Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over Toezegging gedaan tijdens het commissiedebat sturing in het funderend onderwijs van februari, over vertrouwelijke informatiedeling voor de cao-onderhandelingen (Kamerstuk 27923-515)
2025D40073 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Staatssecretaris
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 5 september 2025 inzake de brief over de
toezegging gedaan tijdens het commissiedebat sturing in het funderend onderwijs van
februari, over vertrouwelijke informatiedeling voor de cao-onderhandelingen (Kamerstuk
27 923, nr. 515).
De voorzitter van de commissie,
Bromet
Adjunct-griffier van de commissie,
Van Thiel
Inhoud
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
•
Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
•
Inbreng van de leden van de NSC-fractie
•
Inbreng van de leden van de D66-fractie
•
Inbreng van de leden van de BBB-fractie
II
Reactie van de Minister en Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige brief
en deze leden moeten zeggen dat deze meer vragen oproept dan dat deze beantwoordt.
Met deze brief reageerde de toenmalige Staatssecretaris Paul op de wens van de Kamer
dat het kabinet relevante ruimtebrieven in het onderwijs voortaan inzichtelijk maakt
voor alle sociale partners aan de cao-onderhandelingstafel. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
verwijzen naar het pamflet Groter denken, kleiner doen1, dat de lezers waarschuwde dat onderwijs te vaak wordt benaderd vanuit bedrijfsmatig
denken, terwijl dit geen recht doet aan de waarde van onderwijs en ontplooiing als
sociaal grondrecht, wat in 1983 met algemene instemming in de Grondwet werd opgenomen.
In hoeverre betekent de reactie van de Staatssecretaris dat het kabinet vasthoudt
aan een bedrijfsmatige benadering van het onderwijs? De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
signaleren namelijk dat het kabinet vakbonden en werkgevers in het onderwijs nog altijd
in een ongelijkwaardige positie plaatst ten opzichte van het kabinet. Kan de Staatssecretaris
toelichten waarom werkgevers in het onderwijs wèl de informatie over de kabinetsbijdrage
in de arbeidskostenontwikkeling ontvangen, maar vakbonden níet, terwijl de arbeidsvoorwaarden
volledig zijn gedecentraliseerd?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris naar de overwegingen
die ten grondslag liggen aan de keuze voor het versturen van een brief naar de PO-
en VO-raad, waarbij zij enkel herbevestigt wat ook al in de motie Van den Hul c.s.
uit 20192 stond? Kan de Staatssecretaris specificeren wat deze brief anders maakt dan de motie
Van den Hul? Klopt het beeld dat deze brief alleen betrekking heeft op het primair
en voortgezet onderwijs, terwijl de motie op alle onderwijssectoren betrekking heeft?
In hoeverre heeft ook de Minister werkgevers in het mbo, hbo en universiteiten benaderd
om de informatie over de kabinetsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling met vakbonden
(vertrouwelijk) te delen? Zijn werkgevers in het mbo, hbo en universiteiten ook daartoe
bereid?
Het baart de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zorgen dat de keuze voor het delen
van de informatie uit de ruimtebrief nog altijd bij werkgevers ligt. Is de Staatssecretaris
het met deze leden eens dat hij de vakbonden hiermee nog steeds in een afhankelijke
positie houdt ten opzichte van werkgevers? Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris
eventueel om werkgevers in het onderwijs meer te binden om alle informatie uit de
ruimtebrief met vakbonden te delen? Is er door de Staatssecretaris naar alternatieven
gekeken? En zo ja, kan de Staatssecretaris dan ook duidelijk maken welke alternatieven
op tafel hebben gelegen en waarom daar niet voor is gekozen? Accepteert de Staatssecretaris
dat, net zoals na de motie Van den Hul, werkgevers in het onderwijs nog steeds niet
bereid zijn om alle informatie uit de brief met de kabinetsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling
met vakbonden te delen?
Kan de Staatssecretaris specificeren in hoeverre de werkgevers in het onderwijs afgelopen
jaren opvolging hebben gegeven aan de motie Van den Hul? Hebben de vakbonden voor
dit jaar, maar ook voor afgelopen jaren, inmiddels de informatie uit de ruimtebrief
ontvangen? De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris of hij
– eventueel gedeeltelijk vertrouwelijk – een overzicht kan geven van de hoeveelheid
geld die werkgevers in het primair en voortgezet onderwijs, mbo, hbo en universiteiten
aan kabinetsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling hebben ontvangen en met hoeveel
macrobudget voor de lonen in elk van deze sectoren is gestegen?
Tevens wijzen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie erop dat de daadwerkelijke cao-lonen
in de markt afgelopen jaren hoger zijn dan de door het Centraal Planbureau (CPB) geraamde
cao-lonen marktsectoren uit het Centraal Economisch Plan (CEP). Kan de Staatssecretaris
dit beeld, door middel van een overzicht van de afgelopen vijf jaren, bevestigen?
Wat zegt dit over de verwezenlijking van het doel van de referentiesystematiek, om
de loonontwikkeling in het onderwijs zo goed mogelijk aan te sluiten bij de loonontwikkeling
in de markt? Betekent dit dus ook dat hiermee de vergoeding vanuit het kabinet aan
de onderwijssectoren achter is gaan lopen op de gemiddelde contractloonstijging in
de markt?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie concluderen daarnaast uit de beslisnota dat
er nog steeds een rechtszaak loopt en dat vanwege het feit dat het kabinet geen opvolging
geeft aan de rechterlijke uitspraak3 waarin door de rechter wordt gesteld dat alle ruimtebrieven, na afronding van cao-onderhandelingen,
openbaar dienen gemaakt te worden. Waarom maakt het kabinet niet alle informatie over
de kabinetsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling van afgeronde cao-trajecten openbaar?
Is de Staatssecretaris bereid dit alsnog te doen?
Tot slot vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie naar de bezuiniging op de
kabinetsbijdrage voor de incidentele loonontwikkeling van € 100 miljoen op de arbeidsvoorwaarden
van agenten, leraren, rechters en ambtenaren per 2029. Is deze bezuiniging structureel
ingeboekt of (tweemaal) incidenteel? Betekent deze bezuiniging dat de kabinetsbijdrage
in de arbeidskostenontwikkeling vanaf 2029 daalt en dat dit mogelijkerwijs gaat leiden
tot minder loonruimte voor overheidswerkgevers? Welk effect gaat deze bezuiniging
hebben op de kabinetsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling specifiek voor het onderwijs?
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Kamerbrief over
de toezegging die gedaan is tijdens het commissiedebat sturing in het funderend onderwijs
van februari, over vertrouwelijke informatiedeling voor de cao-onderhandelingen, en
hebben daarover geen vragen.
Inbreng van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris
naar aanleiding van haar eerdere toezegging over informatiedeling voor de cao-onderhandelingen
en de andere aanverwante stukken.
Het is van groot belang dat alle partijen in cao-onderhandelingen eenzelfde niveau
van kennis hebben, dus het is goed dat de loonruimtebrief nu vertrouwelijk kan worden
gedeeld. Nog beter zou het zijn als degene die het beleid maakt in de brief ook aan
tafel aanschuift. Nu stelt de Staatssecretaris voor om achteraf «tripartiet» te reflecteren.
Waarom alleen achteraf? Goede arbeidsvoorwaarden zijn immers randvoorwaardelijk voor
goed onderwijs.
De Staatssecretaris is (mede)stelselverantwoordelijk voor de arbeidsvoorwaarden in
de OCW-sectoren. Rijksregie en duidelijke kaders zijn wenselijk bij deze onderhandelingen.
Echter, de Staatssecretaris neemt niet deel, terwijl haar ambtsgenoten wel partner
zijn bij cao-onderhandelingen voor het funderend onderwijs. De vraag van de leden
van de NSC-fractie is wat de Staatssecretaris ervan weerhoudt om deel te nemen. Deze
leden zouden graag zien dat de Staatssecretaris verder betrokken raakt. Welke opties
en meerwaarde ziet de Staatssecretaris om een actievere rol te nemen dan alleen informatiedeling
in de cao-onderhandelingen van het funderend onderwijs?
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie zijn teleurgesteld dat vakbonden nog steeds een ongelijkwaardige
positie houden, ondanks de toezegging van de Staatssecretaris in het commissiedebat
Sturing in het funderend onderwijs om afspraken met werkgevers en werknemers te maken
ten behoeve van een gelijke informatiepositie, met betrekking tot de kabinetsbijdrage
in de arbeidskostenontwikkeling. Immers, zij blijven afhankelijk of werkgevers bereid
zijn om deze informatie te delen. Deze leden vragen welke garantie zij hebben dat
vakbonden deze informatie nu volledig zullen ontvangen. Deze leden vragen of de Staatssecretaris
het eens is dat deze ongelijkwaardige positie, ook na het versturen van de brief naar
de werkgevers in het funderend onderwijs, voor vakbonden blijft bestaan. In hoeverre
vindt de Staatssecretaris dat hiermee de door de Staatssecretaris gedane toezegging
recht wordt gedaan? Waarom is, om een gelijkwaardigere positie voor vakbonden te bewerkstelligen,
ervoor gekozen om dit via een brief aan werkgevers te doen? Zijn er ook andere opties
verkend? Zo ja, welke?
Uit de beslisnota blijkt dat er ook is gekeken naar een convenant. De leden van de
D66-fractie vragen de Staatssecretaris waarom niet voor een convenant is gekozen.
Tevens vragen deze leden waarom de ruimtebrief niet direct naar vakbonden gestuurd
kan worden. Immers constateren zij dat vakbonden, als het goed is, de informatie nu
toch al ontvangen. Wat zijn de bezwaren tegen het direct toesturen van de ruimtebrief
naar de onderwijsvakbonden? Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat hierdoor
wel een gelijkwaardige positie van vakbonden en werkgevers in het onderwijs zou ontstaan?
De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris naar meer toelichting op de
risico’s voor het financiële belang van de Staat en het borgen van een open en reëel
cao-overleg. Welke risico’s verwacht de Staatssecretaris als hij de kabinetsbijdrage
in de arbeidskostenontwikkeling (vertrouwelijk) bekend maakt aan vakbonden? Deze leden
constateren dat het dan nog steeds aan werkgevers in het onderwijs is welke loonafspraken
zij maken en dat dat niet betekent dat er extra geld bij dient te komen. Graag vragen
deze leden hierop een reflectie van de Staatssecretaris.
Inbreng van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de brieven over de toezegging
gedaan tijdens het commissiedebat sturing in het funderend onderwijs van februari,
over vertrouwelijke informatiedeling voor de cao-onderhandelingen. Deze leden hebben
de volgende vragen aan de Staatssecretaris.
De leden van de BBB-fractie hechten aan transparantie en gelijkwaardigheid in arbeidsverhoudingen.
Deze leden constateren dat de huidige aanpak afhankelijk blijft van de bereidheid
van werkgevers om informatie te delen. Is de Staatssecretaris bereid om te onderzoeken
of een wettelijke borging van gelijke informatiepositie aan de cao-tafel mogelijk
is, zodat vakbonden niet afhankelijk zijn van de discretionaire keuze van werkgevers?4 Kan de Staatssecretaris aangeven hoe wordt gemonitord of de vertrouwelijke informatiedeling
daadwerkelijk leidt tot betere cao-onderhandelingen en versterking van arbeidsvoorwaarden
in het funderend onderwijs?
Daarnaast constateren de leden van de BBB-fractie dat de Staatssecretaris verwijst
naar een evaluatiemoment na de eerste cao’s. Deze leden vinden dat evaluatie alleen
zinvol is als deze transparant en publiek is. Is de Staatssecretaris bereid om de
evaluatie van de vertrouwelijke informatiedeling publiek te maken en daarbij ook de
ervaringen van vakbonden en raden te betrekken?
De leden van de BBB-fractie maken zich zorgen over de democratische legitimiteit van
besluitvorming rond cao-onderhandelingen, zeker wanneer vertrouwelijke informatie
slechts beperkt gedeeld wordt. Hoe wordt geborgd dat ook leraren, schoolleiders en
ouders via hun vertegenwoordigers zeggenschap hebben over de inzet van loonruimte
en arbeidsvoorwaarden?
Tot slot willen de leden van de BBB-fractie de Staatssecretaris wijzen op het belang
van structurele versterking van het opleidingsklimaat in het funderend onderwijs.
De brieven en nota maken geen melding van koppeling met opleidingsinspanningen. Is
de Staatssecretaris bereid om te onderzoeken hoe vertrouwelijke informatiedeling gekoppeld
kan worden aan regionale programma’s voor opleiding, loopbaanontwikkeling en behoud
van personeel?
II Reactie van de Minister en Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L. Bromet, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
L.E.T.M. van Thiel, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.