Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de Kabinetsreactie op uitspraak in kort geding m.b.t. 42 voormalige Afghaanse ambassadebewakers (Kamerstuk 27925-1012)
27 925 Bestrijding internationaal terrorisme
Nr. 1013
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 19 september 2025
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 5 september 2025
inzake de kabinetsreactie op de uitspraak in kort geding m.b.t. 42 voormalige Afghaanse
ambassadebewakers (Kamerstuk 27 925, nr. 1012).
De vragen zijn op 10 september 2025 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd.
Bij brief 19 september 2025 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Klaver
Adjunct-griffier van de commissie, Dekker
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en antwoord /Reactie van de Minister
2
II
Volledige agenda
13
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en antwoord/Reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de uitspraak van de kantonrechter
en de kabinetsreactie daarop inzake het kort geding van 42 voormalige Afghaanse ambassademedewerkers
tegen de Nederlandse Staat.
De leden van de PVV-fractie vinden de uitspraak van de kantonrechter om meerdere redenen
onverteerbaar. Zo is deze op geen enkele wijze in het Nederlands belang en de uitspraak
zal zelfs flink in het voordeel uitpakken van de asiel «industrie» vanwege de precedentwerking.
De leden van de PVV-fractie zijn daarom glashelder: het kabinet moet zich maximaal
(juridisch) blijven verzetten tegen de komst van de Afghaanse bewakers en hun familieleden.
Ook gezien het feit dat de uitspraak is gebaseerd op onjuiste feitelijke en juridische
uitgangspunten, zoals het kabinet terecht aangeeft. Zo heeft de kantonrechter Hongaarse
(EU) bewakers juridisch gelijkgesteld met Afghaanse bewakers. Daarop is veel af te
dingen. Als de rechterlijke macht in Nederland zo gaat redeneren, zijn de rapen gaar.
Dan wordt de migratiecrisis in Nederland op termijn niet kleiner, maar juist groter.
Deelt de Minister deze mening?
1. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet heeft besloten in hoger beroep te gaan tegen het vonnis van de kantonrechter.
Het vonnis is volgens het kabinet gebaseerd op feitelijke en juridische onjuistheden,
zoals bijvoorbeeld het gelijkstellen van Hongaarse bewakers en Afghaanse bewakers.
Het vonnis heeft tevens potentieel verstrekkende gevolgen omdat Nederland ook in andere
landen gebruik maakt van externe dienstverleners.
Het gerechtshof is daarbij eveneens gevraagd om het vonnis te schorsen in afwachting
van de beslissing op het hoger beroep. Op 12 september jl. heeft het gerechtshof geoordeeld
dat het kabinet voorlopig geen uitvoering hoeft te geven aan het vonnis, totdat op
het hoger beroep is beslist. Het hof zal de zaak op 29 september a.s. ter zitting
behandelen.
De leden van de PVV-fractie blijven van mening dat Nederland niet zit te wachten op
nog meer Afghanen, nog meer immigranten. Daarom willen deze leden ook inzichtelijk
hebben om hoeveel Afghanen (bewakers + familieleden) het in deze casus gaat en wat
de overbrenging en huisvesting in Nederland de Nederlandse staat gaat kosten, indien
uitgevoerd.
2. Antwoord van het kabinet:
Het kort geding is namens 42 extern ingehuurde ambassadebewakers aangespannen tegen
de Staat. Op dit moment is nog niet bekend hoeveel echtgenoten en afhankelijke familieleden
tot 18 jaar willen meereizen. Het kabinet schat dit aantal op totaal 210 personen.
Deze inschatting is gebaseerd op overbrenging van vijf gezinsleden per bewaker.
De gemiddelde kosten voor de opvang van een asielzoeker zijn EUR 76,70 per dag voor
de Nederlandse Staat. Voor 210 personen zou dit neerkomen op EUR 16.107 per dag. Voor
de kosten van overbrenging wordt rekening gehouden met EUR 1.000–1.500 per persoon.
Deze kosten behelzen bijvoorbeeld de vliegtickets naar Nederland.
Ook vragen de leden van de PVV-fractie, als de onveiligheid in Afghanistan het hoofdargument
is van de groep bewakers: waarom nemen zij geen genoegen met een evacuatie/overbrenging
naar een van de veilige buurlanden van Afghanistan? Deelt de Minister de mening dat
het beter is dat de Afghanen daar terechtkomen? Kan dit laatste door de juristen die
de Nederlandse Staat vertegenwoordigen, ook uitgediept en aan de orde gebracht worden
tijdens het hoger beroep?
Veiligheid eisen is één ding, maar waarom willen de Afghaanse bewakers daarbovenop
nog een «gouden» ticket naar verzorgingsstaat Nederland? Deelt de Minister de mening
dat dat in ieder geval onaanvaardbaar is en niet in het Nederlands belang?
3. Antwoord van het kabinet:
Sinds 2022 heeft het kabinet Afghanistan toegevoegd aan de inzet op opvang in de regio,
omdat Afghanistan in 2022 op de derde plaats stond als land van herkomst voor eerste
en opvolgende aanvragen en nareis (gezinshereniging) naar Nederland.1 De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp heeft zich in haar beleidsbrief
van 20 februari 2025 (Kamerstuk 36 180, nr. 133) gecommitteerd aan een versterkte inzet op opvang in de regio met een focus op de
regio Afghanistan. Over het te voeren verweer kan geen uitspraak worden gedaan gelet
op het hoger beroep. Het kabinet wil hier niet op vooruit lopen.
De leden van de PVV-fractie willen tot slot weten welke organisaties de opvallend
goed georganiseerde Afghaanse ambassadebewakers bijstaan en wie hun rechtszaak financiert.
Wat kan het kabinet de Kamer daarover meedelen?
4. Antwoord van het kabinet:
De 42 voormalig extern ingehuurde ambassadebewakers in deze rechtszaak worden bijgestaan
door het advocatenkantoor De Brauw Blackstone Westbroek. Het kabinet heeft geen zicht
op hoe de rechtszaak wordt gefinancierd en of De Brauw Blackstone Westbroek en de
42 eisers hierin worden bijgestaan.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met afkeuring en teleurstelling kennisgenomen
van het besluit van het kabinet om in hoger beroep te gaan met een turbospoedappèl.
Zij hebben de volgende vragen aan het kabinet.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het kabinet van mening is dat de
werkgeversverantwoordelijkheid voor extern ingehuurd personeel bij de externe partij
ligt. Op welk recht is de mening van het kabinet gebaseerd? Is het standpunt van het
kabinet dat de kantonrechter artikel 7:658 lid 4 BW onjuist heeft toegepast, of heeft
de Minister voor alle landen ter wereld uitgezocht wat de verantwoordelijkheid is
van de Staat jegens via externe dienstverleners ingehuurd personeel? Als dat laatste
het geval is, kan de Minister de adviezen hierover openbaar maken?
5. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet neemt zijn werkgeversverantwoordelijkheid serieus, ook in het buitenland.
In dit geval waren de 42 eisers geen werknemers van de Staat. In deze procedure zijn
verschillende redenen om aan te nemen dat artikel 7:658 lid 4 BW, het Nederlandse
artikel waaruit de kantonrechter een zorgplicht van de Staat tegenover de 42 eisers
heeft afgeleid, niet van toepassing is. De Staat heeft dit in een «turbospoedappèl»
voorgelegd aan het gerechtshof Den Haag, zodat op een zo kort mogelijke termijn duidelijkheid
wordt verkregen voor alle betrokkenen.
Het kabinet stelt dat het vonnis verstrekkende gevolgen heeft en noemt daarbij mogelijke
precedentwerking voor medewerkers die zich bezighouden met schoonmaak en tuinonderhoud.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie willen benadrukken dat de situatie in Afghanistan
uniek is, bijvoorbeeld doordat de Nederlandse Staat actief bij een oorlog betrokken
was, en dat ook de kantonrechter benadrukt dat de Staat ten opzichte van deze bewakers
een bijzondere zorgplicht heeft, omdat zij ook na de machtsovername door de Taliban
de ambassade hebben beveiligd op het verzoek van de Nederlandse Staat onder gevaarlijke
omstandigheden. De Taliban zag Nederland als «vijand», daarmee liepen de bewakers
die na de val van Kaboel tegenover de Taliban stonden gevaar. Is de Minister het hiermee
eens?
6. Antwoord van het kabinet:
Na de machtsovername hebben de Taliban een algemene amnestie afgekondigd. Dit houdt
in dat Afghanen die in het verleden voor de overheid of buitenlandse ambassades en
organisaties hebben gewerkt daarvoor niet gestraft worden. Tevens hebben de Taliban
aangegeven dat mensen die voor ambassades werkten niet vervolgd zullen worden. Er
is geen informatie waaruit blijkt dat de Taliban de amnestie systematisch schenden.
Dat neemt niet weg dat er mensenrechtenschendingen plaatsvinden. Echter is het vanwege
de complexe samenleving in Afghanistan naar mening van het kabinet onmogelijk om gefundeerde
uitspraken te doen over de onderliggende redenen van mensenrechtenschendingen jegens
specifieke individuen.
Bewakers in dienst van de externe dienstverlener hebben na de val van Kaboel doorgewerkt
op de Nederlandse ambassade-compounds tot aan de afstoting daarvan, waarvan de eerste eind 2021 en de tweede eind 2022
plaatsvond. Er is met enige regelmaat contact geweest met de externe dienstverlener
over de veiligheid van de voormalige extern ingehuurde ambassadebewakers. Tot op heden
heeft het kabinet geen berichten ontvangen waaruit blijkt dat bewakers die voor de
externe dienstverlener werkten gevaar lopen vanwege hun voormalige werkzaamheden voor
de Nederlandse ambassade.
Wat behelst de bijzondere zorgplicht die de kantonrechter beschrijft volgens het kabinet?
7. Antwoord van het kabinet:
De kantonrechter overweegt in het vonnis dat de omstandigheid dat de ambassadebewakers
na de evacuatie de toen ontruimde ambassade nog enige tijd hebben beveiligd zou kunnen
inhouden dat de Staat zelfs een bijzondere zorgplicht heeft. Wat de kantonrechter
daarmee bedoelt, wordt niet verder uitgewerkt en is het kabinet niet duidelijk. De
Staat heeft een hoger beroep ingesteld, omdat er redenen zijn om aan te nemen dat
het vonnis in eerste aanleg feitelijke en juridische onjuistheden bevat, waaronder
de conclusie in het vonnis dat de Staat een zorgplicht heeft die leidt tot de verplichting
tot overbrenging naar Nederland.
Ook is in deze zaak van belang dat is vastgesteld dat deze bewakers in het bedrijf
van de Staat werkten, wat niet voor iedere vorm van externe inhuur geldt. Is de genoemde
precedentwerking voor allerlei soorten externe inhuur, zoals die wordt geschetst in
de brief, dan niet misleidend? Zo nee, waarom niet?
8. Antwoord van het kabinet:
De Staat heeft hoger beroep ingesteld, omdat er redenen zijn om aan te nemen dat het
vonnis in eerste aanleg feitelijke en juridische onjuistheden bevat. Het is in dat geval onwenselijk dat daarvan enige precedentwerking
zal uitgaan. De Staat heeft dit in een ˈturbospoedappèlˈ voorgelegd aan het gerechtshof
Den Haag, zodat op een zo kort mogelijke termijn duidelijkheid wordt verkregen voor
alle betrokkenen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen verder dat het kabinet van mening is
dat het vonnis is gebaseerd op onjuiste feitelijke en juridische uitgangspunten. In
de brief noemt de Minister een enkel voorbeeld van wat hij een juridische onjuistheid
vindt (de gelijkschakeling van Hongaarse en Afghaanse bewakers). Wat zijn volgens
de Minister de ander onjuiste juridische uitgangspunten waar het vonnis op is gebaseerd?
Wat zijn volgens de Minister de onjuiste feitelijke uitgangspunten in het vonnis van
de kantonrechter?
9. Antwoord van het kabinet:
Volgens het kabinet is het vonnis gebaseerd op feitelijke en juridische onjuistheden,
zoals het gelijkstellen van Hongaarse en Afghaanse bewakers en het toepassen van artikel
7:658 lid 4 BW. Tevens constateert het kabinet dat de rechter niet heeft gedifferentieerd
naar de individuele eisers en bijvoorbeeld niet heeft beoordeeld of alle 42 eisers
daadwerkelijk als bewaker op de Nederlandse ambassade-compounds werkzaam waren. Voor het overige wil het kabinet niet vooruitlopen op de lopende
rechtszaak bij het gerechtshof.
Het kabinet bevestigt de verplichting om de benodigde stappen te ondernemen om zich
aan het vonnis te houden totdat het vonnis is geschorst. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
vragen of de Minister kan bevestigen dat de eisers die een overbrengingsverzoek doen
op basis van het vonnis van 2 september 2025 kunnen rekenen op dezelfde bijstand van
de Staat als personen die op basis van het overbrengingsprotocol naar Nederland worden
overgebracht. In het bijzonder vragen deze leden of de Staat ook de eisers die een
overbrengingsverzoek doen op basis van het vonnis van 2 september 2025, helpt met
het aanvragen van in- en uitreisdocumenten voor transitlanden, zoals Iran en Pakistan?
10. Antwoord van het kabinet:
Het gerechtshof heeft op vrijdag 12 september jl. de verplichting van de Staat om
het vonnis per direct uit te voeren geschorst totdat het gerechtshof in het hoger
beroep over deze zaak heeft geoordeeld. Het kabinet wacht de uitspraak in hoger beroep
af.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de Staat op basis van het vonnis
op een door de eisers gekozen tijdstip vervoer en toelating tot Nederland moet regelen.
De advocaat van de bewakers heeft reeds voor twee eisers de informatie doorgegeven
voor het mvv-visum («machtiging tot voorlopig verblijf») op 5 september. De advocaat
heeft ook aangegeven dat deze eisers vanaf 11 september 2025 hun mvv-visum en vliegticket
willen ophalen bij de ambassade in Islamabad. Tot nu toe heeft de Staat niet bevestigt
dat deze documenten op 11 september 2025 zullen klaarliggen. Hoe verhoudt zich dat
tot de stelling dat het kabinet zich aan het vonnis houdt? Gaat de Minister zich nu
daadwerkelijk houden aan het vonnis en ervoor zorgen dat deze mensen zo snel mogelijk
kunnen worden overgebracht?
11. Antwoord van het kabinet:
Het gerechtshof heeft op 12 september jl. de verplichting voor de Staat om het vonnis
per direct uit te voeren geschorst. Het kabinet zal daarom niet verder ingaan op het
verzoek tot overbrenging van de twee eisers die zich reeds hebben gemeld. Het kabinet
wacht de uitspraak in hoger beroep af.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie en hebben
geen verdere vragen of opmerkingen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van het kabinet op
de uitspraak in het kort geding met betrekking tot 42 voormalige Afghaanse ambassadebewakers.
De leden hebben hierover enkele vragen.
In de kabinetsreactie geeft het kabinet aan dat er bij het vonnis van de kantonrechter
een precedent wordt geschapen voor ander extern ingehuurd personeel dat indirect werkt
voor onze ambassades. Kan de Minister meer in diepte treden op welke manier dit vonnis
een precedent schept. Kan de Minister inzicht bieden in de schadelijke gevolgen van
een scenario waarin er inderdaad meer extern ingehuurde medewerkers uit landen in
crisissituaties naar Nederland overgebracht moeten worden? Heeft de Minister gekeken
naar vergelijkbare zaken in andere Europese landen?
12. Antwoord van het kabinet:
De Staat heeft hoger beroep ingesteld, omdat er redenen zijn om aan te nemen dat het
vonnis in eerste aanleg zowel feitelijke als juridische onjuistheden bevat. Het is
in dat geval onwenselijk dat daarvan enige precedentwerking zal uitgaan. Daarom heeft
de Staat dit in een ˈturbospoedappèlˈ voorgelegd aan het gerechtshof Den Haag, zodat op een zo kort mogelijke termijn duidelijkheid kan worden verkregen
voor alle betrokkenen.
Daarnaast hebben de leden van de VVD-fractie kennisgenomen van het feit dat het kabinet
van plan is via een turbospoedappel in hoger beroep te gaan. De leden hebben ook kennisgenomen
van de verplichting van het kabinet om zich in de tussentijd te houden aan het vonnis.
Is het kabinet van plan naast de eisers ook ander extern ingehuurd personeel van de
desbetreffende ambassade te contacteren in de tussentijd? Heeft de Minister een goed
beeld om hoeveel mensen het in totaal zou gaan? Is de Minister van plan om te kijken
naar de werkwijze waarop andere Europese landen dit hebben gedaan?
13. Antwoord van het kabinet:
Het vonnis van de kantonrechter heeft betrekking op de 42 eisers. Het kabinet zal
om deze reden geen ander extern ingehuurd personeel dat op de Nederlandse ambassade-compounds in Kaboel heeft gewerkt benaderen. Tevens constateert het kabinet dat de rechter
niet heeft gedifferentieerd naar de individuele eisers en bijvoorbeeld niet heeft
beoordeeld of alle 42 eisers daadwerkelijk als bewaker op de Nederlandse ambassade-compounds werkzaam waren.
Op dit moment is het nog niet aan de orde om te kijken naar de werkwijze waarop andere
Europese landen het overbrengen van extern ingehuurd personeel hebben ingericht.
De leden van de VVD fractie-constateren dat de uitspraak in het kort geding de Staat
vordert om de medewerkers en hun familieleden naar Nederland over te laten brengen,
maar vervolgens niet ingaat op de vraag of deze groep in aanmerking komt voor een
verblijfsvergunning. Welke gevolgen verwacht de Minister dat de uitspraak van de kantonrechter
heeft op de kans van de ambassademedewerkers en hun familieleden om een succesvolle
asielaanvraag in te dienen? Welke implicaties heeft de constatering van de kantonrechter,
dat de bewakers in Afghanistan zijn blootgesteld aan vrijheidsbeperkende situaties
en bedreigingen, voor de kans op asiel?
14. Antwoord van het kabinet:
Nu het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter ook de verhouding met
de asielprocedure raakt, loopt het kabinet daar nog niet op vooruit. In de regel beoordeelt
de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) een asielaanvraag op grond van het geldende
asielbeleid voor het betrokken land en de individuele omstandigheden van alle betrokkenen.
Afhankelijk van deze beoordeling zal worden bepaald of betrokkenen voor bescherming
in aanmerking komen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met zorg kennisgenomen van de kabinetsreactie op
de uitspraak in het kort geding over de voormalige Afghaanse ambassadebewakers. Deze
leden hebben de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de D66-fractie wijzen erop dat er aan 42 personen en hun families destijds
is toegezegd dat zij een uitweg naar Nederland zouden krijgen. Deze leden vragen de
Minister te bevestigen dat dit inderdaad het geval is en vragen waarom het kabinet
deze belofte niet nakomt.
Hoe verhoudt dit zich tot de geloofwaardigheid van Nederland in huidige en toekomstige
missies waar lokaal personeel nodig zal zijn, zo vragen zij. Voorts vragen zij of
de Minister zich kan voorstellen dat Nederland hiermee een onbetrouwbare en onaantrekkelijke
werknemer wordt voor lokaal personeel dat eveneens te vrezen heeft voor toekomstige
wraakacties.
15. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet heeft op 27 september 2024 (Kamerstuk 27 925, nr. 970) aan uw Kamer laten weten dat het geen opvolging zal geven aan de intentie van het
vorige kabinet om een inspanning te plegen jegens een afgebakende groep Afghaanse
bewakers. Het kabinet heeft hiermee een andere afweging gemaakt dan het vorige kabinet
en deze is uitvoerig toegelicht in de Kamerbrief schriftelijke beantwoording vragen
Afghaanse bewakers van 22 oktober 2024 (Kamerstuk 27 925, nr. 972). Het uitgangspunt is altijd geweest dat extern ingehuurde bewakers niet in aanmerking
kwamen voor overbrenging, omdat zij niet in dienst waren van de Staat, maar van een
privaat bedrijf en dus onder de werkgeversverantwoordelijkheid vallen van dit private
bedrijf. Dat is altijd aan betrokkenen gecommuniceerd.
Tevens zijn de extern ingehuurde ambassadebewakers in de voorbereiding van de evacuatie
niet als mogelijk te evacueren personen aangemerkt. Ook zijn ze in de speciale voorziening,
die bekend is gemaakt middels de Kamerbrief van 11 oktober 2021 (Kamerstuk 27 925, nr. 860), niet opgenomen als groep die in aanmerking komt voor overbrenging naar Nederland.
Het kabinet neemt zijn geloofwaardigheid en zorgplicht jegens lokaal personeel uiterst
serieus. Derhalve heeft het kabinet heldere kaders geschetst in de Kamerbrief van
15 mei 2023 (Kamerstuk 36 200 X, nr. 85) omtrent de werkgeversverantwoordelijkheid bij de inzet van lokaal personeel bij
toekomstige missies en op Nederlandse ambassades en consulaten. Dit kader omvat tevens
een heldere beschrijving van waar de werkgeversverantwoordelijkheid ligt in het geval
van externe inhuur. De Nederlandse Staat draagt conform deze kaders verantwoordelijkheid
voor de lokale medewerker (en diens kerngezin) die, in dienst van de Nederlandse Staat,
werkzaamheden verricht voor een militaire of civiele missie, ambassade of consulaat
en als gevolg daarvan aantoonbaar persoonlijk gevaar loopt. Aangaande de invulling
van deze verantwoordelijkheid hanteert Nederland een getrapte aanpak. De Nederlandse
Staat heeft de afgelopen jaren in meerdere situaties waarbij de veiligheid van lokale
medewerkers in het geding was conform dit beleid zijn verantwoordelijkheid genomen
in het verstrekken van noodvoorzieningen om deze medewerkers conform deze getrapte
aanpak in veiligheid te brengen (in eerste instantie in het land zelf of in de regio).
Nederland zal dit in de toekomst blijven doen en toont zich hiermee een betrouwbare
werkgever.
De leden van de D66-fractie wijzen erop dat de rechter heeft vastgesteld dat de Afghaanse
ambassadebewakers door hun werk bedreigd werden en door de Taliban worden gezien als
handlangers van de tegenstanders. Daarmee lopen zij ernstig gevaar. Daarnaast rekent
de rechter het de Staat aan dat Hongaarse bewakers van de Nederlandse ambassade in
2021 wel werden geëvacueerd, maar niet de Afghaanse bewakers. De rechter heeft dit
een verboden onderscheid genoemd en geoordeeld dat Nederland de Afghaanse bewakers
op dezelfde wijze had moeten behandelen. Hoe beoordeelt de Minister deze constatering,
vragen de aan het woord zijnde leden. Erkent de Minister dat Nederland zijn zorgplicht
onvoldoende is nagekomen en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld, zo vragen zij. En
zij vragen waarom het kabinet er dan niet voor kiest om dit onrecht te herstellen,
maar in plaats daarvan zich hiertegen verzet in hoger beroep.
16. Antwoord van het kabinet:
De Staat heeft hoger beroep ingesteld, omdat er redenen zijn om aan te nemen dat het
vonnis in eerste aanleg feitelijke en juridische onjuistheden bevat, bijvoorbeeld
het gelijkstellen van Hongaarse bewakers en Afghaanse bewakers. Zij zijn door speciale
eenheden van een partnerland naar het vliegveld gebracht en uiteindelijk zonder tussenkomst
van Nederland gerepatrieerd naar Hongarije. Zij hadden als EU-onderdanen recht op
consulaire bijstand en hierover zijn voorafgaand aan de acute evacuatiefase specifieke
afspraken gemaakt.
Gezien de feitelijke en juridische onjuistheden in het vonnis is het onwenselijk dat
daarvan enige precedentwerking zal uitgaan. De Staat heeft dit in een ˈturbospoedappèlˈ
voorgelegd aan het gerechtshof Den Haag, zodat op een zo kort mogelijke termijn duidelijkheid
wordt verkregen voor alle betrokkenen.
Eveneens is het gerechtshof gevraagd om het vonnis te schorsen in afwachting van de
beslissing op het hoger beroep. Op 12 september jl. heeft het gerechtshof geoordeeld
dat het kabinet voorlopig geen uitvoering hoeft te geven aan het vonnis, totdat op
het hoger beroep is beslist.
Het kabinet schrijft dat overbrenging naar Nederland niet mogelijk is, terwijl onder
anderen het Verenigd Koninkrijk en Canada wél in staat zijn individuen over te brengen.
De leden van de D66-fractie vragen waar het kabinet op heeft gebaseerd dat dit niet
mogelijk is en zij vragen de Minister de ambtelijke adviezen hierover te delen met
de Kamer. Klopt het dat verschillende aangrenzende landen bereid zijn het overbrengen
van individuen te faciliteren, zo vragen zij.
17. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet heeft in de Kamerbrief van 5 september jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 1012) aangegeven dat gedwongen terugkeer naar Afghanistan op dit moment niet mogelijk
is. Overbrenging naar Nederland is wel mogelijk. Zo wordt onder moeilijke omstandigheden
nog altijd geprobeerd om de laatste groep Afghanen, die daarvoor in aanmerking zijn
gekomen onder de criteria van de speciale voorziening die middels de brief van 11 oktober
2021 (Kamerstuk 27 925, nr. 860) aan uw Kamer bekend is gemaakt, naar Nederland over te brengen.
Het kabinet kan niet bij voorbaat vaststellen of aangrenzende landen bereid zijn het
overbrengen van individuen te faciliteren.
De leden van de D66-fractie lezen dat het kabinet van mening is dat het vonnis verstrekkende
gevolgen heeft, waarbij wordt verwezen naar het feit dat het ministerie in andere
landen niet alleen gebruik maakt van inhuur van externe dienstverleners voor bewaking,
maar ook voor schoonmaak en tuinonderhoud. Deze leden vinden dit argument merkwaardig,
aangezien het criterium zou moeten zijn of iemand gevaar loopt als gevolg van zijn
werkzaamheden voor Nederland en niet zou moeten afhangen van de aard van deze werkzaamheden.
Daarbij zijn er serieuze signalen dat deze bewakers gevaar lopen als gevolg van hun
werk. Kan het kabinet uitsluiten dat deze bewakers gevaar lopen als gevolg van hun
werkzaamheden voor Nederland, zo vragen zij.
18. Antwoord van het kabinet:
Na de machtsovername hebben de Taliban een algemene amnestie afgekondigd. Dit houdt
in dat Afghanen die in het verleden voor de overheid of buitenlandse ambassades en
organisaties hebben gewerkt daarvoor niet gestraft worden. Tevens hebben de Taliban
aangegeven dat mensen die voor ambassades werkten niet vervolgd zullen worden. Er
is geen informatie waaruit blijkt dat de Taliban de amnestie systematisch schenden.
Dat neemt niet weg dat er mensenrechtenschendingen plaatsvinden. Echter is het vanwege
de complexe samenleving in Afghanistan naar mening van het kabinet onmogelijk om gefundeerde
uitspraken te doen over de onderliggende redenen van mensenrechtenschendingen jegens
specifieke individuen.
Bewakers in dienst van de externe dienstverlener hebben na de val van Kaboel doorgewerkt
op de Nederlandse ambassade-compounds tot aan de afstoting daarvan, waarvan de eerste eind 2021 en de tweede eind 2022
plaatsvond. Er is sindsdien met enige regelmaat contact geweest met de externe dienstverlener
over de veiligheid van de voormalige extern ingehuurde ambassadebewakers. Tot op heden
heeft het kabinet geen berichten ontvangen waaruit blijkt dat bewakers die voor de
externe dienstverlener werkten gevaar lopen vanwege hun voormalige werkzaamheden voor
de Nederlandse ambassade.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de motie-Belhaj c.s.
over kaders voor de inzet van lokale medewerkers bij toekomstige militaire missies
en op de Nederlandse ambassades en consulaten (Kamerstuk 35 925 X, nr. 29), zo vragen de leden van de D66-fractie. Deze leden vragen de Minister een overzicht
te maken van het beleid ten aanzien van de zorgplicht voor lokaal personeel van de
Europese Unie, het Verenigd Koninkrijk, Canada en Duitsland en deze met de Kamer te
delen en te verwerken in de uitvoering van de voornoemde motie-Belhaj c.s. Daarnaast
vragen zij de Minister uiteen te zetten welke gevolgen de uitspraak heeft voor de
groep Defensiebewakers, de ASG (Afghan Security Guard)-bewakers en de EUPOL-bewakers,
waarvoor ook een zorgplicht geldt.
19. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet ziet toe op zorgvuldige uitvoering van de kaders voor de inzet van lokale
medewerkers bij toekomstige militaire missies en op de Nederlandse ambassades en consulaten,
zoals op 15 mei 2023 met de Kamer is gedeeld (Kamerstuk 36 200 X, nr. 85). De Nederlandse Staat heeft de afgelopen jaren in meerdere situaties waarbij de
veiligheid van lokale medewerkers in het geding was conform dit beleid zijn verantwoordelijkheid
genomen in het verstrekken van noodvoorzieningen om deze medewerkers aan de hand van
deze getrapte aanpak in veiligheid te brengen.
Het kabinet heeft op 27 september 2024 (Kamerstuk 27 925, nr. 970) de Kamer geïnformeerd geen opvolging te willen geven aan de intentie van het vorige
kabinet om een afgebakende groep Afghaanse bewakers, waaronder de Afghan Security Guards (ASG), voor overbrenging in aanmerking te laten komen. Een uitspraak in deze zaak
van de 42 ambassadebewakers heeft geen gevolgen voor de ASG-bewakers. Tevens heeft
het vorige kabinet in de Staat van het Consulaire 2024 van 28 juni 2024 (Kamerstuk
36 410 V, nr. 88) meegedeeld dat voor EUPOL-bewakers geen modaliteit wordt voorzien.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben met grote teleurstelling kennisgenomen van de kabinetsreactie
op de uitspraak in kort geding met betrekking tot.42 voormalige Afghaanse ambassadebewakers.
Dit heeft bij eerdergenoemde leden tot de volgende opmerkingen en vragen geleid.
Sinds de Staat in cassatie ging tegen de uitspraak over de uitvoer van F-35 onderdelen
naar Israël, wisten de leden van de SP-fractie al hoe zeer dit kabinet kan volharden
in hardvochtige en onmenselijke standpunten, zelfs bij verloren rechtszaken. Dat het
kabinet nu belastinggeld gaat uitgeven in een nieuwe juridische procedure om te voorkomen
dat zij 42 bewakers naar Nederland moet halen, die in gevaar zijn omdat zij bij hebben
gedragen aan de veiligheid van Nederlands personeel, is zelfs voor dit kabinet een
nieuw dieptepunt.
Het kabinet schrijft dat «het vonnis onomkeerbare gevolgen met zich meebrengt, alleen
al omdat terugkeer naar Afghanistan van de bewakers en gezinsleden die naar aanleiding
van het voorlopige vonnis naar Nederland worden overgebracht momenteel niet mogelijk
is.» De leden van de SP-fractie vragen waarom het kabinet deze optie open zou willen
houden. Was het kabinet werkelijk van plan om de Afghaanse bewakers bij aankomst in
Nederland nog met een theoretische mogelijkheid te confronteren dat ze alsnog terug
zouden moeten? Na alles wat zij meegemaakt hebben? Deze leden ontvangen graag een
uitgebreide reactie van het kabinet.
20. Antwoord van het kabinet:
Nu de verhouding tussen de asielprocedure en de beslissing van de kantonrechter ook
onderwerp is van het hoger beroep, loopt het kabinet daar niet op vooruit. In de regel
beoordeelt de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) een asielaanvraag op grond
van het geldende asielbeleid voor het betrokken land en de individuele omstandigheden
van alle betrokkenen. Afhankelijk van deze beoordeling zal worden bepaald of betrokkenen
voor bescherming in aanmerking komen. Zoals het kabinet in de Kamerbrief van 5 september jl.
(Kamerstuk 27 925, nr. 1012) heeft aangegeven, is gedwongen terugkeer naar Afghanistan op dit moment niet mogelijk.
Het kabinet schrijft: «Het kabinet is van mening dat de werkgeversverantwoordelijkheid
voor extern ingehuurd personeel (inclusief bewakers) bij de externe partij ligt.»
De leden van de SP-fractie zijn van mening dat de situatie in Afghanistan uitzonderlijk
is en dat het Nederlandse kabinet voor deze 42 bewakers een bijzondere zorgplicht
heeft. Deelt de Minister die opvatting? En deelt de Minister de opvatting dat zijn
handelen in deze casus het buitengewoon onaantrekkelijk maakt voor mensen in andere
landen om ooit nog iets voor Nederland te doen?
21. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet deelt niet de opvatting dat Nederland in dit geval een zorgplicht heeft
jegens extern ingehuurd personeel. Het kabinet is van mening dat de verantwoordelijkheid,
inclusief de zorgplicht, voor extern ingehuurd personeel bij de externe partij ligt.
Immers heeft het extern ingehuurde personeel geen arbeidsovereenkomst met de Nederlandse
Staat maar met de externe partij.
Tevens deelt het kabinet niet de opvatting dat zijn handelen in deze casus het buitengewoon
onaantrekkelijk maakt voor mensen in andere landen om ooit nog iets voor Nederland
te doen. Het kabinet neemt zijn geloofwaardigheid en zorgplicht jegens lokaal personeel
uiterst serieus. Derhalve heeft het kabinet heldere kaders geschetst in de Kamerbrief
van 15 mei 2023 (Kamerstuk 36 200 X, nr. 85) omtrent de werkgeversverantwoordelijkheid bij de inzet van lokaal personeel bij
toekomstige missies en op Nederlandse ambassades en consulaten. Dit kader omvat tevens
een heldere beschrijving van waar de werkgeversverantwoordelijkheid ligt in het geval
van externe inhuur. De Nederlandse Staat draagt conform deze kaders verantwoordelijkheid
voor de lokale medewerker (en diens kerngezin) die, in dienst van de Nederlandse Staat,
werkzaamheden verricht voor een militaire of civiele missie, ambassade of consulaat
en als gevolg daarvan aantoonbaar persoonlijk gevaar loopt. Aangaande de invulling
van deze verantwoordelijkheid hanteert Nederland een getrapte aanpak. De Nederlandse
Staat heeft de afgelopen jaren in meerdere situaties waarbij de veiligheid van lokale
medewerkers in het geding was conform dit beleid zijn verantwoordelijkheid genomen
in het verstrekken van noodvoorzieningen om deze medewerkers conform deze getrapte
aanpak in veiligheid te brengen. Nederland zal dit in de toekomst blijven doen en
toont zich hiermee een betrouwbare werkgever.
De leden van de SP-fractie vragen welke «benodigde stappen» het kabinet momenteel
neemt om zich aan het vonnis te houden.
22. Antwoord van het kabinet:
Naar aanleiding van het vonnis van 2 september jl. heeft het kabinet eerste stappen
gezet voor het mogelijk maken van deze overbrengingen. Het overbrengen van Afghanen
is een complex proces. Dat proces bestaat uit verschillende stappen, waaronder verificatie
van alle gegevens en documenten.
Het gerechtshof heeft op 12 september jl. de verplichting voor de Staat geschorst
om per direct uitvoering te geven aan het vonnis totdat het hof in het hoger beroep
over deze zaak heeft geoordeeld. Om deze reden onderneemt het kabinet momenteel geen
stappen om het vonnis uit te voeren.
Daarnaast zouden eerdergenoemde leden graag willen weten hoeveel kosten de Minister
maakt met het beginnen van deze juridische procedure. Vindt de Minister dit bedrag
en het persoonlijke leed dat hij veroorzaakt werkelijk in verhouding staan tot het
voorkomen van het overbrengen van 42 bewakers en hun familieleden naar Nederland?
23. Antwoord van het kabinet:
De redenen waarom hoger beroep is aangetekend heeft het kabinet toegelicht in de brief
aan uw Kamer van 5 september jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 1012). Bij kosten van een juridische procedure gaat het met name om proceskosten zoals
griffierecht, de ureninzet van ambtenaren en het inschakelen van het kantoor van de
landsadvocaat. Die inzet is ook nu nog gaande. Het kabinet beschikt op dit moment
niet over een totaaloverzicht van de kosten.
II Volledige agenda
− Minister van Buitenlandse Zaken, D.M. van Weel, d.d. 05-09-2025, «Kabinetsreactie
op uitspraak in kort geding m.b.t. 42 voormalige Afghaanse ambassadebewaker» (Kamerstuk
27 925, nr. 1012)
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.F. Klaver, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
S.L. Dekker, adjunct-griffier