Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 22-23 september 2025 en appreciatie van de wetenschappelijke vangstadviezen van de Raad voor het Onderzoek naar Zee (ICES) (Kamerstuk 21501-32-1726)
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1728
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur heeft een aantal
vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister en Staatssecretaris van Landbouw,
Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over de geannoteerde agenda voor de Landbouw-
en Visserijraad op 22–23 september 2025 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1726).
De vragen en opmerkingen zijn op 15 september 2025 aan de Minister en Staatssecretaris
van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur voorgelegd. Bij brief van 19 september
2025 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Aardema
De griffier van de commissie, Van den Brule-Holtjer
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
8
II
Antwoord/Reactie van de Minister voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
9
III
Volledige agenda
25
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda.
Deze leden hebben hun vragen en opmerkingen uiteengezet op de volgorde gehanteerd
in de Kamerbrief (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1726). De inbreng richt zich op de visserij-gerelateerde onderwerpen op de agenda.
Visserij
Vaststelling voorwaarden van de steun van de Unie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het moeilijk om te reageren op het
kabinetsstandpunt in deze gedachtewisseling, zolang de Kamerbrief waarin het standpunt
wordt toegelicht nog niet is gedeeld. Deze leden vragen de demissionair Minister en
Staatssecretaris daarom om zich terughoudend op te stellen in dit overleg. Kunnen
de bewindspersonen op hoofdlijnen toelichten wat zij in zullen brengen in deze gedachtewisseling
en toezeggen hierin geen toezeggingen te doen, totdat de Kamer de inbreng vooraf heeft
kunnen beoordelen?
Jaarlijkse consultaties vangstmogelijkheden voor 2026
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn kritisch op de wijze waarop de vangstmogelijkheden
tot stand komen. De verschillende inzichten, ingegeven door de nationale belangen
van verschillende landen, leiden tot een ongelijk speelveld en politiseren het proces.
Dit leidt tot een onwenselijke en oneerlijke situatie, waarin de gezondheid van vispopulaties
en de maritieme natuur uiteindelijk aan het kortste eind trekken. Deze leden vragen
de demissionair Minister om vast te houden aan de International Council for the Exploration
of the Sea (ICES)-adviezen als leidende wetenschappelijke onderbouwing. Is de demissionair
Minister van mening dat de Europese Unie (EU) in gesprek moet gaan met het Verenigd
Koninkrijk (VK) en Noorwegen om te komen tot heldere lange termijn afspraken over
gedeelde bestanden? Is de demissionair Minister bereid om in haar inzet te pleiten
om de gezondheid van vispopulaties en de maritieme natuur tot uitgangspunt te maken
van nieuw te maken afspraken?
Beheer aalscholvers
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie benadrukken het belang van terughoudendheid
bij het beheren van vogelpopulaties. Het beheren van dieren in het belang van commerciële
activiteit is niet de bedoeling: dieren horen zoveel mogelijk met rust gelaten te
worden. Daarom vragen deze leden om nooit in te stemmen met beheersmaatregelen zonder
een onomstreden wetenschappelijke onderbouwing waaruit blijkt dat het proportioneel
en noodzakelijk is om de natuur en biodiversiteit te waarborgen. Is daar in het geval
van de aalscholverspopulatie nu sprake van? Deze leden vragen de demissionair Minister
om zich wat dit betreft uiterst terughoudend op te stellen.
Ministeriële lunch over slimmere en eenvoudigere visserijregelgeving
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie agenderen graag een diversenpunt onder dit
agendapunt. Deze leden hebben zorgen over de dalende mosselkweekproductie, terwijl
mosselen en schelpdierenkweek een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de noodzakelijke
eiwittransitie naar duurzamere bronnen van proteïne in ons dieet. Heeft de demissionair
Minister deze zorgen ook? Wat is haar analyse van de dalende teelt van mosselen in
Nederland? Deelt zij de mening dat mosselteelt een unieke en typisch Nederlandse bijdrage
kan zijn voor een duurzamere voedselconsumptie?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn ermee bekend dat mosselkwekers in de
Oosterschelde deels over willen stappen naar zogenaamde «hangculturen» om de dalende
teelt van bodemmosselen te compenseren. Ziet de demissionair Minister mogelijkheden
om gebieden die zijn aangewezen voor mosselzaadinvang (MZI), waarbij gebruik wordt
gemaakt van dezelfde touwgordijnen als bij hangculturen, ook beschikbaar te stellen
voor mosselteelt met hangculturen? Deze leden brengen ter aandacht dat dit momenteel
wordt bemoeilijkt door de richtlijn dat touwgordijnen bij MZI-locaties ’s winters
worden neergehaald, wegens het risico dat de ankers waar zij tussen worden gespannen
zouden kunnen losslaan. Is dit risico reëel volgens de demissionair Minister en zo
ja, waaruit blijkt dat? Is de demissionair Minister bereid om, in het kader van slimmere
visserijregelgeving, samen met de sector ervaring op te doen met hangculturen in MZI-locaties
door enkele van deze gebieden als pilotlocaties aan te wijzen?
Appreciatie wetenschappelijke vangstadviezen
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie onderschrijvenhet belang van voorzorg voor
vangstquota voor vissoorten waar weinig over bekend is. Echter gaan deze leden niet
mee in de analyse van de demissionair Staatssecretaris dat er «zorgvuldig per situatie
beoordeeld [moet] worden» om te onderzoeken welke vangst acceptabel is voor dit soort
vissoorten. Dit achten deze leden in strijd met het voorzorgsprincipe. Erkent de demissionair
Staatssecretaris dat het uit voorzorg reduceren van vangstmogelijkheden het uitgangspunt
moet zijn voor vissoorten waar weinig over bekend is? Hoe verwacht de demissionair
Staatssecretaris per situatie te beoordelen wat een gepaste vangst is? Hoe weegt de
demissionair Staatssecretaris het belang van gezonde vispopulaties en het beschermen
van de maritieme natuur af tegen de commerciële belangen van de visserijsector?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de
Landbouw- en Visserijraad en de appreciatie van de ICES-adviezen. Deze leden hebben
daarover de volgende opmerkingen en vragen.
Agendapunt 2: Jaarlijkse consultaties vangstmogelijkheden 2026 (EU-VK, EU-Noorwegen,
IJsland)
De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris hoe hij in de lopende onderhandelingen
met het VK, Noorwegen en IJsland de Nederlandse positie verdedigt en hoe wordt voorkomen
dat herverdeling van quota leidt tot structurele achteruitgang van de Nederlandse
vloot. Daarnaast vragen deze leden aandacht voor de juridische onduidelijkheid rond
de 5 procent-regel in de meerjarenplannen. Hoe zet Nederland zich in om hierover helderheid
te verkrijgen, zodat vissers niet jaar op jaar met onzekerheid blijven zitten?
Agendapunt 6: Ministeriële lunch – slimmere en eenvoudigere visserijregelgeving
De leden van de VVD-fractie steunen de inzet om de aanlandplicht te herzien. In de
huidige vorm leidt deze plicht tot inefficiëntie, voedselverspilling en onnodige lasten
voor vissers. Deze leden vragen de Staatssecretaris hoe hij er in Brussel voor gaat
zorgen dat er daadwerkelijk ruimte komt voor praktisch uitvoerbare alternatieven die
de ecologische doelstellingen wél halen, maar zonder dat dit leidt tot disproportionele
administratieve lasten voor vissers. Ook vragen deze leden hoe de economische gevolgen
van de huidige aanlandplicht worden ingebracht in de Europese discussie.
De leden van de VVD-fractie constateren dat de Staatssecretaris inzet op vereenvoudiging
van de Europese visserijregelgeving. Deze leden benadrukken dat het daarbij niet alleen
gaat om beleidsvoornemens, maar vooral om merkbare verlichting in de praktijk. Deze
leden vragen daarom welke concrete knelpunten Nederland in Brussel op tafel legt en
hoe wordt geborgd dat vissers daadwerkelijk minder tijd kwijt zijn aan administratie
en regels.
Diversenpunt Zweden: beheersmaatregelen aalscholvers
De leden van de VVD-fractie nemen kennis van het Zweedse voorstel om predatie door
aalscholvers op de Europese agenda te zetten. Ook in Nederland ervaren vissers schade
door aalscholvers. Deze leden vragen de Staatssecretaris of Nederland bereid is om,
naast onderzoek, ook praktische en effectievere beheersmaatregelen te bepleiten, en
daarbij desnoods aanpassing van de Vogelrichtlijn te onderzoeken. Daarnaast merken
deze leden op dat met de huidige status al beheersmaatregelen mogelijk zijn wanneer
schade wordt ondervonden, bijvoorbeeld via vergunningverlening door provincies, maar
dat dit in de praktijk nauwelijks wordt toegepast. Deze leden vragen de Staatssecretaris
waar dit volgens hem aan ligt en of er mogelijkheden zijn om provincies te ondersteunen
of te stimuleren dit instrument effectiever te benutten.
II. Appreciatie ICES-adviezen
De leden van de VVD-fractie onderstrepen het belang van duurzaam beheer van de visbestanden,
in lijn met de doelstellingen van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB). Tegelijk
vragen deze leden aandacht voor de stabiliteit en voorspelbaarheid van de vangstmogelijkheden.
De recente adviezen van ICES, met forse schommelingen en aanzienlijke verlagingen,
leiden tot grote onzekerheid in de sector. Deze leden vragen de Staatssecretaris hoe
hij zich in Europees verband inzet om te zorgen voor tijdige en stabiele adviezen,
zodat ondernemers niet worden geconfronteerd met late of sterk wisselende uitkomsten
(zoals het uitstel bij tong en kabeljauw).
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de «Geannoteerde
agenda Landbouw- en Visserijraad (22 en 23 september (ovb)). Deze leden hebben geen
vragen of opmerkingen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
komende Landbouw- en Visserijraad. Deze leden willen enkele punten nadrukkelijk onder
de aandacht brengen.
De leden van de BBB-fractie blijven benadrukken dat het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
(GLB) eenvoudiger, uitvoerbaarder en voorspelbaarder moet worden voor boeren. Uit
de Gecombineerde opgave en aanmelding 2025 (Kamerstuk 28 625, nr. 376) blijkt opnieuw dat de eco-regeling te complex en te krap is gefinancierd. Boeren
tonen massaal bereidheid om te vergroenen, maar zien zich geconfronteerd met dalende
tarieven en een wirwar aan regels. Deze leden vinden dat de norm moet zijn dat boeren
hun aanvraag zelfstandig kunnen invullen zonder dure adviseurs.
De leden van de BBB-fractie constateren dat tijdens de Landbouw- en Visserijraad de
voortgang van handelsakkoorden met onder meer Mercosur en Mexico wordt besproken.
Deze leden zijn hier uiterst kritisch op. Handelsafspraken mogen nooit leiden tot
oneerlijke concurrentie voor onze boeren en vissers. Het kan niet zo zijn dat Europese
producenten moeten voldoen aan de strengste dierenwelzijns-, milieu- en voedselveiligheidsnormen,
terwijl producten van buiten de Europese Unie (EU) die standaarden niet hoeven te
halen en tóch onze markt overspoelen. Dat is een ongelijk speelveld dat onze sector
kapotmaakt. Deze leden roepen de Minister daarom op om het principe van gelijke standaarden
voor import onwrikbaar te verdedigen en daarbij duidelijk te maken dat Nederlandse
boeren en vissers niet de rekening mogen betalen voor geopolitieke deals.
De leden van de BBB-fractie constateren dat ook in bredere zin er reden is tot zorg.
Uit recente cijfers van de Directorate-General for Agriculture and Rural Development
(DG AGRI) blijkt dat de EU-agrovoedingsimporten in mei 2025 € 17 miljard bedroegen:
een stijging van 15 procent ten opzichte van mei 2024, vooral door hoge prijzen voor
cacao en koffie. Over de eerste vijf maanden van dit jaar stegen de importen met € 11,5 miljard
(plus 16 procent) (European Commission, 4 september 2025, «EU agri-food trade remains
stable in May» (https://agriculture.ec.europa.eu/media/news/eu-agri-food-trade-remains-…)). Deze leden vragen de Minister hoe deze ontwikkeling zich verhoudt tot de Europese
inzet op voedselzekerheid en marktstabiliteit.
De leden van de BBB-fractie lezen voorts dat er tijdens de Landbouw- en Visserijraad
zal worden gesproken over regels inzake de beschikbaarheid van voorraden in noodsituaties
en ernstige crises en de veiligheid. Deze leden willen benadrukken dat voedselzekerheid
een strategisch belang van de hoogste orde is. De recente ervaringen met geopolitieke
spanningen en verstoringen in handelsketens laten zien dat Europa onvoldoende voorbereid
is op crisissituaties. Deze leden vinden dat de EU een gezamenlijke strategie moet
ontwikkelen om basisvoedsel en agrarische grondstoffen op peil te houden, zodat burgers
en boeren niet de dupe worden van tekorten. Daarbij rijst voor deze leden de vraag
of er in het kader van voedselzekerheid in uiterste gevallen ruimte moet zijn om (tijdelijk)
af te wijken van bepaalde milieuregels, mits dit zorgvuldig, tijdelijk en proportioneel
gebeurt. Een balans tussen natuurdoelen en voedselzekerheid is noodzakelijk: voedsel
voor de bevolking mag in geen geval in gevaar komen. Deelt de Minister deze mening?
Is de Minister bereid om dit in te brengen in de Landbouw- en Visserijraad?
De leden van de BBB-fractie vragen daarnaast om een appreciatie van het Commissievoorstel
om de bestaande EU-schoolregeling te beëindigen en te vervangen door een breder pakket
aan maatregelen binnen het Nationaal en Regionaal Partnerschapsfonds. Kan de Minister
toelichten of dit soort programma’s daadwerkelijk voldoende bijdragen aan gezond consumptiegedrag
bij jongeren en kennis over voedselproductie of dat hiermee juist een beproefd instrument
verloren gaat?
De leden van de BBB-fractie maken zich grote zorgen over de sectorale voorstellen
voor het GLB in het Meerjarig Financieel Kader (MFK) na 2027. Het voorstel van de
Europese Commissie (EC) om het tweepijlersysteem en de Goede landbouw- en milieuconditie
(GLMC)-verplichtingen af te schaffen en te vervangen door één geïntegreerd «Single
Plan» betekent een forse verschraling van het beleid. Volgens de EC daalt de inkomenssteun
met 20 tot 30 procent in constante prijzen, terwijl boeren juist stabiliteit en voorspelbaarheid
nodig hebben. Ministers uit België, Oostenrijk en Letland hebben al gewaarschuwd dat
dit voorstel leidt tot systemische ontwrichting, verwarring voor boeren, verlies van
plattelandsfinanciering en een ongelijk speelveld tussen lidstaten. Ook in het Europees
Parlement klonk stevige kritiek, omdat het totale MFK stijgt terwijl juist op landbouw
wordt bezuinigd.
De leden van de BBB-fractie zijn het hiermee eens en benadrukken dat Nederland zich
moet aansluiten bij de landen die pleiten voor behoud van een robuust GLB-budget.
Deze leden vragen de Minister bovendien hoe zij de risico’s beoordeelt van sterk uiteenlopende
uitbetalingen, controles en voorwaarden tussen lidstaten. Dat leidt tot fragmentatie
van beleid en oneerlijke concurrentie. Verder vragen deze leden hoe de Minister aankijkt
tegen het verdwijnen van de GLMC-standaarden en de vervanging door «boerenrentmeesterschap».
Is dit in de praktijk uitvoerbaar en controleerbaar?
De leden van de BBB-fractie constaterne het volgende ten aanzien van het belang van
generatievernieuwing. De European Council of Young Farmers (CEJA) heeft erop gewezen
dat het huidige voorstel onvoldoende garanties biedt voor jonge boeren (De Boerderij,
25 juli 2025, «Europese jonge boeren teleurgesteld: plannen maar geen geld» (https://www.boerderij.nl/europese-jonge-boeren-teleurgesteld-plannen-ma…)). Deze leden vinden dat er meer concrete financiële ruimte moet komen om jonge boeren
te ondersteunen, zodat zij perspectief hebben om bij te dragen aan de groene transitie
én de voedselvoorziening.
De leden van de BBB-fractie benadrukken dat de Nederlandse visserij gebaat is bij
zekerheid en eerlijkheid. De jaarlijkse onzekerheid over quota is funest voor vissers
die moeten plannen en investeren. Deze leden vragen daarom of de Staatssecretaris
bereid is zich wederom hard te maken voor meerjarige vangstafspraken binnen de EU,
maar ook met het VK en Noorwegen.
De leden van de BBB-fractie stellen vast dat Noorwegen in eerdere jaren eenzijdig
hogere quota heeft vastgesteld, wat leidt tot oneerlijke concurrentie. Deze leden
vinden dat wetenschappelijk advies van ICES leidend moet zijn en vraagt de Staatssecretaris
om in EU-verband stevig op te treden tegen deze praktijken van Noorwegen. Anders worden
onze eigen vissers zeer benadeeld, doordat er dan op lange termijn overbevissing optreed.
Deze leden willen graag dat er bij het GVB voldoende ruimte blijft voor nationale
keuzes en dat vissers niet opnieuw verstrikt raken in extra Brusselse regels. Vereenvoudiging
moet merkbaar zijn op het water, niet alleen op papier.
De leden van de BBB-fractie zien dat vissers en kustgemeenschappen steeds vaker de
dupe worden van de toenemende aalscholverpopulatie. Ook neemt de biodiversiteit in
veel sloten af, wat tot problemen leidt met de Kaderrichtlijn Water. Deze leden vragen
de Staatssecretaris of hij erkent dat de huidige bescherming knelpunten oplevert en
of Nederland pleit voor een Europees beheersplan dat de schade voor visserij en aquacultuur
beperkt.
De leden van de BBB-fractie vinden dat sociaaleconomische belangen van vissers en
hun gemeenschappen volwaardig moeten meewegen. Innovatieve pilots en praktijkoplossingen
verdienen een plek in het beleid. Deelt de Staatssecretaris deze mening?
De leden van de BBB-fractie willen graag dat er binnen de Europese Gemeenschap GVB
aandacht komt voor een aanpassing van de Haagse Preferenties, zodat er een gelijk
speelveld ontstaat met Ierland. Het kan niet zo zijn dat Ierland onevenredig veel
quota krijgt ten opzichte van andere EU-landen, waaronder Nederland vanwege de Brexit.
De leden van de BBB-fractie vragen speciale aandacht voor de makreelquota. Het VK,
de Faeröer en Noorwegen vissen hier momenteel onevenredig veel op. Dit brengt het
bestand onder veilige waardes en leidt ertoe dat Europese vissers straks gedwongen
worden om minder te vissen. Deze leden dringen erop aan dat dit bestand, samen met
de tonijnquota, grote prioriteit krijgt in de onderhandelingen.
De leden van de BBB-fractie vragen daarnaast de Staatssecretaris of hij in EU-verband
opnieuw aandacht wil vragen bij de EC over de situatie rond de Real Time Closed Area’s
(RTC’s). De EC heeft eerder beloofd aanpassingen te doen in de wet- en regelgeving,
maar tot op heden is er niets gebeurd. Ondanks meerdere Kamervragen en brandbrieven
blijven vissers vastzitten aan verouderde regels die hen onevenredig hard treffen.
De leden van de BBB-fractie maken zich zorgen over signalen vanuit de sector over
onevenredig harde controles door Denemarken op Nederlandse vissers. Er is sprake van
vrijwel wekelijkse zeer strenge controles waarbij straffen en boetes disproportioneel
hoog zijn. Dit krijgt volgens vissers de vormen van een heksenjacht. Deze leden vragen
de Staatssecretaris of hij in EU-verband en richting andere lidstaten kan aandringen
op proportionele en eerlijke controles.
De leden van de BBB-fractie willen verder vragen of de Staatssecretaris in gesprek
wil gaan met de directeur van Wageningen Marine Research (WMR) over de Aalbeheerordening
in Europees verband. De huidige manier waarop aal in het verre verleden werd gemeten
is niet meer in lijn met moderne wetenschappelijke methoden. Wat ertoe leidt dat er
telkens nul vangstadviezen worden afgegeven, terwijl de aalpopulatie volgens vissers
en wetenschappers wel toeneemt. Deze leden vragen de Staatssecretaris om in EU-verband
aandacht te vragen voor een herziening van de aalbeheerverordening, en om andere lidstaten
nadrukkelijk op te roepen meer te doen voor de bescherming van de aal. Dat betekent:
harder optreden tegen de illegale vangst van glasaal voor export naar China, en zorgen
voor betere doorgangen voor de aal bij barrierés.
De leden van de BBB-fractie vragen de Staatssecretaris ook in verband met de rivierkreeft
te onderzoeken of er extra Europese financiële middelen beschikbaar zijn voor de bestrijding.
Ook vragen deze leden of de Staatssecretaris in Europees verband beter kan optreden
en ervaringen kan uitwisselen met zijn collega’s in andere lidstaten over hoe zij
deze aanpak vormgeven. Deze leden vragen daarnaast hoe de Minister gaat borgen dat
er een eerlijk budgettair evenwicht blijft bestaan tussen landbouw en visserij binnen
het nieuwe MFK.
De leden van de BBB-fractie benadrukken dat demersale en pelagische visserij verschillende
uitdagingen kennen. Eén uniforme regel is vaak onwerkbaar. Hoe zorgt de Minister ervoor
dat er maatwerk komt voor de verschillende soorten visserij? Deze leden vragen hoe
het staat met de plannen rond Fully Documented Fisheries en hoe de Minister ervoor
zorgt dat vissers niet worden opgezadeld met disproportionele lasten of kosten.
De leden van de BBB-fractie benadrukken tot slot dat innovatie en pilots in de sector
direct moeten worden vertaald naar werkbaar beleid. Deze leden willen dat goede ideeën
uit de praktijk niet stranden in Brusselse bureaucratie, maar echt hun weg vinden
naar regelgeving.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de agenda voor de Landbouw-
en Visserijraad van 22 en 23 september en hebben hier nog een aantal vragen over.
Visserij
De leden van de PvdD-fractie constateren dat het kabinet zich op het gebied van visserij
voornamelijk inzet voor het verruimen van de mogelijkheden voor Nederlandse vissers
om meer te kunnen vissen. Deze leden vinden dit kortzichtig, omdat de oceanen steeds
meer onder druk komen te staan, door overbevissing, bijvangsten, aantasting van kwetsbare
ecosystemen en de achteruitgang van de biodiversiteit. Deze leden lezen dat de Staatssecretaris
met «relevante stakeholders» in gesprek is over de vangstadviezen. Kan de Staatssecretaris
aangeven welke stakeholders dat zijn? Gaat hij hierover ook in gesprek met organisaties
die de belangen van de dieren of de natuur vertegenwoordigen, zoals de Dierencoalitie
of de Vissenbescherming? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PvdD-fractie wijzen erop dat de Kamer ook moties heeft aangenomen
die juist vragen om verbeterd welzijn van onderwaterdieren. Kan de Staatssecretaris
aangeven wat de laatste stand van zaken is omtrent de motie van de leden Kostić en
Holman over zich inzetten voor een Europees importverbod op garnalen met afgeknipte
ogen (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1640)? Is de Staatssecretaris bereid om zich bij de aankomende Landbouw- en Visserijraad
in te zetten voor een Europees importverbod, zoals de motie verzoekt, aangezien deze
Raad voor een belangrijk deel over visserij gaat? Zo nee, waarom niet? Kan de Staatssecretaris
aangeven in welke mate nog garnalen met afgeknipte ogen worden verkocht in Nederlandse
supermarkten en andere afzetkanalen? Op welke manier gaat hij ervoor zorgen dat hier
een einde aan komt?
Aalscholvers
De leden van de PvdD-fractie lezen dat vissers stellen «last te hebben» van aalscholvers
en dat zij willen dat deze dieren worden gedood. Onderschrijft de Staatssecretaris
dat de vissen in de oceaan niet toebehoren aan de vissers, maar een belangrijk onderdeel
zijn van het mariene ecosysteem en dat andere dieren, zoals aalscholvers, gewoon vis
mogen vangen en eten? Zo nee, waarom niet? Kan de Staatssecretaris aangeven hoeveel
aalscholvers de afgelopen vijf jaar in Nederland zijn gedood door de mens? Hoeveel
hiervan vanwege concurrentie met vissers? Is de Staatssecretaris bereid zich bij de
Landbouw- en Visserijraad uit te spreken tegen het doden van aalscholvers? Zo nee,
waarom niet?
II Antwoord / Reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda.
Deze leden hebben hun vragen en opmerkingen uiteengezet op de volgorde gehanteerd
in de Kamerbrief (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1726). De inbreng richt zich op de visserij-gerelateerde onderwerpen op de agenda.
Visserij
Vaststelling voorwaarden van de steun van de Unie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het moeilijk om te reageren op het
kabinetsstandpunt in deze gedachtewisseling, zolang de Kamerbrief waarin het standpunt
wordt toegelicht nog niet is gedeeld. Deze leden vragen de demissionair Minister en
Staatssecretaris daarom om zich terughoudend op te stellen in dit overleg. Kunnen
de bewindspersonen op hoofdlijnen toelichten wat zij in zullen brengen in deze gedachtewisseling
en toezeggen hierin geen toezeggingen te doen, totdat de Kamer de inbreng vooraf heeft
kunnen beoordelen?
Antwoord
Ten aanzien van het gehele Meerjarig Financieel Kader (MFK)-pakket geldt een behandelvoorbehoud.
Daarom zal de Staatssecretaris zich in de komende Raad hierover terughoudend opstellen.
De Staatssecretaris zal wel van de gelegenheid gebruikmaken om Commissaris Kadis een
aantal vragen te stellen over de voorstellen van de Commissie. Tevens zal hij zich
uitspreken langs de lijn van het diversenpunt «Future support for EU fisheries» dat
de Staatssecretaris heeft ingebracht op de Landbouw- en Visserijraad van 18 maart
2025, waarin hij aandacht heeft gevraagd voor de verschillende uitdagingen die de
visserij- en aquacultuursector kent.
Jaarlijkse consultaties vangstmogelijkheden voor 2026
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn kritisch op de wijze waarop de vangstmogelijkheden
tot stand komen. De verschillende inzichten, ingegeven door de nationale belangen
van verschillende landen, leiden tot een ongelijk speelveld en politiseren het proces.
Dit leidt tot een onwenselijke en oneerlijke situatie, waarin de gezondheid van vispopulaties
en de maritieme natuur uiteindelijk aan het kortste eind trekken. Deze leden vragen
de demissionair Minister om vast te houden aan de International Council for the Exploration
of the Sea (ICES)-adviezen als leidende wetenschappelijke onderbouwing.
Is de demissionair Minister van mening dat de Europese Unie (EU) in gesprek moet gaan
met het Verenigd Koninkrijk (VK) en Noorwegen om te komen tot heldere lange termijn
afspraken over gedeelde bestanden?
Antwoord
Zoals eerder aan de Kamer is gemeld (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1710), zal de Staatssecretaris zich ervoor inzetten om de vangstmogelijkheden vast te
stellen in lijn met het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB). Bij het vaststellen
van de hoogte van de totale vangstmogelijkheden deelt de Staatssecretaris de mening
dat wetenschappelijke vangstadviezen leidend moeten zijn bij het vaststellen van vangstmogelijkheden
om duurzaamheid van de visserij te waarborgen. Niet alle adviezen zijn echter even
eenduidig. Daarnaast is de Staatssecretaris van mening dat naast ecologische doelstellingen
ook de socio-economische doelstelling als een van de drie pijlers uit het GVB meegewogen
moet worden bij besluitvorming om vissers perspectief te kunnen bieden, waar mogelijk.
In de jaarlijkse onderhandelingen met het VK en Noorwegen wordt per bestand gekeken
hoe de gedeelde bestanden het beste beheerd kunnen worden. Bij het vaststellen van
de vangstmogelijkheden en beheerafspraken zal de Staatssecretaris zich in blijven
zetten voor heldere langetermijnafspraken, in lijn met de pijlers van het GVB, zoals
ook hierboven benoemd. Wel blijft Nederland bij het maken van de afspraken afhankelijk
van onderhandelingen met derde partijen.
Is de demissionair Minister bereid om in haar inzet te pleiten om de gezondheid van
vispopulaties en de maritieme natuur tot uitgangspunt te maken van nieuw te maken
afspraken?
Antwoord
Zoals hierboven aangegeven vormen de wetenschappelijke vangstadviezen de basis voor
de inzet van de Staatssecretaris bij het vaststellen van vangstmogelijkheden, om de
duurzaamheid van de visserij ook in de toekomst zeker te stellen. De Staatssecretaris
weegt bij deze vaststelling ook mogelijke socio-economische gevolgen hierbij af, om
zo een balans op te zoeken tussen de drie pijlers van het GVB. Het GVB stelt dat visserijen
naast langdurig duurzaam ook beheerd dienen te worden op een manier die strookt met
sociaaleconomische doelstellingen.
Beheer aalscholvers
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie benadrukken het belang van terughoudendheid
bij het beheren van vogelpopulaties. Het beheren van dieren in het belang van commerciële
activiteit is niet de bedoeling: dieren horen zoveel mogelijk met rust gelaten te
worden. Daarom vragen deze leden om nooit in te stemmen met beheersmaatregelen zonder
een onomstreden wetenschappelijke onderbouwing waaruit blijkt dat het proportioneel
en noodzakelijk is om de natuur en biodiversiteit te waarborgen. Is daar in het geval
van de aalscholverspopulatie nu sprake van? Deze leden vragen de demissionair Minister
om zich wat dit betreft uiterst terughoudend op te stellen.
Antwoord
Door Zweden is een diversenpunt ingebracht om tot een gezamenlijke Europese aanpak
voor aalscholvers te komen. Dit is ingegeven doordat met name in het Oostzeegebied
aalscholvers een impact op de visbestanden hebben. Deze situatie speelt op dit moment
niet in Nederland. Desalniettemin is het goed dat nu aan de Commissie wordt verzocht
om met een aanpak te komen. De Staatssecretaris zal het verzoek van Zweden hiertoe
steunen. Daarbij zal uiteraard aandacht moeten zijn voor onderzoek en wetenschappelijke
onderbouwing.
Ministeriële lunch over slimmere en eenvoudigere visserijregelgeving
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie agenderen graag een diversenpunt onder dit
agendapunt. Deze leden hebben zorgen over de dalende mosselkweekproductie, terwijl
mosselen en schelpdierenkweek een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de noodzakelijke
eiwittransitie naar duurzamere bronnen van proteïne in ons dieet. Heeft de demissionair
Minister deze zorgen ook? Wat is haar analyse van de dalende teelt van mosselen in
Nederland? Deelt zij de mening dat mosselteelt een unieke en typisch Nederlandse bijdrage
kan zijn voor een duurzamere voedselconsumptie?
Antwoord
De Staatssecretaris deelt de zorgen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie en
onderkent dat mariene eiwitten, zoals mosselen, een belangrijke bijdrage kunnen leveren
aan een duurzame en gezonde voedselproductie. Het belang van deze eiwitten blijkt
onder meer uit de visie op voedsel uit zee en grote wateren, zoals deze in maart 2024
aan de Kamer is aangeboden. Met deze visie wordt duiding gegeven aan de toekomst voor
voedselwinning op de lange termijn. De afgelopen decennia is de mosselproductie in
de traditionele kweekgebieden (Oosterschelde en Waddenzee) aanzienlijk gedaald. Mede
gelet hierop worden initiatieven ontwikkeld om te komen tot nieuwe kweekmogelijkheden
voor schelpdieren in het algemeen en mosselen in het bijzonder in de Noordzee. Hiertoe
is in 2022 onder meer de Blue Deal Schelpdieren gesloten. In samenspraak met de Staatssecretaris
van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) verkent de Staatssecretaris mogelijkheden
voor experimenten met mosselkweek in de Noordzeekustzone.
Dit onderwerp leent zich niet direct als onderwerp voor een diversenpunt tijdens een
Raad. Ten algemene vraagt de Staatssecretaris in diversie Europese gremia aandacht
voor het belang van mariene eiwitten in het voedselbeleid.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn ermee bekend dat mosselkwekers in de
Oosterschelde deels over willen stappen naar zogenaamde «hangculturen» om de dalende
teelt van bodemmosselen te compenseren. Ziet de demissionair Minister mogelijkheden
om gebieden die zijn aangewezen voor mosselzaadinvang (MZI), waarbij gebruik wordt
gemaakt van dezelfde touwgordijnen als bij hangculturen, ook beschikbaar te stellen
voor mosselteelt met hangculturen? Deze leden brengen ter aandacht dat dit momenteel
wordt bemoeilijkt door de richtlijn dat touwgordijnen bij MZI-locaties ’s winters
worden neergehaald, wegens het risico dat de ankers waar zij tussen worden gespannen
zouden kunnen losslaan. Is dit risico reëel volgens de demissionair Minister en zo
ja, waaruit blijkt dat? Is de demissionair Minister bereid om, in het kader van slimmere
visserijregelgeving, samen met de sector ervaring op te doen met hangculturen in MZI-locaties
door enkele van deze gebieden als pilotlocaties aan te wijzen?
Antwoord
In 2008 is het mosselconvenant gesloten tussen de mosselsector, natuur- en milieuorganisaties
en het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, waarbij afspraken
zijn gemaakt over een gefaseerde afbouw van de bodemmosselzaadvisserij in de Waddenzee.
In ruil voor deze sluiting van visgebieden wordt de mosselsector mogelijkheden geboden
om het benodigde mosselzaad als grondstof voor de kweek in te vangen met mosselzaadinvanginstallaties
(MZI’s). Deze MZI’s worden in het voorjaar te water gelaten en dienen ingevolge waterstaats-
en veiligheidseisen in het najaar weer uit het water gehaald te worden. Om de transitie
voor de mosselsector mogelijk te maken, is het van groot belang dat de mogelijkheden
voor invang van mosselzaad zo optimaal mogelijk worden benut. Dit is ook in het belang
van de huidige mosselkweekbedrijven, die allen zijn georganiseerd in de Producentenorganisatie
van de Nederlandse Mosselcultuur (PO Mosselcultuur). Afgezien van mogelijke veiligheidseisen,
waarvoor de Staatssecretaris van IenW verantwoordelijkheid draagt, is de Staatssecretaris
van mening dat eventueel gebruik van MZI’s voor kweekactiviteiten niet ten koste mag
gaan van het oorspronkelijke doel: het invangen van mosselzaad ten behoeve van de
mosselkweek. Bijkomstigheid hierbij is dat de huidige zoektocht naar nieuwe kansrijke
MZI-locaties – om de overeengekomen gefaseerde sluiting van bodemzaadgebieden in de
Waddenzee te compenseren – moeizaam blijkt te zijn door de aanwezigheid van archeologische
wrakken in de Waddenzeebodem. Gelet hierop is het noodzakelijk dat de huidige MZI-locaties
maximaal worden gebruikt voor de invang van mosselzaad. Desalniettemin ben ik in gesprek
met de sector om de mogelijkheden van dergelijke pilots te onderzoeken.
Appreciatie wetenschappelijke vangstadviezen
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie onderschrijven het belang van voorzorg voor
vangstquota voor vissoorten waar weinig over bekend is. Echter gaan deze leden niet
mee in de analyse van de demissionair Staatssecretaris dat er «zorgvuldig per situatie
beoordeeld [moet] worden» om te onderzoeken welke vangst acceptabel is voor dit soort
vissoorten. Dit achten deze leden in strijd met het voorzorgsprincipe. Erkent de demissionair
Staatssecretaris dat het uit voorzorg reduceren van vangstmogelijkheden het uitgangspunt
moet zijn voor vissoorten waar weinig over bekend is? Hoe verwacht de demissionair
Staatssecretaris per situatie te beoordelen wat een gepaste vangst is? Hoe weegt de
demissionair Staatssecretaris het belang van gezonde vispopulaties en het beschermen
van de maritieme natuur af tegen de commerciële belangen van de visserijsector?
Antwoord
De wetenschappelijke vangstadviezen vormen de basis voor de inzet van de Staatssecretaris
bij het vaststellen van vangstmogelijkheden, om de duurzaamheid van de visserij ook
in de toekomst zeker te stellen. Hierbij worden ook de socio-economische gevolgen
gewogen om zo een balans te vinden tussen de drie pijlers van het GVB. Het GVB stelt
dat visserijen naast langdurig duurzaam ook beheerd dienen te worden op een manier
die strookt met sociaaleconomische doelstellingen.
In het wetenschappelijk advies wordt ook rekening gehouden met het voorzorgsprincipe.
Zo bepaalt de mate van beschikbaarheid van gegevens over een visbestand in welke categorie
een bestand wordt geplaatst door ICES.
In de richtlijnen van ICES is opgenomen dat elke drie jaar een automatische korting
wordt toegepast in het advies op bestanden waar minder gegevens voor beschikbaar zijn
(categorie 5 en 6)1. Daarnaast past ICES maatwerk toe in gegevensarme bestanden die niet tot deze categorieën
behoren2. Ik steun de aanpak van ICES om maatwerk toe te passen en zie dit als aanpak voor
alle bestanden waar ICES adviezen voor opstelt, ook voor de categorieën waarop dit
nog niet van toepassing is. Maatwerk moet gebaseerd zijn op de best beschikbare wetenschappelijke
kennis en daarmee gedegen door ICES worden meegewogen in het opstellen van de adviezen.
Trends op basis van deze wetenschappelijke data worden weergegeven in de adviezen.
Niet alleen de automatische reductie is een invulling van het voorzorgsprincipe, ook
in de adviezen waarop maatwerk wordt toegepast, is er ruimte voor ICES om het voorzorgsprincipe
toe te passen in de advisering. Uiteindelijk beslist de Raad, samen met de Commissie,
over de toepassing van het voorzorgsprincipe bij het vaststellen van de vangstmogelijkheden
of de inzet in de onderhandelingen met derde landen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de
Landbouw- en Visserijraad en de appreciatie van de ICES-adviezen. Deze leden hebben
daarover de volgende opmerkingen en vragen.
Agendapunt 2: Jaarlijkse consultaties vangstmogelijkheden 2026 (EU-VK, EU-Noorwegen,
IJsland). De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris hoe hij in de lopende onderhandelingen
met het VK, Noorwegen en IJsland de Nederlandse positie verdedigt en hoe wordt voorkomen
dat herverdeling van quota leidt tot structurele achteruitgang van de Nederlandse
vloot.
Antwoord
De Commissie onderhandelt namens de lidstaten met derde landen over de vangstmogelijkheden
op basis van een door de lidstaten goedgekeurd onderhandelingsmandaat. Gedurende de
onderhandelingen worden de lidstaten op de hoogte gehouden door de Commissie in zogenoemde
«Coördinatievergaderingen». Lidstaten hebben hierbij de mogelijkheid hun inbreng te
geven. Nederland wijst op het belang van een eerlijke verdeling van de visbestanden
op basis van historische vangstaandelen met het oog op een stabiele en beheerbare
visserij. Het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen zijn zeer belangrijke partners van
de EU op tal van belangrijke visserijdossiers. Met IJsland wordt dit jaar gesproken
over wederzijdse visserijmogelijkheden.
Daarnaast vragen deze leden aandacht voor de juridische onduidelijkheid rond de 5 procent-regel
in de meerjarenplannen. Hoe zet Nederland zich in om hierover helderheid te verkrijgen,
zodat vissers niet jaar op jaar met onzekerheid blijven zitten?
Antwoord
De afgelopen jaren heeft de Raad verschillende malen verzocht om deze regel uit de
meerjarenplannen te schrappen, wegens de soms disproportionele uitwerking op de vangstmogelijkheden
en de juridische onduidelijkheid over de toepassing ervan. De Commissie heeft hiervoor
een voorstel ingediend bij de Raad en het Europees Parlement. Helaas heeft het Europees
Parlement vorig jaar besloten om dit verzoek niet in behandeling te nemen. Samen met
andere lidstaten zal de Staatssecretaris zich ook tijdens deze onderhandelingsperiode
zich blijven inzetten om artikelen uit de meerjarenplannen niet onafhankelijk van
elkaar te bezien, maar in samenhang. Op grond van de meerjarenplannen kan de Raad
andere maatregelen nemen met het oog op het herstel van een bestand, om volledige
sluiting van een visserij te voorkomen. Het kabinet vindt het wenselijk dat bij het
vaststellen van vangstmogelijkheden oog blijft voor sociaaleconomische gevolgen.
Agendapunt 6: Ministeriële lunch – slimmere en eenvoudigere visserijregelgeving. De leden van de VVD-fractie steunen de inzet om de aanlandplicht te herzien. In de
huidige vorm leidt deze plicht tot inefficiëntie, voedselverspilling en onnodige lasten
voor vissers. Deze leden vragen de Staatssecretaris hoe hij er in Brussel voor gaat
zorgen dat er daadwerkelijk ruimte komt voor praktisch uitvoerbare alternatieven die
de ecologische doelstellingen wél halen, maar zonder dat dit leidt tot disproportionele
administratieve lasten voor vissers. Ook vragen deze leden hoe de economische gevolgen
van de huidige aanlandplicht worden ingebracht in de Europese discussie.
Antwoord
De Staatssecretaris onderschrijft het doel van de aanlandplicht, namelijk het tegengaan
van voedselverspilling en selectiever vissen. Maar de aanlandplicht is niet uitvoerbaar
en handhaafbaar, blijkt uit een recente onafhankelijke studie die in opdracht van
de Commissie is uitgevoerd in het kader van de evaluatie van de aanlandplicht. De
Commissie en de lidstaten zijn zich op dit moment aan het beraden op de toekomst van
de aanlandplicht. Het kabinet ziet daarbij mogelijkheden in de vorm van een registratieplicht,
omdat een computergestuurd vangstregistratiesysteem leidt tot verbeterde betrouwbaarheid,
transparantie en uitvoerbaarheid van vangstregistratie op zee. Het is noodzakelijk
om verder te onderzoeken of het met zo een alternatief mogelijk is om de oorspronkelijke
doelstellingen van de aanlandplicht te verwezenlijken. Op dit moment wordt hier met
het Fully Documented Fisheries project door Nederland onderzoek naar gedaan. Met het
doorontwikkelingen van deze technologie wordt een geautomatiseerde vangstregistratie
zonder tussenkomst van vissers (logboeken) of waarnemers aan boord mogelijk. Dit biedt
vissers en visserijbeheerders voordelen en kan een alternatief bieden voor de huidige
aanlandplicht.
De leden van de VVD-fractie constateren dat de Staatssecretaris inzet op vereenvoudiging
van de Europese visserijregelgeving. Deze leden benadrukken dat het daarbij niet alleen
gaat om beleidsvoornemens, maar vooral om merkbare verlichting in de praktijk. Deze
leden vragen daarom welke concrete knelpunten Nederland in Brussel op tafel legt en
hoe wordt geborgd dat vissers daadwerkelijk minder tijd kwijt zijn aan administratie
en regels.
Antwoord
De inzet van de Staatssecretaris is er inderdaad op gericht dat de vereenvoudiging
ook echt leidt tot merkbare verlichting in de praktijk. Het kabinet is blij dat het
Deens voorzitterschap dit ook belangrijk vindt en hiervoor de ministeriële lunch heeft
georganiseerd. Belangrijke prioriteiten die daadwerkelijk moeten leiden tot verlichting
in de praktijk zijn onder andere het wegnemen van belemmeringen voor innovatie en
toepassing van nieuwe technieken, een alternatief voor de aanlandplicht en herziening
van de meerjarenplannen.
Diversenpunt Zweden: beheersmaatregelen aalscholvers. De leden van de VVD-fractie nemen kennis van het Zweedse voorstel om predatie door
aalscholvers op de Europese agenda te zetten. Ook in Nederland ervaren vissers schade
door aalscholvers. Deze leden vragen de Staatssecretaris of Nederland bereid is om,
naast onderzoek, ook praktische en effectievere beheersmaatregelen te bepleiten, en
daarbij desnoods aanpassing van de Vogelrichtlijn te onderzoeken.
Antwoord
Nederland zal het Zweedse voorstel ondersteunen waarbij de Commissie wordt gevraagd
om tot een gezamenlijke Europese aanpak voor de aalscholver te komen. Of dit tot een
aanpassing van de Vogelrichtlijn zou moeten leiden, is voor dit moment te vroeg om
te beoordelen. De Commissie wordt tijdens de komende Raad met het Zweedse voorstel
verzocht voor verdere uitwerking met voorstellen te komen.
Daarnaast merken deze leden op dat met de huidige status al beheersmaatregelen mogelijk
zijn wanneer schade wordt ondervonden, bijvoorbeeld via vergunningverlening door provincies,
maar dat dit in de praktijk nauwelijks wordt toegepast. Deze leden vragen de Staatssecretaris
waar dit volgens hem aan ligt en of er mogelijkheden zijn om provincies te ondersteunen
of te stimuleren dit instrument effectiever te benutten.
Antwoord
De huidige aantallen aalscholvers in Nederland hebben niet een zodanige impact op
de visstand dat bestanden hiermee direct worden beïnvloed. Daarmee ontbreekt dus de
urgentie, noodzaak en onderbouwing om de populatie te beheersen door bijvoorbeeld
het aanvragen van een vergunning voor afschot. Als lokaal op kleine geïsoleerd liggende
wateren met weinig schuilmogelijkheden voor vissen wel sprake is van een impact op
de visstand en de natuurwaarden, dan kan hiervoor vergunning worden aangevraagd. Tot
dusver wordt er echter in dergelijke omstandigheden voor gekozen om meer structuur
en schuilmogelijkheden in het water aan te brengen, bijvoorbeeld door takkenstructuren
onder water aan te leggen, waardoor de aalscholver minder effectief en dus met minder
impact kan jagen.
II. Appreciatie ICES-adviezen. De leden van de VVD-fractie onderstrepen het belang van duurzaam beheer van de visbestanden,
in lijn met de doelstellingen van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB). Tegelijk
vragen deze leden aandacht voor de stabiliteit en voorspelbaarheid van de vangstmogelijkheden.
De recente adviezen van ICES, met forse schommelingen en aanzienlijke verlagingen,
leiden tot grote onzekerheid in de sector. Deze leden vragen de Staatssecretaris hoe
hij zich in Europees verband inzet om te zorgen voor tijdige en stabiele adviezen,
zodat ondernemers niet worden geconfronteerd met late of sterk wisselende uitkomsten
(zoals het uitstel bij tong en kabeljauw).
Antwoord
De Staatssecretaris deelt de mening van de leden van de VVD-fractie dat het van belang
is om binnen de kaders van duurzame visserij te streven naar zoveel mogelijk stabiliteit
en voorspelbaarheid in de vangstmogelijkheden. Daarom zet de Staatssecretaris in op
bijvoorbeeld meerjaren-TACs (totale toegestane vangsten). Tevens zet hij zich in om
waar mogelijk bestanden te beheren conform een langetermijnbeheerplan. Een langetermijnbeheerplan
kan ertoe leiden dat deze benadering meer stabiliteit in de vangstmogelijkheden creëert,
doordat jaarlijkse fluctuaties worden gedempt. De Staatssecretaris blijft zich ook
inzetten om toe te zien op de kwaliteit van de ICES vangstadviezen, zoals toegezegd
naar aanleiding van de motie-Van der Plas (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1684). Hoewel het spijtig is dat de vangstadviezen voor tong en kabeljauw vertraagd zijn,
acht de Staatssecretaris het van belang dat opgemerkte zorgpunten worden ingebracht
en opgepakt en er gewerkt wordt aan de totstandkoming van gedegen adviezen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
komende Landbouw- en Visserijraad. Deze leden willen enkele punten nadrukkelijk onder
de aandacht brengen.
De leden van de BBB-fractie blijven benadrukken dat het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
(GLB) eenvoudiger, uitvoerbaarder en voorspelbaarder moet worden voor boeren. Uit
de Gecombineerde opgave en aanmelding 2025 (Kamerstuk 28 625, nr. 376) blijkt opnieuw dat de eco-regeling te complex en te krap is gefinancierd. Boeren
tonen massaal bereidheid om te vergroenen, maar zien zich geconfronteerd met dalende
tarieven en een wirwar aan regels. Deze leden vinden dat de norm moet zijn dat boeren
hun aanvraag zelfstandig kunnen invullen zonder dure adviseurs.
De leden van de BBB-fractie constateren dat tijdens de Landbouw- en Visserijraad de
voortgang van handelsakkoorden met onder meer Mercosur en Mexico wordt besproken.
Deze leden zijn hier uiterst kritisch op. Handelsafspraken mogen nooit leiden tot
oneerlijke concurrentie voor onze boeren en vissers. Het kan niet zo zijn dat Europese
producenten moeten voldoen aan de strengste dierenwelzijns-, milieu- en voedselveiligheidsnormen,
terwijl producten van buiten de Europese Unie (EU) die standaarden niet hoeven te
halen en tóch onze markt overspoelen. Dat is een ongelijk speelveld dat onze sector
kapotmaakt. Deze leden roepen de Minister daarom op om het principe van gelijke standaarden
voor import onwrikbaar te verdedigen en daarbij duidelijk te maken dat Nederlandse
boeren en vissers niet de rekening mogen betalen voor geopolitieke deals.
De leden van de BBB-fractie constateren dat ook in bredere zin er reden is tot zorg.
Uit recente cijfers van de Directorate-General for Agriculture and Rural Development
(DG AGRI) blijkt dat de EU-agrovoedingsimporten in mei 2025 € 17 miljard bedroegen:
een stijging van 15 procent ten opzichte van mei 2024, vooral door hoge prijzen voor
cacao en koffie. Over de eerste vijf maanden van dit jaar stegen de importen met € 11,5 miljard
(plus 16 procent) (European Commission, 4 september 2025, «EU agri-food trade remains
stable in May»)(EU agri-food trade remains stable in May – European Commission). Deze leden vragen de Minister hoe deze ontwikkeling zich verhoudt tot de Europese
inzet op voedselzekerheid en marktstabiliteit.
Antwoord
De EU is en blijft één van de belangrijkste voedselproducenten en voedselexporteurs
ter wereld. De door de Commissie uitgebrachte cijfers in mei 2025 sluiten daar ook
op aan. De totale waarde van EU landbouwexport in de eerste vijf maanden van 2025
bedraagt € 99,6 mrd en de waarden van de import in diezelfde periode bedraagt € 81,5 mrd,
wat het EU surplus op € 18,1 mrd brengt. Deze surplus is wel lager dan in de vergelijkbare
periode in 2024, wat vooral te wijten is aan de sterk gestegen prijzen voor cacao
en koffie; producten die niet in de EU geproduceerd worden. De Commissie geeft in
de eind juli gepubliceerde short term outlook voor de landbouwmarkten aan dat ondanks wereldwijde onzekerheden en geopolitieke
spanningen de landbouwmarkten van de EU over het algemeen veerkrachtig blijven. Net
als de Commissie acht de Minister het wel van belang de ontwikkelingen op de markten
zorgvuldig te blijven volgen, waarbij de Minister aandacht blijft vragen voor een
gelijk speelveld. Tijdens de Raad zal de Commissie naar verwachting een toelichting
geven op de op 3 september jl. door de Commissie aan de Raad aangeboden Raadsbesluiten
ter ondertekening en sluiting van de modernisering van het EU-Mexico Global Agreement
uit 2000 en het akkoord met Mercosur. De kamer ontvangt dit najaar, voorafgaand aan
besluitvorming in de Raad, de kabinetsappreciatie van het Mercosur-akkoord, met daarin
de voorgenomen positie van Nederland in de Raad. Ook voor het akkoord met Mexico wordt
een kabinetsappreciatie opgesteld.
De leden van de BBB-fractie lezen voorts dat er tijdens de Landbouw- en Visserijraad
zal worden gesproken over regels inzake de beschikbaarheid van voorraden in noodsituaties
en ernstige crises en de veiligheid. Deze leden willen benadrukken dat voedselzekerheid
een strategisch belang van de hoogste orde is. De recente ervaringen met geopolitieke
spanningen en verstoringen in handelsketens laten zien dat Europa onvoldoende voorbereid
is op crisissituaties. Deze leden vinden dat de EU een gezamenlijke strategie moet
ontwikkelen om basisvoedsel en agrarische grondstoffen op peil te houden, zodat burgers
en boeren niet de dupe worden van tekorten. Daarbij rijst voor deze leden de vraag
of er in het kader van voedselzekerheid in uiterste gevallen ruimte moet zijn om (tijdelijk)
af te wijken van bepaalde milieuregels, mits dit zorgvuldig, tijdelijk en proportioneel
gebeurt. Een balans tussen natuurdoelen en voedselzekerheid is noodzakelijk: voedsel
voor de bevolking mag in geen geval in gevaar komen. Deelt de Minister deze mening?
Is de Minister bereid om dit in te brengen in de Landbouw- en Visserijraad?
Antwoord
Voedselzekerheid is een strategisch belang dat het kabinet nadrukkelijk onderkent.
Het kabinet hecht waarde aan een evenwichtige afweging van voedselzekerheid met andere
doelstellingen. In dat kader heeft Nederland, in uitvoering van de motie Van der Plas
d.d. 27 maart 2025 (Kamerstuk 30 252, nr. 194), bepleit dat bij nieuwe EU-voorstellen de impact op voedselzekerheid nadrukkelijk
wordt meegenomen. Dit zal het kabinet ook in de toekomst blijven doen.
De leden van de BBB-fractie vragen daarnaast om een appreciatie van het Commissievoorstel
om de bestaande EU-schoolregeling te beëindigen en te vervangen door een breder pakket
aan maatregelen binnen het Nationaal en Regionaal Partnerschapsfonds. Kan de Minister
toelichten of dit soort programma’s daadwerkelijk voldoende bijdragen aan gezond consumptiegedrag
bij jongeren en kennis over voedselproductie, of dat hiermee juist een beproefd instrument
verloren gaat?
Antwoord
In het Commissievoorstel is aangegeven dat de schoolregeling voor schoolfruit, -groenten
en -melk blijft bestaan. Voorstel is om deze regeling vanaf 2028 onder te brengen
in het Nationale en Regionale Partnerschapsplannen (NRPP). Het huidige EU-budget dat
momenteel aan lidstaten is toegekend voor de schoolregeling zal dan komen te vervallen.
In plaats daarvan is het aan iedere lidstaat individueel om te bepalen hoeveel middelen
uit het NRPP-fonds worden bestemd voor de schoolregeling. Daarbij moet er volgens
het voorstel ook minimaal 30% nationaal budget worden ingezet. Zoals aangegeven in
het BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 4145) kan het kabinet zich vinden in het voorstel om de schoolregeling voor schoolfruit,
-groenten en -melk te continueren. Dit sluit aan bij de bredere inzet van het kabinet
op promotie en afzetbevordering, voedseleducatie en een gezondere schoolomgeving.
De voorgestelde inhoudelijke wijzigingen sluiten overwegend goed aan bij de huidige
Nederlandse strategie en uitvoering. Wel vindt het kabinet het belangrijk dat er voldoende
flexibiliteit en financiële mogelijkheden blijven voor een invulling van de schoolregeling
die past bij de nationale context.
De leden van de BBB-fractie maken zich grote zorgen over de sectorale voorstellen
voor het GLB in het Meerjarig Financieel kader (MFK) na 2027. Het voorstel van de
Europese Commissie (EC) om het tweepijlersysteem en de Goede Landbouw- en Milieuconditie
(GLMC)-verplichtingen af te schaffen en te vervangen door één geïntegreerd «Single
Plan» betekent een forse verschraling van het beleid. Volgens de EC daalt de inkomenssteun
met 20 tot 30 procent in constante prijzen, terwijl boeren juist stabiliteit en voorspelbaarheid
nodig hebben. Ministers uit België, Oostenrijk en Letland hebben al gewaarschuwd dat
dit voorstel leidt tot systemische ontwrichting, verwarring voor boeren, verlies van
plattelandsfinanciering en een ongelijk speelveld tussen lidstaten. Ook in het Europees
Parlement klonk stevige kritiek, omdat het totale MFK stijgt terwijl juist op landbouw
wordt bezuinigd.
De leden van de BBB-fractie zijn het hiermee eens en benadrukken dat Nederland zich
moet aansluiten bij de landen die pleiten voor behoud van een robuust GLB-budget.
Deze leden vragen de Minister bovendien hoe zij de risico’s beoordeelt van sterk uiteenlopende
uitbetalingen, controles en voorwaarden tussen lidstaten. Dat leidt tot fragmentatie
van beleid en oneerlijke concurrentie.
Antwoord
Ik begrijp de zorgen van de leden van de BBB-fractie. Inzet van het kabinet is dat
de middelen die uiteindelijk beschikbaar komen in het MFK voor landbouw en visserij
in verhouding staan tot de beoogde doelen en eisen die aan de lidstaten worden gesteld.
Het kabinet zal tijdens de MFK-onderhandelingen de effecten op de inkomenspositie
voor boeren en vissers meewegen en zal ook aandacht hebben voor voedselzekerheid en
het belang daarvan voor de weerbaarheid van de EU. Binnen het NRP-fonds stelt de Europese
Commissie voor € 296 miljard te reserveren voor landbouw en visserij en is er € 237 miljard
vrije bestedingsruimte die op nationaal niveau zal moeten worden verdeeld over verschillende
sectoren en beleidsterreinen waaronder landbouw. Ook krijgen lidstaten met dit voorstel
meer ruimte om Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)-interventies stimulerend te
maken op het gebied van bodem, water, natuur en milieu. Met dit voorstel wordt daarmee
nieuwe flexibiliteit ingebouwd om in te kunnen spelen op de lokale omstandigheden.
Dat vind ik positief. Tegelijkertijd mag deze flexibiliteit niet leiden tot een ongelijk
speelveld en daar zal ik tijdens de onderhandelingen aandacht voor vragen. Daarbij
zal ik ook het belang van innovatie, kennis en generatievernieuwing voor een toekomstbestendige
landbouw en visserij blijven onderstrepen.
Verder vragen deze leden hoe de Minister aankijkt tegen het verdwijnen van de GLMC-standaarden
en de vervanging door «boerenrentmeesterschap». Is dit in de praktijk uitvoerbaar
en controleerbaar?
Antwoord
Het vervangen van de GLMC-standaarden door boerenrentmeesterschap lijkt de praktische
uitvoerbaarheid en controleerbaarheid niet te verminderen. Lidstaten krijgen bovendien
met dit voorstel meer ruimte om GLB interventies stimulerend te maken op het gebied
van bodem, water, natuur en milieu. Met dit voorstel wordt daarmee beleidsmatig nieuwe
flexibiliteit ingebouwd om in te kunnen spelen op de lokale omstandigheden.
De leden van de BBB-fractie constateren het volgende ten aanzien van het belang van
generatievernieuwing. De European Council for Young Farmers (CEJA) heeft erop gewezen
dat het huidige voorstel onvoldoende garanties biedt voor jonge boeren (De Boerderij,
25 juli 2025, «Europese jonge boeren teleurgesteld: plannen maar geen geld») (https://www.boerderij.nl/Europese-jonge-boeren-teleurgesteld-plannen-ma…). Deze leden vinden dat er meer concrete financiële ruimte moet komen om jonge boeren
te ondersteunen, zodat zij perspectief hebben om bij te dragen aan de groene transitie
én de voedselvoorziening.
De leden van de BBB-fractie benadrukken dat de Nederlandse visserij gebaat is bij
zekerheid en eerlijkheid. De jaarlijkse onzekerheid over quota is funest voor vissers
die moeten plannen en investeren. Deze leden vragen daarom of de Staatssecretaris
bereid is zich wederom hard te maken voor meerjarige vangstafspraken binnen de EU,
maar ook met het VK en Noorwegen.
Antwoord
De Staatssecretaris is een groot voorstander van het vaststellen van meerjaren-TACs,
waarbij dezelfde vangstmogelijkheden voor een aantal jaren worden vastgesteld. Dit
leidt tot grotere voorspelbaarheid in de vangstmogelijkheden en hiermee kan de bedrijfsvoering
voor vissers makkelijker worden. De Commissie onderzoekt momenteel samen met ICES
de mogelijkheden hiertoe bij EU-bestanden, en in toenemende mate worden hier voorstellen
voor gedaan. De Staatssecretaris houdt deze ontwikkelingen nauwlettend in de gaten
en zal ervoor blijven pleiten om dit proces op termijn verder uit te rollen naar de
gesprekken met derde landen, om zo eventuele toepassing bij gedeelde bestanden onder
de aandacht te brengen.
De leden van de BBB-fractie stellen vast dat Noorwegen in eerdere jaren eenzijdig
hogere quota heeft vastgesteld, wat leidt tot oneerlijke concurrentie. Deze leden
vinden dat wetenschappelijk advies van ICES leidend moet zijn en vraagt de Staatssecretaris
om in EU verband stevig op te treden tegen deze praktijken van Noorwegen. Anders worden
onze eigen vissers zeer benadeeld, doordat er dan op lange termijn overbevissing optreed.
Antwoord
Alle Coastal States (de kuststaten langs de Noord-Oost-Atlantische Oceaan), waaronder
dus ook Noorwegen, onderschrijven het ICES-advies. Echter, met uitzondering van de
EU, eigenen de andere Coastal States zich een hoger deel toe dan de historische aandelen.
Daardoor vindt een hogere bevissing plaats dan het wetenschappelijk advies. De Staatssecretaris
steunt de Commissie en roept de Commissie bij elke gelegenheid op om hierover een
stevige positie in te nemen. Dit standpunt wordt door alle betrokken lidstaten ingenomen
en is sowieso ook al het eigen uitgangspunt van de Commissie bij de onderhandelingen.
Het heeft evenwel nog niet mogen geleid tot een constructievere houding van de betreffende
Coastal States.
Deze leden van de BBB-fractie willen graag dat er bij het GVB voldoende ruimte blijft
voor nationale keuzes en dat vissers niet opnieuw verstrikt raken in extra Brusselse
regels. Vereenvoudiging moet merkbaar zijn op het water, niet alleen op papier.
De leden van de BBB-fractie zien dat vissers en kustgemeenschappen steeds vaker de
dupe worden van de toenemende aalscholverpopulatie. Ook neemt de biodiversiteit in
veel sloten af, wat leidt tot problemen lijdt met de Kaderrichtlijn Water. Deze leden
vragen de Staatssecretaris of hij erkent dat de huidige bescherming knelpunten oplevert
en of Nederland pleit voor een Europees beheersplan dat de schade voor visserij en
aquacultuur beperkt.
Antwoord
De huidige aantallen aalscholvers in Nederland hebben niet een zodanige impact op
de visstand dat bestanden hiermee direct worden beïnvloed. Daarmee ontbreekt dus de
onderbouwing om de populatie te beheersen. Desalniettemin vindt de Staatssecretaris
het van belang dat dit onderwerp op Europees niveau voortvarend wordt opgepakt. Nederland
zal daarom het Zweedse verzoek om tot een gezamenlijke Europese aanpak te komen, ondersteunen.
De leden van de BBB-fractie vinden dat sociaaleconomische belangen van vissers en
hun gemeenschappen volwaardig moeten meewegen. Innovatieve pilots en praktijkoplossingen
verdienen een plek in het beleid. Deelt de Staatssecretaris deze mening?
Antwoord
De sociaaleconomische belangen van vissers en de visserijgemeenschappen hebben de
aandacht van het kabinet en wegen volwaardig mee. De Staatssecretaris ondersteunt
vissers en gemeenschappen via beleid en onderzoeken die hij heeft uitgezet, zoals
het Visserij Ontwikkel Plan (VOP). Hiermee steunt het kabinet de visclusters bij de
aanpassingen die zij moeten doen als gevolg van een kleinere, meer duurzame en diverse
aanvoersector en bij het behoud en ontwikkeling van het sociaal-cultureel erfgoed
van de visserijgemeenschappen. Tevens heeft de Staatssecretaris met het VOP middelen
beschikbaar gesteld voor het visserijonderwijs. Om op de lange termijn te kunnen overleven
en duurzaam te produceren is een innovatieve sector cruciaal. Daarom stelt de Staatssecretaris
jaarlijks zowel Europese als nationale middelen beschikbaar om innovatie binnen de
visserij te blijven ondersteunen.
De leden van de BBB-fractie willen graag dat er binnen de Europese Gemeenschap GVB
aandacht komt voor een aanpassing van de Haagse Preferenties, zodat er een gelijk
speelveld ontstaat met Ierland. Het kan niet zo zijn dat Ierland onevenredig veel
quota krijgt ten opzichte van andere EU-landen, waaronder Nederland vanwege de Brexit.
De leden van de BBB-fractie vragen speciale aandacht voor de makreelquota. Het VK,
de Faeröer en Noorwegen vissen hier momenteel onevenredig veel op. Dit brengt het
bestand onder veilige waardes en leidt ertoe dat Europese vissers straks gedwongen
worden om minder te vissen. Deze leden dringen erop aan dat dit bestand, samen met
de tonijnquota, grote prioriteit krijgt in de onderhandelingen.
Antwoord
Over tonijn-quota wordt niet in deze fora met de Coastal States onderhandeld. Wat
betreft de verdeling en overbenutting van de makreelquota door de andere Coastal States,
en dientengevolge het risico van lagere vangsten door de EU-lidstaten, deelt de Staatssecretaris
deze zorgen. Hij zal deze dan ook waar aan de orde benoemen. Er is geen reden om aan
te nemen dat dit niet ook de hoogste prioriteit bij de andere lidstaten en de Commissie
heeft.
De leden van de BBB-fractie vragen daarnaast de Staatssecretaris of hij in EU-verband
opnieuw aandacht wil vragen bij de EC over de situatie rond de Real Time Closed Area’s
(RTC’s). De EC heeft eerder beloofd aanpassingen te doen in de wet- en regelgeving,
maar tot op heden is er niets gebeurd. Ondanks meerdere Kamervragen en brandbrieven
blijven vissers vastzitten aan verouderde regels die hen onevenredig hard treffen.
Antwoord
Zoals de Staatssecretaris eerder aan de Kamer heeft laten weten, is hij zich bewust
van de knelpunten die de Real Time Closures (RTCs) opleveren en de impact die zij
hebben op de praktijk van de vissers (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1721). De Staatssecretaris heeft deze problematiek onder de aandacht gebracht bij Eurocommissaris
Kadis. De Eurocommissaris heeft aangegeven eerst een onderbouwing vanuit de lidstaten
nodig te hebben voordat een evaluatie van de wetgeving kan plaatsvinden. De sector,
de NVWA en Wageningen Marine Research worden door de Staatssecretaris betrokken bij
het opstellen van deze onderbouwing. Daarnaast is afstemming met andere lidstaten
van belang, omdat uiteindelijk een gedragen voorstel essentieel is. Wanneer verdere
formele stappen in de procedure aan de orde zijn, zal de Staatssecretaris hierover
de Kamer informeren.
De leden van de BBB-fractie maken zich zorgen over signalen vanuit de sector over
onevenredig harde controles door Denemarken op Nederlandse vissers. Er is sprake van
vrijwel wekelijkse, zeer strenge controles, waarbij straffen en boetes disproportioneel
hoog zijn. Dit krijgt volgens vissers de vormen van een heksenjacht. Deze leden vragen
de Staatssecretaris of hij in EU-verband en richting andere lidstaten kan aandringen
op proportionele en eerlijke controles.
Antwoord
Voor toezicht en handhaving van de visserij zijn lidstaten gebonden aan de regels
van de Controleverordening en zijn controles gebaseerd op risicoanalyses. Bij een
overtreding is de lidstaat verantwoordelijk voor de sanctionering van de geconstateerde
overtreding. Hierbij zijn het nationale straf- en bestuursrecht van de lidstaat waar
de overtreding is begaan, vigerend. Op Europees niveau is hierover afgesproken dat
de maatregelen proportioneel moeten zijn aan de overtreding en niet discriminatoir
mogen zijn. De Commissie en het Communautair Bureau voor Visserijcontrole (EFCA) zien
toe op de wijze waarop lidstaten hieraan uitvoering geven. Nederland zal in Europees
verband het belang van proportionele en eerlijke controles onder de aandacht blijven
brengen.
De leden van de BBB-fractie willen verder vragen of de Staatssecretaris in gesprek
wil gaan met de directeur van Wagening Marine Research (WMR) over de Aalbeheerordening
in Europees verband. De huidige manier waarop aal in het verre verleden werd gemeten
is niet meer in lijn met moderne wetenschappelijke methoden. Wat ertoe leidt dat er
telkens nul vangstadviezen worden afgegeven, terwijl de aalpopulatie volgens vissers
en wetenschappers wel toeneemt. Deze leden vragen de Staatssecretaris om in EU-verband
aandacht te vragen voor een herziening van de aalbeheerverordening, en om andere lidstaten
nadrukkelijk op te roepen meer te doen voor de bescherming van de aal. Dat betekent:
harder optreden tegen de illegale vangst van glasaal voor export naar China, en zorgen
voor betere doorgangen voor de aal bij barrierés.
Antwoord
Over de stand van zaken met betrekking tot de aal is de Kamer geïnformeerd per brief
van 19 december 2024 (Kamerstuk 29 664, nr. 211). De Kamer is toen geïnformeerd naar aanleiding van de resultaten van de driejaarlijkse
evaluatie van de stand van de aal en de getroffen beheermaatregelen met betrekking
tot de aal, zoals die kort daarvoor aan de Commissie was toegezonden. Hieruit bleek
dat de schattingen van de bestandsindicatoren over de afgelopen drie jaren een voorzichtig
stijgende lijn laten zien. En dat sprake is van een lichte toename van uittrekkende
paairijpe aal (schieraal) en van een teruggang van de sterfte door menselijk handelen
(atropogene sterfte). Dat is goed nieuws. Dit betekent echter niet dat deze ontwikkeling
direct terug te zien is in vangstadviezen, omdat deze zien op de hoeveelheid glasaal
zoals die jaarlijks voor Europese kusten arriveren. Een lichte verbetering in de volwassen
aal en de voor voortplanting wegtrekkende aal is niet direct zichtbaar in de hoeveelheid
glasaal die voor de Europese kusten verschijnt.
De Staatssecretaris heeft in eerdergenoemde brief van 19 december 2024 naar aanleiding
van de evaluatie aangegeven dat hij erop zal inzetten dat er uiteindelijk een aanpassing
van de sturingsdoelen in de Aalverordening komt. Inzet daarbij is om toe te werken
naar een aanpak waarbij niet langer wordt gestuurd op de lastig vast te stellen biomassa
zonder menselijk handelen, maar dit te vervangen door een eenvoudiger en meer eenduidig
vast te stellen sturingsdoelstelling. Dit voorkomt dat lidstaten verschillende berekeningsmethoden
hanteren zoals op dit moment bij de biomassa-berekening het geval is. Inzet is om
tot een doelstelling en berekeningswijze te komen waarmee de progressie in het herstel
van de aalstand in alle lidstaten op dezelfde wijze wordt vastgesteld. Hier zal Nederland
zich ook in de komende periode in alle contacten in Europa onverminderd voor blijven
inzetten. Ook de aanpak van illegale handel van glasaal naar buiten de EU heeft daarbij
aandacht, waarbij overigens moet worden aangetekend dat op dit punt in de afgelopen
jaren al voortgang is geboekt en verschillende internationale stroperslijnen succesvol
zijn aangepakt. In de verschillende overleggen in Europees verband wordt de Nederlandse
inzet, uit voornoemde brief aan de Kamer van 19 december 2024, steeds onder de aandacht
gebracht. Een gesprek met de directeur van Wageningen Marine Research kan daar naar
verwachting weinig aan toevoegen, omdat dit in Europees verband moet worden opgepakt.
De leden van de BBB-fractie vragen de Staatssecretaris ook in verband met de rivierkreeft
te onderzoeken of er extra Europese financiële middelen beschikbaar zijn voor de bestrijding.
Ook vragen deze leden of de Staatssecretaris in Europees verband beter kan optreden
en ervaringen kan uitwisselen met zijn collega’s in andere lidstaten over hoe zij
deze aanpak vormgeven.
Antwoord
Bestrijden van rivierkreeften, door middel van het wegvangen, is geen effectieve maatregel.
Bestrijding moet intensief en continu worden uitgevoerd om effectief te zijn, daarmee
is deze maatregel erg duur. Bestrijding alleen is daarom geen oplossing, maar kan
wel onderdeel zijn van een maatregelenpakket om de uitheemse rivierkreeften te kunnen
beheersen. In het verleden hebben provincies Programme for the Environment and Climate Action (LIFE)-subsidies aangevraagd voor pilots rondom de beheersing van invasieve exoten.
Ik zal onderzoeken welke Europese financiële middelen mogelijk gebruikt kunnen worden
voor beheersmaatregelen tegen uitheemse rivierkreeften of voor onderzoek naar beheersmaatregelen.
Op ambtelijk niveau wordt met andere lidstaten al kennis uitgewisseld over beheersing
van uitheemse rivierkreeften. Echter, deze lidstaten hebben tot nu toe geen nieuwe
of andere inzichten over de beheersing dan wij. Dit komt onder meer doordat het Nederlandse
watersysteem een ander karakter heeft dan in de rest van Europa. Hierdoor is de invloed
van uitheemse rivierkreeften veelal minder of in ieder geval anders dan in Nederland.
Nederland lijkt veel meer last te hebben van de uitheemse rivierkreeften en loopt
daarom ook voorop in de kennisontwikkeling rond maatregelen. Ik zeg echter graag toe
dat ik in Europees verband de aanpak van uitheemse rivierkreeften zal bespreken. Mocht
hieruit toch blijken dat een samenwerkingsverband van meerwaarde is, dan ga ik die
samenwerking graag aan.
Deze leden vragen daarnaast hoe de Minister gaat borgen dat er een eerlijk budgettair
evenwicht blijft bestaan tussen landbouw en visserij binnen het nieuwe MFK.
Antwoord
In het voorstel van de Europese Commissie wordt € 296 miljard gereserveerd voor landbouw
en visserij. Daarnaast is er binnen het NRP-fonds € 237 miljard vrije bestedingsruimte
die op nationaal niveau zal moeten worden verdeeld over verschillende sectoren en
beleidsterreinen, waaronder landbouw en visserij. Nederlandse inzet is om te borgen
dat de middelen die uiteindelijk beschikbaar komen in het nieuwe MFK in verhouding
staan tot de beoogde doelen en eisen die aan de lidstaten worden gesteld, bijvoorbeeld
op het gebied van milieu en natuur. Ook zal het kabinet tijdens de onderhandelingen
de effecten op de inkomenspositie voor boeren en vissers in ogenschouw nemen. De daadwerkelijke
verdeling van de middelen tussen landbouw en visserij en andere sectoren zal ten tijde
van het opstellen van het Nederlandse NRP-plan en in overleg met de betreffende belangenorganisaties
worden overeengekomen.
De leden van de BBB-fractie benadrukken dat demersale en pelagische visserij verschillende
uitdagingen kennen. Eén uniforme regel is vaak onwerkbaar. Hoe zorgt de Minister ervoor
dat er maatwerk komt voor de verschillende soorten visserij?
Antwoord
De Staatssecretaris is zich ervan bewust dat de demersale en de pelagische visserijen
verschillende typen visserijen zijn waarvoor naar gelang hun aard ook andere overwegingen
meegenomen dienen te worden. Waar dit aan de orde en ook mogelijk is, streeft hij
naar zoveel mogelijk specifiek op die visserijen toegeschreven beleid en maatregelen,
met ook oog voor het vermijden van detaillistische regelgeving.
Deze leden van de BBB-fractie vragen hoe het staat met de plannen rond Fully Documented
Fisheries en hoe de Minister ervoor zorgt dat vissers niet worden opgezadeld met disproportionele
lasten of kosten.
Antwoord
Op dit moment wordt er met het Fully Documented Fisheries project wetenschappelijk
onderzoek gedaan naar mogelijkheden van automatische vangstregistratie. Schepen kunnen
op vrijwillige basis meedoen aan dit project. Met het doorontwikkelingen van deze
technologie wordt een geautomatiseerde vangstregistratie zonder tussenkomst van vissers
(logboeken) of waarnemers aan boord mogelijk. Dit biedt vissers en visserijbeheerders
voordelen en kan een alternatief bieden voor de huidige aanlandplicht.
De leden van de BBB-fractie benadrukken tot slot dat innovatie en pilots in de sector
direct moeten worden vertaald naar werkbaar beleid. Deze leden willen dat goede ideeën
uit de praktijk niet stranden in Brusselse bureaucratie, maar echt hun weg vinden
naar regelgeving.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de agenda voor de Landbouw-
en Visserijraad van 22 en 23 september en hebben hier nog een aantal vragen over.
Visserij
De leden van de PvdD-fractie constateren dat het kabinet zich op het gebied van visserij
voornamelijk inzet voor het verruimen van de mogelijkheden voor Nederlandse vissers
om meer te kunnen vissen. Deze leden vinden dit kortzichtig, omdat de oceanen steeds
meer onder druk komen te staan, door overbevissing, bijvangsten, aantasting van kwetsbare
ecosystemen en de achteruitgang van de biodiversiteit. Deze leden lezen dat de Staatssecretaris
met «relevante stakeholders» in gesprek is over de vangstadviezen. Kan de Staatssecretaris
aangeven welke stakeholders dat zijn? Gaat hij hierover ook in gesprek met organisaties
die de belangen van de dieren of de natuur vertegenwoordigen, zoals de Dierencoalitie
of de Vissenbescherming? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
De Noordzee is een van de best gemanagete zeeën ter wereld, waarbij vangstonderhandelingen
zijn gebaseerd op wetenschappelijke onderbouwde adviezen gericht op de maximaal duurzame
vangsten. Bij de vangstonderhandelingen is de inzet gericht op een duurzaam beheer
van visbestanden. Daarbij is de insteek in te zetten op de maximale duurzame vangsten
en daar waar dit nodig blijkt ook op het beperken van vangsten ten opzichte van het
jaar daarvoor. Wetenschappelijke adviezen bieden hiervoor de basis. De Staatssecretaris
bespreekt de vangstadviezen met zowel vertegenwoordigers van de sector als relevante
(koepel-)milieuorganisaties zoals Stichting de Noordzee en het Marine Stewardship Council. De Staatssecretaris
overlegt in het kader van jaarlijkse onderhandelingen over de vangstquota niet met
dierenwelzijnsorganisaties.
De leden van de PvdD-fractie wijzen erop dat de Kamer ook moties heeft aangenomen
die juist vragen om verbeterd welzijn van onderwaterdieren. Kan de Staatssecretaris
aangeven wat de laatste stand van zaken is omtrent de motie van de leden Kostić en
Holman over zich inzetten voor een Europees importverbod op garnalen met afgeknipte
ogen (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1640)? Is de Staatssecretaris bereid om zich bij de aankomende Landbouw- en Visserijraad
in te zetten voor een Europees importverbod, zoals de motie verzoekt, aangezien deze
Raad voor een belangrijk deel over visserij gaat? Zo nee, waarom niet? Kan de Staatssecretaris
aangeven in welke mate nog garnalen met afgeknipte ogen worden verkocht in Nederlandse
supermarkten en andere afzetkanalen? Op welke manier gaat hij ervoor zorgen dat hier
een einde aan komt?
Antwoord
In reactie op de betreffende motie is de Kamer per brief van 25 juni 2024 (Kamerstuk
21 501-32, nr. 1660) en aansluitend in de Kamerbrief van 22 november 2024 (Kamerstuk 29 664 en 28 286, nr. 210) geïnformeerd over de mogelijkheden om te komen tot een Europees importverbod. Daarin
is aangegeven dat, om tot een importverbod te kunnen komen, er eerst een verbod in
de EU moet komen om de handeling te verbieden. Pas als dat is gerealiseerd, kan worden
overgegaan tot een traject om tot een EU importverbod te komen.
Voor zover de Staatssecretaris bekend is, zijn er op dit moment geen andere lidstaten
die over zouden willen gaan tot een importverbod. Met betrekking tot de verkoop van
deze dieren in Nederlandse supermarkten heeft de Staatssecretaris eerder aangegeven
dat verkoop van deze dieren hier niet plaatsvindt. De praktijk waarnaar wordt verwezen,
vindt alleen plaats bij moederdieren in de kwekerijen die veelal in zuidoost Azië
zijn gesitueerd.
Aalscholvers
De leden van de PvdD-fractie lezen dat vissers stellen «last te hebben» van aalscholvers
en dat zij willen dat deze dieren worden gedood. Onderschrijft de Staatssecretaris
dat de vissen in de oceaan niet toebehoren aan de vissers, maar een belangrijk onderdeel
zijn van het mariene ecosysteem en dat andere dieren, zoals aalscholvers, gewoon vis
mogen vangen en eten? Zo nee, waarom niet? Kan de Staatssecretaris aangeven hoeveel
aalscholvers de afgelopen vijf jaar in Nederland zijn gedood door de mens? Hoeveel
hiervan vanwege concurrentie met vissers? Is de Staatssecretaris bereid zich bij de
Landbouw- en Visserijraad uit te spreken tegen het doden van aalscholvers? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord
De Staatssecretaris is van mening dat vis in zee en in overige wateren op een duurzame
wijze kan worden benut ten behoeve van menselijke consumptie en voor dit doel kan
worden gevangen. Hij draagt de visserijsector die hier haar broodwinning aan ontleent
een warm hart toe. Dit laat onverlet dat vis ook benut wordt door visetende vogels
en zoogdieren en door andere vissoorten. Natuurlijke predatie en duurzame visvangst
kunnen prima naast elkaar bestaan. Als echter sprake is van een zodanige impact van
een predator op visbestanden dat dit een negatieve invloed op deze bestanden heeft,
kan het noodzakelijk zijn om beheersmaatregelen te treffen. Het verzoek van Zweden
zoals dat nu voorligt in de komende Raad, roept de Commissie op om voor de aalscholver
tot een gezamenlijke Europese aanpak te komen. Nederland ondersteunt deze inzet van
Zweden. De huidige aantallen aalscholvers in Nederland hebben niet een zodanige impact
op de visstand dat bestanden hiermee direct worden beïnvloed. Daarmee ontbreekt dus
de urgentie, noodzaak en onderbouwing om de populatie te beheersen. Doding van aalscholvers
heeft niet plaatsgevonden in de afgelopen jaren in Nederland.
III Volledige agenda
Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad van 22–23 september 2025 en Appreciatie
van de wetenschappelijke vangstadviezen van de Raad voor het Onderzoek naar Zee (ICES)
Kamerstuk 21501-32-1726 – Brief Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur en Voedselkwaliteit,
F.M. Wiersma, d.d. 9 september 2025
Gecombineerde opgave en aanmelding GLB 2025
Kamerstuk 28 625-376 – Brief Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur en Voedselkwaliteit,
F.M. Wiersma, d.d. 4 juli 2025
Reactie op verzoek van de Europese Commissie om input voor een effectbeoordeling in
relatie tot modernisering van de EU-wetgeving Dierenwelzijn
Kamerstuk 22 112-4108 – Brief Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur en Voedselkwaliteit,
F.M. Wiersma, d.d. 14 juli 2025
Kwartaalrapportage lopende EU-wetgevingshandelingen tweede kwartaal 2025
Kamerstuk 22 112-4112 – Brief Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur en Voedselkwaliteit,
F.M. Wiersma, d.d. 19 augustus 2025
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Aardema, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur -
Mede ondertekenaar
A. van den Brule-Holtjer, griffier