Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over d reactie op ingediende moties tijdens het tweeminutendebat Medisch Zorglandschap van 21 mei 2025 (Kamerstuk 31765-938)
2025D39927 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport over de brief van 3 juli 2025 inzake Reactie op ingediende moties
tijdens het tweeminutendebat Medisch Zorglandschap van 21 mei 2025 (31 765, nr. 938).
De voorzitter van de commissie,
Mohandis
Adjunct-griffier van de commissie,
Sjerp
Inhoudsopgave
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
II.
Reactie van de Minister
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief inzake «Reactie op de
ingediende moties tijdens het tweeminutendebat Medisch Zorglandschap van 21 mei 2025»
en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
Genoemde leden willen graag de resultaten weten van de investeringen die het Zuyderland
ziekenhuis heeft gedaan in hun arbeidsmarktagenda. Welke samenwerkingsverbanden zijn
er en waar heeft dit tot op heden toe geleid? Wat zijn op dit moment de tekorten op
personeelsgebied, per functiecategorie? In augustus 2024 vertrokken ineens 18 medewerkers
van de operatiekamers (OK-assistenten en anesthesiemedewerkers) doordat zij niet verplicht
wilden worden voor zowel het ziekenhuis in Heerlen als dat in Geleen beschikbaar te
zijn1. Wat heeft het ziekenhuis eraan gedaan om deze mensen alsnog binnen te houden? Zijn
er van deze 18 personeelsleden nog mensen die alsnog gebleven zijn? Is er in deze
casus gekeken naar goed werkgeverschap?
Tijdens het mondelinge vragenuur van dinsdag 9 september jl. waarin gevraagd werd
naar de positieve bedrijfsomzet van het Zuyderland ziekenhuis werd aangegeven dat
er op 6 punten geïnvesteerd wordt in het behoud en de werving van personeel. Kan per
punt aangegeven worden hoeveel personeel dit heeft opgeleverd? Tevens willen genoemde
leden graag weten hoeveel financiële middelen er per punt zijn ingezet om deze doelen
te bereiken? Viel dit binnen de bestaande middelen? Hoeveel is er van de positieve
bedrijfswinst benut voor deze 6 onderdelen?
In het rapport «bestuursoverleg 2024» van het Zuyderland ziekenhuis2, lezen genoemde leden dat zorgvolumes zich bij de individuele zorgverzekeraars zich
anders ontwikkelden dan verwacht ten tijde van de contactfase. Gaat dit over de acute
zorg? Over de planbare zorg, of beide? Het Zuyderland ziekenhuis geeft aan in navolging
hierop te hebben onderzocht waardoor dit wordt veroorzaakt en is samen met zorgverzekeraar
CZ gekomen tot herijkte afspraken over de zorgproductie. Wat betekenen deze herijkte
afspraken precies? Waardoor werd dit verschil in de verwachtingen van de zorgvolumes
veroorzaakt? Waar kunnen genoemde leden dit onderzoek van het Zuyderland ziekenhuis
terugvinden? Was er sprake van meer of minder productie dan het productieplafond?
Genoemde leden zijn nog benieuwd naar de invloed heeft het verplaatsten van de acute
zorg naar Sittard-Geleen voor de ambulancedienst? Hoeveel personeel en materieel (ambulances,
ambulance- en/of voorwaarde scheppende posten) komen er hierdoor bij? Wat zijn hier
de totale financiële kosten van? En wat zijn de personele gevolgen hiervan? Hoeveel
extra personeelsleden heeft, of moet de ambulancedienst in Limburg extra aannemen
door de veranderingen bij Zuyderland?
Zuid-Limburg heeft voor wat de zorg van het Mobiel Medisch Team (MMT) betreft een
bekende witte vlek. Het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ) en het Maastricht Universitair
Medisch Centrum (MUMC) zijn al gestart met de voorbereidingen in Beek om een MMT-grondgebonden
team te kunnen huisvesten in de nieuwe High-care spoedpost die daar gerealiseerd wordt.
Ook naar het opleiden en de verschuiving van personeel die dit met zich meebrengt
wordt al rekening gehouden. Om deze witte vlek weg te kunnen nemen en Zuid-Limburg
te voorzien van gespecialiseerd medische acute zorg is het enige wat ontbreekt de
structurele financiële middelen van € 4,4 miljoen per jaar. Is de Minister bereid
om samen met de provincie Limburg, het MUMC en het LNAZ een plan te maken om deze
middelen zo spoedig mogelijk beschikbaar te stellen? Bij groen licht voor de financiering
kunnen de eerste diensten per 1 juli 2026 namelijk al gedraaid worden. Zeker gezien
het feit dat Zuid-Limburg nu nog veelal afhankelijk is van de Duitse heli (ADAC),
zij vliegen niet ‘s nachts, hebben geen bloed en ook geen Hydroxocobalamine (antidotum
bij cyanide vergiftigingen) en Natriumazide (antidotum voor methyleenblauw vergiftigingen)
aan boord. Genoemde leden zijn blij met de initiatieven die de regio zelf al onderneemt
om de MMT-zorg in Zuid-Limburg uit te breiden en verwachten nu ook actie van de Minister
om de financiële middelen te realiseren.
Kan de Minister deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Acute zorg op 25 september
a.s.?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister
inzake «Reactie op ingediende moties tijdens het tweeminutendebat Medisch Zorglandschap
van 21 mei 2025». Deze leden betreuren het ten zeerste dat de spoedeisende hulp (SEH)
in Heerlen in 2030 sluit en hun voorkeur gaat uit naar een volwaardig ziekenhuis in
zowel Heerlen als in Sittard-Geleen. Juist in een regio die kampt met achterstelling,
verdwijnende voorzieningen en gezondheidsachterstanden moet alles op alles gezet worden
om te voorkomen dat het aanbod nog verder verschraalt.
De genoemde leden lezen dat «het werven en behouden van zorgpersoneel aan het ziekenhuis
zelf is in afstemming met de partijen in de regio. Via landelijk beleid ondersteunt
het Ministerie van VWS de aanpak om het personeelstekort terug te dringen.» Kan de
Minister nader toelichten hoe dit landelijke beleid bijdraagt aan het personeelstekort
in de zorg in het algemeen en voor de regio Parkstad in het bijzonder? In de beantwoording
van de Minister zinspeelt de Minister als of er vanuit de Rijksoverheid geen oplossing
kan worden geboden aan het personeelstekort in Parkstad. Echter heeft het kabinet
wel besloten om geld toe te kennen aan verscheidene regiodeals in Parkstad en Zuid-Limburg,
zoals «Parkstad Limburg biedt ruimte!». Waarom is het oplossen van het personeelstekort
in de zorg geen onderdeel van die regiodeals? Waarom komt er geen regiodeal op het
gebied van de tekorten op de arbeidsmarkt, deels gefinancierd vanuit de Rijksoverheid?
Is de Minister bereid de opties hiervan te verkennen?
In de verscheidene rapporten over het Zuyderland wordt beschreven dat de zowel de
reistijd als de reiskosten voor grote groepen mensen gaan stijgen. Hiervoor zou een
werkgroep worden opgericht. Kan de Minister nader toelichten hoe het met deze werkgroep
staat? Zijn er al passende oplossingen gevonden zodat de reistijd en reiskosten voor
grote groepen mensen beperkt blijft, zodat de toegankelijkheid voor juist mensen met
een kleine beurs gewaarborgd blijft?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen daarnaast dat de Minister de wens van
de Kamer zal overbrengen aan het ziekenhuis en de zorgverzekeraars voor een nationaal
centrum voor geboortezorg en innovatie in de stadsregio Parkstad Limburg. Juist in
deze regio, waar veel bevallingen plaatsvinden bij moeders in een kwetsbare positie,
vaak met een drie keer lagere sociaaleconomische-status-score, is het van cruciaal
belang dat de geboortezorg op orde is en dat geboortecentra niet worden afgeschaald
of, erger, gesloten. De motie van het lid Dijk c.s. (Kamerstuk 31 765, nr. 922) roept daarom niet alleen op tot een verkenning voor een nationaal centrum in deze
regio, maar ook om dit centrum een voorbeeld te laten zijn bij de versterking van
de geboortezorg elders in het land. Deelt de Minister de opvatting dat een nationaal
centrum niet alleen veel kan betekenen voor de regio, maar dat het ook kan dienen
als voorbeeld elders en kennis kan opleveren voor het hele land? En is de Minister
bereid meer regie te pakken dan zijn voorgangers op dit punt, die hier hun handen
vanaf trokken en niet bereid waren een verkenning uit te voeren, terwijl notabene
de lokale overheid in Parkstad Limburg al heeft aangegeven financieel te willen bijdragen?
Kan de Minister toezeggen dat het nationaal centrum voor geboortezorg en innovatie
er überhaupt komt, aangezien in de brief van de Minister wordt gesproken van een «eventueel»
centrum, ondanks dat deze motie met een ruime meerderheid is aangenomen door de Kamer?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van deze brief.
Genoemde hebben op dit moment geen aanvullende vragen of opmerkingen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de brief over «Reactie op ingediende
moties tijdens het tweeminutendebat Medisch Zorglandschap van 21 mei 2025» en hebben
hierover geen verdere vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de ingediende moties tijdens
het tweeminutendebat Medisch Zorglandschap en de reactie van de Minister. Genoemde
leden volgen de ontwikkelingen rond het Zuyderland ziekenhuis en de betrokkenheid
van de Minister met interesse.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de «Reactie op ingediende moties
tijdens het tweeminutendebat Medisch Zorglandschap van 21 mei 2025». Deze leden hebben
de volgende vragen aan de Minister.
Om te beginnen willen genoemde leden nog stilstaan bij de antwoorden van de Minister
op de vragen over de winst van het Zuyderland ziekenhuis. De Minister stelde eerder
tijdens het vragenuur dat de solvabiliteit van Zuyderland «niet wezenlijk anders is
dan die van andere ziekenhuizen». Uit openbare jaarcijfers blijkt echter dat Zuyderland
een solvabiliteit heeft van 26,9%, ruim boven de norm van 20%. Dit roept vragen op
over de benutting van deze financiële ruimte. Is de Minister bereid om te laten onderzoeken
of Zuyderland met een solvabiliteit van 26,9% en een winst van € 21,5 miljoen daadwerkelijk
voldoende doet om acute zorg in Heerlen te behouden en personeel duurzaam te ondersteunen?
En acht de Minister het wenselijk dat deze ruimte niet wordt ingezet voor structurele
versterking van regionale zorginfrastructuur?
Daarnaast stelde de Minister dat winst binnen de organisatie blijft en wordt ingezet
voor innovatie, gebouwen en personeel. Maar tegelijkertijd wordt essentiële zorg afgeschaald
en blijft het personeelstekort bestaan. Is de Minister in ieder geval bereid om met
Zuyderland en CZ afspraken te maken over het verplicht investeren van winsten in maatschappelijke
doelen, zoals het behoud van acute zorg, het opzetten van leerwerkplaatsen of het
realiseren van huisvesting voor zorgpersoneel?
Verder zet het Zuyderland ziekenhuis, zo lezen de leden van de BBB-fractie in het
bestuursverslag3, in op zij-instroom, buitenlandse verpleegkundigen en gepensioneerden. Genoemde leden
constateren dat behoud van huidig personeel en het creëren van opleidingsplekken onderbelicht
blijven. Dit is opmerkelijk, aangezien Zuyderland een Samenwerkende Topklinische Ziekenhuis
(STZ-ziekenhuis) is met een breed opleidingsaanbod: jaarlijks zijn er plekken voor
580 coassistenten, 120 senior-coassistenten, 150 Artsen in opleiding tot specialist
(AIOS) en 120 Artsen niet in opleiding tot specialist (ANIOS) verdeeld over tientallen
specialismen4. Toch lijkt deze opleidingscapaciteit onvoldoende benut te worden om het regionale
personeelstekort structureel aan te pakken.
Ter vergelijking: het Zaans Medisch Centrum (ZMC), een ziekenhuis van vergelijkbare
omvang5, telt ongeveer 50 AIOS en ANIOS en biedt opleidingsplekken in meerdere specialismen,
waaronder anesthesiologie, gynaecologie, heelkunde, interne geneeskunde en psychiatrie.
Daarnaast biedt ZMC opleidingen voor GZ-psychologen, klinisch psychologen en psychotherapeuten.
Wat ZMC onderscheidt, is de actieve betrokkenheid van arts-assistenten via de Vereniging
Arts-assistenten ZMC (VAAZ), die niet alleen inhoudelijke activiteiten organiseert
zoals Discipline Overstijgend Onderwijs (DOO) en wetenschapsavonden, maar ook sociale
binding stimuleert via borrels, lunches en uitjes. Deze structuur draagt aantoonbaar
bij aan het behoud van jonge professionals.6
Is de Minister bereid om het Zuyderland ziekenhuis aan te moedigen tot het opzetten
van een Vereniging Arts-assistenten, naar voorbeeld van ZMC, dan wel iets vergelijkbaars,
om het opleidingsklimaat, de sociale cohesie en het behoud van jonge artsen te versterken?
Kan de Minister aangeven hoe de huidige opleidingsinspanningen van Zuyderland zich
verhouden tot het daadwerkelijke behoud van personeel in de regio? Wordt er gemonitord
of opgeleide professionals ook daadwerkelijk in de regio blijven werken? Is de Minister
bereid om, samen met Zuyderland en Maastricht UMC+, een regionaal programma op te
zetten waarin opleiding, huisvesting en loopbaanontwikkeling integraal worden aangepakt
om de Limburgse zorgregio structureel te versterken?
Ook bevestigde de Minister dat CZ en Zuyderland gezamenlijk hebben besloten tot verplaatsing
van acute zorg naar Sittard-Geleen. Is de Minister bereid om transparant te maken
welke rol CZ heeft gespeeld in de besluitvorming over de toekomst van de zorgvoorzieningen
in Heerlen, en hoe wordt geborgd dat burgers en lokale overheden daadwerkelijk zeggenschap
hebben over hun regionale zorgvoorzieningen?
Tot slot horen de leden van de BBB-fractie dat in Sittard-Geleen grote onrust heerst
nu de spoedeisende hulp (SEH) tijdens de verbouwing gesloten is en patiënten moeten
uitwijken naar Heerlen. Tegelijkertijd zien we dat vanaf 2030 de situatie wordt omgedraaid,
maar dan definitief. Dan is er voor de honderdduizenden inwoners in Parkstad en Westelijke
Mijnstreek nog maar één volwaardige spoedeisende hulp in Sittard-Geleen. In hoeverre
is de Minister van mening dat je een regio van deze omvang en kwetsbaarheid kunt overlaten
aan één SEH? Hoe zou de Minister handelen als een vergelijkbare situatie zich zou
voordoen in een omgeving als Amsterdam of Rotterdam, en wat is de Minister concreet
bereid te doen om te zorgen dat ook in Heerlen een vorm van volwaardige spoedeisende
hulp behouden blijft?
Vervolgens enkele vragen over de brieven. In de brief en beslisnota wordt bij alle
vier de moties gesteld dat de uitvoering primair bij het ziekenhuis ligt, en dat de
Minister slechts de wens van de Kamer zal overbrengen. De leden van de BBB-fractie
vinden dit een te passieve houding, zeker gezien de urgentie van de situatie in Parkstad.
Is de Minister bereid om, in plaats van enkel het overbrengen van wensen, actief regie
te nemen in het faciliteren van een masterplan voor personeel, het opzetten van een
nationaal centrum voor geboortezorg en het voorkomen van verdere afschaling van zorg
in Heerlen?
Daarnaast stelt de Minister dat een aanwijzing op basis van artikel 7 Wet marktordening
gezondheidszorg (WMG) niet mogelijk is voor een individuele zorgaanbieder. Genoemde
leden vragen welke alternatieven er zijn. Is de Minister bereid om te verkennen welke
andere juridische of beleidsmatige instrumenten beschikbaar zijn om de afschaling
van acute zorg in Heerlen te voorkomen, bijvoorbeeld via het Integraal Zorgakkoord,
regionale convenanten of aanvullende regelgeving? Is de Minister bereid om in het
kader van het Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord (AZWA) een regionale differentiatie
in te voeren, waarbij kwetsbare regio’s zoals Parkstad extra ondersteuning krijgen
bij het behoud van acute zorg en het oplossen van personeelstekorten?
Tot slot willen de leden benadrukken dat de acute zorg in Oost-Nederland momenteel
onvoldoende is gedekt. Zowel het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ) als uzelf onderstrepen
het belang van een Mobiel Medisch Team (MMT) met een traumahelikopter op Vliegveld
Teuge. Maar door het ontbreken van een actueel luchtvaartbesluit duurt het stationeren
van de helikopter langer dan wenselijk is7, terwijl bij levensbedreigende situaties iedere minuut telt. Kan de Minister toezeggen
bij de provincie Gelderland aan te dringen op een tijdelijke uitzondering voor de
stationering van een traumahelikopter op Teuge, zodat de acute zorg in Oost-Nederland
direct verbeterd wordt? De leden van de BBB-fractie verwijzen hierbij naar de unaniem
aangenomen motie van het lid Rikkers-Oosterkamp (Kamerstuk 31 765, nr. 924), waarin de regering wordt verzocht dit actief bij de provincie onder de aandacht
te brengen en mee te nemen in het nieuwe luchthavenbesluit.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister inzake
«Reactie op de ingediende moties tijdens het tweeminutendebat Medisch Zorglandschap
van 21 mei 2025» en hebben hierover nog enkele vragen. Deze leden constateren dat
de Minister niet bereid is een verkenning uit te voeren naar het waarborgen van goede
geboortezorg in de regio Parkstad, ondanks meerdere aangenomen moties. Zij vragen
waarom de Minister niet bereid is deze verkenning uit te voeren en waarom hij geen
rol voor zichzelf ziet. Genoemde leden vragen nogmaals of de Minister bereid is een
actieve bijdrage te leveren aan goede geboortezorg in de regio.
De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister uitgebreid uiteen wil zetten wat
de vervolgstappen zijn om te komen tot goede geboortezorg in de regio Parkstad. Welke
concrete opties en beleidsmaatregelen liggen daarbij op tafel, welk tijdspad ziet
de Minister voor zich, welke rol ziet de Minister voor zichzelf en voor de andere
betrokkenen, en wanneer wordt de Kamer hierover geïnformeerd?
II. Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Mohandis, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
E.M. Sjerp, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.