Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over Fiche: Wijziging EU-klimaatwet (EU-klimaatdoelstelling 2040) (Kamerstuk 22112-4114)
2025D37780 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei heeft een aantal vragen en opmerkingen
                  aan de Minister van Klimaat en Groene Groei voorgelegd over het BNC-fiche: Wijziging
                  EU-klimaatwet (EU-klimaatdoelstelling 2040) (Kamerstuk 22 112, nr. 4114) en het EU-voorstel Wijziging van de Europese klimaatwet, ter vastlegging van de
                  2040-doelstelling (COM (2025) 524) (Engelstalige versie).
               
De voorzitter van de commissie,
Thijssen
Adjunct-griffier van de commissie,
Teske
Inhoudsopgave
                         
                         
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
II
Antwoord / Reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van
                  het BNC-fiche over de wijziging van de EU-klimaatwet. Deze leden hebben hierover nog
                  enkele vragen.
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben enkele vragen ten aanzien van het 2040-doel.
                  Diverse studies laten zien dat, als ook «fair share» wordt meegenomen, de EU per 2040
                  al klimaatneutraal zou moeten zijn.1 Waarom is dit niet de doelstelling van de Europese Commissie (Commissie)? Heeft de
                  Minister hier wel voor gepleit? Zo nee waarom niet? De Europese wetenschappelijke
                  klimaatraad stelt dat een bandbreedte van 90–95% nodig is. De Commissie zit nu aan
                  de onderkant van deze bandbreedte. Waarom is dit? Hoe gaat de Minister ervoor zorgen
                  dat de inzet van de Europese Unie (EU) in lijn komt met wat wetenschappelijk gezien
                  nodig is om het Klimaatakkoord van Parijs na te leven? Vindt de Minister een 90%-doel
                  met flexibiliteit, waaronder het afkopen van 3% van het EU-reductiedoel met carbon
                  credits, ambitieus als met huidig beleid de projectie is dat de EU op 88% uitkomt?
                  Kan de Minister uitleggen waarom dat ambitieus is? Is de haalbaarheid gemeten vanuit
                  deze projectie van 88% (wat betekent dat doel enkel met 2% wordt opgehoogd) en waarom
                  is dan extra flexibiliteit nodig?
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben enkele vragen over het 2035-doel. Om
                  klimaatneutraal te kunnen zijn in 2040 is het nodig om een 2035-doel van ten minste
                  94% netto-emissiereducties te stellen, met inbegrip van ten minste 82% brutoemissiereducties,
                  ten opzichte van het niveau van 1990. Onderschrijft de Minister dit 2035-doel? Waarom
                  wel of niet? Wat wordt haar inzet voor 2035? Het kabinet geeft aan het 2035-doel niet
                  te willen ontkoppelen van het 2040-doel, maar op welk concreet tussendoel denkt de
                  Minister dan in te zetten? Wetenschappers adviseren een curve in plaats van een lineaire
                  afbouw omdat de laatste emissies het moeilijkst te reduceren zijn. Kan de Minister
                  toezeggen op basis van dit wetenschappelijk advies in te zetten op een hoger doel
                  dan een lineair vastgesteld doel dat op 72,5% zou uitkomen? Zo nee, waarom slaat de
                  Minister dit wetenschappelijk advies in de wind?
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in het fiche dat het doel in lijn is
                  met wetenschappelijke inzichten over wat nodig is voor het halen van de doelen van
                  de Klimaatakkoord van Parijs en grote zekerheid biedt dat het vastgestelde doel van
                  klimaatneutraliteit in 2050 kan worden behaald. Met het doel wordt de ingezette koers
                  van het huidige Europese klimaatbeleid, dat volgens de Commissie in 2040 al uitkomt
                  op 88%,2 voortgezet. Het doel biedt daarmee voorspelbaarheid en investeringszekerheid voor
                  bedrijven. Wat zou er volgens de Minister gebeuren als de EU geen 90% reductiedoelstellingen
                  voor 2040 zou hanteren? Onderschrijft de Minister dat dit dan niet in lijn zou zijn
                  met wat wetenschappelijk gezien nodig is om klimaatverandering tegen te gaan? Wat
                  zou dit betekenen in relatie tot de mondiale doelstellingen zoals afgesproken met
                  het Klimaatakkoord van Parijs? Wat zou dit betekenen voor de voorspelbaarheid en investeringszekerheid
                  voor bedrijven?
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben enkele vragen over de implementatie
                  van het Europese doel en de verankering ervan in nationale wetgeving. Het kabinet
                  heeft ervoor gekozen om geen nationaal tussendoel voor 2040 vast te leggen in de Nederlandse
                  Klimaatwet. Waarom niet? Hoe kan stabiliteit en zekerheid voor Nederlandse burgers
                  en bedrijven worden gewaarborgd als deze doelstelling niet nationaal wordt vastgelegd?
                  Hoe gaan de Minister en haar opvolgers bijsturen als zij niet aan de Europese doelstellingen
                  voldoen, en dit niet nationaal wettelijk is verankerd? Hoe kan het kabinet verantwoordelijk
                  worden gehouden voor het al dan niet halen van dit doel als het doel niet wettelijk
                  is vastgelegd? Hoe verhoudt deze keuze van het kabinet zich tot het advies van de
                  Afdeling advisering van Raad van State dat als volgt luidt: «De Afdeling wijst erop
                  dat het stellen van een wettelijk tussendoel voor 2040 in dit verband van grote waarde
                  is. Zo’n tussendoelstelling, die politiek commitment weerspiegelt, geeft duidelijkheid
                  aan de betrokken sectoren. Binnen de systematiek van de Klimaatwet – met jaarlijkse
                  verplichte doorrekeningen van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in de Klimaat-
                  en energieverkenning, een beschouwing van de Afdeling en de verantwoording aan het
                  parlement – kan het klimaatbeleid aldus extra scherp tegen het licht worden gehouden.
                  Inherent daaraan is ook dat de eventuele noodzaak van bijsturing van het klimaatbeleid
                  eerder zal worden gevoeld. De Afdeling adviseert om in de Klimaatwet een tussendoel
                  voor 2040 vast te leggen»? Graag ontvangen deze leden een toelichting hierop van de
                  Minister.
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben, aanvullend op de vragen die zij hierover
                  hebben gesteld in het schriftelijk overleg over de Milieuraad d.d. 18 september 2025,
                  nog enkele vragen over de inzet van koolstofkredieten. Eerder wees Nederland de inzet
                  van koolstofkredieten af (Aanhangsel van de Handelingen Tweede Kamer, vergaderjaar
                  2024–2025, nr. 2106). Waarom is de positie van het kabinet veranderd? De eerdere positionering was dat
                  Nederland geen voorstander was van koolstofkredieten, omdat de focus moet liggen op
                  het reduceren van de eigen uitstoot, in lijn met het principe van hoogst mogelijke
                  ambitie dat is vastgelegd in het Klimaatakkoord van Parijs. De Minister stelde dat
                  koolstofkredieten enkel kunnen worden ingezet boven op de eigen doelstelling. Waarom
                  is de Minister van positie in dit opzicht veranderd? Denkt de Minister dat de EU hiermee
                  nog wel in lijn met het Klimaatakkoord van Parijs handelt? Nederland stelt ook dat
                  de inzet van internationale koolstofkredieten ertoe kan leiden dat de markt wordt
                  ontmoedigd om binnen de EU de nodige investeringen in schone technologie en emissiereducties
                  te doen. Aangezien – conform de Europese klimaatwet – klimaatneutraliteit in 2050
                  op Europees grondgebied bereikt moet zijn, betekent dit dat deze kredieten na 2040
                  uitgefaseerd moeten worden en de nodige investeringen ten behoeve van uitstootvermindering
                  na 2040 alsnog in de EU plaats moeten vinden. Ook in haar antwoord op Kamervragen
                  stelt de Minister dat het hiermee lastiger kan worden om het 2050 doel te bereiken.
                  De Wetenschappelijke Klimaatraad (WKR) stelt daarnaast dat de laatste 10% emissiereductie
                  de moeilijkste zijn. Wordt het afbouwpad na 2040 met de inzet van koolstofkredieten
                  vóór 2040 niet dermate bemoeilijkt dat het 2050-doel in gevaar komt? Kan de Minister
                  toezeggen dat ze hier onderzoek naar wil laten doen voordat ze akkoord gaat met de
                  inzet van koolstofkredieten? De Minister stelt daarnaast dat er geen effectbeoordeling
                  uitgevoerd is voor de mogelijkheid van een beperkte inzet (3%) van internationale
                  koolstofkredieten van hoge kwaliteit voor het 2040-doel. Hierover schrijft de Minister
                  dat het kabinet het belangrijk vindt dat dit gebeurt, gezien de mogelijke gevolgen
                  voor de benodigde binnenlandse emissiereducties en investeringszekerheid voor bedrijven.
                  Een onderbouwing van het percentage en een inschatting van de kosten en baten zijn
                  daarbij van belang. Kan de Minister toezeggen dat ze eerst deze effectbeoordeling
                  uitgevoerd wil zien voordat ze instemt met de inzet van koolstofkredieten? De Minister
                  stelt terecht dat 3% koolstofkredieten aanzienlijk is. Wat is het percentage of het
                  plafond dat Nederland acceptabel vindt? Waar baseert de Minister dit op? Nederland
                  stelt als voorwaarde dat kredieten van hoge kwaliteit moeten zijn en verwijst in de
                  voetnoot naar artikel 6.4 als de beste internationale standaard op dit moment. Uit
                  recent onderzoek blijkt dat minder dan 16% van de uitgegeven kredieten daadwerkelijk
                  gekwantificeerde effecten van broeikasgasreductie vertegenwoordigen. Ook de Wetenschappelijke
                  Klimaatraad van de EU heeft geadviseerd om CO2-compensatie geen onderdeel te maken van het klimaatdoel. Kan de Minister toezeggen
                  dat artikel 6.4 kredieten pas worden ingezet als deze zaken zijn afgedekt en het systeem
                  van koolstofkredieten betrouwbaar is? Nederland stelt als voorwaarde dat de aankoop
                  van kredieten van landen moet zijn die klimaatambities hebben die in lijn zijn met
                  Klimaatakkoord van Parijs. In haar antwoord op Kamervragen eerder stelde de Minister
                  dat met de aankoop van kredieten het risico bestaat dat als rijkere landen nu al bij
                  andere landen hun goedkopere reducties kopen («het laaghangend fruit»), dit voor die
                  andere landen de transitie uiteindelijk alleen maar duurder maakt. Zij mogen de verkochte
                  reducties in dat geval namelijk niet meetellen in het eigen doelbereik. Kan de Minister
                  deze voorwaarde in dit kader nader toelichten? Waarom stelt Nederland deze voorwaarde?
                  Bemoeilijkt de EU met de afname van kredieten niet juist dat deze landen hun klimaatambities
                  overeenkomstig het Klimaatakkoord van Parijs kunnen waarmaken?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken die zij geagendeerd
                  voor het schriftelijk overleg over het BNC-fiche: Wijziging EU-klimaatwet (EU-klimaatdoelstelling
                  2040) en hebben hierover nog een aantal vragen en opmerkingen.
               
De leden van de VVD-fractie willen bouwen aan een schoon en weerbaar Nederland. Er
                  moet worden doorgewerkt aan het halen van de klimaatdoelstellingen, want onze toekomst
                  is duurzaam en het is van belang om onze energieonafhankelijkheid te vergroten. Deze
                  leden staan dan ook open voor het stellen van een Europees doel. Het bestaande beleid
                  leidt bij goede uitvoering al tot 88% CO2-reductie in 2040 en een Europees doel borgt bovendien een gelijk speelveld. Bovendien
                  kunnen Europese instrumenten ook zorgen voor forse investeringen vanuit de private
                  sector in verduurzaming. Deze leden willen van de Minister weten hoe zij denkt dat
                  de Europese doelstelling dat gelijke speelveld verder kan waarborgen. Zitten er in
                  het voorstel van de Europese Commissie voldoende waarborgen voor het behoud van een
                  gelijk speelveld of zijn er mogelijkheden die onbenut blijven?
               
De leden van de VVD-fractie vinden het wel belangrijk om inzichtelijk te krijgen wat
                  het nieuwe klimaatdoel concreet zou betekenen voor Nederland. Deze leden spreken dan
                  bijvoorbeeld over hoe een nieuw klimaatdoel zich door vertaald naar nationaal niveau
                  en welke kosten hier bij komen kijken. Deze leden vragen de Minister om dit zo snel
                  als mogelijk inzichtelijk te maken. Zij vragen de Minister toe te lichten wat het
                  pakket 2040 concreet gaat betekenen als aanvulling op het huidige klimaatbeleid. Ook
                  vragen zijhoe de Minister ervoor gaat zorgen dat we zoveel mogelijk ruimte houden
                  voor eigen invulling van de implementatie op nationaal niveau. Op welke wijze gaat
                  de Europese Commissie ondersteuning bieden bij de implementatie?
               
De leden van de VVD-fractie vinden het van groot belang dat een nieuw klimaatdoel
                  gepaard gaat met een stevig uitvoeringspakket. Deze leden zien namelijk dat in de
                  praktijk verduurzaming vaak vastloopt in de uitvoering, bijvoorbeeld vanwege netcongestie,
                  infrastructuur die niet op tijd gereed is, beperkte marktvraag of onzekerheid over
                  vergunningen. Zij vragen welke EU-instrumenten er aan bij kunnen dragen dat er meer
                  investeringen gedaan worden vanuit de private sector voor verduurzaming? Zij vragen
                  of er een inschatting is gemaakt van de kosten en of deze kosten kunnen worden uitgesplitst
                  voor bedrijven, energie-infrastructuur en andere sectoren? Daarnaast vragen zij in
                  hoeverre de Europese Commissie een uitvoeringspakket maakt met haalbare doelen en
                  tijdlijnen? Ook willen zij weten hoe de Europese Commissie ervoor zorgt dat de integraliteit
                  geborgd is in het uitvoeringsplan, zowel voor de sectoren als tussen onderdelen zoals
                  infrastructuur, netcapaciteit en bedrijven?
               
Tot slot vinden de leden van de VVD-fractie het goed dat de Europese Commissie in
                  haar voorstel ook ruimte geeft om CO2-reductie te bewerkstelligen in het buitenland. Wat deze leden betreft gaan we snel
                  aan de slag met het opzetten van een internationale koolstofmarkt. Zij vragen op welke
                  manier landen ook CO2-winst kunnen behalen door duurzame investeringen in het buitenland mee te laten tellen
                  voor de nationale opgave.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het BNC-fiche
                  Wijziging EU-klimaatwet (EU-klimaatdoelstelling 2040), en delen het navolgende standpunt
                  mee aan de Minister.
               
De leden van de NSC-fractie wensen, conform de inzet van het kabinet zoals die is
                  weergegeven in de geannoteerde agenda voor de Milieuraad van 18 september 2025, geen
                  vastlegging van een klimaatdoel 2040 in de Nederlandse Klimaatwet.
               
De leden van de NSC-fractie geven voor wat betreft de vastlegging van een klimaatdoel
                  2040 in de Europese Klimaatwet, aan dat het maatregelenpakket voor het behalen van
                  dit doel gericht moet zijn op energiebesparing, de afbouw van fossiele brand- en grondstoffen
                  ten gunste van de opwek van hernieuwbare energie en grondstoffen, de opwek van groene
                  waterstof, en door in te zetten op koolstofverwijdering. Voor wat betreft koolstofverwijdering
                  wensen zij geen primaire inzet op Carbon Capture and Storage (CCS) maar inzet op de
                  natuurlijke methoden van koolstofverwijdering, door bosherstel en koolstofopslag in
                  producten.
               
De leden van de NSC-fractie merken op dat de maatregelen om een tussendoel van 90%
                  te halen in plaats van 88% sterk stoelen op de inzet van CCS en ook nog steeds het
                  inzetten van hout als biobrandstof mogelijk maken.
               
De leden van de NSC-fractie vragen de Minister naar de Nederlandse inzet op het niet
                  mee laten tellen van het kappen van hout om dit vervolgens te verstoken en mee te
                  laten tellen als biogrondstof.
               
De leden van de NSC-fractie vragen de Minister om niet akkoord te gaan met het vastleggen
                  van een 90% doel indien het meetellen van houtige biomassa nog steeds onderdeel is
                  van de Europese definitie van biogrondstoffen. Is de Minister hiertoe bereid?
               
Voor wat betreft de koolstofverwijdering merken de leden van de NSC-fractie op dat
                  dit een aanzienlijk deel is van het maatregelenpakket dat ten grondslag ligt aan het
                  halen van de 90% reductiedoelstelling. Acht de Minister dit doel realistisch? Welk
                  deel van dit doel zal onder de verantwoordelijkheid van Nederland vallen? Is dit doel
                  volgens de Minister in evenwicht met de doelstelling om fossiele brandstof uit te
                  faseren, zoals afgesproken is bij de COP? Is de Minister van mening dat het gedeelte
                  dat in de 2040 doelstelling opgenomen is als CCS, alleen geldt voor de «hard to abate»
                  uitstoot, of is de Minister van mening dat dit meer ruimte geeft?
               
De leden van de NSC-fractie vragen de Minister niet akkoord te gaan met de 90% doelstelling
                  indien de CCS die is opgenomen in het onderliggend maatregelenpakket van de 2040 doelstelling
                  meer omvat dan nodig is om de «hard to abate» koolstof af te vangen. Is de Minister
                  hiertoe bereid?
               
De leden van de NSC-fractie wensen daarnaast een verbod en concreet afbouwpad naar
                  nul uiterlijk in 2030, voor (de subsidiering en) het gebruik van houtige biomassa,
                  zowel als warmtebron als ten behoeve van de opwek van elektriciteit. Dat verbod moet
                  voor wat de leden van de NSC-fractie betreft ook nadrukkelijk zien op houtige biomassa
                  in combinatie met CCS (BECCS).
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende BNC-fiche over
                  het wettelijk vastleggen van de klimaatdoelstelling voor 2040. Zij zijn van mening
                  dat vanuit het oogpunt van scheppingszorg en energieonafhankelijkheid verder gewerkt
                  moet worden aan verduurzaming van de energievoorziening en vermindering van het gebruik
                  van fossiele brandstoffen en de CO2-uitstoot. Zij hebben wel enkele vragen bij het voorliggende voorstel.
               
De leden van de SGP-fractie horen graag hoe de Minister de effectbeoordeling waardeert
                  die onder het voorstel ligt. Hoe reëel acht de Minister deze effectbeoordeling, gelet
                  op de ontwikkelingen in Nederland rond de netcongestieproblematiek en de zorgen bij
                  de industrie? Hoe haalbaar acht de Minister het voorgestelde doel voor Nederland,
                  gelet op genoemde ontwikkelingen?
               
De leden van de SGP-fractie hebben de indruk dat het voorgestelde doel vooral gebaseerd
                  is op de technische haalbaarheid. Is de Minister van mening dat voldoende rekening
                  gehouden is met de (sociaal-)economische haalbaarheid?
               
De leden van de SGP-fractie ontvangen graag een inschatting van de opgave die het
                  voorgestelde doel met zich mee zal brengen voor Nederland.
               
De leden van de SGP-fractie horen graag waarom de Commissie niet zou kunnen volstaan
                  met het beleidsmatig vastleggen van een klimaatdoelstelling voor 2040 in plaats van
                  het wettelijk vastleggen ervan, zoals nu voorgesteld. Hoe weegt de Minister dit in
                  het licht van de juridische werking van wettelijke vastlegging ten opzichte van beleidsmatige
                  vastlegging in combinatie met het complexe en veelzijdige speelveld?
               
II Antwoord / Reactie van de Minister
               
          Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 J. Thijssen, voorzitter van de vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 C.M. Teske, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
