Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen de leden van Baarle en Ergin over het rapport ‘Tussen Minaret en Ministerie’ Ministerie’
Vragen van de leden Van Baarle en Ergin (DENK) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het rapport «Tussen Minaret & Ministerie» (ingezonden 20 juni 2025).
Antwoord van Minister Rijkaart (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) en van
Staatssecretaris Nobel (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 19 september
2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 2666.
Vraag 1
Bent u bekend met het rapport «Tussen Minaret & Ministerie» van onderzoeksbureaus
Movisie en MoslimPeil?1, 2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
In hoeverre deelt u de zorgen dat maar liefst 72 procent van de moskeebesturen weinig
tot geen vertrouwen heeft in de overheid?
Antwoord 2
Het is zorgelijk dat het vertrouwen van een groot deel van de moskeebesturen in de
overheid zo laag is. Herstel van vertrouwen is nodig en vraagt om een langdurige,
open en eerlijke dialoog, op gelijkwaardige basis, alsook het voorkomen en aanpakken
van discriminatie.
Vraag 3
Ziet u in dat onder meer het heimelijk onderzoek doen in moskeeën, het schandaal van
de Fraude Signalering Voorziening (zoals het doneren aan een moskee werd gezien als
een indicator voor fraude) en het Toeslagenschandaal, het vertrouwen in de overheid
ernstig heeft geschaad en dat de rijksoverheid er alles aan moet doen om dit vertrouwen
te herstellen?
Antwoord 3
Het kabinet erkent het bestaan van een relatie tussen onrechtvaardige- en ervaren
onrechtvaardige behandeling door de overheid en het vertrouwen in de overheid. De
verantwoordelijkheid voor het herstel daarvan ligt deels bij de overheid. Daarom wordt
er op dit moment door het Sociaal en Cultureel Planbureau onderzocht hoe deze relatie
precies werkt en hoe de overheid hier in het vervolg responsiever op kan reageren
(project «Leren van signalen uit de samenleving»)3.
Een voorbeeld waarin de overheid verantwoordelijkheid heeft genomen voor zaken die
in het verleden niet goed zijn gegaan is het hersteltraject van het Ministerie van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
heeft in het verleden bij de aanpak van maatschappelijke spanningen en de preventie
van radicalisering persoonsgegevens verwerkt van voornamelijk mensen met een islamitische
achtergrond zonder dat daarvoor een rechtmatige grondslag bestond.4 Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid informeert actief personen van
wie in het verleden onrechtmatig persoonsgegevens zijn verworven en biedt hun inzage
in de verwerkingen. De toenmalig Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft
in 2023 hiervoor excuses gemaakt. Ook heeft zij erkend dat de overheid onbedoeld heeft
bijgedragen aan stigmatisering van islamitische gemeenschappen. De Staatssecretaris
Participatie en Integratie heeft in juni 2025 de voortgang van dit traject gedeeld
en gereflecteerd op het afgeronde onderzoek van de Autoriteit Persoonsgegevens over
deze kwestie.5
Vraag 4
Welke nieuwe maatregelen is het kabinet van plan om te nemen naar aanleiding van het
bovengenoemde rapport?
Antwoord 4
Het kabinet neemt het rapport «Tussen Minaret en Ministerie» serieus en werkt aan
gerichte maatregelen om dit vertrouwen te herstellen. Voor dit herstel is allereerst
de dialoog tussen overheid en de moslimgemeenschappen van groot belang. Het kunnen
vaststellen van de zorgen die binnen de gemeenschappen leven, is effectiever wanneer
het kabinet dit uit eerste hand kan vernemen door middel van het aangaan van de dialoog.
Welke departementen er op dit moment in gesprek zijn met de moslimgemeenschappen,
of dat voornemens zijn te doen, wordt in vraag 8 verder uiteengezet
Ook is aan Uw Kamer per brief6 dit jaar toegezegd de kabinetsreactie op het Nationaal onderzoek moslimdiscriminatie
en het verder voorkomen en bestrijden van moslimdiscriminatie7
Vraag 5
Erkent u uw eigen rol in de verdere polarisatie en ondermijning van het vertrouwen
van moskeebestuurders en de islamitische gemeenschappen in de overheid, door uw uitspraak
dat «islamitische jongeren voor een groot deel onze Nederlandse normen en waarden
niet onderschrijven»? En bent u inmiddels bereid uw welgemeende excuses hiervoor aan
te bieden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
De Staatssecretaris Participatie en Integratie heeft met uw Kamer in het WGO over
integratie op 25 november 2024 gesproken.8
Vraag 6
Bent u bereid onomwonden uit te spreken dat moskeeën een positieve bijdrage leveren
aan de Nederlandse samenleving en in dat licht ook te stoppen met al het stigmatiserende
en discriminerende beleid dat moslims primair beschouwt als veiligheidsrisico?
Antwoord 6
In Nederland mag je geloven wat je wilt en uiting geven aan je geloof. Voor Nederlandse
moslims horen moskeeën daarbij. Moskeeën zijn een plek in onze samenleving om uiting
te kunnen geven aan de islam. Moskeeën zijn niet alleen gebedshuizen, maar vaak ook
ontmoetingsplekken en steunpunten in de wijk, en bruggenbouwers in de verschillende
gemeenschappen. Moskeeën die dit doen vervullen daarmee ook een maatschappelijke rol.
We werken aan beleid dat vertrekt vanuit vertrouwen, gelijkwaardigheid en respect.
Het Beleidskompas vervult daarin een belangrijke rol. Om in de toekomst onbewust discriminerend
en stigmatiserend beleid tegen te gaan en te voorkomen, wordt er op dit moment gewerkt
aan het verstevigen en prominenter maken van de discriminatietoets in het Beleidskompas.
Tevens werkt de Staatscommissie tegen discriminatie en racisme aan een beleidsvariant
van de Discriminatietoets Publieke Dienstverleners (DPD) en is de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties in gesprek op welke wijze er aan de DPD een vervolg kan
worden gegeven. Hiermee wordt beoogd mogelijk discriminerende effecten in nieuw beleid
en wetgeving te voorkomen.
Vraag 7
In hoeverre wilt u zich inspannen om, zoals terecht gebeurt bij de bestrijding van
antisemitisme, ook een aparte Nationaal Coördinator Bestrijding Moslimhaat in het
leven te roepen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Er is bewust gekozen voor het instellen van een Nationaal Coördinator tegen Discriminatie
en Racisme (NCDR) die zich inzet voor alle discriminatiegronden. Naast de NCDR is
er ook een Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding (NCAB).
De NCAB is op nadrukkelijk verzoek van uw Kamer ingesteld9 en sluit tevens aan bij de oproep van de Europese Commissie in 2021. Deze oproep,
het aanstellen van een nationaal coördinator antisemitismebestrijding en een separate
aanpak van antisemitisme, is gedaan naar aanleiding van de EU-strategie10 op de aanpak van antisemitisme en het groeiend aantal incidenten in Europese lidstaten.
Desalniettemin acht het kabinet het wenselijk dat de overige discriminatiegronden
bij één instituut belegd worden, zodat versnippering van de aandacht en aanpak van
deze gronden voorkomen wordt. Hierdoor wordt er rekening gehouden met de verbinding
tussen de verschillende actoren en de intersectionaliteit van talloze discriminatiegronden,
alsook mogelijke synergie in de aanpakken.
Vraag 8
Welke concrete stappen gaat u zetten om nog vóór de aankomende verkiezingen te komen
tot een jaarlijks en structureel overlegmoment tussen de politieke top van uw ministerie
(waaronder uzelf) en vertegenwoordigers van de Nederlandse moslimgemeenschap en dit
te implementeren in beleid?
Antwoord 8
Het betrekken van moslims bij de aanpak van moslimdiscriminatie is van essentieel
belang. Op dit moment worden er binnen meerdere departementen structurele en periodieke
gesprekken gevoerd.
Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voert een periodieke dialoog met
een brede vertegenwoordiging van moslimorganisaties, waaronder moskeekoepels. Deze
dialoog is geen eenmalige inspanning, maar een continu proces waarin er actief wordt
samengewerkt aan het delen van zorgen, het vergroten van wederzijds begrip en het
versterken van de maatschappelijke verbinding.
Tevens heeft Staatssecretaris Participatie en Integratie gesprekken gevoerd met Collectief
Jonge Moslims (CJM) en de K9, een samenwerkingsverband van regionale moskeekoepels
in Nederland.
De Minister van OCW heeft twee keer met de moslimstudentenorganisatie Moslimstudenten
Associatie Nederland (MSA NL) gesproken. Deze gesprekken zijn als prettig ervaren.
Ook wordt er op ambtelijk niveau met organisaties gesproken.
Vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bestaat tevens
de wens om in gesprek te blijven met de moslimgemeenschap. Op 10 juli jl. heeft er
een gesprek tussen de voormalig Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
en MSA NL en CJM plaatsgevonden. Onderwerp van gesprek was de huidige problematiek
en (politieke) situatie omtrent moslimdiscriminatie en discriminatie van moslimstudenten
in Nederland. Daarnaast hebben zij hun persoonlijke ervaringen gedeeld en is er gesproken
over welke oorzaken hier volgens hen aan ten grondslag liggen. De wens vanuit het
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is om deze overleggen structureel
te blijven voeren. Er is daarom door de voormalig Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties de toezegging gedaan om halfjaarlijks een gesprek te voeren.
Het volgende gesprek staat gepland voor het einde van Q4.
Diezelfde dag hebben de Ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties een bijeenkomst georganiseerd waarbij de uitkomsten van
het Nationaal onderzoek moslimdiscriminatie gedeeld en besproken zijn met onder andere
vertegenwoordigers van moslimgemeenschappen en het maatschappelijk middenveld. Door
middel van deelsessies is er op de verbeterkansen die uit het onderzoek naar voren
komen gereflecteerd binnen de domeinen zorg, overheid en arbeidsmarkt/onderwijs. Bezien
zal worden of en hoe er aan deze uitkomsten beleidsmatig structurele invulling kan
worden gegeven.
Tevens zijn de Minister-President, voormalig Minister Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Staatssecretaris Participatie en Integratie, en de Staatssecretaris Funderend Onderwijs
en Emancipatie op 26 augustus jl. tijdens een Catshuissessie in gesprek gegaan met
een groep moslimjongeren. Zij gaven aan zich niet voldoende gehoord te voelen en ervaren
een gebrek aan vertrouwen in de politiek en de overheid.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F. Rijkaart, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.