Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid El Abassi over discriminatie van jongeren en mensen met een beperking op de woningmarkt.
Vragen van het lid El Abassi (DENK) aan de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over discriminatie van jongeren en mensen met een beperking op de woningmarkt (ingezonden 15 augustus 2025).
Antwoord van Minister Keijzer (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) (ontvangen
19 september 2025).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Nergens in Europa ervaren zo veel jonge mensen discriminatie
bij het zoeken naar een woning als in Nederland»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u het feit dat bijna één op de zes woningzoekenden tussen de 16 en
29 jaar in Nederland aangeeft discriminatie te hebben ervaren, waarmee Nederland koploper
is in Europa?
Antwoord 2
Het is onwenselijk dat jonge woningzoekenden discriminatie ervaren. Iedere woningzoekende
verdient een eerlijke kans op een woning. In het bijzonder voor jongeren is het belangrijk
dat zij eerlijk aan een betaalbare woning kunnen komen, zodat ze kunnen starten aan
het opbouwen van hun toekomst.
Vraag 3
Kunt u aangeven hoeveel meldingen van woondiscriminatie in het afgelopen jaar zijn
geregistreerd, uitgesplitst per discriminatiegrond?
Antwoord 3
Sinds 1 januari 2024 moeten alle gemeenten een meldpunt voor ongewenste verhuurpraktijken
hebben. Dit is onderdeel van de Wet goed verhuurderschap. Er is geen zicht op hoeveel
meldingen van woondiscriminatie er binnen (zijn) gekomen bij gemeenten. Dit wordt
niet actief door gemeenten bijgehouden en is ook niet wettelijk verplicht. Wel ben
ik recent met een groep gemeenten begonnen aan een inventarisatie van het aantal en
soort meldingen bij het gemeentelijk meldpunt. Ik streef ernaar uw Kamer hierover
in 2026 inzicht te kunnen verschaffen.
Vraag 4
Hoeveel van deze meldingen hebben geleid tot daadwerkelijke handhaving, sancties of
andere juridische consequenties voor deze plegers van woondiscriminatie?
Antwoord 4
Zoals aangegeven bij vraag 3, is er geen wettelijke verplichting voor gemeenten om
het aantal meldingen bij te houden. Verder geldt dat een melding die binnenkomt via
het meldpunt niet altijd een verzoek tot handhaving is. Bovendien resulteren niet
alle handhavingsverzoeken erin dat er daadwerkelijk gehandhaafd wordt. Zoals aangegeven
bij het antwoord van vraag 3, werk ik momenteel samen met een aantal gemeenten aan
een inventarisatie van de hoeveelheid en aard van de meldingen dat bij een meldpunt
binnenkomt om hier beter zicht op te krijgen.
Vraag 5
Erkent u dat de huidige klachtprocedures, zoals via het College voor de Rechten van
de Mens, vaak weinig effect hebben omdat de uitspraken niet bindend zijn?
Antwoord 5
De procedure bij het College voor de Rechten van de Mens is laagdrempelig en kosteloos.
Ondanks het niet-bindende karakter van de uitspraken van het College, is de klachtprocedure
wel degelijk effectief. Uit de cijfers van het College over het jaar 2024 blijkt dat
in 81 procent van de gevallen het oordeel aanleiding is om maatregelen te treffen.2 Daarnaast komt het ook regelmatig voor dat partijen na het indienen van een klacht
bij het College tot een schikking komen, voordat een zitting heeft plaatsgevonden.
Vraag 6
Erkent u dat er een gebrek is aan effectieve handhaving, wat zorgt voor groeiende
discriminatie door makelaars, verhuurders en bemiddelaars?
Antwoord 6
Dit beeld herken ik niet. Uit de meest recente landelijke monitor Discriminatie bij
woningverhuur (2022–2023)3 blijkt juist een lichte daling ten aanzien van de discriminatiecijfers. Mogelijk
is deze positieve trend het gevolg van de gezamenlijke inzet van alle maatschappelijke
partners en mijn aanpak tegen woondiscriminatie. Onderdeel van deze aanpak is de Wet
goed verhuurderschap. Met deze wet is het mogelijk geworden voor gemeenten om te handhaven
indien er sprake is van ongerechtvaardigd onderscheid door verhuurders en verhuurbemiddelaars.
Indien huurders of woningzoekenden woondiscriminatie ervaren zoals bedoeld in de Wet
goed verhuurderschap, roep ik hen op dit te melden bij het gemeentelijke meldpunt.
Indien de gemeente de melding gegrond verklaart, zullen zij daarop handhaven. Ook
kunnen huurders en woningzoekenden aangifte doen bij de Politie, dit melden bij het
College voor de Rechten van de Mens of een Antidiscriminatievoorziening.
Vraag 7
Hoe verklaart u dat, ondanks dat meerdere studies van het Verwey-Jonker Instituut
al jaren aantonen dat woningzoekenden met een niet-Nederlands klinkende achternaam
minder kans hebben om te worden uitgenodigd voor een bezichtiging, er tot op heden
geen effectief beleid of structurele actie is ondernomen om deze vorm van discriminatie
tegen te gaan?
Antwoord 7
Discriminatie is een hardnekkig probleem en is helaas niet van de een op de andere
dag opgelost en elk geval van discriminatie is er uiteraard één te veel. Dat neemt
niet weg dat er wel verbetering zichtbaar is. Zoals aangegeven bij het antwoord op
vraag 6 blijkt uit de meest recente landelijke monitor dat woningzoekenden met een
niet-Nederlands klinkende naam momenteel minder kans lopen om gediscrimineerd te worden
dan voorheen.
Waar in de vorige monitor (2021/2022) bleek dat alle onderzochte profielen met niet-Nederlands
klinkende namen (Pools en Marokkaans) een aanzienlijk lagere uitnodigingskans hadden
op het bezichtigen van een huurwoning dan mensen met Nederlands klinkende namen, blijkt
dat nu minder het geval. Personen met een Marokkaans klinkende mannennaam blijven
een significant lagere kans houden (18% minder) om uitgenodigd te worden voor de bezichtiging
van een woning dan personen met een Nederlands klinkende naam. Wel is echter ook voor
die profielen sprake van een daling ten opzichte van de resultaten uit de vorige landelijke
monitor. De netto discriminatiegraad van de overige profielen, dus de Marokkaans klinkende
vrouwennaam, de Pools klinkende mannennaam, het homoseksuele stel en de Nederlandse
vrouwennaam, waren niet significant. Dit betekent dat zij geen lagere kans hebben
om uitgenodigd te worden voor een bezichtiging. Dit is een hoopvolle uitkomst.
Het is ook niet zo dat er geen maatregelen worden genomen om deze verbetering te realiseren
en versterken. Zoals benoemd heb ik hier een aanpak op gericht en ook maatschappelijke
partners zetten zich in tegen woondiscriminatie. De aanpak woondiscriminatie heeft
het onderwerp meer onder de aandacht gebracht en mensen bewuster gemaakt. De bewustwording
werd onder andere vergroot door de voorlichtings- en bewustwordingscampagne «Wijs
discriminatie de deur». De eerdere twee jaarlijkse landelijke monitoren en de lokale
en branchegerichte aanpak, waarbij veelvuldig contact is geweest met relevante partners
over het onderwerp woondiscriminatie, hebben ook bijgedragen bij aan het op de kaart
zetten van woondiscriminatie.
Dat geldt ook voor de Wet goed verhuurderschap die per 1 juli 2023 in werking trad.
In deze wet is een basisnorm voor goed verhuurderschap opgenomen in de vorm van algemene
regels. Deze regels gelden voor alle verhuurders en verhuurbemiddelaars en zien onder
andere toe op het voorkomen van discriminatie. Als aan deze norm niet wordt voldaan,
dan zijn gemeenten bevoegd hierop te handhaven. Het uitvoeren van de jaarlijks monitor
is onderdeel van de aanpak Woondiscriminatie (zie bij vraag 8 de verdere uitwerking).
Momenteel voert het Verwey Jonker Instituut de vierde landelijke monitor uit. Ik streef
ernaar u voor het einde van het jaar te informeren over de resultaten hiervan.
Vraag 8
Op welke termijn zult u concrete stappen zetten om woondiscriminatie effectief te
bestrijden?
Antwoord
Discriminatie bij woningverhuur moeten we tegengaan. Ik zet mij hier samen met de
partijen in het veld onverminderd voor in met de aanpak woondiscriminatie. De aanpak
bestaat uit 4 actielijnen, namelijk (1) het uitvoeren van de jaarlijkse monitor discriminatie
bij woningverhuur, (2) het bevorderen van voorlichting en bewustwording, (3) afdwingbare
regelgeving via de Wet goed verhuurderschap en (4) het versterken van lokale samenwerking
en het stimuleren van lokale aanpakken, zoals van gemeenten, brancheverenigingen en
antidiscriminatievoorzieningen (Adv’s). Kortom, het betreft een complete aanpak bestaande
uit: analyse, diagnose, voorlichting, concrete aanpak met instrumentarium en versterken
van de samenwerking in de uitvoering. Zoals toegelicht bij vraag 6 en 7 blijkt uit
de laatste (derde) landelijke monitor Discriminatie bij woningverhuur dat de netto-discriminatiegraad
van alle onderzochte profielen gedaald is ten opzichte van de tweede landelijke monitor.
Tegelijkertijd zijn er ook nog uitdagingen. De krapte op de woningmarkt maakt dat
er een disbalans is in de machtspositie tussen (kandidaat-)huurders en verhuurders.
Daarnaast bestaat er geen registratieplicht voor verhuurders. Hierdoor zijn zij lastig
te bereiken. In het najaar verwacht ik de resultaten van de vierde landelijke monitor.
Ik streef ernaar u daarover voor het einde van het jaar te informeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.