Schriftelijke vragen : De waardering van onderzaai als rustgewas
Vragen van het lid Vedder (CDA) aan de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over de waardering van onderzaai als rustgewas (ingezonden 19 september 2025).
Vraag 1
            
Bent u ermee bekend dat op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
               (RVO) wordt gesteld dat een combinatie van een vroege teelt met een vanggewas dat
               uiterlijk 1 september is ingezaaid, in aanmerking kan komen als rustgewas, en dat
               dit ruimte lijkt te bieden voor onderzaai van een vanggewas?
            
Vraag 2
            
Deelt u de mening dat onderzaai van een vanggewas in mais, mits uitgevoerd conform
               de genoemde voorwaarden (tijdige zaai vóór 1 september en oogst hoofdgewas vóór 1 september),
               een evenwaardige, zo niet betere bijdrage levert aan het beperken van nitraatuitspoeling
               en aan bodemkwaliteit dan nazaai?
            
Vraag 3
            
Waarom wordt onderzaai van vanggewassen wel positief gewaardeerd binnen het Gemeenschappelijk
               landbouwbeleid (GLB) als eco-activiteit vanwege de positieve effecten op bodem en
               milieu, maar tegelijkertijd uitgesloten als rustgewas binnen de mestwetgeving en bouwplanverplichting?
            
Vraag 4
            
Kunt u bevestigen dat het huidige beleid ertoe leidt dat boeren in bepaalde gevallen
               een goed ontwikkelde onderzaai moeten vernietigen om daarna alsnog een vanggewas na
               te zaaien, puur om te voldoen aan de wettelijke definitie van een rustgewas? Zo ja,
               acht u dit wenselijk?
            
Vraag 5
            
Deelt u de mening dat het vernietigen van een bestaande onderzaai, om daarna opnieuw
               in te zaaien, indruist tegen het streven naar minder grondbewerking, betere bodemkwaliteit
               en minder nitraatuitspoeling?
            
Vraag 6
            
Kunt u toelichten waarom in de huidige interpretatie van de regelgeving de volgorde
               van zaaien (ná oogst) blijkbaar belangrijker wordt geacht dan het doel en het effect
               (bodembedekking, nitraatbinding en bodemkwaliteit) van het vanggewas?
            
Vraag 7
            
Bent u bereid om, in het kader van de aangekondigde actualisatie van de lijst rustgewassen
               in het 8e Actieprogramma Nitraatrichtlijn, specifiek de combinatieteelt van onderzaai
               in mais te laten beoordelen door de Commissie Deskundigen Meststoffenwet, inclusief
               verschillende oogstscenario’s (voor 1 september, voor 1 oktober en na 15 oktober)?
            
Vraag 8
            
Kunt u tevens toezeggen dat de criteria voor rustgewassen in de toekomst meer zullen
               aansluiten bij het beoogde milieudoel (minder uitspoeling, betere bodem) in plaats
               van bij een starre technische interpretatie van zaai- en oogstdatum?
            
Vraag 9
            
Welke mogelijkheden ziet u om voor het jaar 2026 en daarna, beleidsmatig meer samenhang
               te brengen tussen de GLB-waardering van onderzaai als eco-activiteit en de erkenning
               van onderzaai binnen de mestwetgeving als rustgewas?
            
Vraag 10
            
Bent u bereid om, met ingang van het teeltjaar 2026, de wet- en regelgeving aan te
               passen, zodat niet langer alleen de zaaidatum ná de oogst doorslaggevend is, maar
               dat ook een combinatie van een vroege teelt met tijdige onderzaai vóór 1 september
               erkend kan worden als rustgewas?
            
Indieners
- 
              
                  Gericht aan
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur - 
              
                  Indiener
Eline Vedder, Kamerlid 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.