Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Joseph over de gebrekkige naleving van de Europese toegankelijkheidswetgeving (EAA)
Vragen van het lid Joseph (Nieuw Sociaal Contract) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de gebrekkige naleving van de Europese toegankelijkheidswetgeving (EAA) (ingezonden 10 juli 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Pouw-Verweij (Volksgezondheid, Welzijn en Sport ), mede
namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen
8 september 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 2778.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel van de NOS, «Websites en automaten zijn vaak
moeilijk met een beperking, ondanks nieuwe wet»?1
Antwoord 1
Ja, ik heb kennisgenomen van het artikel.
Vraag 2
Klopt het dat uit recent Europees onderzoek blijkt dat 93 procent van de Nederlandse
websites niet voldoet aan de toegankelijkheidscriteria zoals gesteld in de EAA? Hoe
beoordeelt u deze uitkomst in het licht van de rechten van mensen met een beperking
en de naleving van het VN-verdrag Handicap?
Antwoord 2
Het klopt dat uit het onderzoek blijkt dat 93 procent van de Nederlandse websites
niet geheel toegankelijk is voor iedereen. Op het gebied van digitale toegankelijkheid
moeten nog grote stappen gezet worden. De inwerkingtreding van de Europese Toegankelijkheidsrichtlijn
op 28 juni 2025 zie ik als een belangrijke stap om de toegankelijkheid te verbeteren.
De Europese Toegankelijkheidsrichtlijn geldt voor marktpartijen, oftewel voor de private
sector. Dit betekent dat deze richtlijn alleen van toepassing is op specifieke producten
en digitale diensten van marktpartijen, en niet op overheidsinstanties. Overheidsinstanties
moeten reeds voldoen aan de toegankelijkheidseisen zoals opgenomen in het Besluit
digitale toegankelijkheid overheid. Overheidswebsites en apps voldoen voor 59% aan
de wettelijke verplichting. Dit zijn alle websites en apps met Status A, B of C.
Samen met mijn collega bewindspersonen zet ik mij in om belemmeringen in de samenleving
waar mensen met een beperking mee te maken hebben weg te nemen. Ook op het gebied
van digitale toegankelijkheid. Dit doe ik door het uitvoeren van de maatregelen die
in de Werkagenda VN-Verdrag Handicap staan. Deze werkagenda is recentelijk naar uw
Kamer gestuurd.2
Met implementatie van het Besluit digitale toegankelijkheid overheid en van de maatregelen
die zijn opgenomen in de Werkagenda VN-Verdrag Handicap, onderstreept het Ministerie
van BZK de urgentie om de digitale toegankelijkheid voor mensen met een beperking
te verbeteren. Om dit te bereiken, richt het Ministerie van BZK zich de komende jaren
onder meer op de uitvoering van het Nationaal Actieplan WebBeleid (NAWB): een integrale
aanpak op de digitale toegankelijkheidsstandaard, veiligheidsstandaarden en domeinbeheer.
Met het NAWB versnelt de overheid de adoptiegraden ten aanzien van onder meer digitale
toegankelijkheid bij de overheid. Denk aan enkele generieke oplossingen die worden
getroffen, zoals NLdoc (een voorziening om documenten om te zetten naar een toegankelijke
variant) en het NL Design System (gericht op het toegankelijk, inclusief en gebruiksvriendelijk
ontwikkelen). Ook komt er focus op accessibility by design zodat al in de ontwerpfase
rekening wordt gehouden met toegankelijkheid en er zo min mogelijk achteraf moet worden
verbeterd. Daarnaast wordt er een Coordinated Accessilbity Disclosure opgezet zodat
eindgebruikers beter meldingen over digitale toegankelijkheid kunnen doen bij de desbetreffende
overheidsorganisatie. Een andere maatregel is het verminderen van het aantal websites.
Zo zorgt het NAWB, dat op 1 juli jl. naar uw Kamer is gestuurd, voor een duurzame,
robuuste oplossing voor diverse vraagstukken die gaan over webbeheer en toegankelijkheid.3
Vraag 3
Welke maatregelen heeft u genomen om bedrijven en overheidsorganisaties tijdig te
informeren over hun verplichtingen onder de EAA? Acht u het acceptabel dat veel bedrijven
pas recent op de hoogte raakten?
Antwoord 3
Op de website van de Rijksoverheid zijn burgers en bedrijven op de hoogte gesteld
van de verplichtingen van de Europese Toegankelijkheidsrichtlijn. Bijna alle toezichthouders
hebben voorafgaand aan de inwerkingtreding van de richtlijn bedrijven begeleiding
geboden en hen opgeroepen om zich voor te bereiden op de nieuwe regels. Daarnaast
hebben VNO-NCW en MKB-Nederland webinars gepubliceerd waarin bedrijven informatie
krijgen over aan welke toegankelijkheidsverplichtingen zij dienen te voldoen. Tevens
zijn bedrijven via bewustwordingscampagnes geïnformeerd over de aanstaande wijzigingen.
Bedrijven hebben een eigen verantwoordelijkheid om kennis te nemen van aanstaande
wet- en regelgeving waar zij aan dienen te voldoen. De Europese Toegankelijkheidsrichtlijn
is in 2019 vastgesteld en de Nederlandse implementatiewetgeving is in 2024 vastgesteld
en gepubliceerd. De Europese Toegankelijkheidsrichtlijn is niet van toepassing op
overheidsorganisaties en zij zijn daarom niet gericht geïnformeerd.
Vraag 4
Wordt bij de voorbereiding van nieuwe wet- en regelgeving standaard expliciet getoetst
aan de toegankelijkheidsvereisten uit de EAA en het VN-verdrag Handicap? Zo ja, hoe
is dit geborgd? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Bij het opstellen van wet- en regelgeving moet altijd worden nagegaan of de voorgenomen
regeling verenigbaar is met hoger recht, zoals het VN-Verdrag Handicap.4 In de fase van voorbereiding zijn er verschillende momenten waarbij toetsing door
anderen dan het ministerie plaatsvindt.5 Burgers en bedrijven worden geconsulteerd en er wordt advies gevraagd van diverse
adviesorganen, toezichthouders of andere instanties. Ook kan advies worden gevraagd
aan het College voor de Rechten van de Mens. Na deze consultatiefase vindt een wetgevingstoets
plaats waarbij getoetst wordt op rechtsstatelijke en bestuurlijke kwaliteit. Dit omvat
ook de toetsing op constitutionele, Europeesrechtelijke en internationaalrechtelijk
aspecten, waaronder het VN-Verdrag Handicap. Tot slot wijs ik op de advisering van
de Afdeling advisering van de Raad van State. Het beoordelingskader van de Afdeling
bestaat uit vier onderdelen: een beleidsanalyse, een constitutionele en juridische
analyse, een uitvoeringsanalyse, en een analyse van de gevolgen voor de rechtspraktijk.
Bij de constitutionele en juridische analyse kijkt de Afdeling onder meer of het voorstel
past binnen hogere regelgeving, waaronder de Grondwet, het Statuut van het Koninkrijk
en mensenrechtenverdragen.
Wat betreft de toetsing van regelgeving aan de implementatiewetgeving van de Europese
Toegankelijkheidsrichtlijn merk ik op dat deze wetgeving verplichtingen oplegt aan
bedrijven. Er wordt bij de totstandkoming van nieuwe regelgeving daarom niet expliciet
getoetst aan de toegankelijkheidseisen die voortvloeien uit de richtlijn. De richtlijn is gebaseerd op het VN-Verdrag
Handicap, daardoor zijn de grondbeginselen van de richtlijn wel onderdeel van de toetsing
aan het internationaal recht.
Vraag 5
Hoe stevig gaan toezichthouders, zoals de Autoriteit Consument en Markt (ACM), de
Autoriteit Financiële Markten (AFM), de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI),
de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en het Commissariaat voor de Media, daadwerkelijk
handhaven op de naleving van de toegankelijkheidswetgeving? Hebben zij voldoende mandaat,
capaciteit en bevoegdheden? Zo niet, hoe bent u dan van plan de naleving van de EAA
te garanderen?
Antwoord 5
Toezichthouders bepalen zelf hoe zij toezicht houden en op basis van welke signalen
zij acteren. Het kan bijvoorbeeld gaan om eigen onderzoek, meldingen van burgers,
meldingen van andere toezichthouders, ook uit andere EU-landen of signalen van belangenorganisaties.
De toezichthouders hebben voldoende mandaat, capaciteit en bevoegdheden om te handhaven
op de naleving van toegankelijkheidsvereisten. De implementatiewetgeving voorziet
in de gebruikelijke handhavingsinstrumenten.
Vraag 6
Deelt u de analyse dat veel digitale en fysieke diensten fundamenteel ongeschikt zijn
voor mensen met een beperking, zoals blijkt uit de ervaringen van de in het NOS-bericht
genoemde Tim Kroesbergen en Ferry Molenaar? Wat gaat u doen om deze structurele ontwerpfouten
gericht aan te pakken?
Antwoord 6
De analyse dat veel digitale en fysieke diensten niet werken voor iedereen deel ik
en dit is zorgelijk. De inwerkingtreding van de Europese Toegankelijkheidsrichtlijn
op 28 juni 2025 is een belangrijke stap om ervoor te zorgen dat alledaagse zaken voor
iedereen toegankelijk zijn. Het doel van de wet is om de toegankelijkheidsvoorschriften
in de hele (digitale) interne markt in Europa te harmoniseren en ervoor te zorgen
dat alle burgers in Europa hier de voordelen van kunnen ervaren. Gezien de recente
inwerkingtreding is het op dit moment te vroeg om conclusies te trekken over de effecten
van de werking van de wet. Ik wacht daarom eerst de praktijkervaringen af en ben voornemens
om samen met de andere betrokken ministeries een invoeringstoets op de Europese Toegankelijkheidsrichtlijn
te laten uitvoeren om te onderzoeken hoe de regelgeving in de praktijk uitwerkt.
Vraag 7
Hoe wordt gewaarborgd dat de uitvoering van de EAA en de bredere toegankelijkheidsopgave
niet alleen bij het Ministerie van VWS ligt, maar integraal wordt opgepakt door álle
relevante ministeries, waaronder de Ministeries van EZK, IenW, BZK en OCW?
Antwoord 7
De implementatiewet van de Europese Toegankelijkheidsrichtlijn is tot stand gekomen
door een samenwerking van de Ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Financiën,
Economische Zaken, Infrastructuur en Waterstaat, Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
en Justitie en Veiligheid.
Het is nu aan bedrijven om ervoor te zorgen dat zij voldoen aan de toegankelijkheidseisen
uit de Europese Toegankelijkheidsrichtlijn. In de werkagenda VN-Verdrag Handicap,
die tot stand is gekomen door een samenwerking van negen ministeries, zijn verdere
maatregelen opgenomen om de bredere toegankelijkheidsopgave te bevorderen, zoals bijvoorbeeld
het verbeteren van de digitale toegankelijkheid van de overheid.6
Vraag 8
Welke concrete werkende voorbeelden uit het buitenland zijn bij de implementatie van
de EAA in Nederland betrokken? In hoeverre wordt systematisch gekeken naar effectieve
oplossingen uit het buitenland?
Antwoord 8
Bij de implementatie van de Europese Toegankelijkheidsrichtlijn in Nederland zijn
geen concrete werkende voorbeelden uit het buitenland betrokken, omdat het om een
zuivere implementatie van de Europese Toegankelijkheidsrichtlijn in Nederlandse wetgeving
ging.
Nederland neemt sinds de oprichting van het kennisplatform AccessibleEU met interesse
kennis van de onderzoeken en evenementen die georganiseerd worden.
Daarnaast richt de Europese Commissie op korte termijn een comité en werkgroep op
waar Nederland aan deel zal nemen. De werkgroep heeft tot doel om informatie en goede
voorbeelden tussen lidstaten uit te wisselen. Zo wordt systematisch, samen met andere
lidstaten, gekeken naar effectieve oplossingen die kunnen bijdragen aan de verdere
uitvoering van de (digitale) toegankelijkheidseisen die in de Europese toegankelijkheidsrichtlijn
staan.
Vraag 9
Wordt overwogen om, in navolging van andere landen, publieke standaarden en ontwerprichtlijnen
te hanteren of beschikbaar te stellen die bedrijven helpen om digitale en fysieke
toegankelijkheid structureel te borgen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Er zijn reeds publieke standaarden en ontwerprichtlijnen beschikbaar over zowel digitale
als fysieke toegankelijkheid. Op grond van de Implementatiewet toegankelijkheidsvoorschriften
producten en diensten en de regelgeving op grond van de Implementatiewet zijn bedrijven
verplicht om te voldoen aan de toegankelijkheidseisen die in de Europese Toegankelijkheidsrichtlijn
staan. Nederland heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheden die de richtlijn
biedt inzake de bebouwde omgeving en daarom zijn er geen aanvullende wettelijke vereisten
op het gebied van fysieke toegankelijkheid vanuit de Europese Toegankelijkheidsrichtlijn.
Voor digitale toegankelijkheid zijn de Europese digitale toegankelijkheidsnorm EN 301 549
en de internationale norm Web Content Accessibility Guidelines (WCAG) 2.1 openbaar
en vrij beschikbaar. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
faciliteert daarnaast de NL Design System community, waarin overheidsprofessionals
en specialisten gezamenlijke bouwblokken voor websites ontwerpen en verbeteren. Deze
bouwblokken dienen te voldoen aan de wettelijke WCAG eisen voor digitale toegankelijkheid.
Ook wordt structureel getoetst met eindgebruikers om de gebruiksvriendelijkheid en
begrijpelijkheid te waarborgen. Hierbij wordt ook gebruik gemaakt van inclusief ontwerpen.
Deze bouwblokken worden open source ontwikkeld en zijn daarmee openbaar en vrij beschikbaar.
Zie ook het antwoord onder vraag 2.
Om de fysieke toegankelijkheid structureel te borgen zijn in Nederland alle minimum
eisen waar gebouwen aan moeten voldoen opgenomen in het Besluit bouwwerken leefomgeving
(Bbl). Ook voor de bruikbaarheid en toegankelijkheid van gebouwen zijn minimum eisen
aan gebouwen gesteld waar gebouwen aan moeten voldoen.7 Boven op de Bbl eisen, is begin dit jaar een nieuwe norm voor toegankelijkheid ontwikkeld
en gepubliceerd. Dit is door het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
gefinancierd. Deze nieuwe breed gedragen norm bevat 300 bladzijdes met veel voorzieningen
die op vrijwillige basis toegepast kunnen worden door de opdrachtgevers en gebouweigenaren
in hun ontwerpen en gebouwen, aanvullend op de Bbl eisen.
Vraag 10
Kloppen de hoogtes van de maximale boetes die de handhavingsautoriteiten in het NOS-artikel
noemen? Hoe wordt de hoogte van deze boetes bepaald?
Antwoord 10
De genoemde hoogtes van de maximale boetes kloppen. De hoogte van de daadwerkelijk
op te leggen boetes hangt af van de situatie, de ernst, duur van de overtreding, verwijtbaarheid
en specifieke omstandigheden in het concrete geval. Ook speelt mee of er voorafgaande
waarschuwingen zijn gedaan. De boete moet in een redelijke verhouding staan tot de
overtreding en voldoende afschrikwekkend zijn. Niet alleen voor de overtreder zelf,
maar ook voor andere bedrijven. De hoogte van een boete is daarmee casus specifiek
en hangt af van verschillende factoren.
Vraag 11
Hoeveel meldingen over ontoegankelijke digitale of fysieke dienstverlening zijn er
het afgelopen jaar ontvangen door toezichthouders? Hoe zijn deze meldingen opgepakt
en in hoeveel gevallen is gehandhaafd? Welke cijfers zijn bij u bekend over de meldingsbereidheid
van getroffen personen? Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat getroffenen ook het
vertrouwen en de mogelijkheid hebben naar de betreffende handhavingsautoriteiten te
stappen?
Antwoord 11
De implementatiewet toegankelijkheidsvoorschriften producten en diensten is op 28 juni
2025 in werking getreden. Op dit moment zijn er nog geen cijfers beschikbaar over
het aantal meldingen van burgers. Burgers die een ontoegankelijk product of dienst
tegenkomen, moeten dit snel en makkelijk kunnen melden. De toezichthouders hebben
meldpunten ingericht, waar burgers sinds 28 juni 2025 meldingen kunnen doen. Op de
Rijksoverheid website staat een keuzehulp waarmee burgers door het beantwoorden van
een aantal vragen naar de juiste toezichthouder worden verwezen om een melding te
doen. Als iemand hulp nodig heeft bij het invullen van de keuzehulp kunnen zij bellen
naar het telefoonnummer 1400. Dit is het algemene informatienummer van Informatie
Rijksoverheid. Het is niet mogelijk om de meldingsbereidheid van personen in beeld
te brengen omdat niet te achterhalen valt wie te maken krijgt met een ontoegankelijk
product of dienst.
Vraag 12
Welke rol ziet u voor uitvoeringsorganisaties en inspectiediensten in het vroegtijdig
signaleren van ontoegankelijke dienstverlening? Worden deze signalen systematisch
verzameld en terugvertaald naar beleid?
Antwoord 12
Bedrijven hebben een meldplicht bij ontoegankelijke diensten. Zij dienen dit te melden
bij de toezichthouder. Deze signalen en de burgermeldingen worden systematisch verzameld
door de toezichthouder. De opgedane inzichten hieruit worden meegenomen bij het vaststellen
van de focus van het toezicht. In de Werkagenda bij het VN-Verdrag Handicap heb ik
aangekondigd dat ik voornemens ben om, in samenwerking met de andere betrokken ministeries,
een invoeringstoets uit te laten voeren op de implementatie van de Europese Toegankelijkheidsrichtlijn.
Het doel hiervan is om na te gaan hoe de regelgeving in de praktijk uitpakt. Als dat
nodig is, zal ik de signalen die hieruit komen, terugvertalen naar beleid.
Vraag 13
Bent u bereid om het midden- en kleinbedrijf actief te ondersteunen bij het verbeteren
van de digitale toegankelijkheid, bijvoorbeeld door het beschikbaar stellen van een
publiek ontwikkelplatform, technische ondersteuning of een toegankelijkheidsvoucher?
Antwoord 13
Om alle (micro)-ondernemingen actief te stimuleren om producten te vervaardigen, in
te voeren of te distribueren en diensten te verlenen die voldoen aan de toegankelijkheidsvoorschriften
van de Europese toegankelijkheidsrichtlijn, stel ik, zoals de richtlijn vereist, de
nodige richtsnoeren en instrumenten op om dit te faciliteren. Dit doe ik in samenwerking
met VNO-NCW en MKB-Nederland, de toezichthouders, ervaringsdeskundigen en hun vertegenwoordigende
organisaties.
Vraag 14
Herkent u het beeld dat de implementatie van de EAA door veel organisaties wordt gezien
als een technische verplichting, in plaats van als een noodzakelijke stap richting
inclusie? Welke stappen zet u om die cultuurverandering alsnog te realiseren?
Antwoord 14
Ik herken niet dat de Europese Toegankelijkheidsrichtlijn door veel organisaties wordt
gezien als een technische verplichting. Er zijn ook bedrijven die verder gaan dan
de toegankelijkheidseisen die in de richtlijn worden genoemd. De inwerkingtreding
van de Europese Toegankelijkheidsrichtlijn in Nederland zie ik als een belangrijke
stap naar verdere inclusie. Samen met mijn collega-bewindspersonen neem ik daarnaast
verdere maatregelen om het VN-Verdrag Handicap verder te implementeren. Dit staat
in de werkagenda VN-Verdrag Handicap die op 11 juli 2025 naar uw Kamer is gestuurd.8
Vraag 15
Bent u bereid deze Kamervragen één voor één te beantwoorden binnen een termijn van
drie weken?
Antwoord 15
Ja, ik ben bereid om de Kamervragen één voor één te beantwoorden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
N.J.F. Pouw-Verweij, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
E. van Marum, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.