Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Joseph over de rechtspositie van pensioendeelnemers bij informatieverstrekking en invaren
Vragen van het lid Joseph (BBB) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de rechtspositie van pensioendeelnemers bij informatieverstrekking en invaren (ingezonden 14 augustus 2025).
Antwoord van Minister Van Hijum (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 8 september
2025).
Vraag 1
Bent u bekend met de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 25 mei 2025 waarin is
geoordeeld dat geen rechten aan het Uniform Pensioen Overzicht (UPO) kunnen worden
ontleend1?
Antwoord 1
Ja, met dien verstande dat de uitspraak is van 28 mei 2025.
Vraag 2
Betekent deze uitspraak dat noch de Staat, noch pensioenfondsen aansprakelijk zijn
voor het jarenlang verstrekken van onjuiste pensioeninformatie? Acht u dit maatschappelijk
aanvaardbaar?
Antwoord 2
In het aangehaalde geval oordeelt de rechtbank dat het eigendomsrecht van de eiser
niet is geschonden, geen sprake is van Staatsaansprakelijkheid en wordt andermaal
bevestigd dat het UPO niet juridisch bindend is. In de uitspraak staat met zoveel
woorden dat de Staat niet aansprakelijk kan worden gehouden voor het feit dat aan
de UPO’s geen rechten kunnen worden ontleend en de Staat kan evenmin worden verweten
dat zij onrechtmatig heeft gehandeld in verband met de naleving van artikel 48 van
de Pensioenwet.
Vraag 3
Kunt u bevestigen dat het voor deelnemers nagenoeg onmogelijk is om hun pensioenopbouw
zelfstandig te berekenen, in lijn met antwoord 9 op eerdere kamervragen2? En zo niet, kunt u dit toelichten?
Antwoord 3
Het is in beginsel een taak is van de pensioenuitvoerder om het verwachte pensioen
van deelnemers te berekenen. Dit is ook in antwoord op eerdere vragen over dit onderwerp
toegelicht.3 Gegevens die onderdeel zijn van een berekening zoals fondsspecifieke sterftetafels,
toedelingsparameters, projectierendementen en herverdelingsmechanismen zijn enerzijds
vaak actuarieel complex en in onderling samenhang toegepast. Dit maakt het complex
om de berekening zelfstandig te reconstrueren. Deelnemers hebben daarom de mogelijkheid
om het fonds te vragen de voor hen geldende bedragen na te rekenen en uit te leggen.
Vraag 4
In hoeverre kunt u dit gebrek aan kenbaarheid en afdwingbaarheid van de pensioenopbouw
rijmen met het recht op een eerlijk proces en effectieve rechtsbescherming?
Antwoord 4
Ik hecht er groot belang aan dat deelnemers goed begrijpen wat hun pensioenaanspraken
zijn.4 Er zijn een aantal aanvullende maatregelen aangekondigd om deelnemers beter te betrekken
en te informeren, waaronder een aanscherping van de regelgeving die ervoor zorgt dat
de pensioenuitvoerder zich inspant om ervoor te zorgen dat de getoonde transitie-informatie
leidt tot realistische verwachtingen bij de deelnemer.5 Daarnaast vind ik het van groot belang dat er aandacht is voor het voorkomen van
en herstellen van fouten, zodat een gang naar de rechter niet nodig is.
Deelnemers kunnen bij hun pensioenuitvoerder terecht (interne klachtenprocedure),
en als dat niet tot duidelijkheid leidt kan de deelnemer gebruik maken van de externe
geschilbeslechting (Kifid of GIP).
Vraag 5
Kunt u bevestigen dat een deelnemer altijd mag vragen om extra informatie, bijvoorbeeld
een berekening of uitleg, bij pensioenfondsen, in lijn met de antwoorden op eerdere
kamervragen 2 en 3? En zo niet, kunt u dit toelichten?
Antwoord 5
Een deelnemer mag altijd vragen om extra informatie, bijvoorbeeld berekeningen, en
om uitleg daarvan. Dat recht kent de Pensioenwet deelnemers toe.6
Vraag 6
Kunt u bevestigen dat een deelnemer bij het vragen om extra informatie, ter versterking
van zijn rechtspositie, altijd kan vragen om een bevestiging van de juistheid van
de ontvangen informatie, in lijn met antwoord 15 op eerdere kamervragen7? En zo niet, kunt u dit toelichten?
Antwoord 6
Het staat deelnemers vrij pensioenuitvoerders te vragen om een bevestiging van de
juistheid van de ontvangen informatie. Tegelijk is er één principe leidend op grond
van bestaande jurisprudentie, namelijk dat het pensioenreglement bepalend is voor
het antwoord op de vraag welke rechten de deelnemer op grond van een pensioenregeling
heeft.8 Een deelnemer ontleent zijn aanspraak op pensioen of recht op een pensioenuitkering
niet aan (bepaalde) verstrekte informatie, maar uitsluitend aan het pensioenreglement.
Uit dat leidende principe volgt dat de pensioenuitvoerder wettelijk gehouden is het
pensioenreglement uit te voeren, en niet meer of minder aanspraken op pensioen kan
toekennen dan bepaald in dat reglement.9
Vraag 7 en 8
Bent u bekend met signalen, onder meer afkomstig van de actie «Cultuur onder Vuur»10, dat verschillende pensioenfondsen verzoeken tot extra informatie waaronder onderliggende
berekeningen en uitleg en de bevestiging van de juistheid van de informatie weigeren
te verstrekken?
Hoe beoordeelt u deze handelwijze in het licht van de rechten van een deelnemer die
de Pensioenwet hem of haar toekent?
Antwoord 7 en 8
Pensioenuitvoerders zijn verplicht informatie te verschaffen en mijn beeld is dat
uitvoerders deze wettelijke verplichting nakomen. Zoals aangegeven is het uitgangspunt
dat rechten voortvloeien uit het pensioenreglement en niet uit het pensioenoverzicht.
Het verstrekken van een pensioenoverzicht is geen rechtshandeling van de pensioenuitvoerder
waarmee de pensioenuitvoerder een betalingsverplichting in het leven roept. Een pensioenoverzicht
is te kenmerken als een informatief bericht.
Vraag 9
Deelt u de mening dat het recht op extra informatie ter versterking van de rechtspositie
in de praktijk onvoldoende afdwingbaar is, waardoor deelnemers geen effectieve bescherming
genieten? Zo niet, kunt u dit toelichten?
Antwoord 9
Die mening deel ik niet. Er zijn diverse informatieverplichtingen die pensioenuitvoerders
moeten naleven en waarop toezicht gehouden wordt. Daarnaast is de rechtsbescherming
van deelnemers zowel intern als extern met de Wet toekomst pensioenen verder versterkt.
Tot slot is de rechtspraak en daarmee de heersende leer op het gebied van rechten
die ontleend kunnen worden aan het UPO, voldoende duidelijk.
Vraag 10
Bent u bereid wettelijk te verankeren dat deelnemers op verzoek een rechtsgeldig,
begrijpelijk en controleerbaar document (niet zijnde het UPO) kunnen ontvangen waarin
hun aanspraak bindend wordt vastgesteld?
Antwoord 10
Ik zie geen aanleiding noch mogelijkheden om rechten toe te kennen aan het UPO. Dit
is in lijn met eerdere aandachtspunten uit uw Kamer.11, 12 Hoofdregel is en blijft dat het pensioenreglement leidend is. Aan de hand daarvan
worden pensioenaanspraken bepaald. Deze aanspraken zijn echter niet statisch, wat
ook in de jurisprudentie meerdere keren is bevestigd. Wijzigingen in de persoonlijke
situatie van mensen, die soms ook door de werkgever niet of niet op tijd worden doorgegeven,
kunnen leiden tot wijzigingen in de op te bouwen dan wel opgebouwde pensioenaanspraken.
Daarom is het jaarlijks te verstrekken UPO een cijfermatige persoonlijke uitwerking,
die niet onveranderbaar vaststaat.
Vraag 11 en 12
Hoe verhoudt de termijn van één maand vóór de transitie voor het verstrekken van de
Transitie-UPO zich tot het recht op tijdige, correcte en controleerbare informatie,
gezien de complexiteit en mogelijke foutmarges?
Bent u bereid deze termijn te verlengen en wettelijk te verankeren?
Antwoord 11 en 12
De termijn van uiterlijk één maand is verankerd in artikel 46a, zesde lid, van het
Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, conform
de beleidsregels die AFM hanteert over informatieverstrekking. Bij het eerder verstrekken
van de informatie, neemt de accuraatheid af en daarmee het inzicht voor de deelnemer.
De informatie vlak voor transitie verstrekken is voor de deelnemer niet wenselijk
in het kader van handelingsperspectief en voor de uitvoering praktisch niet mogelijk.
De uiterste termijn van één maand blijft daarmee staan. In de brief van 13 mei 2025
zijn maatregelen aangekondigd, waaronder de wettelijke aanscherping dat pensioenuitvoerders
verschillen in de transitie-informatie nog beter moeten uitleggen.
Vraag 13
Bent u bekend met het feit dat het twee van de drie fondsen die zijn ingevaren per
1 januari 2025 niet lukte om een definitief transitieoverzicht te verstrekken per
de door de Autoreit Financiële Markten (AFM) vereiste datum 1 juli 2025? In hoeverre
vindt u dit acceptabel, tijdig en verantwoord13?
Antwoord 13
Ik heb hiervan kennisgenomen. Het is belangrijk dat deelnemers de transitie-informatie,
zowel voor als na transitie, tijdig ontvangen en dat deze informatie correct is. Ik
vind het dan ook terecht dat de AFM pensioenuitvoerders oproept om ernaar te streven
deze informatie zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen een half jaar na invaren
te verstrekken. Tegelijkertijd betreft het hier de eerste pensioenfondsen in deze
transitie, en wordt deze informatie voor het eerst verstrekt. Ook zorgvuldigheid en
correctheid van de informatie zijn van belang.
Vraag 14 en 15
Bent u bereid te waarborgen dat de definitieve transitieoverzichten bindend zijn en
dat deelnemers hier rechten aan kunnen ontlenen?
Bent u bereid bovengenoemde punten wettelijk te regelen, zodat deelnemers hun pensioenrechten
kunnen kennen, controleren en afdwingen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 14 en 15
In lijn met het antwoord op vraag 10 geldt ook hier dat ik geen mogelijkheid en geen
aanleiding zie om documenten bindend te verklaren.
Vraag 16
Hoe gaat u bewerkstelligen dat wat in de Pensioenwet in Artikel 48 lid 1 staat, namelijk
dat «De informatie die de pensioenuitvoerder verstrekt of beschikbaar stelt is correct,
duidelijk en evenwichtig. De informatie wordt tijdig verstrekt of beschikbaar gesteld.»,
ook daadwerkelijk in de praktijk op een dusdanige wijze wordt uitgevoerd dat deelnemers
aan deze informatie rechten kunnen ontlenen?
Antwoord 16
Pensioenuitvoerders dienen zich te houden aan de wettelijke voorschriften, waaronder
die in artikel 48 Pensioenwet. Mijn beeld is niet dat pensioenuitvoerders dit niet
kunnen of willen nakomen. AFM houdt hier toezicht op en kan bij overredingen ook handhaven.
Indien een deelnemer met een vraag of kwestie zit, kan hij bij zijn uitvoerder terecht
met vragen, verzoeken of klachten. Als dat niet leidt tot een gewenst resultaat bestaat
de mogelijkheid om het geschil voor te leggen aan een externe geschilleninstantie
of naar de rechter te gaan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.J. Paul, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.