Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid El Abassi over de meer dan 2500 ontvangen meldingen van discriminatie na online bericht van Wilders
Vragen van het lid El Abassi (DENK) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de meer dan 2.500 ontvangen meldingen van discriminatie na online bericht van Wilders (ingezonden 8 augustus 2025).
Antwoord van Minister Van Oosten (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 19 september
2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 2957.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht dat het landelijk discriminatiemeldpunt meer dan 2.500
meldingen heeft ontvangen over een afbeelding die door PVV-leider Geert Wilders is
verspreid via sociale media?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het polariserend, racistisch en discriminerend is dat een afbeelding
wordt gedeeld waarin een jonge blonde vrouw tegenover een oudere vrouw met hoofddoek
wordt geplaatst met daarboven de tekst «Aan u de keuze op 29/10»? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Het is niet aan mij om individuele uitingen van politici of burgers te kwalificeren.
In ons land geldt de vrijheid van meningsuiting, die mede inhoudt dat ook scherpe
of kwetsende uitlatingen mogelijk moeten zijn. Grenzen aan die vrijheid zijn vastgelegd
in de wet, en de beoordeling of een uiting discriminatoir of strafbaar is, is primair
aan de rechter.
Vraag 3
Vindt u dat deze uiting binnen de grenzen van de vrijheid van meningsuiting valt,
of is er, mede gezien eerdere soortgelijke uitingen van deze politicus, sprake van
een patroon dat duidt op aanzetten tot haat of discriminatie?
Antwoord 3
Het is aan het Openbaar Ministerie (OM) om te beoordelen of er sprake is van een strafbare
uiting en, zo ja, of vervolging wordt ingesteld. De vrijheid van meningsuiting is
een fundamenteel recht dat slechts in uitzonderlijke gevallen en onder strikte voorwaarden
kan worden beperkt. Ik doe daar als Minister geen uitspraken over, juist omdat dit
een onafhankelijke beoordeling door het OM en de rechter vereist.
Vraag 4
Heeft het Openbaar Ministerie (OM) deze uiting inmiddels in behandeling genomen, en
zo ja, op welke gronden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Het OM beoordeelt onafhankelijk of er aanleiding is om een onderzoek te starten naar
aanleiding van meldingen of aangiftes. Over individuele zaken doet het OM geen inhoudelijke
mededelingen zolang er geen besluit tot vervolging is genomen. Ik kan hier dan ook
niet nader op ingaan.
Vraag 5 en 6
Welke risico’s ziet u voor het maatschappelijke klimaat en de veiligheid van groepen
die door dit soort beeldvorming worden gestigmatiseerd, en hoe weegt u dat tegen de
uitingsvrijheid van politici?
Welke stappen bent u bereid te zetten om te waarborgen dat stigmatiserende, racistische
en discriminerende uitingen niet straffeloos genormaliseerd raken in het publieke
debat, in het bijzonder in verkiezingscampagnes?
Antwoord 5 en 6
Ik onderken in het algemeen dat stigmatiserende uitingen kunnen bijdragen aan gevoelens
van onveiligheid en uitsluiting bij bepaalde groepen in de samenleving. Tegelijkertijd
is de vrijheid van meningsuiting een van de fundamenten van onze democratische rechtsstaat.
Het is belangrijk om beide belangen zorgvuldig te wegen. Vanuit de rijksoverheid wordt
gewerkt aan het bevorderen van inclusie, het tegengaan van discriminatie en het ondersteunen
van meldvoorzieningen waar burgers hun zorgen kunnen uiten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F. van Oosten, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.