Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over van het ontwerpbesluit Besluit gemeentelijke instrumenten warmtetransitie (Kamerstuk 36387-49)
2025D39930 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening hebben de
onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister
van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over de brief inzake de voorhang van
het ontwerpbesluit Besluit gemeentelijke instrumenten warmtetransitie (Kamerstuk 36 387, nr. 49).
De voorzitter van de commissie,
Postma
De griffier van de commissie,
De Vos
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
II
Antwoord / reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben met interesse en grote zorg kennisgenomen van het
ontwerpbesluit Besluit gemeentelijke instrumenten warmtetransitie. Het kan wat deze
leden betreft niet de bedoeling zijn dat betaalbaarheid voor huishoudens verder onder
druk komt te staan en dat mensen in de financiële problemen worden gestort.
Op blz. 19 van de nota van toelichting (in het vervolg: nota) valt te lezen dat het
belang van betaalbaarheid voor de eindgebruiker bij het inzetten van de aanwijsbevoegdheid
een zwaarwegende positie moet hebben in de belangenafweging van een gemeente en een
gemeente daar enkel goed gemotiveerd van af kan wijken. De leden van de PVV-fractie
zouden van de Minister haar visie willen hebben als zich het scenario voordoet dat
alle beschikbare alternatieven voor aardgas een verslechterde betaalbaarheid voor
eindgebruikers oplevert. Het kan wat deze leden betreft niet de bedoeling zijn dat
betaalbaarheid kunstmatig overeind wordt gehouden door belastinggeld in te zetten,
bijvoorbeeld via subsidies.
Gemeenten hebben laten weten dat zij zich zorgen maken over beschikbare middelen om
de betaalbaarheid voor inwoners, vooral voor kwetsbare huishoudens, te garanderen.
De leden van de PVV-fractie willen de Minister vragen of dit niet kan resulteren in
grote sociaaleconomische verschillen tussen gemeenten.
Op blz. 4 van de nota staat dat dit besluit regelt dat in een gebied waar de gemeenteraad
de aanwijsbevoegdheid inzet, ook geen gebruik mag worden gemaakt van andere fossiele
brandstoffen dan aardgas voor de voorziening van het afnemen en gebruiken van energie
voor bouwwerken. Deze leden willen de Minister vragen of het aardgasnetwerk compleet
onbruikbaar wordt voor toekomstige generaties die misschien andere keuzes maken voor
de energievoorziening, bijvoorbeeld door het gebruik van aardgas weer toe te staan.
En is het in het kader van betaalbaarheid niet verstandig om niet alle fossiele brandstoffen
buiten de deur te houden?
Op blz. 20 van de nota valt te lezen dat gemeenten rekening moeten houden met de mogelijkheden
voor bewoners om de verduurzamingsmaatregelen te financieren, bijvoorbeeld via een
hypothecaire lening. De leden van de PVV-fractie willen aan de Minister vragen of
op deze manier geen schuldenproblematiek wordt gecreëerd met alle mogelijke sociaaleconomische
gevolgen van dien. Hoe gaat dat specifieke element gemonitord worden?
Op blz. 22 van de nota valt te lezen dat inzake betaalbaarheid de verwachte kosten
over de looptijd vanaf de eerste investering niet mogen uitstijgen boven de verwachte
baten voor het overgrote deel van de bewoners, namelijk tenminste 70% van de woningen
die binnen het warmtetransitiegebied worden aangewezen. In de praktijk kan dit dus
betekenen dat bijna 1/3 van de bewoners te maken krijgt met kosten die uitstijgen
boven de verwachte baten.
De leden van de PVV-fractie willen de Minister vragen waarom niet is gekozen voor
100% betaalbaar en of zij voornemens is om bijvoorbeeld een norm voor maximale overschrijding
in te voeren voor de resterende 30% om betaalbaarheid te waarborgen.
Op blz. 23 van de nota staat dat «rekening houden met» betekent dat gemeenten de betreffende
instructieregel een zwaarwegende positie moeten geven in de bredere belangenafweging
om een warmtetransitiegebied aan te wijzen. Gemeenten kunnen enkel voldoen of goed
gemotiveerd afwijken van deze instructieregel om de aanwijsbevoegdheid te kunnen inzetten.
Deze leden willen de Minister vragen wat eventuele «goede motiveringen» zouden kunnen
zijn om af te wijken van de instructieregel om de aanwijsbevoegdheid in te kunnen
zetten en of je hiermee (onbedoeld) niet de deur op een kier zet voor het doordrukken
van zaken.
Op blz. 33 en 34 van de nota valt te lezen dat vrijwillige verduurzaming van de gebouwde
omgeving niet toereikend is, omdat bij vrijwillige verduurzaming bijvoorbeeld het
gasnet in stand moet worden gehouden voor een kleine groep achterblijvers, wat hoge
maatschappelijke kosten met zich meebrengt. De leden van de PVV-fractie zouden aan
de Minister willen vragen of er een inschatting kan worden gemaakt wat de verhouding
is tussen genoemde maatschappelijke kosten en de maatschappelijke kosten om deze hele
transitie te realiseren (inclusief waarborgen betaalbaarheid).
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het Bgiw en hebben
daar enkele vragen en opmerkingen bij.
Het valt deze leden op dat enkele waarborgen voor verduurzaming lijken te zijn verdwenen
uit eerdere versies. Ten eerste de eis dat burgers die voor een alternatief kiezen
moeten kunnen aantonen dat hun alternatief ten minste net zo duurzaam is. Ten tweede
is de bepaling vervallen dat in 2050 het gebruik van aardgas in woningen moet zijn
uitgefaseerd. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen zich af waarom deze waarborgen
uit eerder versies van het Bgiw zijn gehaald. Deze leden zien deze waarborgen graag
opnieuw opgenomen in het besluit.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie maken zich zorgen over de waarborging van
betaalbaarheid. Gemeenten kunnen alleen de aanwijsbevoegdheid inzetten als minimaal
70% van de bewoners de kosten binnen 30 jaar terugverdienen. Voor de overige 30% is
niks geregeld en deze leden zijn bezorgd dat dit tot schrijnende gevallen leidt. Welke
mogelijkheden ziet de Minister om een vangnet te bieden voor deze 30% mochten er inderdaad
schrijnende gevallen ontstaan?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie onderschrijven het belang van rekening houden
met een stijging van de maandelijkse woonlasten, de financierbaarheid van maatregelen,
en specifiek kwetsbare huishoudens. Zij vinden «rekening houden met», zoals het nu
in het Bgiw staat, echter wel een erg vrijblijvend begrip. Wanneer voldoen gemeenten
hieraan? Is de Minister bereid dit te concretiseren? En welke handvatten biedt de
Minister gemeenten om daaraan te voldoen? Hoe kunnen gemeenten bijvoorbeeld in individuele
gevallen tijdig inspringen, en op basis van welke data?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn van mening dat voor het goed borgen van
betaalbaarheid ook van belang is dat er langjarig duidelijkheid is over de beschikbaarheid
van beschikbare subsidies en regelingen. Kan de Minister hierop reflecteren?
Deze leden zien dat de wijze waarop utiliteitsbouw moet worden meegenomen in warmtetransitiegebieden
nog aan interpretatie onderhevig is. Dat komt door het onderscheid tussen gebouwgebonden
en energiegebonden energiegebruik. Het is nu aan gemeenten om daarin de balans te
bepalen en dat leidt tot onduidelijkheid voor zowel gemeenten als bedrijven. Is de
Minister bereid om hierover meer duidelijkheid te bieden? Kan de Minister reflecteren
op of er voldoende informatie beschikbaar is over het energiegebruik van bedrijven
om de balans tussen gebouwgebonden en energiegebonden energiegebruik te bepalen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het ontwerpbesluit
Besluit gemeentelijke instrumenten warmtetransitie en hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de NSC-fractie hebben vragen over de uitvoering van twee moties die zijn
ingediend tijdens de behandeling van de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie
(Wgiw) in de Tweede Kamer. Het gaat allereerst om de motie van het lid Postma over
een loket waar huishoudens op een laagdrempelige manier terecht voor en tijdens hun
overstap naar een collectieve warmteoplossing en voor hulp bij het halen van hun recht
(Kamerstuk 36 387, nr. 29). In de nota van toelichting (6.2) wordt aangegeven dat gebruikers gebruik kunnen
maken van bestaande ondersteuningsprogramma’s zoals energieloketten en doorontwikkeling
daarvan. Dit beleid verschilt echter heel sterk per gemeente. Is de Minister het met
de leden van de NSC-fractie eens dat de bestaande ondersteuningsprogramma’s niet een
volledige uitvoering zijn van de motie? In de nota van toelichting wordt ook gesproken
over «energiehuizen». Kan de Minister helder schetsen hoe deze energiehuizen er uit
gaan zien wanneer deze gerealiseerd zijn? En waar kunnen huishoudens terecht die overstappen
op een collectieve warmtevoorziening voor dat deze energiehuizen gerealiseerd zijn?
Zijn er ook middelen ter beschikking gesteld aan gemeenten om deze energiehuizen te
realiseren?
Deze leden hebben ook een vraag over de uitvoering van de motie van het lid Postma
over de participatie-uitgangspunten van het Programma Aardgasvrije Wijken gebruiken
en inzetten voor draagvlak voor aansluiting op het warmtenet (Kamerstuk 36 387, nr. 32). In de nota van toelichting worden gemeenten opgeroepen om gebruik te maken van
deze uitgangspunten. Welke ondersteuning krijgen de gemeenten om dit te doen? Hoe
controleert de regering dat dit daadwerkelijk wordt meegenomen? Zijn er andere manieren
waarop er op het niveau van de ministerie al gebruik gemaakt kan worden van de lessen
uit de proeftuinen?
De leden van de NSC-fractie hebben nog enkele vragen over de borging van de betaalbaarheid.
Kan de Minister aangeven wanneer gemeenten voldoende rekening hebben gehouden met
de stijging van de maandelijkse woonlasten? En met de financierbaarheid van maatregelen?
En met specifieke kwetsbare huishoudens? Kan de Minister daarnaast aangeven of gemeenten
bovenstaande moeten doen op basis van individueel niveau of gebiedsniveau (oftewel
rekening houden dat er kwetsbare inwoners wonen in een wijk of rekening houden met
individuele kwetsbare inwoners)? Gemeenten geven aan dat ze onvoldoende toegang hebben
tot data om rekening te houden met bovenstaande aspecten. Kan de Minister aangeven
welke data beschikbaar zijn voor gemeenten om voldoende rekening te houden met bovenstaande
aspecten? Is de Minister bereid in het besluit een grondslag op te nemen die ervoor
zorgt dat gemeenten in het kader van de warmtetransitie meer informatie over kwetsbare
huishoudens kunnen krijgen? Gaat de Minister bovenstaande verder uitwerken in de ministeriële
regeling? Kan de regering uitleggen of en hoe het kader voor betaalbaarheid voldoende
bescherming biedt aan kwetsbare inwoners (inclusief de 30% voor wie de betaalbaarheid
niet geborgd hoeft te worden)? Kan de Minister in afstemming met de Minister van Klimaat
en Groene Groei een onderzoek starten om inzichtelijk te maken welk flankerend beleid
nodig is zodat een gemeente bij het besluit om de bevoegdheid in te zetten, gegarandeerd
wordt dat bestaand financieel instrumentarium beschikbaar blijft? Bijvoorbeeld door
middel van een reservering van middelen voor een vastgesteld warmtetransitie gebied.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het ontwerpbesluit
Besluit gemeentelijke instrumenten warmtetransitie. Deze leden hebben echter serieuze
zorgen over de uitvoerbaarheid, betaalbaarheid en de gevolgen voor bewoners en gemeenten,
met name in landelijk gebied en willen de regering hierover nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de BBB-fractie constateren dat de specifieke uitdagingen van het platteland
in beleidsvorming vaak onderbelicht blijven en zij herinneren zich de toezegging van
de Minister dat bij de uiteindelijke evaluatie van dit wetsvoorstel expliciet gekeken
zal worden naar de uitvoerbaarheid voor landelijk gelegen gemeenten. Kan de Minister
aangeven hoe zij deze toezegging inmiddels heeft uitgewerkt en hoe wordt geborgd dat
in de evaluatie ook de specifieke situatie van plattelandsgemeenten en hun bewoners
daadwerkelijk centraal komt te staan?
De leden van de BBB-fractie wijzen erop dat warmtenetten in dunbevolkte gebieden vaak
onrendabel zijn. Algemene ondersteuning voor gemeenten is volgens hen onvoldoende.
Welke concrete middelen en instrumenten stelt de Minister beschikbaar om deze onrendabele
kosten te dekken, zodat warmtenetten, waar passend, haalbaar worden, zonder dat bewoners
of gemeenten onevenredig belast worden?
Deze leden constateren dat corporaties al onder grote druk staan om slecht geïsoleerde
woningen te verduurzamen, terwijl dit ten koste kan gaan van nieuwbouw. Hoe voorkomt
de Minister dat de aanwijsbevoegdheid en bijbehorende verplichtingen deze spanning
vergroten? Welke aanvullende maatregelen overweegt zij om ervoor te zorgen dat corporaties
én blijven bouwen én verduurzamen?
De leden van de BBB-fractie merken tot slot op dat veel gemeenten, met name kleinere
plattelandsgemeenten, onvoldoende middelen en personeel hebben voor de complexe berekeningen
en planningen die de warmtetransitie vergt. Hoe gaat de Minister waarborgen dat juist
deze gemeenten structureel en specifiek ondersteund worden met middelen en expertise?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit Besluit gemeentelijke
instrumenten warmtetransitie (Bgiw). Zij constateren dat dit besluit een belangrijke
stap is in de uitvoering van de warmtetransitie, maar maken zich grote zorgen over
de betaalbaarheid en de positie van huurders. Deze leden hebben hierover de volgende
vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie constateren dat gemeenten de aanwijsbevoegdheid alleen
mogen inzetten wanneer voldaan is aan het kader voor betaalbaarheid, waarin is opgenomen
dat minimaal 70% van de bewoners de kosten binnen 30 jaar terugverdient. Deze leden
vinden dit een te smalle en te vrijblijvende benadering. Voor 30% van de bewoners
kunnen de kosten hoger uitvallen zonder enige norm of limiet. Bovendien zegt het criterium
niets over de maandlasten op korte termijn, die voor veel bewoners problematisch kunnen
stijgen. Is de Minister bereid een harde woonlastennorm op te nemen, zodat voor bijvoorbeeld
90% van de bewoners de maandlasten niet stijgen ten opzichte van het gasreferentiescenario,
en voor de resterende groep een duidelijke limiet wordt vastgelegd? Waarom is niet
gekozen voor een resultaatsnorm in plaats van het vrijblijvende «rekening houden met»?
De leden van de SP-fractie merken op dat gemeenten volgens het besluit «rekening moeten
houden met» stijging van maandlasten, de financierbaarheid van maatregelen en kwetsbare
huishoudens. Gemeenten hebben echter onvoldoende zicht op kwetsbare huishoudens, zoals
bleek bij het Nationaal Isolatieprogramma. Ook beschikken zij niet over de benodigde
data om op individueel niveau de gevolgen in te schatten. Wanneer heeft een gemeente
volgens de Minister «voldoende rekening gehouden met» deze aspecten? Moet dit gebeuren
op individueel niveau of op gebiedsniveau? Welke data zijn nu beschikbaar voor gemeenten
om betaalbaarheid en kwetsbaarheid te toetsen? Is de Minister bereid in het besluit
een grondslag op te nemen die gemeenten toegang geeft tot noodzakelijke gegevens over
kwetsbare huishoudens, met inachtneming van privacywaarborgen?
De leden van de SP-fractie constateren dat gemeenten bij de betaalbaarheidstoets rekening
mogen houden met beschikbare subsidies en regelingen (zoals Warmtefonds, ISDE, WIS,
SAAH), terwijl deze regelingen vaak tijdelijk zijn. Gemeenten moeten echter de betaalbaarheid
voor een lange periode borgen. Hoe verwacht de Minister dat gemeenten op basis van
tijdelijke instrumenten betaalbaarheid structureel kunnen garanderen? Is de Minister
bereid in overleg met de Minister van Klimaat en Groene Groei te onderzoeken welk
structureel flankerend beleid nodig is om betaalbaarheid te garanderen, bijvoorbeeld
door reservering van middelen per aangewezen transitiegebied?
De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over signalen dat de Wgiw kan worden
gebruikt om aansluiting op een warmtenet bij huurders als «dringende werkzaamheden»
te bestempelen en daarmee medewerking af te dwingen. In Eindhoven is dit via een Samenwerkingsovereenkomst
tussen gemeente en corporaties zelfs als strategie vastgelegd. Acht de Minister dit
in lijn met het uitgangspunt van keuzevrijheid en betaalbaarheid? Hoe wordt voorkomen
dat huurders in de praktijk geen zeggenschap meer hebben, terwijl hun woonlasten kunnen
stijgen? Is de Minister bereid expliciet vast te leggen dat de Wgiw niet mag worden
ingezet als dwangmiddel zonder harde waarborgen voor betaalbaarheid en zonder duidelijke
instemmingsrechten voor huurders?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende ontwerpbesluit.
Zij hechten aan zorgvuldige uitwerking en uitvoering van warmteprogramma’s met het
oog op betaalbaarheid en haalbaarheid, ook voor kwetsbare huishoudens. Zij hebben
in dit verband enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie hebben enkele vragen over de voorgestelde verplichting
voor gemeenten om binnen vijf jaar na vaststelling van een warmteprogramma, inclusief
de aanwijzing van warmtetransitie gebieden, dit door te vertalen in het omgevingsplan.
Deze leden verwachten dat het bij het vaststellen van een warmteprogramma heel lastig
zal zijn om voldoende zicht te hebben op de haalbaarheid en betaalbaarheid in de praktijk,
zeker nu het flankerend beleid voor een betaalbare warmtetransitie nog beperkt is.
Is de Minister van mening dat deze uitvoeringsplicht proportioneel is op het moment
dat onvoldoende zicht is op de daadwerkelijke haalbaarheid en betaalbaarheid ervan?
Gemeenten hebben de mogelijkheid om het warmteprogramma te wijzigen als de beoogde
aanpak niet haalbaar lijkt, waardoor de uitvoeringsplicht zou kunnen vervallen. Kan
de Minister aangeven of het bij deze (on)haalbaarheid ook gaat om de borging van de
betaalbaarheid, en niet alleen om de technische haalbaarheid?
De leden van de SGP-fractie constateren dat het de verantwoordelijkheid van gemeenten
wordt om een goede afweging te maken met betrekking tot het afsluiten van het aardgasnet
voor in wijken aanwezige bedrijven die aardgas gebruiken in bedrijfsprocessen. Deze
leden willen erop wijzen dat het voor gemeenten lastig is om de proportionaliteit
te beoordelen, omdat zij onvoldoende inzicht hebben in de energiegebruiksgegevens
van bedrijven en de mate van procesgebonden gebruik van aardgas. Kan meer duidelijkheid
gegeven worden over de bedrijven en bedrijfsprocessen die wel of niet meegenomen mogen
worden in de aanwijzingsbevoegdheid? Hoe wordt ervoor gezorgd dat gemeenten meer inzicht
krijgen in de mate waarin bedrijven aardgas nodig hebben voor hun bedrijfsprocessen?
De leden van de SGP-fractie constateren dat de regering als toetsregel voorstelt dat
voor tenminste 70% van de gebouwen in de wijk de verwachte baten over de looptijd
van de investering (dertig jaar) in verhouding zijn met de verwachte kosten. Hoe ziet
de regering in dit verband de wens van de Kamer (amendementen van de leden Flach en
Erkens c.s.) om rekening te houden met de 5% meest kwetsbare huishoudens? Op welke
wijze wordt ervoor gezorgd dat gemeenten voldoende inzicht krijgen in de groep meest
kwetsbare huishoudens?
Deze leden constateren dat de verschillende relevante financiële regelingen (Warmtefonds,
ISDE, enzovoorts) geen onbeperkte looptijd hebben, zodat de lange termijn beschikbaarheid
van voldoende subsidiebudget onzeker is. Hoe wordt ervoor gezorgd dat gemeenten voldoende
ruimte krijgen om bijvoorbeeld via gemeentelijke verduurzamingsregelingen ondersteuning
voor langere termijn te bieden, zeker ook met het oog op de genoemde kwetsbare huishoudens?
De leden van de SGP-fractie constateren dat gemeenten bezwaren hebben bij de relatief
korte periode tussen inwerkingtreding van de wet en de verplichte vaststelling van
een warmteprogramma, naar verwachting een half jaar. Zij wijzen op de komende gemeenteraadsverkiezingen,
waardoor er weinig tijd is voor een ordentelijke behandeling door college en gemeenteraad.
Daarnaast hebben de noodzakelijke MER-procedures tijd nodig, omdat er druk zit op
de beschikbare capaciteit. Wil de Minister gemeenten meer tijd geven voor het vaststellen
van een warmteprogramma?
De leden van de SGP-fractie zetten vraagtekens bij het voorstel om de energieprestatie
voor technische bouwsystemen in een warmtetransitiegebied aan te scherpen naar de
waarde 0,7. Het betekent dat de mogelijkheden voor huiseigenaren om te kiezen voor
alternatieve oplossingen als een bioketel of zonnewarmte sterk worden ingeperkt. Deze
leden willen erop wijzen dat de warmtetransitie al lastig genoeg is. Waarom is er
desondanks voor gekozen de ruimte voor alternatieve oplossingen sterk in te perken?
Is de Minister bereid de aanscherping van deze norm te heroverwegen?
II Antwoord/reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.L. Postma, voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
Mede ondertekenaar
A.C.W. de Vos, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.