Schriftelijke vragen : De Kamerbrief ‘Gezamenlijke reactie IenW en JenV op rapport Handhaven in het OV’ d.d. 9 juli 2025
Vragen van de leden Veltman en Michon-Derkzen (beiden VVD) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister van Justitie en Veiligheid over de Kamerbrief «Gezamenlijke reactie IenW en JenV op rapport Handhaven in het OV» d.d. 9 juli 2025 (ingezonden 9 september 2025).
Vraag 1
Kunt u bevestigen dat identiteitsvaststellingen door OV-boa’s in de praktijk geregeld
30 tot 45 minuten of langer duren, of soms helemaal niet plaatsvinden, met oplopende
agressie en grote veiligheidsrisico’s voor reizigers en personeel tot gevolg?1
Vraag 2
Klopt het dat OV-boa’s in de praktijk bij de inschatting dat de politie pas laat of
helemaal niet ter plaatse kan komen, vaak besluiten een overlastgever te laten lopen?
Vraag 3
Kan worden aangegeven hoe groot het zogenoemde «dark number» is van zwaardere overtredingen
en incidenten in het OV die hierdoor niet kunnen worden afgehandeld, en hoe beoordeelt
u dat in de praktijk juist lichtere overtredingen vaker worden beboet, terwijl zwaardere
overtredingen vaak onbestraft blijven?
Vraag 4
Deelt u de zorg dat reizigers door onveiligheid in het OV bepaalde lijnen of tijdstippen
mijden, en dat dit in het bijzonder voor meisjes en vrouwen kan leiden tot een onveilig
reisgevoel, waardoor zij het openbaar vervoer minder vaak gebruiken?
Vraag 5
Hoe beoordeelt u dat de RET in Rotterdam via het Real Time Intelligence Centre (RITC)
sinds 2021 aantoonbaar betere resultaten boekt – met fors minder wachttijd, minder
agressie, meer veiligheid en een betere inzet van politie en boa’s – terwijl landelijk
nog geen vergelijkbare aanpak wordt toegepast?
Vraag 6
Hoe beoordeelt u dat de Rotterdamse aanpak in nog geen jaar tijd (2019) 13.820 politie-uren
én 8.544 RET-uren heeft bespaard, terwijl elders in het land dagelijks politie en
boa’s kostbare capaciteit verliezen aan tijdrovende identiteitschecks?
Vraag 7
Kunt u toelichten waarom er nog geen landelijke richtlijnen of protocollen zijn opgesteld
voor de samenwerking tussen politie en OV-boa’s bij identiteitsvaststellingen (behalve
bij een check via het Rijbewijsregister), terwijl de brancheorganisatie OV-NL hier
al jaren expliciet om vraagt?
Vraag 8
Kunt u bevestigen dat de NS in 2023 circa 15.000 keer assistentie van de politie moest
vragen, waarvan ongeveer 5.000 keer specifiek voor identiteitsvaststelling, en hoe
beoordeelt u dat een aanpak zoals in Rotterdam deze inzet grotendeels had kunnen voorkomen?
Vraag 9
Welke overwegingen liggen eraan ten grondslag dat u de juridische basis van de Rotterdamse
samenwerking «niet solide genoeg» achten, en welke mogelijkheden ziet u om deze werkwijze
zo snel mogelijk te borgen?
Vraag 10
Kunt u aangeven hoe u voorkomt dat de toegang van OV-boa’s tot het rijbewijzenregister
(voorzien 1 januari 2026) en andere registers nog verder vertraagt, terwijl de knelpunten
al jaren bekend zijn en de noodzaak in de praktijk dagelijks zichtbaar is?
Vraag 11
Welke reden ligt eraan ten grondslag dat u opnieuw teruggrijpt op het onderzoeken
van de «wenselijkheid en noodzaak» van toegang tot de strafrechtsketendatabank en
de Basisvoorziening vreemdelingen, en ziet u mogelijkheden om sneller richting uitvoering
te gaan?
Vraag 12
Ben u bereid om uiterlijk binnen zes maanden concrete voorstellen aan de Kamer voor
te leggen om de Rotterdamse aanpak in meerdere regio’s te starten en te borgen, zodat
reizigers en OV-personeel niet langer hoeven te wachten op oplossingen?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Hester Veltman, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
Ingrid Michon-Derkzen, Tweede Kamerlid