Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over de Geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 16 september 2025 (o.a. Kamerstuk 21501-02-3225)
2025D38154 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Europese Zaken hebben enkele fracties de behoefte vragen
en opmerkingen voor te leggen over de brieven van de Minister van Buitenlandse Zaken
d.d. 9 september 2025 inzake de Geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van
16 september 2025 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 3225) en de brief d.d. 8 september 2025 inzake Verslag van de informele Raad Algemene
Zaken van 1 en 2 september 2025 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 3226).
De voorzitter van de commissie,
Van der Plas
Adjunct-griffier van de commissie,
Hoedemaker
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
•
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
•
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
•
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
•
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
II
Reactie van de Minister van Buitenlandse Zaken
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
ter voorbereiding op de Raad Algemene Zaken van 16 september 2025. Zij willen in dit
kader enkele punten onderstrepen en het kabinet verzoeken om een nadere toelichting.
Ten eerste constateren de leden van de VVD-fractie dat tijdens de Raad uitgebreid
zal worden gesproken over het rechtsstaatrapport 2025, waarin zowel de situatie binnen
de EU, de afzonderlijke lidstaten als de rechtstatelijke ontwikkelingen in kandidaat-lidstaten
aan de orde komen. Deze leden verwelkomen dat het kabinet de zorgen die in de rapporten
over de kandidaat-lidstaten naar voren worden gebracht deelt. Voor deze leden staat
vast dat er geen concessies mogen worden gedaan aan de Kopenhagencriteria. Hoe beoordeelt
het kabinet de balans tussen politieke realiteiten enerzijds en het strikt vasthouden
aan de criteria anderzijds?
In dit verband vragen de leden van de VVD-fractie met name aandacht voor de situatie
in Servië. Al maandenlang vinden daar grootschalige protesten plaats, die door de
regering met toenemend geweld worden neergeslagen. Daarnaast neemt president Vučić
steeds nadrukkelijker de onafhankelijke media onder vuur, waaronder de nieuwszender
N1. Onlangs is zelfs gebleken dat de president heeft aangedrongen op het ontslag van
de directeur van N1, waarna het moederbedrijf United Group – gevestigd in Nederland –
daarmee heeft ingestemd. Hoe beoordeelt het kabinet deze ontwikkelingen, en in het
bijzonder het feit dat een in Nederland gevestigd mediabedrijf hiermee heeft meegewerkt
aan het inperken van de persvrijheid in Servië? Wat de aan het woord zijnde leden
betreft kan het toetredingsproces van Servië niet worden voortgezet zolang het land
niet voldoet aan de Kopenhagencriteria. Is het kabinet dit met deze leden eens, en
welke gevolgen verbindt het kabinet hieraan voor de kandidaat-status van Servië?
Ten aanzien van de situatie in het Midden-Oosten spreken de leden van de VVD-fractie
hun zorg uit over de berichten dat het internationaal humanitair recht in Gaza mogelijk
wordt geschonden. Daarbij merken zij op dat de Israëlische procureur-generaal zich
publiekelijk niet heeft uitgesproken over omstreden militaire en politieke besluiten,
terwijl juist een kritisch en onafhankelijk juridisch toezicht essentieel is voor
de waarborging van de rechtsstaat. Naar de mening van de voornoemde leden ondermijnt
de afwezigheid van dergelijke interne checks and balances niet alleen de rechtsstaat, maar ook de geloofwaardigheid van processen van waarheidsvinding
en verantwoording. Acht het kabinet het, net als de leden van de VVD-fractie, noodzakelijk
dat Israël over een goed functionerend en onafhankelijk rechtssysteem beschikt, als
fundament voor zowel interne stabiliteit als een duurzame tweestatenoplossing? En
is het kabinet bereid de Israëlische regering hierop actief aan te spreken?
Tot slot benadrukken de leden van de VVD-fractie het belang van een sterke Nederlandse
defensie-industrie. Deze is niet alleen noodzakelijk voor de veiligheid en slagkracht
van onze krijgsmacht, maar ook van grote economische waarde. Deze leden vinden dat
Nederlandse bedrijven moeten kunnen concurreren met internationale spelers en dat
Nederland stapsgewijs minder afhankelijk moet worden van buitenlandse leveranciers,
waaronder Israël. Hoe beoordeelt het kabinet de oproep om bestaande systemen van Israël
te blijven gebruiken, maar geen nieuwe aankopen te doen? Naar de mening van deze leden
is dit niet realistisch, gezien de afhankelijkheid van bepaalde cruciale middelen.
Dit vraagt om strategische investeringen in een robuustere Nederlandse en Europese
defensie-industrie. Is het kabinet bereid om dergelijke investeringen te stimuleren
en om regelgeving die deze groei belemmert te herzien?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
aankomende Raad Algemene Zaken (RAZ) van 16 september 2025 en willen hierover enkele
vragen en opmerkingen aan de Minister voorleggen.
De leden van de NSC-fractie hebben tevens kennisgenomen van het in juli gepresenteerde
rechtsstaatrapport 2025. Zij constateren dat er structurele zorgen blijven bestaan
over politieke druk op rechters, trage corruptiebestrijding en bedreigingen tegen
journalisten in meerdere lidstaten. Slechts 57% van de aanbevelingen uit 2024 is opgevolgd.
Hoe beoordeelt de Minister deze beperkte opvolging, met name door landen als Hongarije
en Slowakije? Zijn de landen volgens de Minister nog steeds volledig aangehaakt bij
het Europese project?
De Europese Commissie heeft in haar eerste voorstel voor het nieuwe Meerjarig Financieel
Kader (MFK) aangekondigd de naleving van rechtsstatelijke beginselen nauwer te willen
verbinden met toegang tot EU-fondsen en de interne markt. De leden van de NSC-fractie
zien dit als een stap in de goede richting, aangezien zij reeds langer pleiten voor
een rechtsstaatslot. Kan de Minister aangeven welke steun er onder de lidstaten bestaat
voor het structureel invoeren van een dergelijk rechtsstaatslot in het nieuwe MFK?
De leden van de NSC-fractie lezen dat in het landhoofdstuk over Nederland uit het
rechtsstaatrapport zorgen worden geuit over mediaconcentratie, de veiligheid van journalisten
en de beperkte consultatie bij wetgeving. Hoe beoordeelt de Minister deze bevindingen?
Kan hij per punt uit het rapport aangeven hoe hij hier tegenaan kijkt en/of hij maatregelen
overweegt?
Tot slot benadrukken de leden van de NSC-fractie dat de EU geen concessies mag doen
aan de Kopenhagencriteria. Uitbreiding is alleen mogelijk indien landen volledig voldoen
aan de eisen op o.a. het gebied van democratie, rechtsstaat en corruptiebestrijding.
Kan de Minister bevestigen dat Nederland geen nieuwe toetredingsstappen steunt zolang
kandidaat-lidstaten structureel tekortschieten op deze criteria? Hoe beoordeelt het
kabinet de risico’s van te snelle uitbreiding, mede gezien de ervaring met lidstaten
die in 2004 toetraden en waarvan sommigen nu de rechtsstaat structureel ondermijnen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de Raad Algemene Zaken van 16 september 2025 en van de antwoorden op de
vragen uit het schriftelijk overleg over de informele Raad Algemene Zaken van 1 en
2 september. Hierover hebben deze leden nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie achten het van groot belang dat Oekraïne duidelijk zicht
houdt op het pad naar lidmaatschap van de Europese Unie. In 2023 is begonnen met de
toetredingsonderhandelingen. Hoewel er brede steun is voor het openen van cluster 1
van de toetredingsonderhandelingen blokkeert Hongarije als enige lidstaat deze stap.
In artikel 49 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) wordt omschreven
dat voor toetredingsonderhandelingen een unaniem besluit nodig is. De vraag is echter
of het organiseren van intergouvernementele conferenties (zoals over het openen van
cluster 1) ook hieronder vallen of dat hier gekwalificeerde meerderheid (QMV) (26/27)
volstaat. Hoe kijkt de Minister naar deze mogelijkheid? En welke mogelijkheden ziet
de Minister om Hongarije onder druk te zetten om zijn blokkade voor het openen van
cluster 1 op te heffen?
De leden van de D66-fractie hebben met verbazing kennisgenomen van berichten dat de
Hongaarse regering haar aandelen in negen defensiebedrijven heeft verkocht aan een
vertrouweling van premier Orbán. Het gaat om strategisch belangrijke bedrijven die
munitie, mortieren en onderdelen voor helikopters produceren, vaak in samenwerking
met internationale partners zoals Airbus en Rheinmetall. Deze leden maken zich zorgen
over de gevolgen hiervan voor de transparantie, de naleving van EU-staatssteunregels
en de leveringszekerheid binnen de Europese defensieketen. Ook roept deze transactie
vragen op over de concentratie van economische macht binnen politieke netwerken in
Hongarije. Deelt de Minister de zorgen dat de overdracht van een groot deel van de
Hongaarse defensie-industrie aan een partijgetrouwe ondernemer de Europese defensiesamenwerking
kan ondermijnen? Kan de Minister aangeven of de Europese Commissie deze transactie
toetst aan de staatssteunregels en of de Raad Algemene Zaken dit onderwerp heeft geagendeerd
of zal agenderen?
Overwegende dat Nederland afhankelijk is van de negen bedrijven voor onder andere
mortieren, granaten en helikopteronderdelen: hoe beoordeelt de Minister de risico’s
voor de leveringszekerheid van strategische defensieproducten voor andere lidstaten,
waaronder Nederland? Welke mogelijkheden ziet de Minister om binnen de EU te waarborgen
dat overdracht van strategische industriële capaciteiten transparant gebeurt en niet
leidt tot politieke cliëntelistische constructies? Overwegende dat Hongarije uit is
op in totaal 20 miljard euro aan leningen van de EU voor de versterking van haar defensie-industrie,
hoe gaat worden voorkomen dat geld dat bedoeld is voor onze vrede en veiligheid in
de zakken verdwijnt van de vrienden van Orban?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de Raad Algemene Zaken van 16 september 2025.
Allereerst zijn de leden van de BBB-fractie verbaasd dat de Minister van Buitenlandse
Zaken verhinderd is om deze Raad bij te wonen. Dit gaat immers om een bijeenkomst
waarin de koers van de Europese Unie en daarmee van Nederland wordt bepaald. Kan de
Minister uitleggen waarom hij afwezig is en waarom ervoor gekozen is om Nederland
niet op ministerieel niveau te laten vertegenwoordigen? Voor deze leden geldt: Nederland
moet bij dit soort cruciale vergaderingen altijd op het hoogste niveau aan tafel zitten.
De leden van de BBB-fractie constateren dat tijdens deze Raad de agenda van de Europese
Raad zal worden vastgesteld. Kan de Minister toezeggen dat hij zich inspant om voedselzekerheid
nadrukkelijk op de agenda te zetten? Het BBB-verkiezingsprogramma stelt dat voedselzekerheid
een kerntaak van de overheid is en dat Nederland zich in Europa moet inzetten voor
een landbouw die onze eigen bevolking en die van Europa kan voeden. Ziet de Minister
in dat de oorlog in Oekraïne, geopolitieke spanningen en afhankelijkheid van import
laten zien dat voedselzekerheid veel te kwetsbaar is geworden?
Daarnaast maken de leden van de BBB-fractie zich zorgen over het gebrek aan controlemogelijkheden
op individuele Eurocommissarissen. Deze beschikken over een enorme machtspositie,
terwijl zij nauwelijks direct ter verantwoording geroepen kunnen worden. Deelt de
Minister deze zorgen? Is de Minister bereid te onderzoeken of dit ook door andere
lidstaten wordt gedeeld, en met voorstellen te komen om de democratische controle
te vergroten? De jaarlijkse rechtsstaatsdialoog is wat deze leden betreft een mooie
gelegenheid om deze punten ter discussie te stellen. Deze leden denken hierbij aan
mechanismen waarbij individuele Eurocommissarissen in de Europese Raad verantwoording
afleggen; het Europees parlement de bevoegdheid krijgt om in uitzonderlijke gevallen
een individuele Eurocommissaris weg te sturen; en de rol van nationale parlementen
wordt versterkt, zodat zij eerder en effectiever kunnen ingrijpen wanneer Brussel
zijn boekje te buiten gaat.
Tot slot maken de leden van de BBB-fractie zich grote zorgen over het voornemen om
de Europese Unie uit te breiden. Deze leden zijn tegenstander van verdere uitbreiding:
de EU moet eerst haar eigen fundament op orde brengen. De problemen met rechtsstatelijkheid
in lidstaten, de kloof tussen Europese instellingen en burgers, en de onmacht om bestaand
beleid (zoals migratie en landbouw) goed uit te voeren, laten zien dat uitbreiding
onverantwoord is. Deelt de Minister deze analyse? En wat gaat hij doen om deze uitbreiding
daadwerkelijk tegen te houden? Kan hij toezeggen dat Nederland hier een veto tegen
uit zal spreken, zolang hervorming en democratische controle niet eerst geregeld zijn?
De leden van de BBB-fractie willen de Minister oproepen zich krachtig in te zetten
voor een Europese Unie die haar kerntaken serieus neemt: vrede, stabiliteit, voedselzekerheid
en economische samenwerking. Niet voor een Unie die zich verliest in uitbreidingen,
bureaucratie en macht zonder tegenmacht.
II. Reactie van de Minister van Buitenlandse Zaken
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.A.M. van der Plas, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken -
Mede ondertekenaar
E. Hoedemaker, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.