Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Kent over de vervolging van Eternit door het Openbaar Ministerie
Vragen van het lid Van Kent (SP) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de vervolging van Eternit door het Openbaar Ministerie (ingezonden 17 juli 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Nobel (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens
de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 15 september 2025).
Vraag 1 en 2
Wat is uw reactie op het bericht dat het Openbaar Ministerie Eternit vervolgt wegens
doodslag?1
Deelt u de mening dat het belangrijk is dat het bedrijf Eternit en zijn leidinggevenden
strafrechtelijk vervolgd worden, zodat het leed van de nabestaanden van de talrijke
asbestslachtoffers eindelijk erkenning krijgt?
Antwoord 1 en 2
Er is kennisgenomen van het bericht dat het Openbaar Ministerie Eternit strafrechtelijk
vervolgt. Het is aan de rechter om in deze zaak te oordelen. Voor nabestaanden van
asbestslachtoffers kan een dergelijke procedure bijdragen aan erkenning van hun leed.
Vraag 3
Deelt u de opvatting van het Comité Asbestslachtoffers dat het al 25 jaar door de
overheid gefinancierde Instituut Asbestslachtoffers (IAS) structureel faalt, gezien
het feit dat van de ongeveer 550 mesothelioomslachtoffers per jaar slechts circa 15
procent daadwerkelijk een schadevergoeding van de werkgever ontvangt, terwijl het
overgrote deel van de slachtoffers genoegen moet nemen met een karige tegemoetkoming
van de overheid?
Antwoord 3
Nee, de opvatting van het Comité Asbestslachtoffers (CAS) wordt niet gedeeld. Integendeel,
het IAS levert een waardevolle bijdrage aan de erkenning en ondersteuning van asbestslachtoffers
en het verminderen van de juridische lijdensweg van deze slachtoffers.
Wanneer mensen ernstig ziek worden na in contact te zijn geweest met asbest (al of
niet op het werk), dan heeft dat grote gevolgen voor zowel het slachtoffer zelf als
voor de nabestaanden. De rijksoverheid heeft het leed van deze mensen willen erkennen
door het instellen van de Regeling TAS (voor werknemers) en de Regeling TNS (niet-werknemers).
Op grond van een van deze regelingen krijgt het asbestslachtoffer of de nabestaanden
een eenmalige financiële tegemoetkoming van ruim € 25.600. Het IAS speelt hierin een
uiterst belangrijke rol.
In de afgelopen 25 jaar hebben zich meer dan 13.500 asbestslachtoffers met maligne
mesothelioom of asbestose bij het IAS gemeld. Aan ruim 9.500 van hen is een financiële
tegemoetkoming (TAS of TNS) uitgekeerd. Ruim 3.500 slachtoffers, die ziek zijn geworden
tijdens het werk in loondienst, hebben door bemiddeling van het IAS een schadevergoeding
van de (ex)werkgever of diens verzekeraar ontvangen. Zo hebben bijvoorbeeld in 2024
362 mensen met mesothelioom zich bij het IAS gemeld, waarvan de blootstelling door
het werk is veroorzaakt. Bij 120 personen is bemiddeling voor een schadevergoeding
niet mogelijk omdat de werkgever niet meer bestaat. Bij 242 mensen heeft het IAS een
bemiddeling gestart. Dit heeft voor 84 mensen (33%) tot een schadevergoeding geleid
(IAS jaarverslag 2024). Het IAS geeft overigens wel aan dat het aantal geslaagde bemiddelingen
onder druk staat. Dit komt door een complex van factoren, waarbij de lange tijd tussen
blootstelling en het openbaren van de ziekte van grote invloed is. Het IAS neemt op
dit moment initiatieven om het aantal geslaagde bemiddelingen op peil te houden. Daarnaast
onderzoekt het IAS de mogelijkheden om het bereik (nu ongeveer 85% van de asbestslachtoffers)
te verhogen.
Ook uit de jaarlijkse klanttevredenheids- of belevingsonderzoeken die het IAS onder
de asbestslachtoffers en hun families/nabestaanden uitvoert, blijkt dat de overgrote
meerderheid van hen positief is over de uitvoering en bejegening door het IAS.
Vraag 4
Bent u, gelet op dit slechte resultaat van het IAS, bereid om als verantwoordelijke
overheid te komen tot een wettelijk asbestfonds, dat voorziet in een volledige schadevergoeding
voor alle asbestslachtoffers?
Antwoord 4
Zoals in het antwoord op vraag 3 aangeven, is er geen sprake van een slecht resultaat
van het IAS. Er is dan ook geen aanleiding alsnog een wettelijk asbestfonds in te
stellen.
Vraag 5
Hoe beoordeelt u de tijdslijn geschetst door dagblad Trouw, waarin duidelijk wordt
gemaakt dat het asbestbedrijf Eternit jarenlang met succes gelobbyd heeft bij de overheid,
waardoor het enorme risico van de blootstelling aan asbest decennialang werd genegeerd
en onderschat?2
Antwoord 5
De tijdslijn in Trouw is een journalistieke reconstructie die deels samenvalt met
feiten die ook in openbare bronnen en gerechtelijke procedures zijn beschreven. Het
is echter aan de rechter om te oordelen over de juistheid van alle daarin genoemde
gebeurtenissen en over eventuele verantwoordelijkheden.
Wat vaststaat, is dat asbest zeer schadelijk kan zijn voor de gezondheid en dat het
beleid in de afgelopen decennia ingrijpend is aangescherpt, met als resultaat het
verbod op het gebruik van asbest in 1993. Als overheid blijven wij alert op signalen
over gevaarlijke stoffen, en handelen wij waar nodig tijdig en onafhankelijk, zodat
de volksgezondheid en veiligheid van burgers voorop blijven staan.
Vraag 6
Bent u, gelet op het feit dat er in ons land inmiddels in totaal al bijna 20.000 mesothelioomslachtoffers
zijn gevallen en het jaarlijkse aantal slachtoffers op circa 550 ligt, bereid de wijziging
van de Wet Milieubeheer uit 2016, die het gebruik van asbest en asbesthoudende producten
met ingang van 1 januari 2024 wilde verbieden, maar op 4 januari 2019 door de Eerste
Kamer is verworpen, zo spoedig mogelijk opnieuw in te dienen?
Antwoord 6
Uit RIVM-onderzoek (2017) blijkt dat het merendeel van deze gevallen is terug te voeren
op blootstelling aan asbest op of via het werk, veelal tientallen jaren geleden.3 Tegen deze achtergrond is het belangrijk om op te merken dat een verbod op asbest(daken)
per 2024, zoals voorgesteld in de wijziging van de Wet milieubeheer, naar verwachting
slechts beperkt invloed zou hebben op het aantal nieuwe gevallen van mesothelioom.
De gezondheidswinst van een dergelijk verbod zou met name op de lange termijn liggen.
Het bedoelde wetsvoorstel bood een grondslag om bij algemene maatregel van bestuur
regels te stellen over het gebruik van asbest of asbesthoudende producten. Het beleidsdoel
van het wetsvoorstel was concreet gericht op een verbod op asbestdaken per 1 januari
2024.
Het wetsvoorstel werd op 4 juni 2019 door de Eerste Kamer verworpen.
Gezien het feit dat er in de Eerste Kamer geen meerderheid was voor het ontwerpverbod
is destijds gekozen voor een uitgebreide en doelgroep-specifieke communicatiestrategie
om de bestaande aanpak van asbestdaken verder te ondersteunen. Uw Kamer is hierover
al eerder geïnformeerd.4 Met deze communicatiestrategie wordt samen met provincies en gemeenten gewerkt aan
de vrijwillige sanering van asbestdaken. Dit wordt verder ondersteund met het asbestleenfonds.
Hiermee is gekozen voor maatwerk en specifieke ondersteuning, in plaats van een algemeen
verbod.
Daarnaast geldt binnen de Europese Unie een verbod op het vervaardigen, in de handel
brengen en gebruiken van asbest en asbesthoudende producten op grond van de REACH-verordening.5 Hierbij geldt een uitzondering voor het blijven gebruiken van voorwerpen die voor
1 januari 2005 in gebruik waren. Dit verbod is sinds 2005 van kracht en biedt een
breed juridisch kader voor het reguleren van asbest op Europees niveau.
Gezien deze bestaande (internationale) regelgeving en de ingezette nationale aanpak
is er op dit moment geen aanleiding om het ontwerpasbestverbod opnieuw in te dienen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
A.A. Aartsen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.