Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ergin over het bericht dat bijna 1 op de 3 mensen in armoede problematische schulden heeft
Vragen van het lid Ergin (DENK) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht dat bijna 1 op de 3 mensen in armoede problematische schulden heeft (ingezonden 29 juli 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Nobel (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen
9 september 2025).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) waaruit
blijkt dat bijna 1 op de 3 mensen die in armoede leven geregistreerde problematische
schulden heeft?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u het feit dat in 2023 163.000 mensen in armoede kampten met problematische
schulden, ondanks jarenlang beleid gericht op armoedebestrijding en schuldenpreventie?
Antwoord 2
Het kabinet vindt het belangrijk om mensen met geldzorgen te helpen en de gevolgen
van armoede- en schuldenproblematiek te verminderen. Het onderzoek van het CBS levert
relevante informatie op over mensen waarbij zowel armoede als problematische schulden
voorkomen. De afzonderlijke cijfers over armoede en schulden waren reeds bekend en
zien er als volgt uit.
Het aantal mensen in armoede is gedaald van 1,2 miljoen in 2018 naar 540.000 mensen
in 2023. Volgens de concept macro-economische verkenning van het CPB daalt het aantal
personen in armoede in 2026 verder naar 485.000 mensen. Dit komt onder andere door
de verschillende koopkrachtmaatregelen die dit en voorgaande kabinetten hebben genomen,
zoals het verhogen van het minimumloon, de introductie van een extra schijf in de
inkomstenbelasting met een verlaagd tarief en het verhogen van de huurtoeslag en het
kindgebonden budget.
Het aantal huishoudens met problematische schulden is de afgelopen jaren licht toegenomen,
tot ruim 747.500 in 2024.2 De groep mensen met een inkomen onder de armoedegrens en problematische schulden
is tussen 2021 en 2023 redelijk stabiel gebleven. De lichte stijging van de totale
groep met problematische schulden is mede te verklaren door het aflopen van uitstel
van betaling voor ondernemers ten tijde van de coronacrisis door de Belastingdienst.
Ook heeft het opnieuw opstarten van invorderingsmaatregelen voor toeslagen en overige
aanslagen door de Belastingdienst en Dienst Toeslagen bijgedragen aan een stijging
van het aantal huishoudens met problematische schulden. Vanaf de coronacrisis zijn
invorderingsmaatregelen enkele jaren gepauzeerd geweest. Het CBS heeft een nadere
analyse gemaakt met betrekking tot deze stijging. Daaruit blijkt dat zonder deze ondernemers-
en pauzeringsmaatregelen het aantal en aandeel huishoudens met geregistreerde problematische
schulden waarschijnlijk lager en stabieler was geweest tussen 1 januari 2021 en 1 januari
2024.
De nieuwe cijfers laten specifiek zien hoeveel mensen rondom de armoedegrens ook kampen
met problematische schulden. De cijfers bevestigen dat we er nog niet zijn. Daarom
heeft het kabinet op 6 juni jl. het Nationaal Programma Armoede en Schulden gepresenteerd
aan uw Kamer met een integraal pakket aan maatregelen om (de gevolgen van) armoede
en problematische schulden te verminderen. Er wordt hierbij ingezet om armoede te
voorkomen en mensen die te maken hebben met armoedeproblematiek te ondersteunen.3 Ten aanzien van problematische schulden wordt onder meer gewerkt aan een integraal
schuldenoverzicht om mensen met schulden meer grip en inzicht te bieden, er wordt
gewerkt aan het collectief afbetalingsplan dat mensen met beginnende schulden eerder
ondersteunt. Een Landelijke Pauzeknop wordt ontwikkeld om het voor mensen eenvoudiger
te maken om tijdelijk rust te krijgen wanneer zij de rekeningen niet meer kunnen betalen.
Het kabinet zal bij de uitvoering van het Nationaal Programma Armoede en Schulden
kijken hoe de analyse van het CBS kan bijdragen aan het nog beter richten van de maatregelen.
Vraag 3
Bent u van mening dat het onbestaanbaar is dat mensen die al onder de armoedegrens
leven ook structureel te maken hebben met schulden die zij niet kunnen aflossen? Zo
nee, hoe rechtvaardigt u dat?
Antwoord 3
Voor mensen in armoede is het moeilijk om alle rekeningen te betalen, waardoor het
risico op (problematische) schulden al snel op de loer licht. Dit laat het artikel
ook zien. Overigens lukt het twee derde van de mensen in armoede gelukkig wel om uit
de problematische schulden te blijven. Problematische schulden hebben een grote impact
op iemands leven, al helemaal wanneer iemand onder de armoedegrens leeft en daardoor
eigenlijk geen ruimte heeft om schulden af te lossen. Het kabinet wil de financiële
positie verbeteren van mensen die in armoede leven of te maken hebben met problematische
schulden. Het is daarbij belangrijk ook te stimuleren wat mensen zelf kunnen doen
om hun positie te verbeteren. Werk is voor veel mensen de beste weg uit armoede en
schulden. In het Nationaal Programma Armoede en Schulden richt het kabinet zich op
het voorkomen, verminderen en het structureel doorbreken van armoede- als schuldenproblematiek.
Het is bij zowel armoede- als schuldenproblematiek van belang dat mensen zo vroeg
mogelijk geholpen worden. Het kabinet ziet dat het om verschillende redenen moeilijk
is om in een vroeg stadium hulp te krijgen, bijvoorbeeld doordat iemand niet weet
waar hij of zij terecht kan voor hulp, door schaamte geen hulp zoekt of door de veelheid
aan regelingen niet weet waar hij of zij recht op heeft.
Wanneer schulden problematisch zijn, is het belangrijk dat mensen de weg naar schuldhulpverlening
weten te vinden. De gemeente zoekt in dat geval, in afstemming met de inwoner, een
passende oplossing voor de schuldensituatie. Via de beslagvrije voet wordt geborgd
dat het bestaansminimum van mensen met schulden waar beslag op het inkomen of de uitkering
is gelegd beschermd wordt. Ook als iemand instroomt in een schuldregeling (minnelijke
schuldregeling of Wsnp) wordt er gekeken naar wat iemand, passend bij zijn financiële
situatie, maximaal af kan dragen aan de schuldeisers. Hierbij wordt in de praktijk
gebruik gemaakt van het vrij te laten bedrag dat is afgeleid van de berekeningswijze
van de beslagvrije voet.
Het Nationaal Programma Armoede en Schulden richt zich op het zo snel en vroeg mogelijk
bereiken van mensen, bijvoorbeeld door hulp laagdrempelig toegankelijk te maken en
vroegsignalering in te zetten om zo vroeg mogelijk ondersteuning te bieden. Het kabinet
werkt ook aan een Landelijke Pauzeknop. Dit is een centrale, digitale voorzieningen
waarmee mensen met schulden zich kunnen aanmelden voor schuldhulpverlening én een
tijdelijke pauze kunnen aanvragen. Dit maakt het voor mensen eenvoudiger om tijdelijk
rust te krijgen wanneer zij rekeningen niet meer kunnen betalen.
Bovendien is er meer aandacht voor sociaal incasseren. In het samenwerkingsprogramma4 over sociaal incasseren, werken publieke en private schuldeisers samen om een sociale
invorderingspraktijk te bevorderen door betere samenwerking en kennisuitwisseling.
Dit gebeurt onder meer door vroegtijdig persoonlijk contact, maatwerk als mensen hun
rekeningen niet kunnen betalen en doorverwijzing van mensen naar passende ondersteuning.
Vraag 4
Welke lessen trekt u uit het gegeven dat ook 265.000 mensen net boven de armoedegrens
problematische schulden hebben? Vindt u dat het beleid voldoende oog heeft voor deze
«net-niet-armoede»-groep?
Antwoord 4
Het Nationaal Programma Armoede en Schulden richt zich niet enkel op mensen die onder
de armoedegrens leven, maar ook op de financieel kwetsbare mensen. De laatste jaren
vormen werkenden een groter onderdeel van de groep mensen in armoede, daarom hebben
we voor hen speciale aandacht in het Nationaal Programma Armoede en Schulden. Het
schuldenbeleid richt zich ook niet alleen op mensen in armoede, maar op iedereen die
te maken heeft met (beginnende) schulden of geldzorgen heeft. Een schuldregeling is
bijvoorbeeld niet alleen voor iemand met een laag inkomen. Er is natuurlijk wel een
relatie tussen armoede- en schuldenproblematiek. Iemand kan door armoede in de schulden
raken en andersom. Er zijn specifieke maatregelen, zoals de beslagvrije voet, die
gericht zijn op mensen met lage inkomens en schuldenproblematiek.
Het artikel bevestigt dat we niet enkel oog moeten hebben voor mensen met een inkomen
onder de armoedegrens, maar dat we breder moeten kijken naar mensen met geldzorgen.
De problematiek verschilt van persoon tot persoon, daar hebben we veel oog voor en
we houden daar ook expliciet rekening mee in het beleid.
Vraag 5
Hoe verklaart u dat de groep mensen die officieel als arm wordt aangemerkt op papier
is gehalveerd, terwijl de financiële problemen van deze groep juist zijn toegenomen?
Antwoord 5
Het gemiddelde tekort van iemand in armoede is in 2023 groter dan in 2018. Veel mensen
die weinig geld tekortkwamen komen door koopkrachtmaatregelen nu boven de armoedegrens
uit, terwijl de mensen met een groter tekort nog onder de armoedegrens leven. Dit
komt voornamelijk door een verhoging van de toeslagen, het minimumloon en daarmee
ook de bijstand. Daardoor zijn veel mensen erop vooruitgegaan en is de samenstelling
van de groep die nog in armoede leeft veranderd. Van de mensen in armoede in 2023
komt een relatief groot gedeelte veel geld tekort. Doordat zij een groter onderdeel
uitmaken van de totale groep mensen in armoede, is het gemiddelde tekort van iemand
in armoede dus groter in 2023 dan in 2018. Als gekeken wordt naar het aantal mensen
dat meer dan 30% van de armoedegrens tekortkomt, zien we een daling in 2023 ten opzichte
van 2018.
Vraag 6
Deelt u de zorg dat de nieuwe, beperktere armoedefinitie zoals gehanteerd door het
CBS beleidsmatig tot onderschatting van de problematiek kan leiden, en daarmee ook
tot afnemende ondersteuning voor mensen die wel degelijk hulp nodig hebben?
Antwoord 6
De nieuwe definitie van het CBS, SCP en Nibud is onafhankelijk vastgesteld en op 17 oktober
2024 gepubliceerd. De nieuwe methode geeft meer inzicht in de groep die in armoede
leeft ten opzichte van voorgaande armoededefinities. Zo wordt voor het eerst rekening
gehouden met een vermogensbuffer en werkelijke kosten voor wonen en energie. Als iemand
hogere uitgaven heeft aan woon- of energielasten dan de opgenomen normbedragen, wordt
dit in mindering gebracht op het besteedbaar inkomen. Zo kan het zijn dat iemand met
een inkomen boven de armoedegrens, vanwege de hoge vaste lasten toch als arm aangemerkt
wordt. Beide aanpassingen dragen bij aan beter inzicht in de omvang van het aantal
mensen in armoede ten opzichte van oudere percentages van burgers, kinderen en huishoudens
in armoede en met schulden.
Negatief vermogen (schulden) wordt, net zoals in de oude definitie, niet meegenomen
in de armoededefinitie door gebrek aan (consistente) data over aflossingscapaciteit
van een huishouden. Dit kan tot een onderschatting van de armoedeproblematiek leiden.
Daarom heeft het kabinet het CBS, SCP en Nibud gevraagd om te verkennen welke stappen
we moeten nemen om dit in de toekomst wel mogelijk te maken.
Het kabinet is zich bewust van de beperkingen van de armoededefinitie. Sommige groepen,
zoals (een deel van de) dak- en thuisloze mensen en ongedocumenteerden zijn onzichtbaar
in de cijfers. Ondanks dat armoede de afgelopen jaren in de cijfers is afgenomen,
blijft het kabinet de situatie van veel mensen als kwetsbaar zien. Daarom heeft het
kabinet extra maatregelen genomen om armoede- en schuldenproblematiek aan te pakken
in het Nationaal Programma Armoede en Schulden. De nieuwe armoededefinitie leidt naar
mijn mening niet per definitie tot afnemende ondersteuning voor mensen die het nodig
hebben.
Vraag 7
Wat zegt het hoge aantal mensen met problematische schulden over de effectiviteit
van het huidige beleid voor schuldpreventie en -sanering, en welke conclusies verbindt
u daaraan?
Antwoord 7
In het antwoord op vraag 2 ben ik ingegaan op de oorzaken van de lichte stijging van
het aantal huishoudens met geregistreerde problematische schulden. Ondanks dat de
stijging een gevolg is van het aflopen van uitstel van betaling voor ondernemers ten
tijde van de coronacrisis en het opnieuw opstarten van invorderingsmaatregelen voor
toeslagen en andere overige aanslagen, is het kabinet van mening dat het aantal huishoudens
met problematische schulden en de duur van die schuldensituatie zorgelijk is. De impact
van schulden is voor zowel de schuldenaar, schuldeiser als de samenleving groot. Daarom
neemt het kabinet, zoals beschreven in het Nationaal Programma Armoede en Schulden,
maatregelen die volgen uit het interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) over problematische
schulden.5 Om mensen met schulden in beeld te krijgen en mensen juist tijdig te wijzen waar
ze recht op hebben, nemen de Dienst Toeslagen en de Belastingdienst vergaande maatregelen,
zoals beschreven in het Nationaal Programma Armoede en Schulden.
Eind dit jaar komen nieuwe cijfers van het CBS over het aantal huishoudens met problematische
schulden op 1 januari 2025 die ons wederom meer inzicht bieden in de omvang van de
problematiek.
De Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) heeft in 2024 een onderzoeksrapport opgeleverd
over de doeltreffendheid van de gemeentelijke schuldhulpverlening.6 Daarin werd geconcludeerd dat de dienstverlening van gemeenten grotendeels op orde
is maar dat er ook ruimte is voor verbetering van de effectiviteit van gemeentelijke
schuldhulpverlening, bijvoorbeeld op het gebied van laagdrempelige toegang, integrale
hulp en de inzet van begeleiding en nazorg. Ik deel deze conclusie en het is een belangrijke
zaak om in te blijven zetten op de verbetering van gemeentelijke schuldhulpverlening.
In de tussentijd hebben we in maart 2024 samen met de VNG, NVVK en Divosa bestuurlijke
afspraken gemaakt om de schuldhulpverlening te verbeteren en het bereik te vergroten.
In dat kader trekken gemeenten hun dienstverlening zo veel mogelijk gelijk. Deze «basisdienstverlening
schuldhulpverlening» leidt tot een hulpaanbod dat toegankelijker is en in iedere gemeente
bestaat uit minimaal dezelfde elementen.7 De samenwerkingspartijen en gemeenten werken de komende tijd verder aan de implementatie
van de basisdienstverlening en de ontwikkeling van de elementen voor schuldhulpverlening
op langere termijn.
Bovendien is het van belang om mensen met geldzorgen in een vroeg stadium financiële
begeleiding te bieden. Hiermee willen we problematische schulden zo veel mogelijk
voorkomen. Daarom werkt Divosa met verschillende partijen aan het versterken van vindplaatsen
in minimaal 100 gemeenten. Door bestaande netwerken te versterken en uit te breiden
willen we mensen met geldzorgen eerder bereiken en toeleiden naar passende ondersteuning.
Via vroegsignalering van betalingsachterstanden op de vaste lasten (gas, elektriciteit,
warmte, drinkwater, huur en zorgverzekering) komen mensen eerder bij de gemeente in
beeld. In 2025 heb ik de wetswijziging die vroegsignalering mogelijk heeft gemaakt,
laten evalueren.8 De onderzoekers concluderen dat vroegsignalering doeltreffend is, doordat het bijdraagt
aan het voorkomen en verminderen van problematische schulden. Op basis van hun evaluatie
van de wet stellen zij vast dat door vroegsignalering: meer mensen met (dreigende)
problematische schulden een passend hulpaanbod ontvangen en accepteren; drempels voor
toegang tot integrale schuldhulpverlening omlaaggaan; betalingsproblemen niet verder
verslechteren en daarmee bedreigende situaties worden voorkomen, en dat schuldhulpverlening
hierdoor effectiever is. De onderzoekers concluderen echter ook dat er nog verbetermogelijkheden
zijn. Over deze verbetermogelijkheden ben ik in overleg met gemeenten en vaste lastenpartners.
Vraag 8
Wat gaat u doen om te voorkomen dat mensen in armoede blijven vastzitten in schulden
bij instanties als de Belastingdienst, het CAK of via BKR-registraties, terwijl zij
nauwelijks bestaansruimte hebben om die schulden af te lossen?
Antwoord 8
Mensen moeten perspectief krijgen op een oplossing, zodat zij verder kunnen met hun
leven. Dat vraagt dat problemen integraal worden aangepakt. Daarom wordt in het Nationaal
Programma Armoede en Schulden samengewerkt met veel partijen zoals ministeries, gemeenten,
uitvoeringsorganisaties, en maatschappelijke organisaties. Het Nationaal Programma
bevat maatregelen om de financiële positie van mensen te verbeteren. Dat geldt ook
voor de kwaliteit van schuldhulpverlening.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 werken we als er beslag is gelegd met
de beslagvrije voet, zodat mensen niet onder het bestaansminimum terechtkomen. Wanneer
mensen niet zelf meer uit de schulden kunnen komen, kunnen ze een beroep doen op de
gemeentelijke schuldhulpverlening. In geval van schuldhulpverlening zal de schuldhulpverlener
met de schuldenaar en schuldeisers naar een passende oplossing zoeken. In geval van
problematische schulden kan het treffen van een schuldregeling of schuldsanering noodzakelijk
zijn.
Ook zetten we in op het zo vroeg mogelijk in beeld krijgen van mensen met betalingsachterstanden,
zodat schulden niet onnodig oplopen. Dit doen we onder andere door extra te investeren
in vroegsignalering door gemeenten, ook met experimenten met betalingsachterstanden
bij de Belastingdienst. Gemeenten moeten dan bij een signaal van een betalingsachterstand
contact opnemen met de inwoner om een hulpaanbod te doen.
Vraag 9
Welke aanvullende maatregelen overweegt u om te voorkomen dat mensen met problematische
schulden buiten de hulp blijven vallen, en bent u bereid daarbij ook de «net-niet-armoede»-groep
expliciet te betrekken?
Antwoord 9
De maatregelen die in het Nationaal Programma Armoede en Schulden staan om schuldenproblematiek
te verminderen zijn gericht op iedereen met problematische schulden, ongeacht iemands
inkomen. Daarmee betrekken we dus ook al expliciet de «net-niet-armoede»-groep. Dat
geldt zeker ook voor de groep werkenden met een inkomen rondom de inkomensgrens en
voor kwetsbare gezinnen met kinderen. We zullen de schuldenproblematiek onder deze
groepen specifiek adresseren. De doelen die het kabinet nastreeft zijn minder huishoudens
die van beginnende naar problematische schulden gaan, minder huishoudens die problematische
schulden krijgen en meer huishoudens die succesvol en duurzaam uit de problematische
schulden komen. Ik monitor de voortgang van het Nationaal Programma en zal uw Kamer
hierover periodiek informeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.