Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Thijssen over de Kamerbrief 'Voortgang Maatwerkafspraken Verduurzaming Industrie' van 30 juni 2025 en het artikel van FTM over het afschaffen van de CO2-heffing
Vragen van het lid Thijssen (GroenLinks-PvdA) aan de Minister van Klimaat en Groene Groei over de Kamerbrief «Voortgang Maatwerkafspraken Verduurzaming Industrie» van 30 juni 2025 en het artikel van FTM over het afschaffen van de CO2-heffing (ingezonden 15 augustus 2025).
Antwoord van Minister Hermans (Klimaat en Groene Groei) (ontvangen 9 september 2025)
Vraag 1
In uw brief1 schrijft u over economische en geopolitieke omstandigheden (p. 2): op welke omstandigheden
doelt u daarmee? Hoe staat de concurrentiepositie van de maatwerkbedrijven in Nederland
onder druk? Bedoelt u hiermee het verschil in energieprijzen tussen Nederland en landen
in het Midden-Oosten, de Verenigde Staten en China? Zo ja, wat is het verschil in
energieprijzen? Zo nee, wat bedoelt u dan? Bedoelt u hiermee ook het verschil in energieprijzen
tussen Nederland en de omringende landen? Zo ja, wat is het verschil in energieprijzen?
Zo nee, wat bedoelt u dan?
Antwoord 1
Bedrijven in de industrie, waaronder de maatwerkbedrijven, hebben te maken met economische
en geopolitieke factoren die de afgelopen jaren sterk zijn gewijzigd waardoor de noodzakelijke
verduurzaming van hun productieprocessen is bemoeilijkt. Sinds de start van de maatwerkaanpak
hebben onder meer de Oekraïne-oorlog, de Inflation Reduction Act, de overcapaciteit
op de mondiale chemiemarkt en het handelsbeleid van de Verenigde Staten gezorgd voor
veel onzekerheid over de kosten en opbrengsten van toekomstige investeringen in de
industrie. De energie- en grondstofkosten zijn daarbij een belangrijke factor.
Voor bedrijven in de energie-intensieve industrie zijn de energiekosten in Europa
ongeveer drie keer hoger, dan in de Verenigde Staten en het Midden-Oosten. In Nederland
zijn de energiekosten ook relatief hoger dan in omliggende landen, zoals in Duitsland,
Frankrijk of België. Onderzoek van E-Bridge liet eerder al zien dat industriële bedrijven
in Nederland tussen de 14–63 euro per MWh meer betaalden dan in deze omliggende landen.2 De (maatwerk)bedrijven in de industrie opereren op een internationale markt, waarbij
gestegen kosten voor productie in Nederland, niet doorberekend kunnen worden als concurrenten
niet met deze kosten worden geconfronteerd. Dit beeld wordt bevestigd in gesprekken
die het kabinet voert met bedrijven in de industrie en in de Speelveldtoets 2025,
die in het voorjaar aan de Kamer is toegezonden.3 Het kabinet deelt deze zorgen over de hoge energiekosten in Nederland en onderzoekt
mogelijkheden om hier de industrie in te ondersteunen.
Het kabinet vindt het van belang dat bedrijven in Nederland in een gelijk speelveld
kunnen opereren ten aanzien van omliggende landen. De verschillen komen door kortingen
of belastingvoordelen die andere overheden geven, zoals via een subsidieregeling indirecte
kosten-compensatie (IKC-ETS) en een volume-correctieregeling (VCR). In Nederland is
de volumecorrectieregeling (VCR), die de energiekosten voor grootverbruikers verlaagt,
sinds 2024 afgeschaft. In het Pakket voor Groene Groei heeft het kabinet aangekondigd
de IKC-ETS met drie jaar te verlengen.4
Vraag 2
Hoe kan het zijn dat bedrijven geen of weinig ruimte zien om te investeren in grootschalige
verduurzamingsprojecten terwijl zij vallen onder het Europese CO2-emissiehandelssysteem (ETS), waarvan de uitgegeven emissies tussen nu en 2040 afbouwen
naar nul? Betekent dit immers niet dat de huidige bedrijfsvoering richting 2040 veel
te duur zal worden om de kosten van CO2-emissies te hoog worden? Hoe kan het volgens u dat dit een onvoldoende prikkel geeft
tot verduurzaming?
Antwoord 2
Met een investering in grootschalige verduurzamingsprojecten, committeren bedrijven
zich voor een langere periode aan verankering in Nederland. Daarbij wegen zij economische,
financiële en strategische belangen, waarbij ook de (vermeden) kosten onder het Europese
CO2-emmissie-handelssysteem worden meegewogen in het opstellen van een business-case.
Op termijn kunnen bedrijven hun productie in Nederland alleen voortzetten als zij
hun uitstoot terug kunnen brengen naar netto nul. Veel bedrijven willen op dit moment
stappen zetten om te verduurzamen, maar lopen daarbij nog tegen een aantal bekende
knelpunten aan. Daarbij wegen bedrijven mee waar (groene) investeringen op termijn
het meeste zullen opleveren en of de mondiale marktontwikkelingen het noodzakelijk
maken om alle reeds bestaande productielocaties te behouden. De termijn waarbinnen
bedrijven deze stap zullen zetten, en of ze dit ook in Nederland zullen doen, hangt
af van het tijdig op orde zijn van randvoorwaarden, internationale marktontwikkeling
voor duurzame producten en de noodzakelijke vergunningen. Het kabinet blijft zich
inzetten voor het verbeteren van het vestigingsklimaat, opdat bedrijven ook in de
toekomst in Nederland blijven investeren.
De maatwerkaanpak is op dit moment gericht op het faciliteren en realiseren van CO2-reductie en waar relevant vermindering van de impact op de leefomgeving. Zoals het
kabinet haar recente brief heeft aangegeven, voelen veel bedrijven de urgentie om
te verduurzamen, maar lukt het niet met alle bedrijven om een maatwerkafspraak voor
vergaande reductie van hun CO2-uitstoot in 2030 te realiseren. Het Europese CO2-emissiehandelssysteem (ETS) is een systeem dat zich richt op een geleidelijke pad
van afbouw richting 2040. De maatwerkaanpak beoogde juist een zeer forse versnelling
te realiseren voor 2030. Voor een aantal bedrijven waarmee wel doelstellingen voor
reductie waren opgesteld is dit, zoals in de kamerbrief wordt aangegeven, op dit moment
een te grote stap.
Vraag 3
U schijft in beantwoording op Kamervragen (Kamerstuk 2025Z13346) dat de industrie te kampen heeft met ongunstige marktcondities vanwege gesubsidieerde
overproductie, bijvoorbeeld uit China; hoe groot is het effect van deze ongunstige
marktcondities, bijvoorbeeld in vergelijking met hogere energiekosten of de, nu op
nul gezette, CO2-heffing? Op welke termijn kunt u hiertegen actie ondernemen en Nederlandse bedrijven
beschermen tegen deze oneerlijke concurrentie?
Antwoord 3
De mate waarin bedrijven in de Nederlandse (basis)industrie geraakt worden door overproductie
uit China, hogere energiekosten dan in (omliggende) landen, of het aanpassen van de
nationale CO2-heffing, is bedrijfstak specifiek en verschilt sterk tussen individuele bedrijven.
Dit maakt het vergelijken van de exacte impact op bedrijven en sectoren van deze factoren
lastig. Zoals het kabinet in eerdere beantwoording op Kamervragen heeft aangegeven
is een daling van prijzen voor basischemicaliën en producten uit de industrie al een
tijdje zichtbaar.5 Dit zorgt er ook voor dat bestaande productielocaties in Nederland (en Europa) op
dit moment minder concurrerend zijn.
Verstoringen in het internationale speelveld, zoals de dumping van (industriële) producten,
vormen een risico voor de concurrentiekracht van het Nederlandse bedrijfsleven. Het
kabinet vindt het belangrijk om zich in Europees verband in te zetten voor het tegengaan
van marktverstorende praktijken. Momenteel kent de Europese Unie al verschillende
wettelijke mogelijkheden om dumpingpraktijken tegen te gaan. Bedrijven kunnen melding
maken van dumping praktijken door non-EU-entiteiten en, na onderzoek, concluderen
dat tegenmaatregelen, zoals een antidumpingheffing noodzakelijk zijn. Recent heeft
de Commissie bijvoorbeeld hogere importheffingen op elektrische auto’s aangekondigd
die vanuit China naar Europa worden geëxporteerd.
Vraag 4
Welke zorgen bedoelt u als u schrijft over het tijdig op orde zijn van de noodzakelijke
randvoorwaarden voor verduurzaming (p. 5)? Als dit gaat over het volle elektriciteitsnet,
is het dan niet zo dat voor bedrijven in clusters aan de kust deze problematiek beperkt
kan worden als tegelijkertijd windparken op zee worden aangelegd? Gaat dit ook over
de stikstofproblematiek? Zo ja, betekent dit dat investeringen van de industrie niet
door kunnen gaan vanwege het stikstofslot waar Nederland op zit?
Antwoord 4
Voor de realisatie van grootschalige verduurzamingsprojecten is het tijdig op orde
zijn van de randvoorwaarden essentieel. Het zo snel mogelijk verzwaren van het elektriciteitsnet,
om de toekomstige vraag naar duurzame stroom voor elektrificatie of elektrolyse voor
waterstofproductie mogelijk te maken, is daarbij één van de factoren. Voor de meeste
industrie is op dit moment het realiseren van transportcapaciteit van belang, en in
mindere mate de beschikbaarheid van duurzame elektriciteit. Ook de kosten van elektriciteit
zijn uitdagend. Elektrificatie is ook niet de enige stap, waarmee grote industriële
bedrijven hun processen verduurzamen. Voor de andere verduurzamingsroutes moet de
noodzakelijke infrastructuur ook op tijd worden gerealiseerd. Het kabinet heeft daarom
met het Pakket voor Groene Groei fors geïnvesteerd in het CCS-project Aramis, met
als doel om in 2026 een FID mogelijk te maken voor Aramis. Met het Meerjarenprogramma
Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK) en het Nationaal Programma Energie werkt
het kabinet ook hard aan de realisatie van ons toekomstige energiesysteem.
De huidige stikstofproblematiek, en de onzekerheid over het (tijdig) kunnen afgeven
van vergunningen voor verduurzamingsprojecten zorgt op dit moment ook voor uitstel
of het uitblijven van investeringen in de industrie. Binnen de Ministeriële Commissie
Economie en Natuur (MCEN) werkt het kabinet aan het uitwerken van een nieuwe aanpak,
richtinggevende keuzes en oplossingen waardoor Nederland weer in beweging komt. Op
25 april jl. heeft de Kamer een brief ontvangen, waarin het kabinet de eerste stappen
heeft gepresenteerd om vergunningverlening weer mogelijk te maken en perspectief te
bieden.6
Vraag 5
U schrijft, onder verwijzing naar het rapport van Draghi, dat verduurzaming de enige
route is voor bedrijven om ook op lange termijn in Europa te kunnen blijven produceren;
waarom bent u deze mening toegedaan? Is het dan niet raar dat u maar niet tot maatwerkafspraken
komt met die industrie?
Antwoord 5
Het kabinet ziet dat de industrie niet alleen in Nederland onder druk staat, maar
dat dit ook breder in Europa het geval is. De Europese Commissie heeft dit onderwerp
hoog op de agenda staan en zet met de Clean Industrial Deal (CID) in om de concurrentiepositie van de (energie-intensieve) industrie in Europa
te verbeteren.7 Het behoud van een concurrerende, duurzame industrie is essentieel voor het borgen
van leveringszekerheid van industriële producten zoals staal, kunstmest (voor voedsel)
en brand- en grondstoffen. Dit is cruciaal voor ons verdienvermogen, onze strategische
autonomie en onze veiligheid.
Het verduurzamen van industriële processen in Europa, zoals het Draghi-rapport ook
onderschrijft, is de beste manier om de concurrentiekracht van onze industrie te verstevigen.
Daarbij zet het kabinet in Europa onder andere in op het verbeteren van de randvoorwaarden,
en het creëren van een gelijk speelveld voor energieprijzen, groene marktcreatie en
de opschaling van de Europese waterstofmarkt.8
Het kabinet heeft inmiddels een bindende maatwerkafspraak gesloten met Nobian, een
maatwerksubsidie verstrekt aan Yara en met de bedrijven Coöperatie Koninklijke Cosun
UA en AnQore een Joint Letter of Intent (JLoI) getekend. Het niet komen tot maatwerkafspraken
met de grootste industriële uitstoters betekent niet dat bedrijven niet de noodzaak
zien om te verduurzamen In de bijlage bij de kamerbrief valt te zien dat veel bedrijven
in de maatwerkaanpak de afgelopen tijd ook al concrete stappen hebben gezet richting
een duurzame toekomst. Zo heeft Air Liquide bijvoorbeeld recent een investeringsbeslissing
(FID) genomen voor het elektrolyseproject op de Maasvlakte (200 MW).
Vraag 6
Zou het kunnen zijn dat sommige maatwerkbedrijven nog een aantal jaren met hun fabrieken
in Nederland willen produceren en winst willen maken, maar op termijn hun productie
naar buiten Nederland verhuizen? Zo ja, wat betekent dit voor de mensen die bij deze
fabrieken werken? Vindt u dat u een verantwoordelijkheid heeft in deze?
Antwoord 6
In gesprekken met de maatwerkbedrijven komt duidelijk naar voren dat zij de noodzaak
voor verduurzaming erkennen. Op dit moment staat de winstgevendheid van fabrieken
in Nederland echter zwaar onder druk. Voordat bedrijven overgaan tot het nemen van
een investeringsbeslissing, moeten zij een bepaalde zekerheid hebben over de randvoorwaarden,
waarbinnen deze verduurzamingsprojecten worden genomen. Dit betreft factoren zoals
(inter)nationale regelgeving, verwacht rendement, beschikbare infrastructuur en de
verwachte markt voor duurzame producten. Bedrijven maken hierin zelf een afweging
voor de noodzakelijkheid om (op korte) termijn een investering te doen in bestaande
productielocaties.
Het kabinet voelt een grote urgentie en verantwoordelijkheid om te zorgen dat de industrie
in Nederland blijft investeren, door de randvoorwaarden voor investeringen in verduurzaming
te verbeteren. Deze investeringen dragen bij aan het toekomstig verdienvermogen van
de economie en het behouden van werkgelegenheid in onze regionale industriële clusters.
Met de maatwerkaanpak blijft het kabinet inzetten op het ondersteunen en realiseren
van concrete en ambitieuze investeringen door bedrijven in Nederland. Bij een gelijker
speelveld voor bedrijven met omliggende landen, en met tijdige realisatie van de infrastructuur
voor verduurzaming, blijft Nederland in de toekomst vanwege haar gunstige ligging
en bestaande, innovatieve clusters een aantrekkelijke vestigingslocatie.
Vraag 7
Hoe weet u dat met het gelijk maken van het speelveld en het verder op orde brengen
van de randvoorwaarden er wel geïnvesteerd zal worden in verduurzaming?
Antwoord 7
Zie antwoord op vraag 6.
Vraag 8
Kan het zijn dat deze stevige investeringen van het kabinet (door onder andere de
Subsidieregeling Indirecte Kostencompensatie (IKC-ETS) met drie jaar te verlengen
en het voornemen om de randvoorwaarden voor het opzetten van een amortisatieoptie
uit te werken richting Prinsjesdag 2025, de CO2-heffing op korte termijn te verlichten en mogelijk zelfs af te schaffen) de bedrijven
de vrijgekomen financiële middelen niet zullen uitkeren aan de buitenlandse moederbedrijven
en niet investeren in verduurzamingprojecten in Nederland? Bent u bereid maatwerk
per bedrijf te leveren, zoals verzocht in een aangenomen motie (Kamerstuk 29 826, nr. 236) en de investeringen afhankelijk te maken van de verduurzamingsplannen van het bedrijf?
Antwoord 8
De Nederlandse industrie is belangrijk voor onze toekomstige welvaart, weerbaarheid
en autonomie. Het kabinet investeert met de maatregelen in het Pakket voor Groene
Groei in een snelle manier om de energiekosten voor bedrijven in de industrie te drukken.
Hiermee wordt een belangrijke stap gezet om het speelveld voor deze bedrijven gelijker
te maken.9 Het is uiteindelijk aan de (moeder)bedrijven om een afweging te maken over het doen
van nieuwe investeringen of het uitkeren van rendement. Daarbij is het belangrijk
om te vermelden dat bestaande industriële sites op dit moment vaak al verlieslatend
zijn. Het kabinet realiseert zich dat de maatregelen die het kabinet heeft aangekondigd
in het Pakket voor Groene Groei de situatie in de industrie niet in één keer kunnen
oplossen, maar dat dit ook afhankelijk is van internationale (markt)ontwikkelingen.
Bij de maatwerkafspraken zijn de verduurzamingsplannen van het betreffende bedrijf
en de financiële en niet-financiële randvoorwaarden om de benodigde investeringen
te realiseren leidend. Met de maatwerkaanpak faciliteert en ondersteunt de overheid
met (generieke) subsidie bedrijven met ambitieuze plannen om versneld hun productieprocessen
te verduurzamen. Het kabinet weegt, naast het realiseren van additionele CO2-reductie in 2030, mee in welke mate de projectvoorstellen van de bedrijven de impact
op de leefomgeving verminderen. Recent heeft het kabinet, conform de motie Thijssen,
Joint Letters of Intent (JLoIs) getekend met Coöperatie Koninklijke Cosun UA en AnQore,
een belangrijke stap richting een bindende maatwerkafspraak.10
Vraag 9
U schrijft dat bij investeringsbeslissingen in Nederland ook wordt gekeken naar de
mondiale investeringsstrategie en rendementseisen van de vaak buitenlandse moederbedrijven;
wat zijn de rendementseisen van de buitenlandse moederbedrijven? Zijn de rendementen
waar deze bedrijven mee rekenen voor hun fossiele fabrieken en voor hun (in de toekomst)
verduurzaamde fabrieken vergelijkbaar? Zo nee, hoe groot is het verschil in deze rendementen?
Zijn deze rendementen waarmee gerekend mag worden bij het verlenen van staatssteun
vergelijkbaar? Gebeuren de verduurzamingsinvesteringen niet omdat de bedrijven met
hun fossiele fabrieken simpelweg hogere rendementen maken?
Antwoord 9
Bedrijven kunnen zelfstandig rendementseisen bepalen bij voorgenomen investeringen
in (verduurzamings)projecten. In de maatwerkgesprekken wordt bij bepaling van de mogelijkheid
voor financiële ondersteuning gekeken naar redelijk rendement wat een bedrijf kan
realiseren. Dit redelijk rendement wordt bepaald op basis van de weighted average cost of capital van een bedrijf, conform de Europese- en Nederlandse regels voor staatssteun, inclusief
het voorkomen van oversubsidiëring. In algemene zin is het wel of niet met staatsteun
kunnen voldoen aan rendementseisen van (moeder)bedrijven een van de factoren in het
al dan niet door kunnen gaan van maatwerktrajecten. Factoren rondom (tijdige realisatie
van) infrastructuur, relatief hoge energieprijzen en de concurrentie-positie van bestaande
fabrieken spelen ook een belangrijke rol.
Vraag 10
U schrijft dat de energieprijzen en de CO2-beprijzing belangrijk zijn voor het investeren in een nieuwe, verduurzaamde fabriek;
hoe kan nu waar zijn aangezien die nieuwe fabriek niet draait op huidige (dure) fossiele
brandstoffen en geen of in elk geval veel minder last zal hebben van CO2-beprijzing? Kijken bedrijven niet vooral naar de rendementen die de nieuwe fabriek
in de toekomst zal maken? Zo ja, wat zijn de belangrijkste determinanten voor dat
rendement? Waarom lukt het via de maatwerkafspraken niet om die rendementen op voldoende
niveau te krijgen?
Antwoord 10
Zie antwoord bij vragen 8 en 9.
Vraag 11
U schrijft dat u zich blijft inzetten op het sluiten van maatwerkafspraken, maar wat
is er dan nu anders dan de afgelopen jaren waardoor het sluiten van de maatwerkafspraken
wel zou lukken? Wat is uw plan B als de maatwerkafspraken niet tot resultaten leiden?
En waarom zet u dat plan B niet nu al in?
Antwoord 11
Het kabinet blijft zich inzetten om de randvoorwaarden voor verduurzaming op orde
te krijgen en investeert in stappen richting een gelijk speelveld voor onze industrie,
waarvoor met het Pakket voor Groene Groei een belangrijke eerste stap is gezet. Zoals
het kabinet in de kamerbrief heeft aangegeven, is er voor een aantal maatwerktrajecten
op dit moment zicht om te komen tot een JLoI en daarna tot een bindende maatwerkafspraak.
Op 23 juni jl. en op 9 juli jl. heeft het kabinet met respectievelijk Coöperatie Koninklijke
Cosun UA en AnQore een JLoI getekend, waarmee een grote stap is gezet om te komen
tot twee bindende maatwerkafspraken. Met de bedrijven Zeeland Refinery, Tata Steel
Nederland, Alco Energy Rotterdam en mogelijk OCI is er op dit moment nog perspectief
om de komende periode tot een JLoI en bindende maatwerkafspraak te komen. Met Smurfit
Westrock en een aantal afvalbedrijven worden nog gesprekken gevoerd. Het kabinet wil
met deze bedrijven komen tot maatwerkafspraken, waarmee investeringen in verduurzaming
in Nederland, additionele CO2-reductie in 2030 en vermindering van de impact op de leefomgeving kunnen worden gerealiseerd.
Voor een aantal maatwerktrajecten is vastgesteld dat er geen perspectief is om in
te komen tot een JLoI, waarmee de doelstelling uit eerdere getekende Expressions of
Principle (EoPs) kunnen worden gerealiseerd in 2030. Gelet op het belang van verduurzaming
voor de Nederlandse industrie en het realiseren van de reductiedoelstelling, zal het
kabinet ook in de toekomst bij concrete, complexe projecten, waar een duidelijk perspectief
is voor net-zero doelen in 2040, bedrijven faciliteren met de lessen uit de maatwerkaanpak
en financieel ondersteunen vanuit het generiek instrumentarium. De overheid houdt
dus de deur open voor een helpende hand; het is echter aan de bedrijven zelf of ze
hiervan gebruik willen maken.
Vraag 12
Bent u bekend met het artikel van Follow The Money van 29 juli jl. over het afschaffen
van de CO2-heffing?11 Bent u het eens met de stelling in het artikel dat, met het afschaffen van de CO2-heffing, de stok achter de deur om de industrie te bewegen om te verduurzamen is
weggevallen? Klopt het dat het verduurzamen van de industrie middels de maatwerkafspraken
duurder is geworden omdat een deel van de CO2-reductie nu niet meer door de CO2-heffing wordt geregeld? Bent u het eens met de expert in het artikel die stelt dat
er geen sprake van een concurrentienadeel voor de hele Nederlandse industrie maar
dat het nadeel alleen bestaat voor de meest vervuilende bedrijven, ofwel degene die
geen zin hebben om te vergroenen?
Antwoord 12
Ja, het artikel van Follow The Money van 29 juli jl. is bekend.
Nee, de stok achter de deur om de industrie te verduurzamen bestaat uit meer dan alleen
de CO2-heffing. Het EU-ETS borgt de benodigde CO2-reductie, de industrie gaat in 2040 naar netto nul uitstoot, waarbij een gelijk speelveld
wordt verzekerd binnen de Europese Unie. Veel bedrijven willen op dit moment wel verduurzamen,
maar kunnen dat vaak niet, vanwege knelpunten in infrastructuur (zoals netcongestie),
financiering of vergunningverlening. Hierdoor zijn er zorgen over de concurrentiepositie
ten opzichte van landen om ons heen, waar de randvoorwaarden soms gunstiger zijn.
Het kabinet constateert dat de randvoorwaarden op dit moment niet (volledig) op orde
zijn. Daardoor kunnen bedrijven niet tijdig verduurzamen. Zij ontlopen de CO2-heffing niet langer en de heffing, die bedoeld was als verduurzamingsprikkel, verandert
daardoor in een boeteheffing die de internationale concurrentiepositie van veel bedrijven
schaadt, juist ook van bedrijven die wél willen verduurzamen.
Op dit moment is het kabinet nader onderzoek aan het uitvoeren naar de financiële
consequenties van het afschaffen en/of opschorten van de CO2-heffing, de impact op de maatwerkbedrijven en andere koplopers en de omgang met andere
emissie-installaties. Derhalve kan momenteel niet vooruitgelopen worden op de impact
van een mogelijke afschaffing of andere invulling van de heffing op de kosten van
de maatwerkaanpak. De ambitie is om met Prinsjesdag duidelijkheid te verschaffen omtrent
de uitzoekpunten en de opvolging van de motie Van Dijk.
Vraag 13
Kunt u deze vragen ruim voorafgaand aan het commissiedebat Verduurzaming Industrie
op 10 september beantwoorden?
Antwoord 13
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.