Schriftelijke vragen : Het krantenartikel 'Hoe minister Yesilgöz in 2022 KPMG inschakelde en interne juristen omzeild werden in de crisis rond Ter Apel'
Vragen van het lid Koops (Nieuw Sociaal Contract) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het krantenartikel «Hoe Minister Yesilgöz in 2022 KPMG inschakelde en interne juristen omzeild werden in de crisis rond Ter Apel» (ingezonden 19 september 2025).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel in NRC «Hoe Minister Yesilgöz in 2022 KPMG inschakelde
en interne juristen omzeild werden in de crisis rond Ter Apel» van zondag 14 september
jl.?1
Vraag 2
Is het juist dat tot de kerntaken van de Directie Wetgeving en Juridische Zaken (DWJZ)
van het Ministerie van Justitie en Veiligheid behoren:
– de ontwikkeling, de totstandkoming, het beheer en het onderhoud van JenV-wetgeving;
– het invullen van de rijksbrede verantwoordelijkheid van de Minister van JenV voor
de kwaliteit van wet- en regelgeving en
– het adviseren van de leden van de departementsleiding op juridisch bestuurlijk gecompliceerde
of gevoelige onderwerpen en het vervullen van bijzondere opdrachten van de departementsleiding,
terwijl voor dit laatste is binnen de sector JZW de aparte functie Juridisch Adviseur
(JA) ingesteld?
Vraag 3
Klopt het dat bij de totstandkoming van de brief aan de Tweede Kamer van 26 augustus
2022 van de toenmalige Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid2 DWJZ «op geen enkele manier betrokken is geweest»?
Vraag 4
Waarom is DWJZ door notabene haar eigen toenmalige bewindslieden willens en wetens
gepasseerd bij de totstandkoming van de brief d.d. 26 augustus 2022, ondanks haar
spilpositie binnen de Rijksoverheid waar het gaat om wet- en regelgeving?
Vraag 5
De toenmalige Minister voor Rechtsbescherming schreef in zijn brief van 16 december
2022 aan de Tweede Kamer: «Al vele jaren is het wetgevingskwaliteitsbeleid erop gericht
te verzekeren dat wetgeving rechtmatig, doelmatig en doeltreffend is en dat rechtsbeginselen
worden verwerkelijkt. Wetgeving moet beantwoorden aan de vereisten van subsidiariteit
en evenredigheid en uitvoerbaar en handhaafbaar zijn.»3 Hoe verhoudt het passeren van DWJZ zich tot deze uitspraak?
Vraag 6
De eerder genoemde kwaliteitseisen voor de ontwikkeling en totstandkoming van wetgeving
hebben hun invulling en uitwerking gekregen in de «Aanwijzingen voor de regelgeving»
en het «Beleidskompas»: de opvolger van het Integraal afwegingskader voor beleid en
regelgeving. Hoe verhoudt het passeren van DWJZ zich tot deze eisen, die strekken
tot het borgen van de kwaliteit van wetgeving?
Vraag 7
Hoe verhouden de in de brief aan de Tweede Kamer van 26 augustus 2022 van de toenmalige
Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aangekondigde tijdelijke en verdere maatregelen
zich tot het wetgevingskwaliteitsbeleid, zoals door de Minister voor Rechtsbescherming
beschreven in zijn brief aan de Tweede Kamer d.d. 16 december 2022?
Vraag 8
Was de toenmalige Minister voor Rechtsbescherming op de hoogte van de wijze van ontwikkeling
en totstandkoming van de brief aan de Tweede Kamer d.d. 26 augustus 2022 van de toenmalige
Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid?
Vraag 9
Zo ja, heeft hij hierover geadviseerd aan zijn beide mede-bewindslieden op het ministerie
(in het kader van het wetgevingskwaliteitsbeleid) en zo ja, hoe luidde zijn advies?
Indien dit advies schriftelijk werd gegeven, bent u dan bereid het aan de Tweede Kamer
over te leggen?
Vraag 10
Indien de Minister voor Rechtsbescherming niet op de hoogte was van de totstandkoming
van de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en niet in de gelegenheid
is gesteld om te adviseren: waarom is dat niet gebeurd?
Vraag 11
Wat is precies de rol van de toenmalige Minister van Justitie en Veiligheid geweest
bij de ontwikkeling en totstandkoming van de brief aan de Tweede Kamer van 26 augustus
2022, gelet op haar politiek-bestuurlijke eindverantwoordelijkheid voor het reilen
en zeilen van haar departement?
Vraag 12
Is het juist dat medewerkers van de DWJZ de Minister van veiligheid en justitie in
een formeel memo op de hoogte hebben gesteld van het feit dat DWJZ «niet betrokken
is geweest bij de voorbereiding en vormgeving van deze brief (die van 26 augustus
2022) en niet in de gelegenheid is geweest hierover te adviseren», en dat zij waarschuwden
voor de juridische kwetsbaarheid van de daarin voorgestelde maatregelen?
Vraag 13
Kan worden bevestigd dat de interne memo van DWJZ aan de toenmalige Minister van Justitie
en Veiligheid later «is gekuist» en zij «een nieuwe schone versie» heeft gekregen?
Waarom is de eerdere versie van het interne memo «gekuist»?
Vraag 14
Heeft de toenmalige Minister van Justitie en Veiligheid in de kantlijn van de gekuiste
versie van het interne memo van de DWJZ geschreven: «Ik heb de hele zomer om meekijken
door DWJZ gevraagd»? Zo ja, waarom is daarop dan vervolgens door DWJZ niet geacteerd?
Vraag 15
Kunnen beide memo’s, zowel de ongekuiste als de latere schone versie, aan de Tweede
Kamer worden overlegd? Zo nee, waarom niet?
Vraag 16
Waarom heeft de toenmalige Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de Tweede Kamer
niet (schriftelijk of mondeling) op de hoogte gesteld van de «ernstige bezwaren» van
DWJZ en van de aanwezigheid van «het stoplichtdocument» tegen de door hem in zijn
brief aan de Kamer aangekondigde tijdelijke en verdere maatregelen?
Vraag 17
Moet vastgesteld worden dat de toenmalige Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
daarmee de Tweede Kamer niet juist en volledig heeft geïnformeerd?
Vraag 18
Zo ja, wat is daarover het oordeel van de regering?
Vraag 19
Zo nee, dan graag een uitvoerige motiverende toelichting van die ontkenning?
Vraag 20
Kan worden bevestigd dat voor «een fundamentele heroriëntatie op het hele asielbeleid
door de toenmalige Minister en Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid KPMG is
gevraagd?
Vraag 21
Waarom is voor het uitvoeren van een dergelijke beleidsopdracht gekozen voor een externe
partij, terwijl dat juist bij uitstek behoort tot de corebusiness van het werk van
beleidsambtenaren van de Rijksoverheid i.c. het Ministerie van Justitie en Veiligheid?
Vraag 22
Heeft voor de opdrachtverlening aan KPMG een aanbesteding- en gunningstraject gelopen
conform de (EU-)regels en richtlijnen die daarvoor gelden binnen de Rijksoverheid?
Zo nee, waarom is dat niet gebeurd?
Vraag 23
Wat was de letterlijke opdracht aan KPMG en kan deze opdracht integraal aan de Tweede
Kamer worden overlegd? Zo nee, waarom niet?
Vraag 24
Kunnen zowel de spreadsheet met de longlist «met 164 ideeën» als die met «de 24 meest
haalbare plannen op de shortlist» van KPMG aan de Tweede Kamer worden overlegd? Zo
nee, waarom niet?
Vraag 25
Kan ook het concept-rapport van KPMG, zoals dat op 9 december 2022 aan de toenmalige
Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is gestuurd, aan de Tweede Kamer worden
overlegd? Zo nee, waarom niet?
Vraag 26
Heeft de DWJZ over de inventarisatie van KPMG geoordeeld over de juridische haalbaarheid
en op basis daarvan de verwachting uitgesproken dat de voorstellen van KPMG «geen
stand houden bij de rechter»?
Vraag 27
Kan het advies van DWJZ over de inventarisatie en voorstellen c.q. het rapport van
KPMG aan de Tweede Kamer worden overlegd? Zo nee, waarom niet?
Vraag 28
Klopt het dat de door KPMG voorgestelde maatregelen en die door de Staatssecretaris
van Justitie en Veiligheid zijn overgenomen voor de rechters geen standhouden, zoals
al door DWJZ was voorspeld? Wat is het oordeel van de regering hierover?
Vraag 29
Kan worden bevestigd dat, tegen het advies van DWJZ, door de toenmalige bewindslieden
van Justitie en Veiligheid «tegen elke uitspraak in hoger beroep is gegaan»?
Vraag 30
Kan ook dit advies van DWJZ aan de Tweede Kamer worden overlegd? Zo nee, waarom niet?
Vraag 31
Wat waren de kosten voor het ministerie die gemoeid waren met het uitvoeren van de
opdracht aan KPMG? Worden vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid nog opdrachten
verleend aan KPMG, gelet op het niveau van de kwaliteit van de adviezen en voorstellen
en de juridische (on)haalbaarheid daarvan? Graag het antwoord motiveren.
Vraag 32
Wilt u deze vragen één op één beantwoorden en binnen de daarvoor gebruikelijke termijn
van 3 weken?
Indieners
-
Gericht aan
F. van Oosten, minister van Justitie en Veiligheid -
Indiener
Willem Koops, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.