Nota van wijziging : Nota van wijziging
36 463 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met verdere versterking van de strafrechtelijke aanpak van ondermijnende criminaliteit (versterking strafrechtelijke aanpak ondermijnende criminaliteit II)
Nr. 9
NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 18 september 2025
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel III wordt voor onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:
aA
Onder vernummering van artikel 9a tot artikel 9b wordt na artikel 9 een artikel ingevoegd,
luidende:
Artikel 9a
1. In geval van verdenking van een misdrijf waarvoor een geldboete van de vierde categorie
kan worden opgelegd, kunnen voorwerpen inbeslaggenomen worden die kunnen dienen tot
bewaring van het recht tot verhaal voor een ter zake van dat misdrijf op te leggen
maatregel als bedoeld in artikel 13d.
2. Op inbeslagneming op grond van het eerste lid zijn de bepalingen uit het Wetboek
van Strafvordering die betrekking hebben op inbeslagneming op grond van artikel 94a
van dat wetboek, van overeenkomstige toepassing.
B
In artikel III, onderdeel B, komt het voorgestelde artikel 13a, tweede lid, van de
Opiumwet te luiden:
2. Ontzetting van de in artikel 28, eerste lid, onder 1°, 2° en 4°, van het Wetboek
van Strafrecht, vermelde rechten kan worden uitgesproken bij veroordeling wegens een
der in de artikelen 10, tweede tot en met vijfde lid, 10a, eerste lid, 10b, tweede
lid, 11, derde tot en met vijfde lid en 11b, eerste lid, omschreven misdrijven en
de schuldige kan worden ontzet van de uitoefening van het beroep waarin hij het misdrijf
heeft gepleegd.
C
Aan artikel III worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
C
In artikel 13b, eerste lid, onder b, wordt na «artikel 10a, eerste lid, onder 3°,»
ingevoegd «artikel 10c, eerste lid, onder 3°,».
D
In lijst IA onder stofgroep 3 wordt «arylalkyl- of cycloalkylgroep» vervangen door
«aryl-, arylalkyl- of cycloalkylgroep».
D
Artikel IV komt te luiden:
De Wet wapens en munitie wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 52 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 53
1. Ingeval van verdenking van een misdrijf waarvoor een geldboete van de vierde categorie
kan worden opgelegd kunnen voorwerpen inbeslaggenomen worden tot bewaring van het
recht tot verhaal voor een ter zake van dat misdrijf op te leggen maatregel als bedoeld
in artikel 56a.
2. Op inbeslagneming op grond van het eerste lid zijn de bepalingen uit het Wetboek
van Strafvordering die betrekking hebben op inbeslagneming op grond van artikel 94a
van dat wetboek, van overeenkomstige toepassing.
B
Artikel 55a wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Bij veroordeling wegens een der misdrijven omschreven in artikel 55, derde tot
en met zevende lid, kan ontzetting van de in artikel 28, eerste lid, onder 1°, 2°
en 4°, van het Wetboek van Strafrecht, vermelde rechten worden uitgesproken en kan
de schuldige worden ontzet van de uitoefening van het beroep waarin hij het misdrijf
heeft gepleegd.
E
Aan artikel VI wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
D
Na artikel 18 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 18a
1. Ingeval van verdenking van een misdrijf waarvoor een geldboete van de vierde categorie
kan worden opgelegd kunnen voorwerpen inbeslaggenomen worden tot bewaring van het
recht tot verhaal voor een ter zake van dat misdrijf op te leggen maatregel als bedoeld
in artikel 8, onderdeel d.
2. Op inbeslagneming op grond van het eerste lid zijn de bepalingen uit het Wetboek
van Strafvordering die betrekking hebben op inbeslagneming op grond van artikel 94a
van dat wetboek, van overeenkomstige toepassing.
F
Na artikel X worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
ARTIKEL XA
In het tweede lid van artikel 231 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt na «2,»
ingevoegd «2a,» en wordt na «10a, eerste lid, aanhef en onder 3°,» ingevoegd «10c,
eerste lid, aanhef en onder 3°,».
ARTIKEL XB
In artikel 11.9 van de Omgevingswet wordt na «2,» telkens ingevoegd «2a,» en wordt
na «10a, eerste lid, aanhef en onder 3°,» telkens ingevoegd «10c, eerste lid, aanhef
en onder 3°,».
Toelichting
Algemeen
Met de wet versterking strafrechtelijke aanpak ondermijnende criminaliteit (Stb. 2021, 544), is de maatregel kostenverhaal opgenomen in drie bijzondere wetten. Dit betreft
de Opiumwet (Ow), de Wet op de economische delicten (Wed) en de Wet wapens en munitie
(Wwm). Deze maatregel betreft een verplichting voor de veroordeelde tot het betalen
van de kosten die ten laste van de staat komen, in verband met de vernietiging van
voorwerpen die ernstig gevaar opleveren voor de leefomgeving of voor de volksgezondheid.
De beperking tot specifieke in deze wetten strafbaar gestelde gedragingen houdt verband
met de voorwerpen die in beslag worden genomen in het kader van de opsporing van deze
strafbare feiten. De maatregel kan worden opgelegd in situaties waarin sprake is van
de ontdekking van illegaal vuurwerk, illegale gewasbeschermingsmiddelen, drugslaboratoria
of hennepkwekerijen. Vanwege de risico’s voor de leefomgeving en de volksgezondheid
vereist de vernietiging van deze voorwerpen specifieke expertise, en daardoor zijn
aan vernietiging niet zelden hoge kosten verbonden.
Het openbaar ministerie kan oplegging vorderen van de maatregel kostenverhaal. Als
deze maatregel door de rechter is opgelegd, vindt de tenuitvoerlegging plaats overeenkomstig
de tenuitvoerlegging van een verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de staat
ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit betekent dat de tenuitvoerlegging
geschiedt op de wijze die is voorgeschreven in het Wetboek van Strafvordering (Boek
6, Hoofdstuk 4, Tweede, Derde en Vijfde titel). Nadat de opgelegde maatregel kostenverhaal
onherroepelijk is wordt deze door het openbaar ministerie overgedragen aan het Centraal
Justitieel Incasso Bureau (CJIB) met het oog op de tenuitvoerlegging. Het CJIB draagt
zorg voor de inning van het te betalen geldbedrag.
Inmiddels is gebleken dat de tenuitvoerlegging van de maatregel kostenverhaal lastig
is als de veroordeelde niet zelf zijn aan zijn betalingsplicht voldoet. Als vermogensbestanddelen
worden weggemaakt voordat de maatregel kostenverhaal is voldaan, vist de staat achter
het net. Daarom is het noodzakelijk dat het openbaar ministerie conservatoir beslag
kan leggen op vermogensbestanddelen, tot bewaring van het recht van verhaal voor een
terzake van het misdrijf op te leggen maatregel kostenverhaal. Dit naar het model
van het conservatoir beslag tot bewaring van het recht tot verhaal voor een op te
leggen geldboete, ontnemingsmaatregel of schadevergoedingsmaatregel ten bate van het
slachtoffer, zoals geregeld in artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering (artikel
94a Sv).
Met deze nota van wijziging wordt aan het wetsvoorstel versterking strafrechtelijke
aanpak ondermijnende criminaliteit II toegevoegd de mogelijkheid van het conservatoir
beslag tot bewaring van het recht van verhaal voor een op te leggen maatregel kostenverhaal
in de Ow, de Wed en de Wwm. Het conservatoir beslag met het oog op een op te leggen
maatregel kostenverhaal wordt toegepast overeenkomstig de regeling voor het conservatoir
beslag tot bewaring van het recht tot verhaal voor een op te leggen geldboete, maatregel
tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel of schadevergoedingsmaatregel
in het Eerste Boek, Titel IV, Derde Afdeling van het Wetboek van Strafvordering.
Met deze nota van wijziging worden tevens enkele omissies in de Opiumwet hersteld.
Dit betreffen de uitbreiding van de voorgestelde regeling van de uitzetting uit bepaalde
rechten bij strafbare handelingen met substanties die onderdeel uitmaken van stofgroepen
van de nieuwe Lijst IA bij die wet of een preparaat daarvan, de bevoegdheid van de
burgemeester tot het sluiten van drugspanden bij de voorbereiding van handel in de
genoemde nieuwe substanties of preparaten daarvan, evenals de maatregelen die na sluiting
kunnen volgen, en een verduidelijking in de nieuwe lijst IA bij de wet.
ONDERDEELSGEWIJS
A
Met dit onderdeel wordt voorgesteld conservatoir beslag ten behoeve van de tenuitvoerlegging
van een op grond van artikel 13d van de Opiumwet opgelegde maatregel kostenverhaal
mogelijk te maken. De Opiumwet biedt de mogelijkheid van de oplegging van een maatregel
kostenverhaal in geval van veroordeling voor een misdrijf als bedoeld in de artikelen
10, 10a, eerste lid, 11, eerste tot en met vijfde lid, 11a of 11b van die wet. Met
de in het eerste lid voorgestelde regeling van het conservatoir beslag tot bewaring
van het recht tot verhaal voor een op te leggen maatregel kostenverhaal wordt aangesloten
bij de regeling in het Wetboek van Strafvordering. Op grond van artikel 94a Sv is
het conservatoir beslag mogelijk in geval van verdenking van een misdrijf, waarvoor
een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd, voor de schadevergoedingsmaatregel
geldt het vereiste van een geldboete van de vierde categorie. In het nieuwe Wetboek
van Strafvordering (Kamerstukken 36 327) zal voor de ontnemingsmaatregel het vereiste van een geldboete van de vijfde categorie
worden verlaagd tot de vierde categorie. Tegen deze achtergrond wordt voorgesteld
voor het conservatoir beslag voor de maatregel kostenverhaal te volstaan met het vereiste
van een geldboete van de vierde categorie, zodat deze maatregel ruim kan worden toegepast.
Daardoor kan de staat de kosten van het opruimen van drugsafval terugvorderen van
degenen die dit afval hebben veroorzaakt en die doorgaans veel geld hebben verdiend
met de productie van de drugs. Alsdan kan het conservatoir beslag worden gelegd ingeval
van verdenking van het misdrijf van de artikelen 10, eerste tot en met het vijfde
lid, 10a, eerste lid, 11, tweede tot en met vijfde lid, 11a en 11b van die wet.
Met het voorgestelde tweede lid zijn op inbeslagneming op grond van het eerste lid
de bepalingen uit het Wetboek van Strafvordering die betrekking hebben op inbeslagneming
op grond van artikel 94a van dat wetboek, van overeenkomstige toepassing. Door het
gebruik van de woorden «van overeenkomstige toepassing betreft dit ook het anderbeslag,
dat is geregeld in artikel 94a, vierde en vijfde lid, Sv. Hetzelfde geldt voor de
bepalingen over teruggave en bewaring van inbeslaggenomen voorwerpen (artikelen 116–119a
Sv), het beklag tegen inbeslagneming (artikel 552a Sv) en het nemen van verhaal bij
de tenuitvoerlegging (artikel 13d, derde lid, Ow j.o. artikelen 6.4.4 en 6.4.9 Sv).
Op grond van de regeling in het Wetboek van Strafvordering kan het conservatoir beslag
slechts worden gelegd of gehandhaafd krachtens schriftelijke machtiging op vordering
van de officier van justitie te verlenen door de rechter-commissaris (artikel 103,
eerste lid, Sv). Dit vereiste is ook van toepassing bij het conservatoir beslag voor
de maatregel kostenverhaal).
B
Met dit onderdeel wordt de mogelijkheid van de ontzetting uit bepaalde rechten na
veroordeling vanwege in de Opiumwet strafbaar gestelde gedragingen uitgebreid. In
Artikel III, onderdeel B, van het wetsvoorstel wordt voorzien in de mogelijkheid van
de ontzetting van de in artikel 28, eerste lid, onder 1°, 2°, en 4°, van het Wetboek
van Strafrecht vermelde rechten en van de uitoefening van het beroep waarin het misdrijf
is gepleegd. Dit betreft het bekleden van (bepaalde) ambten (onderdeel 1), het dienen
bij de gewapende macht (onderdeel 2), en het zijn van raadsman of gerechtelijke bewindvoerder
(onderdeel 4). Dit wordt mogelijk bij veroordeling wegens een van de misdrijven omschreven
in de artikelen 10, tweede tot en met vijfde lid, 10a, eerste lid, 11, derde tot en
met vijfde lid en 11b, eerste lid, Ow. Aan deze opsomming dient te worden toegevoegd
de artikelen 10b, tweede lid, en 10c, eerste lid, van de Opiumwet. In artikel 10b,
tweede lid, Ow is strafbaar gesteld het opzettelijk handelen in strijd met een in
artikel 2a, eerste lid, gegeven verbod. Dit betreft strafbare handelingen als het
binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen, bereiden, bewerken of verkopen,
aanwezig hebben of vervaardigen van een substantie die deel uitmaakt van een stofgroep
als bedoeld in lijst IA bij de Opiumwet of een preparaat daarvan. Dan kan een gevangenisstraf
kan worden opgelegd van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Met deze aanpassing kan worden voorkomen dat een veroordeelde zijn of haar beroep
of functie misbruikt ten behoeve van criminaliteit met substanties die deel uitmaken
van een stofgroep als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst IA of een preparaat
daarvan.
C
Met dit onderdeel wordt ten eerste een omissie hersteld rond de sluitingsbevoegdheid
van de burgemeester op grond van de Opiumwet. Met de Wet van 29 januari 2025 tot wijziging
van de Opiumwet in verband met het toevoegen van een derde lijst met als doel het
tegengaan van de productie van en de handel in nieuwe psychoactieve stoffen en enkele
andere wijzigingen (Stb. 2025, 32) is een nieuwe Lijst IA toegevoegd aan de Opiumwet. Doel is de productie van en de
handel tegen te gaan in nieuwe psychoactieve stoffen, en daarmee de volksgezondheid
en de openbare orde te beschermen.
Artikel I, onderdeel Q, van genoemde wet omvat een wijziging van artikel 13b, eerste
lid, onder a, van de Opiumwet. Hierdoor kan de burgemeester met een last onder bestuursdwang
een drugspand sluiten of een last onder dwangsom opleggen als ter plaatse een substantie
die deel uitmaakt van een stofgroep als bedoeld in de nieuwe lijst IA van de Opiumwet
of een preparaat daarvan wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt, dan wel daartoe
aanwezig is. Ten onrechte voorziet die wet echter niet in een wijziging van onderdeel
b van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet. Waar de burgemeester op die grondslag
wel kan sluiten of een last onder dwangsom kan opleggen voor, kort gezegd, de voorbereiding
van harddrugshandel of voor bedrijfsmatige of grootschalige softdrugshandel door het
voorhanden zijn van voorwerpen of stoffen, kan dit voor dergelijke voorbereiding van
handel in de genoemde nieuwe substanties of preparaten daarvan niet. Met onderdeel
A, onder 3, wordt dit hersteld.
Daarnaast wordt voorgesteld een aanpassing van lijst IA. Dit betreft een verduidelijking
van stofgroep 3 (de 4-aminopiperidine). In figuur 4 is de basisstructuur van 4-aminopiperidine
weergegeven. Daarbij is een omschrijving gegeven van element R2, waarin staat dat
R2 een arylakylgroep of cycloakylgroep of een heterocyclische ringstructuur is. Per
abuis mist in die omschrijving dat R2 teven eens arylgroep kan zijn. Met deze wijziging
wordt dit hersteld. Hiermee worden alle mogelijke varianten van fentanyl onder het
verbod gebracht van de handelingen met betrekking tot substanties van de stofgroepen
van lijst IA of een preparaat daarvan.
D
De Wet wapens en munitie biedt de mogelijkheid van de oplegging van een maatregel
kostenverhaal in geval van veroordeling voor een misdrijf als bedoeld in de artikelen
54 en 55 van die wet (artikel 56a Wet wapens en munitie). In aansluiting op de regeling
voor het conservatoir beslag in verband met een op te leggen ontnemingsmaatregel of
schadevergoedingsmaatregel in het (nieuwe) Wetboek van Strafvordering wordt voorgesteld
voor het conservatoir beslag voor de maatregel kostenverhaal te kiezen voor het vereiste
van een misdrijf waarvoor een geldboete van de vierde categorie kan worden opgelegd.
Alsdan kan het conservatoir beslag worden gelegd ingeval van verdenking van een misdrijf
als bedoeld in artikel 55 van die wet.
Overigens wordt verwezen naar de toelichting op onderdeel A.
E
De Wet op de economische delicten biedt de mogelijkheid van de oplegging van een maatregel
kostenverhaal in geval van veroordeling wegens een economisch delict (artikel 8, onderdeel
d, Wet op de economische delicten). In aansluiting op de regeling voor het conservatoir
beslag in verband met een op te leggen ontnemingsmaatregel of schadevergoedingsmaatregel
in het (nieuwe) Wetboek van Strafvordering wordt voorgesteld voor het conservatoir
beslag voor de maatregel kostenverhaal te kiezen voor het vereiste van een misdrijf
waarvoor een geldboete van de vierde categorie kan worden opgelegd. Alsdan kan het
conservatoir beslag worden gelegd ingeval van verdenking van alle misdrijven van die
wet.
Overigens kan worden verwezen naar de toelichting op onderdeel A.
F
In de Wet van 29 januari 2025 (Stb. 2025, 32) waarmee aan de Opiumwet een derde lijst is toegevoegd tegen de handel in nieuwe
psychoactieve stoffen, zijn ten onrechte niet de maatregelen geregeld zoals die na
een burgemeesterssluiting kunnen volgen in geval van hard- of softdrugshandel. Dit
betreft, kort gezegd, huurontbinding en onteigening, indien drugshandel zelfs niet
stopt door derdenbeheer of -gebruik. Dit is inconsistent. Het is bovendien onwenselijk
in het licht van de doelen van de genoemde wet en maatregelen, alsmede in het licht
van de gewenste aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit. Dit onderdeel
herstelt dit.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F. van Oosten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F. van Oosten, minister van Justitie en Veiligheid