dat zulke content niet (meer) wordt versterkt door de aanbevelingsalgoritmes
van het platform of dat content wordt voorzien van een label en extra informatie,
bijvoorbeeld in de vorm van een link naar officiële bronnen of een korte toelichting
op het label.
Aangezien IS een terroristische organisatie is en op de terrorismelijst staat, zal
de ATKM IS-propaganda, gelet op de criteria voor terroristische content in de TOI-verordening,
als terroristisch en dus illegaal beoordelen. In de praktijk ziet de ATKM daarom vaak
voldoende grond om tot de uitvaardiging van verwijderbevelen te komen.
Vraag 7
Voert u gesprekken met de Autoriteit online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal
(ATKM) over manieren om sneller of steviger tegen dergelijke content op te treden?
Antwoord 7
De ATKM is een cruciale organisatie in de strijd tegen online terrorisme waarmee het
Ministerie van Justitie en Veiligheid regelmatig constructief contact heeft. De ATKM
kan verwijderbevelen sturen op basis van de TOI-verordening4. De ATKM kan enkel optreden tegen online materiaal dat terroristisch of kinderpornografisch
van aard is. Dit brengt uitdagingen met zich mee in de aanpak van «online materiaal
dat niet als zodanig kan worden gekwalificeerd, zoals «legal yet harmful» content.
Daarom vraag ik in Europees verband voortdurend aandacht voor de (on)mogelijkheden
rondom wet- en regelgeving inzake «legal yet harmful» content in het kader van terrorisme
en extremisme en trek daarin samen met de ATKM op. De ATKM staat bovendien in goed
contact met haar Europese collega-diensten over de mogelijkheden in de gezamenlijke
aanpak van deze problematiek. Omdat de afbakening in welke gevallen precies sprake
is van «legal yet harmful» content in de praktijk complex is, heb ik het Wetenschappelijk
Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) eerder gevraagd te onderzoeken of het haalbaar
is een duidingskader voor dit type content te ontwikkelen. Een dergelijk kader kan
platformen helpen maatregelen te treffen tegen dergelijke content. Het onderzoek is
naar verwachting voor het einde van het jaar gereed. De resultaten zal ik met uw Kamer
delen. Op dit moment voert het WODC bovendien een wetsevaluatie uit op de uitvoeringswet
verordening terroristische online-inhoud. Daarin wordt de juridische reikwijdte van
verwijderbevelen onderzocht, waaronder de juridische mogelijkheid en wenselijkheid
van bevoegdheden ten aanzien van «legal yet harmful» materiaal. Deze evaluatie is
naar verwachting volgend jaar gereed. Ook hiervan worden de resultaten met uw kamer
gedeeld.
De ATKM is een relatief jonge toezichthouder. Het is belangrijk dat zij de tijd krijgt
om verder te groeien en een ervaren autoriteit te worden op het gebied van de bestuursrechtelijke
aanpak van online terroristisch en kinderpornografisch materiaal. Samen kijken we
hoe we het beleid tegen online terrorisme verder kunnen ontwikkelen en hoe de ATKM
– binnen haar wettelijke taken – daaraan kan bijdragen.
Vraag 8
Wat zijn volgens u de belangrijkste belemmeringen in de huidige wet en regelgeving
bij de bestrijding van online radicalisering, zeker wanneer deze zich buiten het strafrechtelijke
kader voltrekt?
Antwoord 8
Het huidige wettelijke instrumentarium, zoals de Digital Services Act (DSA) en de
TOI-verordening, stelt duidelijke grenzen aan de aanwezigheid van terroristische en
illegale content op onlineplatformen. Deze instrumenten vormen een belangrijke basis
voor het tegengaan van illegale content.
Desalniettemin blijft online radicalisering toenemen. Bij de bestrijding van illegale
content ligt de nadruk in de huidige wet- en regelgeving vooral op het verwijderen
of tegengaan van de content zelf, terwijl de verspreiders van deze content daarmee
niet altijd effectief worden aangepakt. Verspreiders kunnen vaak eenvoudig nieuwe
accounts aanmaken, waardoor maatregelen deels hun werking verliezen.
De detectiemogelijkheden online zijn beperkt. Hoewel de ATKM effectief kan optreden
tegen terroristische content, heeft de ATKM alleen bevoegdheden op open platformen.
Op dit moment hebben alleen de AIVD en (bij strafbare feiten) de politie onder voorwaarden
bevoegdheden om kennis te nemen van content in besloten groepen, terwijl juist dit
de groepen zijn die door terroristen en extremisten veelvuldig worden benut om hun
gedachtegoed te verspreiden.
Ook de vraag of geduid kan worden wanneer bepaalde uitingen «legal yet harmful» zijn,
is een blijvend aandachtspunt. De afbakening hiervan is complex. Zoals hierboven vermeld
onderzoekt het WODC of het haalbaar is een duidingskader voor dit type content te
ontwikkelen en evalueert het WODC de Nederlandse uitvoeringswet terroristische online
inhoud. Daarin wordt ook de juridische reikwijdte van verwijderbevelen onderzocht,
waaronder de juridische mogelijkheid en wenselijkheid van bevoegdheden ten aanzien
van «legal yet harmful» materiaal.
Ten slotte zijn er belemmeringen ten aanzien van vroegsignalering in het lokale domein.
Gemeenten hebben in Nederland een cruciale rol in de preventie en aanpak van radicalisering,
maar hebben beperkte bevoegdheden om online radicalisering te signaleren. Hierdoor
zijn zij in veel gevallen afhankelijk van signalen vanuit de politie of de inlichtingendiensten
om een lokale persoonsgerichte aanpak te kunnen starten. Het is van belang dat zorgelijke
signalen in een zo vroeg mogelijk stadium binnenkomen en geschikte preventieve maatregelen
getroffen kunnen worden. Daarom wordt bekeken of de huidige wettelijke kaders, in
combinatie met het wetsvoorstel gegevensvergaring openbare orde dat 4 juli jl. in
internetconsultatie is gegaan, voldoende grondslag bieden aan politie en veiligheidsdiensten
om signalen die zij ontvangen uit het open of besloten online domein tijdig met gemeenten
en/of de weegploeg5 te delen.
Hoewel ik mij zal blijven inzetten voor een sterke aanpak, is het belangrijk om te
benadrukken dat dit onderwerp zeer complex is en niet alle knelpunten (direct) weggenomen
kunnen worden.
Vraag 9
Hoe beoordeelt u de opbrengsten van het in 2025 afgeronde project Procom in het licht
van de actuele zorgen over online radicalisering via platforms als TikTok, mede gelet
op de aangenomen motie Michon-Derkzen van 19 december 2024 waarin is verzocht om een
overzicht van de resultaten en juridische belemmeringen?6
Antwoord 9
Het Project Online Content Moderatie (PrOCoM) heeft bijgedragen aan het versterken
van de aanpak van illegale content in het algemeen. Het project was niet specifiek
gericht op online radicalisering of terrorismebestrijding. De ontwikkelde instrumenten
kunnen wel bijdragen aan het tegengaan van illegale terroristische inhoud. Met de
oprichting van de publiek-private samenwerking is een structureel overlegplatform
tot stand gekomen, onder neutraal voorzitterschap van het Platform van de InformatieSamenleving
(ECP), waar publieke en private partijen uitdagingen, zorgen en ontwikkelingen op
het gebied van online content moderatie met elkaar kunnen bespreken. Deze bredere
dialoog ondersteunt de gezamenlijke aanpak van diverse vormen van ongewenste en illegale
online content. Voor het domein van terrorismebestrijding kan dit vooral als aanvullend
worden beschouwd aangezien de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid
(NCTV) reeds langere tijd contacten onderhoudt met online platformen over deze problematiek.
Vraag 10
In hoeverre bieden de inzichten uit Procom handvatten voor een nationale of Europese
aanpak van legal yet harmful-content, zoals jihadistische propaganda gericht op minderjarigen?
Antwoord 10
Daar waar het de inzet van meerdere stakeholders betreft, biedt het overlegplatform
onder voorzitterschap van ECP, zoals geschetst in het antwoord op vraag 9, de mogelijkheid
om op nationaal niveau met verschillende partijen verder de dialoog te voeren over
passende maatregelen om «legal yet harmful» content tegen te gaan.
Daarnaast is Nederland een actief lid van het EU Internet Forum. Het EU Internet Forum
is een samenwerkingsverband waar EU-lidstaten, EU-instellingen en online platformen
samenkomen om terroristische en onwenselijke, waaronder «legal yet harmful», online
content tegen te gaan. Het EU Internet Forum heeft onder andere een handboek borderline
content ontwikkeld, waarin definities, casestudies en concrete voorbeelden worden
beschreven die online platformen en contentmoderatoren helpen contentmoderatie aan
te scherpen. Het EU Internet Forum is ook het forum waar Nederland in samenspraak
met gelijkgezinde landen de platformen wijzen op hun eigen verantwoordelijkheid ten
aanzien van deze problematiek en waar draagvlak wordt gecreëerd voor aanvullende maatregelen.
Vraag 11
Hoe ondersteunt u docenten en scholen bij het herkennen en melden van signalen van
online radicalisering, met name wanneer minderjarigen worden blootgesteld aan verheerlijking
van IS?
Antwoord 11
Gelet op de grote uitdagingen waar we voor staan is het van belang om als overheid
samen met andere partijen op te trekken bij het tegengaan van online extremisme en
terrorisme. Het is noodzakelijk dat maatschappelijke partijen, overheden, rechtshandhavingsautoriteiten
en de internetsector samenwerken en ieder zijn of haar eigen verantwoordelijkheid
en rol pakt.
Ook docenten en scholen kunnen hier een rol in spelen. Ik ondersteun daarom gemeenten
in het opleiden van docenten om signalen van (online) radicalisering te kunnen herkennen
en hiernaar te handelen, onder andere door het beschikbaar stellen van trainingen.
Het Rijksopleidingsinstituut tegengaan Radicalisering heeft de serious game «Botsende
Ideeën» speciaal ontwikkeld voor docenten die met extreme uitspraken, radicale ideeën
of polarisatie te maken kunnen krijgen in hun werk en willen weten hoe daarmee om
te gaan. Een workshop online radicalisering is op dit moment in ontwikkeling.
Daarnaast biedt de Stichting School en Veiligheid (SSV) ondersteuning, kennis en informatie
aan zoals het Niet-pluis instrument en de E-learning Dialoog onder Druk. Met de E-learning
Dialoog onder Druk krijgen docenten concrete ondersteuning bij het voeren van lastige
gesprekken in de klas. Het Niet-pluis instrument kan worden ingezet als een jonge
leerling gedrag vertoont dat bij de docent het gevoel oproept dat er iets niet in
orde is. Dit kan helpen bij doorverwijzen en melden.
Vraag 12
Welke juridische en beleidsmatige mogelijkheden ziet u om content die «legal yet harmful»
is en met name gericht is op het aanwakkeren van kalifaatverheerlijking onder jongeren
actief in te perken?
Antwoord 12
Ik onderken de zorgen over online uitingen die, hoewel juridisch toegestaan, maatschappelijk
schadelijk kunnen zijn. De juridische ruimte om hiertegen op te treden is echter beperkt,
omdat het aanpakken van zogenoemde «legal yet harmful»-content direct raakt aan fundamentele
rechten, waaronder de vrijheid van meningsuiting. Het beschermen van die vrijheid
is een grondrecht dat bij iedere beleids- en wetsontwikkeling nadrukkelijk in acht
wordt genomen. Daarom zet ik mij in om online radicalisering tegen te gaan, maar altijd
binnen de kaders van deze fundamentele rechten en vrijheden.
Ik blijf mij inzetten op preventie, educatie en samenwerking met lokale en internationale
partners, binnen de kaders van de wet.De inzichten van PrOCoM bieden daarbij handvatten
voor een nationale aanpak, terwijl deelname aan het EU Internet Forum handvatten biedt
voor de internationale aanpak, zoals ook geschetst in het antwoord op vraag 10. Daarnaast
kijken wij uit naar de uitkomsten en aanbevelingen van het eerdergenoemde WODC-onderzoek,
die van groot belang zullen zijn voor eventuele verdere beleidsontwikkeling op dit
terrein.
Vraag 13
Wie is primair aan zet om te interveniëren in de online dynamiek waarin jongeren worden
blootgesteld aan extremistische content, voordat sprake is van strafbare feiten?
Antwoord 13
Het tegengaan van online extremisme en terrorisme is een gezamenlijke verantwoordelijkheid.
Online platformen hebben hierin een bijzondere rol, omdat zij als aanbieders en beheerders
van de digitale infrastructuur direct kunnen ingrijpen in de online dynamiek. Zij
zijn in eerste instantie aan zet om te zorgen dat hun gebruikers online veilig zijn.
De DSA legt zorgvuldigheidsverplichtingen op aan online platformen om bij te dragen
aan het creëren van een veilige online omgeving. Met de platformen blijven we in dialoog
over de uitdagingen die daarmee samenhangen. Daarnaast werk ik aan effectieve interventiemogelijkheden
die deze online dynamieken kunnen verstoren en zoeken we de samenwerking op met de
sector, zoals de ReDirect-methode. Met de ReDirect-methode worden gebruikers die online
zoeken naar terroristische of extremistische content geconfronteerd met een informatieveld
om hen door te geleiden naar online hulp.
Vraag 14
Welke concrete stappen heeft u gezet of bent u bereid te zetten om de door de ATKM
bepleite gecoördineerde aanpak met politie, jeugdzorg, gemeenten en platforms te organiseren,
zolang duidelijke strafrechtelijke kwalificaties vaak ontbreken?7
Antwoord 14
De NCTV werkt middels de Versterkte Aanpak Online aan een gecoördineerde aanpak van
specifiek online terrorisme en extremisme, waarvan ik uw Kamer recentelijk van op
de hoogte heb gebracht8. Daarin wordt intensief samengewerkt met partners binnen het veiligheidsdomein, maar
ook in het jeugddomein en met de online platformen. Samen met gemeenten zet ik in
op het verhogen van de digitale weerbaarheid van jongeren via lesprogramma’s, waarin
jongeren kritisch leren denken, om te gaan met desinformatie en online bedreigingen.
Met de online platformen bekijk ik, zoals geschetst in het antwoord op vraag 10 en
13, waar interventiemogelijkheden in online dynamieken nodig en mogelijk zijn.
Bij signalen van radicalisering richting extremisme of terrorisme kunnen personen
worden opgenomen in de lokale persoonsgerichte aanpak radicalisering. Het is van groot
belang om te zorgen dat signalen van radicalisering worden herkend door eerstelijnsprofessionals,
ook als het gaat om online radicalisering. Met ketenpartners is bekeken of de bestaande
aanpak daarin voldoende is en hoe we knelpunten rondom signalering – ook in het online
domein – kunnen wegnemen. Samen met ketenpartners gaan wij de komende periode de mogelijke
oplossingen uitwerken. Zo wordt onder meer bekeken of de huidige wettelijke kaders
voldoende mogelijkheden bieden aan bijvoorbeeld de politie om signalen uit het online
domein met gemeenten en/of de weegploeg te delen.
Tot slot ondersteun ik onze lokale partners in het vergroten en versterken van het
netwerk, waaronder op het gebied van signalering en kennis en vaardigheden over online
radicalisering. Denk hierbij aan bijeenkomsten, de eerdergenoemde trainingen van het
Rijksopleidingsinstituut tegengaan Radicalisering en de online symbolenbank. Daarnaast
zit Nederland samen met Frankrijk een internationale werkgroep voor om ervaringen
uit te wisselen en concrete handvatten te ontwikkelen voor de preventie van online
radicalisering, waar zowel lokale professionals als handhavingsautoriteiten aan deelnemen.
Vraag 15
Kunt u deze vragen nog voorafgaand aan het commissiedebat Terrorisme en Extremisme
van 3 september 2025 beantwoorden?
Antwoord 15
Nee, dit is helaas niet gelukt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F. van Oosten, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.