Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda informele Landbouwraad te Kopenhagen, 7-9 september 2025 (Kamerstuk 21501-32-1724)
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1725
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 4 september 2025
De vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur heeft een aantal
vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister en Staatssecretaris van Landbouw,
Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over de brief van 27 augustus 2025 over de geannoteerde
agenda informele Landbouwraad te Kopenhagen, 7–9 september 2025 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1724).
De vragen en opmerkingen zijn op 1 september 2025 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 4 september 2025 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Aardema
Griffier van de commissie, Van den Brule-Holtjer
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda.
Hierover hebben deze leden vragen en opmerkingen.
Concurrentievermogen en groene transitie in de EU agri-food sector
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben vragen over de twee vragen van het
Deense voorzitterschap. In de voorzichtige antwoorden van de demissionair Minister
van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) lezen deze leden terug dat
met name wordt verwezen naar innovatie en kennisontwikkeling. Op welke soort innovaties
doelt de demissionair Minister? Welke innovaties, gestimuleerd of opgetuigd door de
demissionair Minister, hebben in de land- en tuinbouw en visserij daadwerkelijk bijgedragen
aan verduurzaming van de sector? Hoeveel heeft innovatie bijgedragen aan het verlagen
van de stikstofdepositie in Nederland?
Antwoord
De afgelopen jaren is de depositie van stikstof aanzienlijk gereduceerd, onder andere
door in de veehouderij innovatieve maatregelen door te voeren in diermanagement en
-voeding, in de stal met mestopslag en via bemesting en bodembeheer. Deze ontwikkeling
wil dit kabinet verder stimuleren. Met innovatie is nog veel meer mogelijk om de sector,
zowel de landbouw als de visserij, te verduurzamen. Niet alleen in de veehouderij,
maar ook in de tuin- en akkerbouw, bijvoorbeeld door het stimuleren van digitalisering
en robotisering. Met het nieuwe innovatieprogramma Robots naar de Boerenpraktijk,
ontwikkelt de sector robots die plaatsspecifiek bemesten en/of alleen op de benodigde
plekken gewasbeschermingsmiddelen spuiten, waardoor minder gewasbeschermingsmiddelen
en minder (kunst)mest nodig zijn om op een efficiëntere en duurzamere wijze voedsel
te produceren. Een aantal robots werkt op zonne-energie, waardoor minder fossiele
bandstof nodig is en bodemverdichting tegengegaan wordt. Een ander voorbeeld van innovatie
die bijdraagt aan verduurzaming, is de inzet op de (door)ontwikkeling van weerbare
rassen en teeltsystemen met als doel het verminderen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.
Door het doorontwikkelen van innovatieve meetmethodieken om stikstof te kunnen meten
op het boerenerf, zowel binnen als buiten de stal, komt het roer meer in handen van
de boer. Daarnaast ondersteunt dit kabinet de visserij om haar activiteiten te verduurzamen
met innovaties gericht op minder bodemberoering, hogere selectiviteit en een hogere
energie-efficiëntie.
Naast deze concrete voorbeelden stimuleren we ook het praktijkrijp maken van innovaties,
bijvoorbeeld door praktijkpilots en experimenteerlocaties te ondersteunen waar de
sector met kennisinstellingen en andere relevante partijen werkt aan het kunnen toepassen
van innovaties in de praktijk. Als innovaties op grote schaal toegepast worden, wordt
de gewenste impact bereikt.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie willen meer betaalbaar biologisch voedsel
in de winkelschappen. Deze leden vragen de demissionair Minister om nader toe te lichten
hoe het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) kán bijdragen aan meer betaalbaar voedsel
voor consumenten. Welke GLB-middelen zet zij momenteel in om de productprijs van voedsel
te verlagen?
Antwoord
Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) is niet specifiek gericht op het verlagen
van productprijzen van voedsel. Wel draagt het bij aan het inkomen van boeren, wat
een element kan zijn in het bedrijfsmodel en de kostenstructuur van een bedrijf. Ook
worden GLB-middelen ingezet voor het ondersteunen van biologische landbouw en andere
vormen van duurzame bedrijfsvorming, met name via de ecoregeling.
De demissionair Minister spreekt ook van een «beter evenwicht» tussen verschillende
doelen. Deze leden vragen haar om toe te lichten waar het evenwicht volgens haar nu
ontbreekt en welke maatregelen zij voorstelt om de balans te herstellen. Aangezien
de afspraken en ambities op de gebieden duurzaamheid, klimaat, milieu en biodiversiteit
bij lange na niet worden gehaald in Nederland vragen deze leden of de balans niet
juist moet worden hersteld door beter beleid te formuleren op deze gebieden. Kan de
demissionair Minister aantonen dat deze ambities wél gehaald worden met haar beleid?
Antwoord
Met het evenwicht tussen de GLB-doelen wordt door de Europese Commissie (hierna: Commissie)
bedoeld dat het GLB niet onevenredig gericht moet zijn op één van de doelen. Door
het beleid zowel te richten op doelen voor bijvoorbeeld klimaat en milieu als op het
inkomen van boeren, is het GLB in staat in de gewenste evenwichtige stimulering te
voorzien.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen met interesse over het kabinetsstandpunt
over biotechnologie. Deze leden onderschrijven dat deze sector een bijdrage kan leveren
aan de eiwittransitie in Nederland. Met de komst van de Europese Unie (EU) Biotech
Act vragen deze leden aan de demissionair Minister of zij duidelijk kan maken welke
resultaten zij van deze Verordening verwacht. Welke verschillen zullen bedrijven in
de biotechnologie op korte en middellange termijn merken van de Verordening? Welke
unieke punten brengt Nederland in de discussie en moeten wat de demissionair Minister
betreft, terugkomen in de uiteindelijke verordening, of een mogelijk vervolg daarop?
Antwoord
De inhoud van de EU Biotech Act en de daarin opgenomen beleidsvoorstellen zijn nog
onbekend. De verwachting is dat een voorstel door de Commissie in het vierde kwartaal
van 2025, of in de eerste helft van 2026 zal worden gepresenteerd. Het kabinet bereidt
zich voor op het bepalen van een standpunt inzake de EU Biotech Act, en we verwijzen
voor de algemene inzet op biotechnologie graag naar de Kabinetsvisie 2025–2040 (Kamerstuk
27 428, nr. 408).
Deze leden zijn benieuwd naar de regulering van microbiële culturen als onderdeel
van deze verordening. Kan de demissionair Minister de Kamer informeren over de lopende
discussies die raken aan regulering van microbiële culturen? Wat is het standpunt
van Nederland hieromtrent? Ook zijn deze leden benieuwd naar de regulering van innovatieve
fermentatie. Worden producten die gebruikmaken van innovatieve fermentatie, waarin
DNA selectief wordt gecombineerd om nieuwe eigenschappen te geven aan een product,
aangemerkt als genetisch gemodificeerd? Wat is het standpunt van de demissionair Minister
hierover en wat gaat zij doen om veilige en gezonde producten die zijn gemaakt met
innovatieve fermentatie te voorzien van snelle en begrijpelijke toelatingsprocedures?
Acht zij het mogelijk en nodig om specifiek voor deze producten drempels weg te nemen?
Graag blijven deze leden geïnformeerd over de voortgang van discussies op dit onderwerp.
Antwoord
Deze vraag ligt op het beleidsterrein van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport. Er is op Europees niveau met enige regelmaat discussie over de status van
microbiële culturen. Deze discussie is nog niet beklonken. Op uw vraag over de status
van innovatieve fermentatie kunnen we de Kamer laten weten dat innovatieve fermentatie
onder de Verordening genetisch gemodificeerde organismen (GGO) kan vallen wanneer
het voldoet aan de volgende definitie: genetisch gemodificeerd voedsel of veevoer
dat GGO's bevat of daaruit bestaat, of dat met GGO's is geproduceerd. In de Kabinetsvisie
op biotechnologie 2025–2040 (Kamerstuk 27 428, nr. 408) heeft het kabinet uitgesproken zich in te zetten voor het vergroten van de bewustwording
van het toelatingsproces van innovatieve producten als precisiefermentatie of novel
foods, en de Commissie te vragen meer begeleiding te bieden rondom dit proces aan
startups en MKB.
Ook wil het kabinet mogelijkheden verkennen om proeverijen uit te breiden naar producten
gemaakt met innovatieve fermentatie. In de uitvoeringsagenda van de visie biotechnologie
zal hier invulling aan worden gegeven. Deze uitvoeringsagenda zal uiterlijk in het
tweede kwartaal van 2026 aan de Kamer worden aangeboden.
Omnibusvoorstel GLB
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie herhalen nogmaals hun zorgen dat versimpelen
van wet- en regelgeving niet in de praktijk mag leiden tot zwakkere bescherming van
de natuur of vertraging van het verduurzamen van de landbouw. Kan de demissionair
Minister garanderen dat hiervan geen sprake is bij het Omnibusvoorstel? Tevens vragen
deze leden om verdere toelichting op de bezwaren van Nederland op drie van de vijf
punten in het Omnibusvoorstel. Op welke punten wijkt het standpunt van Nederland af
van de rest van de deelnemers? Deze leden benadrukken het belang van de verduurzaming
van de landbouw en stellen dat dit niet nog meer vertraging mag oplopen. Zij vragen
de demissionair Minister of zij dat standpunt deelt.
Antwoord
In de Raad lijkt zich een meerderheid af te tekenen voor aanpassing van het Omnibusvoorstel
op vijf punten. Deze aanpassingen zijn wat de Minister betreft acceptabel als vereenvoudiging
en verbetering van het GLB daarmee op korte termijn kunnen ingaan. De Minister maakt
daar wel drie kanttekeningen bij.
Ten eerste is Nederland voorstander van de crisisarchitectuur, zoals de Commissie
in de Omnibus heeft voorgesteld: het gebruik van de landbouwreserve moet worden beperkt
tot marktverstoringen en voor natuurrampen en andere calamiteiten en moet zo veel
mogelijk worden ingezet op preventie en adaptatie.
Ten tweede steunt Nederland het initiatief voor een betere data-governance. Met gegevens
van landbouwers moet zorgvuldig en doelmatig worden omgegaan. Voor zorgvuldigheid
en doelmatigheid geldt dat veel lidstaten het dusdanig ingrijpende wijzigingen vinden
dat deze thuishoren in de discussie over het GLB post-2027 en niet in een tussentijdse
wijziging. De Minister heeft begrip voor dat argument.
Ten derde vindt Nederland dat terughoudend moet worden omgegaan met het voorstel dat
biologische landbouwbedrijven automatisch voldoen aan een aantal Goede Landbouw- en
Milieucondities (GLMC's). Daadwerkelijke biologische certificering op grond van de
EU-brede verordening moet hiervoor de grondslag zijn. Verder oprekken van deze categorie
ondermijnt het gelijke speelveld en doet mogelijk afbreuk aan de GLMC-standaarden.
Alles overziend handhaaft het kabinet de overtuiging dat het Omnibusvoorstel lidstaten
meer ruimte biedt om regels te harmoniseren en beter aan te laten sluiten bij de nationale
praktijk, zonder afbreuk te doen aan het behalen van natuur-, bodem- en klimaatdoelen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
met betrekking tot de informele Landbouw- en Visserijraad van 7–9 september. Deze
leden hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie constateren dat de zomer van 2025 opnieuw heeft laten
zien dat natuurbranden in Europa een groeiend risico vormen. Het gaat niet alleen
om de zuidelijke lidstaten, maar ook om branden dichter bij huis. In diverse landen
zijn slachtoffers gevallen en dorpen bedreigd en Nederland is door de dichte bevolking
en de aanwezigheid van vitale infrastructuur bijzonder kwetsbaar. Europese samenwerking
richt zich nu vooral op crisisbeheersing en brandbestrijding. Dat blijft hard nodig,
maar ook de preventieve kant verdient meer aandacht. Juist preventie is cruciaal om
risico’s kleiner te maken en schade te beperken. De Kamer heeft met brede steun de
motie van het lid Veltman (Kamerstuk 33 576, nr. 457) aangenomen, die de regering oproept regie te nemen en wetgeving voor te bereiden
om natuurbranden in Nederland te voorkomen en beperken.
De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris hoe hij de bestaande Europese
voorzieningen en netwerken voor kennisuitwisseling over preventie van natuurbranden
beoordeelt. Vindt hij dat dit voldoende is georganiseerd? Hoe zorgen we ervoor dat
ook wij als Nederland actief zijn betrokken zodat we kennis en best practices optimaal
kunnen benutten en delen?
Antwoord
Er bestaan meerdere Europese initiatieven die betrekking hebben op het ontwikkelen
en delen van de kennis over het voorkomen en beperken van natuurbranden. Nederland
participeert in veel van die initiatieven via zowel publieke als private organisaties.
Hierbij kan gedacht worden aan de aansluiting bij de expertgroep voor natuurbranden
van de Commissie en Interreg-projecten (Interreg is een Europese subsidieregeling
voor ruimtelijke en regionale ontwikkeling) tussen Nederland en onze buurlanden België
en Duitsland over natuurbranden. Ook participatie in bijvoorbeeld het FIRE-RES project
is een voorbeeld hiervan, waarbij het opstellen van een integrale aanpak van natuurbranden
centraal staat. Verschillende Nederlandse organisaties ontvangen ook een financiële
tegemoetkoming vanuit de EU voor de samenwerking en invulling van de eerder beschreven
initiatieven. Wij zullen ons inzetten dat het beoogde nationaal expertisecentrum voor
natuurbrandbeheersing zich inspant om goed aangehaakt te zijn bij Europese initiatieven
om best practices optimaal te benutten, kennis te delen en kennis op te halen die
aanwezig is in het buitenland.
De leden van de VVD-fractie vragen ook hoe de Staatssecretaris zich inzet om EU-fondsen
in te zetten voor natuurbrandpreventie, bijvoorbeeld GLB, LIFE, Horizon, zodat terreinbeheerders,
boeren en veiligheidsdiensten ook in Nederland ondersteuning kunnen krijgen.
Antwoord
Verschillende EU-fondsen worden ingezet om in Nederland partijen te ondersteunen om
natuurbranden te voorkomen en te beperken. Zo worden er bijvoorbeeld middelen ingezet
vanuit Interreg en Horizon in Nederlandse projecten die samenhangen met natuurbrandpreventie.
Het GLB wordt op dit moment niet ingezet in Nederland ten behoeve van natuurbrandpreventie.
De reden hiervoor is dat in Nederland GLB-middelen worden ingezet voor landbouwgrond
en niet voor natuurgebieden.
De leden van de VVD-fractie vragen verder of de Staatssecretaris bereid is in EU-overleggen
te benadrukken dat natuurbrandpreventie niet alleen een ecologisch, maar ook een veiligheidsvraagstuk
is voor dichtbevolkte landen als Nederland, waar veel gebieden zijn waar bebouwing
en natuur elkaar raken en voor landen die recent zware branden en slachtoffers hebben
gekend.
Antwoord
De Staatssecretaris is welwillend om zich tijdens EU-overleggen waar passend uit te
spreken dat het voorkomen en beperken van natuurbranden belangrijk is voor zowel de
veiligheid van de mens als voor de bescherming van de natuur en de fysieke leefomgeving
in het algemeen. In EU-overleggen worden natuurbranden, naast het ecologische aspect,
ook al bekeken als een veiligheidsvraagstuk.
Naast preventie blijft ook de samenwerking bij natuurbrandbestrijding van groot belang.
Deze leden vragen de Staatssecretaris hoe de bewindspersonen van LVVN zijn betrokken
bij de Europese crisisbeheersing en bij de onderlinge hulp en bijstand tussen lidstaten,
zowel wanneer Nederland hulp kan bieden aan andere landen, als in het geval dat Nederland
zelf ondersteuning nodig zou hebben: ook gezien de rol die het Ministerie van LVVN
heeft bij het Landelijk Crisisplan Natuurbranden.
Antwoord
Verzoeken voor Nederlandse hulp of hulpvragen vanuit Nederland om natuurbranden te
voorkomen, te beperken of te bestrijden zullen altijd lopen via het Ministerie van
Buitenlandse Zaken en/of het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Net zoals het
geval was bij het recente verzoek aan Europese landen om bijstand te leveren voor
de bestrijding van de natuurbranden in Spanje, staan de betrokken ministeries voortdurend
in contact met elkaar en wordt gekeken wat mogelijk is.
Geannoteerde agenda informele Landbouwraad 7–9 september
De leden van de VVD-fractie onderschrijven het voornemen van de Minister om tijdens
de raad de Nederlandse belangstelling voor biotechnologie te benoemen. Kan de Minister
aangeven wat de laatste stand van zaken is met betrekking tot het New Genomic Technique
(NGT)-voorstel?
Antwoord
Het voorstel Nieuwe Genomische Technieken (NGTs) bevindt zich in de triloogfase, de
onderhandelingen tussen de Raad, het Europees Parlement (EP) en de Commissie om tot
een gezamenlijke positie te komen. Tijdens de onderhandelingen in juni jl. heeft het
EP aangegeven zijn eigen positie te willen heroverwegen en is een pauze in de triloog
ingelast. De rapporteur van het EP kan na het einde van het reces van het EP op 8 september
a.s. een eventuele hervatting van het triloog communiceren.
Verslag Landbouw- en Visserijraad 14 juli
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd of de Minister kan aangeven welke andere
lidstaten de oproep van Nederland omtrent RENURE hebben gesteund. Hoe groot acht de
Minister de kans dat het voorstel wordt aangenomen in het nitraatcomité op 19 september
2025? Wat is het verwachte tijdspad om deze wijziging in Nederland door te voeren,
mocht het voorstel worden aangenomen?
Antwoord
De onderhandelingen over voorstellen in het kader van het Nitraatcomité zijn vertrouwelijk
en niet openbaar. Om die reden kunnen we niet aangeven welke lidstaten steun hebben
uitgesproken voor het RENURE-voorstel. Op basis van de gesprekken die we hebben gevoerd
hebben we er vertrouwen in dat er een gekwalificeerde meerderheid is voor het voorstel.
Mocht het voorstel tijdens het Nitraatcomité van 19 september worden aangenomen, dan
zal het voor een periode van drie maanden aan de Raad en het EP worden voorgelegd,
waarin zij bezwaar kunnen maken als zij van mening zijn dat de Commissie haar bevoegdheid
met deze wijziging van de Nitraatrichtlijn heeft overschreden. Momenteel zijn er geen
signalen die daar op wijzen.
In deze periode zal ook worden gewerkt aan het implementeren van het voorstel in nationale
regelgeving, waarbij het streven is nog voor het komende bemestingsseizoen de regelgeving
in werking te laten treden.
De leden van de VVD-fractie lezen dat alle lidstaten de noodzaak zien om afhankelijkheid
van eiwitimporten te verminderen, de productie van eiwithoudende gewassen te verhogen
en de ontwikkeling van nieuwe soorten binnen de EU te stimuleren om de concurrentiekracht
van de sector te vergroten. Deze leden lezen voorts dat daarvoor wel grotere investeringen
nodig zijn en dat EU-wetgeving innovatie op dit gebied zou moeten faciliteren, zodat
nieuwe producten spoedig op de markt kunnen worden gebracht. Kan de Minister toelichten
hoe zij dit voor zich ziet, zodat we ervoor zorgen dat innovatieve bedrijven niet
langer moeten uitwijken naar andere werelddelen, waar ze hun producten veel sneller
op de markt kunnen brengen?
Antwoord
Zoals aangegeven in de kabinetsvisie op biotechnologie 2025–2040 (Kamerstuk 27 428, nr. 408) is de inzet van het kabinet om het investeringsklimaat voor biotechnologiebedrijven
te verbeteren om te zorgen voor een toestroom van kapitaal en snelle groei van start-ups
en scale-ups. Dit vereist heldere, toekomstgerichte en veerkrachtige regelgeving om
procedures te versnellen en beter aan te laten sluiten bij de laatste stand van de
wetenschap. Op die manier willen we ontwikkelaars en financiers van biotechnologische
innovaties een gelijk speelveld en perspectief bieden en kunnen we deze innovaties
optimaal benutten in onze maatschappij, met behoud van een hoog veiligheidsniveau.
Hiervoor zet Nederland zich op zowel Europees als nationaal niveau in en in lijn hiermee
bereidt het kabinet zich voor op het bepalen van een standpunt inzake de EU biotech
Act met een brede biotech scope.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben de geannoteerde agenda met interesse gelezen, deze
leden hebben daarover een aantal vragen.
De leden van de BBB-fractie willen ten eerste vragen hoe de Minister het Deense pleidooi
voor betere regelgeving en effectbeoordelingen in het landbouwbeleid beoordeelt. Hoe
wordt dit vanuit Nederland ondersteund of aangevuld? Zijn er specifieke voorstellen
die de Minister wil doen om administratieve lasten voor boeren vanuit Europa te verminderen?
Antwoord
Om te blijven beschikken over voldoende gezond en veilig voedsel, moeten boeren ruimte
krijgen om te ondernemen. Het beleid van het kabinet is daarom onder meer gericht
op vermindering van administratieve lasten en regeldruk voor agrarische ondernemers.
Het kabinet zet in op zorgvuldige, haalbare en uitvoerbare (Europese) wetgeving en
op realistisch en begrijpelijk beleid. Hiervoor is het van belang dat de Commissie
tijdig een effectbeoordeling doet. In het kader van de recente vereenvoudigingsvoorstellen
van de Commissie hebben wij dit ook meermaals aangegeven in de Landbouw- en Visserijraad.
Daarnaast zijn wij doorlopend, op verschillende niveaus, in gesprek met de Commissie
en Nederlandse stakeholders om te komen tot concrete vereenvoudigingsvoorstellen.
Welke aanpassingen in het EU-wetgevingskader wil de Minister, naast de interesse in
biotechnologie en het versnellen van de toelating van biologische gewasbeschermingsmiddelen,
verder onder de aandacht brengen om innovatie en de groene transitie in de landbouw
te ondersteunen?
Antwoord
Naast de genoemde onderwerpen (biotechnologie en biologische gewasbeschermingsmiddelen)
zal het kabinet in de EU aandacht vragen voor bijvoorbeeld regelgeving op het terrein
van de bio-economie, waarin ook kansen liggen voor de landbouw. Het kabinet zal zich
inzetten om via wet- en regelgeving markten voor biobased producten te stimuleren
en een gelijk speelveld te creëren tussen verschillende toepassingen van biogrondstoffen.
De leden van de BBB-fractie vinden bepaalde ontwikkelingen met betrekking tot wijzigingen
die mogelijk doorgevoerd worden in het GLB voorstel 2028–2035 zeer zorgelijk. Daarom
hebben deze leden ook daarover een aantal vragen. Zij zien bijvoorbeeld dat bepaalde
aangekondigde hervormingen vragen om een andere verdeelsleutel van het GLB tussen
EU-lidstaten. Hoe komt de nieuwe verdeelsleutel tussen de lidstaten eruit te zien?
Waar is deze op gebaseerd?
Antwoord
De Commissie heeft nog geen verdere informatie gedeeld over de toedeling van de nationale
GLB-budgetten en de werking van de gebruikte verdeelsleutel. Wij zullen hiervoor aandacht
vragen in de onderhandelingen in Brussel.
Deze leden zijn van mening dat de inzet van Nederland zou moeten zijn om relatief
meer geld te ontvangen gezien het feit dat wij hier minder grote bedrijven (capping)
hebben, meer «actieve boeren» en mogelijk ook minder gepensioneerde boeren die nog
wel hun bedrijf runnen. Dit betekent dat Nederland verhoudingsgewijs dus meer GLB-budget
zou moeten ontvangen dan landen die relatief meer grote bedrijven, minder «actieve
boeren» en meer gepensioneerde boeren hebben. Hoe ziet de Minister dit en hoe is de
inzet van Nederland op dit punt?
Antwoord
Het kabinet zal de Kamer binnenkort informeren over de overkoepelende kabinetsinzet
voor de onderhandelingen over de Europese Meerjarenbegroting (het Meerjarig Financieel
Kader (MFK)), inclusief de BNC-fiches (beoordeling nieuwe commissievoorstellen) over
de MFK-voorstellen. In die brief zal het kabinet stilstaan bij de voorstellen van
de Commissie en hierop een inhoudelijke reactie geven.
Daarnaast vragen deze leden hoe de toekomstbestendigheid van de sector kan worden
gegarandeerd als er geen minimum gegarandeerd budget voor landbouw en visserij is.
Antwoord
Het voorstel van de Commissie omvat een minimum gegarandeerd budget op EU-niveau voor
landbouw en visserij van € 296 miljard voor de volgende MFK-periode van 2028–2034.
Daarnaast is er ruim € 6 miljard beschikbaar binnen de EU-faciliteit voor de Landbouwreserve.
Ook wordt er een vrije bestedingsruimte van € 237 miljard op EU-niveau voorgesteld,
die in een volgend stadium op nationaal niveau in het kader van het opstellen van
de Nationale en Regionale Partnerschapsplannen zal moeten worden verdeeld over meerdere
sectoren en beleidsterreinen, waaronder landbouw en visserij. Het kabinet zal binnenkort
een Kamerbrief met de overkoepelende kabinetsinzet voor de MFK-onderhandelingen en de BNC-fiches (beoordeling nieuwe commissievoorstellen) over de MFK-voorstellen
met u delen. Hierin zal het kabinet stilstaan bij de voorstellen van de Commissie
en hierop een inhoudelijke reactie geven.
In het voorstel van de Europese Commissie (EC) staat namelijk duidelijk dat er 294 miljard
is geoormerkt voor inkomenssteun in het GLB en slechts € 2 miljard (van de € 6 miljard
voor het GLB) is daadwerkelijk geoormerkt voor de visserij. Deelt de Minister de mening
dat de Minister van LVVN verantwoordelijk moet blijven voor het geoormerkte GLB-budget
uit de single fund? Hoe beoordeelt de Minister bovendien de forse daling van het visserijbudget
van € 6,1 miljard naar € 2 miljard?
Antwoord
Het kabinet zal de Kamer binnenkort informeren over de overkoepelende kabinetsinzet
voor de MFK-onderhandelingen, inclusief de BNC-fiches (beoordeling nieuwe commissievoorstellen)
over de MFK-voorstellen. In die brief zal het kabinet stilstaan bij de voorstellen
van de Commissie en hierop een inhoudelijke reactie geven.
De leden van de BBB-fractie vragen bovendien wat het Nederlandse standpunt is over
de verlaging van het landbouwbudget met 20 tot 30 procent in constante prijzen. Hoe
ziet de Minister de verschuiving naar nationale cofinanciering voor het Nederlandse
landbouwbudget voor zich?
Antwoord
Het kabinet zal de Kamer binnenkort informeren over de overkoepelende kabinetsinzet
voor de MFK-onderhandelingen, inclusief de BNC-fiches (beoordeling nieuwe commissievoorstellen)
over de MFK-voorstellen. In die brief zal het kabinet stilstaan bij de voorstellen
van de Commissie en hierop een inhoudelijke reactie geven.
De leden van de BBB-fractie zijn blij dat er € 6 miljard wordt uitgetrokken voor crisissteun.
Deelt de Minister de mening dat Nederland zich ervoor moet inzetten om het mogelijk
te maken dit budget ook te gebruiken voor de gevolgen van dierziekten? Zo nee, waarom
dan niet?
Antwoord
Het kabinet zal de Kamer binnenkort informeren over de overkoepelende kabinetsinzet
voor de MFK-onderhandelingen, inclusief de BNC-fiches (beoordeling nieuwe commissievoorstellen)
over de MFK-voorstellen. In die brief zal het kabinet stilstaan bij de voorstellen
van de Commissie en hierop een inhoudelijke reactie geven.
De leden van de BBB-fractie stellen vast dat in het plan van de EC bovendien is voorzien
in een transitiefonds voor verduurzaming. Deelt de Minister de mening dat Nederland
ervoor zou moeten pleiten dit transitiefonds ook in te mogen zetten om boeren te steunen
die door middel van innovatie ten behoeve van klimaat en/of milieudoelstellingen willen
verduurzamen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Het kabinet zal de Kamer binnenkort informeren over de overkoepelende kabinetsinzet
voor de MFK-onderhandelingen, inclusief de BNC-fiches (beoordeling nieuwe commissievoorstellen)
over de MFK-voorstellen. In die brief zal het kabinet stilstaan bij de voorstellen
van de Commissie en hierop een inhoudelijke reactie geven.
De leden van de BBB-fractie hebben ook een vraag over de inbreukprocedures die de
EC formeel is gestart tegen Cyprus, Nederland, Portugal en Slowakije, omdat deze landen
de richtlijn nog niet in hun nationale wetgeving hebben opgenomen, ondanks de transpositiedeadline
van 31 mei 2025. Deze leden willen weten welke gevolgen de Minister voorziet bij het
niet tijdig omzetten van deze richtlijn voor de zaaizaadsector, handel, certificering
of export?
Antwoord
De uitvoeringsrichtlijn 2024/30101 met betrekking tot de zaaizaadsector, is tijdig omgezet en per 31 mei 2025 in werking
getreden conform de desbetreffende uitvoeringsrichtlijn. Hierdoor zijn er geen gevolgen
voor de zaaizaadsector, handel, certificering of export in Nederland. Het afsluitende
administratieve notificatieproces heeft vertraging opgelopen. De omzetting is genotificeerd
aan de Commissie, zodat de inbreukprocedure zo snel mogelijk positief kan worden afgerond.
De leden van de BBB-fractie hebben begrepen dat België, Bulgarije, Tsjechië, Luxemburg,
Malta, Roemenië, Spanje, Italië, Finland, Polen, Griekenland en Cyprus positief zijn
over RENURE, hoewel een aantal lidstaten nog vragen heeft over milieuregels, concurrentiepositie
en haalbaarheid. In het licht van de aankomende stemming over het voorstel voor RENURE,
vragen deze leden de Minister dan ook wat haar inzet is om de vragen van de lidstaten
die door de bank genomen positief over RENURE zijn, te beantwoorden. Is er communicatie
met de lidstaten die nog vragen of bedenkingen hebben, zodat zij zijn doordrongen
van het belang en de toegevoegde waarde van RENURE voor milieu, natuur, boeren en
voedselzekerheid? Hoe beoordeelt de Minister de kans op een gekwalificeerde meerderheid
voor het voorstel in het Nitraatcomité op 19 september 2025?
Antwoord
Er heeft het afgelopen jaar op alle niveaus intensief overleg plaatsgevonden over
de vragen en bezwaren die diverse lidstaten hadden ten aanzien van het RENURE-voorstel.
Dit heeft er in geresulteerd dat een grote meerderheid van de lidstaten het voordeel
van RENURE inmiddels inziet. Het is nu aan de lidstaten om een definitieve positie
te bepalen. Of dit voldoende is voor een gekwalificeerde meerderheid is op voorhand
niet te garanderen. Desalniettemin lijken de signalen op dit moment goed.
De leden van de BBB-fractie zijn zeer bezorgd over de gevolgen voor de landbouwsector
van het EU-Verenigde Staten (VS) handelsakkoord. Deze leden zijn, net als de landbouwsector,
zeer kritisch op het akkoord en zien, ondanks dat het akkoord wordt gepresenteerd
als een strategisch evenwichtig resultaat, grote risico’s voor de landbouwsector én
voor de burgers en consument, als Amerikaanse producten met lagere voedselstandaarden
de Europese markt overspoelen. Deze leden hebben daarom een aantal prangende vragen.
Hoe beoordeelt de Minister het feit dat het EU-VS handelsakkoord gunstige markttoegang
biedt aan Amerikaanse landbouwproducten, terwijl Europese landbouwexporteurs met een
vast tarief van 15 procent worden geconfronteerd? Kan de Minister aangeven hoe de
toegestane ruimere markttoegang voor Amerikaanse landbouwproducten zich tot de Europese
inzet op duurzaamheid en lokale voedselproductie verhoudt? Welke garanties kan de
Minister tot slot bieden zodat Europese voedselstandaarden niet onder druk komen te
staan door toekomstige afspraken met de VS over markttoegang van Amerikaanse landbouwproducten?
Antwoord
De gezamenlijke verklaring van de EU en de VS is juridisch niet-bindend en behoeft
in een aantal gevallen nadere uitwerking. Deze verklaring is daarmee nadrukkelijk
geen handelsakkoord. Voor de implementatie van de afspraken die aan EU-zijde besluitvorming
vereisen, gelden de gebruikelijke EU-besluitvormingsprocedures.
Op 26 augustus jl. heeft de Minister van Buitenlandse Zaken een appreciatie van de
verklaring aan de Kamer gestuurd (Kamerstuk 21 501-02, nr. 3221). In deze brief geeft het kabinet aan het door de Commissie overeengekomen onderhandelingsresultaat
te steunen en deze afspraken als een eerste belangrijke stap in de vervolgonderhandelingen
tussen de EU en de VS te beschouwen. Het is van groot belang dat de EU en de VS de
onderhandelingen voortzetten om de gemaakte afspraken nader uit te werken en de Amerikaanse
importheffingen verder omlaag te brengen. Bij de afweging met betrekking tot de appreciatie
van de EU-VS-verklaring spelen meerdere aspecten een rol, waaronder dreigende hogere
Amerikaanse importheffingen, stabiliteit en voorspelbaarheid. De EU sanitaire en fytosanitaire
(SPS-) eisen waar geïmporteerde goederen aan moeten voldoen met betrekking tot voedselveiligheid
en diergezondheid blijven ongewijzigd.
De leden van de BBB-fractie willen tot slot nogmaals hun zorgen uiten over de verruiming
van de markttoegang voor Oekraïne. Hoewel deze leden vinden dat de steun voor Oekraïne
belangrijk is, zien zij dat de huidige productiestandaarden op dit moment wel heel
ver afstaan van onze eigen standaarden. Door een verruiming van de toelating vrezen
zij dat de voedselveiligheid niet langer kan worden gegarandeerd en daarnaast zal
de verruiming tot nog meer oneerlijke concurrentie leiden. Nederlandse boeren voldoen
al jaren aan veel strengere eisen rondom hun productie dan Oekraïense boeren. Zo zijn
antibiotica als groeibevorderaar hier al lange tijd verboden en werken boeren al jaren
aan een verlaging van het antibioticumgebruik. De Oekraïense productiestandaard is
wat betreft het gebruik van antibiotica zoveel lager dat met het geïmporteerde voedsel
ook antibioticaresistente bacteriën zouden kunnen worden geïmporteerd, wat een enorm
risico voor de volksgezondheid met zich meebrengt. Het is volgens deze leden onrealistisch
om te verwachten dat een land in oorlog ook nog productiemethoden en -standaarden
op zeer korte termijn succesvol aanpast. Deze leden vragen de Minister daarom of zij
naar dit punt kijkt. Bovendien vragen zij hoe lang de transitieperiode voor Oekraïne
zal zijn en of de Minister denkt dat die periode realistisch is. Hoe wordt daarnaast
in de tussenliggende periode omgegaan met de risico's van import van deze producten
voor de volksgezondheid en hoe worden Nederlandse boeren nu en na de transitieperiode
gecompenseerd voor de oneerlijke concurrentie?
Antwoord
Hoewel Oekraïne een land in oorlog is, was en wordt er door de Oekraïense regering uitwerking gegeven aan de bestaande afspraken uit het Associatieakkoord
rond overname en implementatie van EU-sanitaire en fytosanitaire regelgeving inclusief
de EU-dierenwelzijnsregelgeving. Met de nieuwe afspraken tussen de Commissie en Oekraïne
tot wijziging van het Associatieakkoord worden deze afspraken herbevestigd en uitgebreid,
onder andere naar overname en implementatie van EU-regelgeving rond diergeneesmiddelen
waaronder antibiotica.
Het kabinet beschouwt de bereidheid tot overname van deze EU-regelgeving positief.
Daarbij vindt het kabinet controle en handhaving van de afspraken van belang, met
het oog op het voorkomen van (insleep van) resistente bacteriën en het behouden van
het gelijke speelveld.
Overname van EU-regelgeving ondersteunt tevens het toetredingstraject van Oekraïne
tot de EU. Het kabinet is daarom tevreden met de voorwaarden die hierover aan Oekraïne
worden gesteld om de aanvullende markttoegang te behouden.
Daarnaast dienen alle geïmporteerde goederen reeds te voldoen aan de Europese eisen
ten aanzien van voedselveiligheid en diergezondheid, ook voorafgaand aan de volledige
implementatie door Oekraïne van de EU-regelgeving.
De Europese regels voor bescherming van Europese boeren, waaronder Nederlandse boeren,
tegen oneerlijke concurrentie vanuit derde landen blijft met de nieuwe afspraken ongewijzigd.
Vandaar dat in het nieuwe akkoord wordt vastgehouden aan tariefcontingenten voor sectoren
die met toegenomen concurrentie te maken hebben, zoals pluimveevlees, eieren en rundvlees.
Daarnaast is er een vrijwaringsclausule in het akkoord opgenomen als er sprake is
van aantoonbare ernstige marktverstoringen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de PvdD-fractie constateren dat de landbouw nog altijd is georganiseerd
rondom intensieve productie, export en uitputting van natuur, dieren en mensen. Deze
leden roepen op tot een fundamentele koerswijziging in het GLB, zodat publieke middelen
voortaan alleen worden ingezet voor publieke doelen: herstel van biodiversiteit, klimaatbestendigheid,
dierenwelzijn, gezonde bodems en een eerlijke, leefbare voedselvoorziening voor iedereen.
Toekomst GLB en groene omslag
De leden van de PvdD-fractie zijn van mening dat het GLB zich onvoorwaardelijk moet
richten op het beschermen en herstellen van natuur en klimaat, een drastische reductie
van de veestapel en het stimuleren van plantaardige landbouw. Het beleid mag niet
langer bestaan uit generieke inkomenssteun zonder maatschappelijke tegenprestatie
en intensieve veehouderijindustrie en monoculturen moeten worden vervangen door extensieve,
natuur-inclusieve en bodemvriendelijke systemen. Deze leden vragen de Minister expliciet
om zich uit te spreken vóór het verbinden van GLB-middelen aan harde voorwaarden op
het gebied van dierenwelzijn, biodiversiteit en klimaat. Graag ontvangen deze leden
een reactie hierop.
Antwoord
Het kabinet zal de Kamer binnenkort informeren over de overkoepelende kabinetsinzet
voor de MFK-onderhandelingen, inclusief de BNC-fiches (beoordeling nieuwe commissievoorstellen)
over de MFK-voorstellen. In die brief zal het kabinet stilstaan bij de voorstellen
van de Commissie en hierop een inhoudelijke reactie geven.
Aanvullend heeft de Minister in de Kamerbrief van 30 juni jl. (Kamerstuk 28 625, nr. 375) aangegeven dat ze aandacht vraagt voor het doorontwikkelen naar een meer resultaatgericht
GLB. Hierbij zetten wij ons in voor voedselzekerheid en het beter belonen van boeren
voor het leveren van publieke diensten zoals dierenwelzijn, biodiversiteit en klimaat.
GLB-hervorming binnen het MFK en het risico op versnippering
De leden van de PvdD-fractie zijn van mening dat de voorgenomen hervormingen binnen
het Meerjarig Financieel Kader (MFK), waarbij het landbouwbudget fors wordt verlaagd
en lidstaten meer beleidsruimte krijgen via nationale partnerschapsplannen, niet mogen
uitmonden in een versnipperd stelsel van nationale subsidies zonder ecologische en
sociale waarborgen. Deze leden vragen de Minister hoe de regering voorkomt dat het
verdwijnen van «Good Agricultural and Environmental Condition» (GLMC)-voorwaarden
leidt tot verslechtering van milieuprestaties en een ongelijk speelveld binnen Europa.
Ook roepen deze leden op om niet toe te geven aan lobby voor deregulering en administratieve
vereenvoudiging als er risico bestaat op verzwakking van normering, handhaving en
transparantie.
Antwoord
Het kabinet zal de Kamer binnenkort informeren over de overkoepelende kabinetsinzet
voor de MFK-onderhandelingen, inclusief de BNC-fiches (beoordeling nieuwe commissievoorstellen)
over de MFK-voorstellen. In die brief zal het kabinet stilstaan bij de voorstellen
van de Commissie en hierop een inhoudelijke reactie geven.
Technologie en dereguleringsbeleid
De leden van de PvdD-fractie vernemen dat het Deense voorzitterschap fors inzet op
nieuwe technologie, biogebaseerde oplossingen en minder regels voor boeren. Deze leden
vragen de Minister om kritisch te zijn op het onvoorwaardelijk stimuleren van technologische
innovatie als beleidsdoel op zichzelf. Technologische oplossingen mogen niet worden
gezien als excuus om destructieve landbouwpraktijken in stand te houden. De overheid
moet biotechnologie, digitalisering en toelating van biologische gewasbeschermingsmiddelen
steeds toetsen aan strikte criteria rond ecologie, dierenwelzijn en volksgezondheid.
Hierbij moet worden voorkomen dat innovatie wordt gelijkgesteld aan meer productie
en export, in plaats van structurele transitie naar een regionaal, natuurvriendelijk
en diervriendelijk voedselsysteem. Graag ontvangen deze leden een reactie hierop van
de Minister.
Antwoord
De Staatssecretaris is van mening dat biotechnologische innovaties, zoals NGTs in
de plantenveredeling of biologische gewasbeschermingsmiddelen, een grote bijdrage
kunnen leveren aan een competitieve en duurzame landbouw.
Het kabinet zet in op biotechnologische innovaties conform de Kabinetsvisie biotechnologie
2025–2040 (Kamerstuk 27 428, nr. 408). Het kabinet zet in op het stroomlijnen en versnellen van toelatingsprocedures voor
biotechnologische innovaties. Vooral de inzet op simpelere en snellere toelatingsprocedures
is van belang om innovatie en investeringen aantrekkelijker te maken voor bedrijven.
Hierbij blijven de bestaande randvoorwaarden rondom veiligheid voor mens, dier en
milieu in stand. De veiligheid van biotechnologische innovaties staat altijd voorop.
Generatievernieuwing: Jongeren en vrouwen als dragers van duurzame landbouw
De leden van de PvdD-fractie onderstrepen dat vernieuwing in de landbouw alleen duurzaam
kan zijn als jonge en nieuwe boeren, waaronder vrouwen, toegang krijgen tot grond,
financiering, kennis en plattelandsdiensten in een sector die niet langer gebaseerd
is op roofbouw of schaalvergroting. Generatievernieuwing in de landbouw mag geen verdekt
beleid zijn voor voortzetting van intensieve productie, maar moet bijdragen aan structurele
vergroening en sociaal rechtvaardige voedselsoevereiniteit.
Antwoord
Jonge landbouwers spelen een cruciale rol in het behoud van een sterke en toekomstgerichte
land- en tuinbouwsector. Daarmee dragen zij ook bij aan de veerkracht en leefbaarheid
van het Nederlandse platteland. Het is daarom strategisch belangrijk om in hun toekomst
te investeren.
In 2024 is de subsidie «Vestigingssteun voor jonge landbouwers» van start gegaan (om
de financieringslast te verlagen bij bedrijfsovername) en in 2025 de regeling «Samenwerking
voor generatievernieuwing» (om de jongeren in de land- en tuinbouw actief te laten
blijven). Daarnaast is er de subsidiemodule Agrarische Bedrijfsadvisering en Educatie
(Sabe-regeling) uit het GLB-NSP dat bijdraagt aan het vergroten van kennis die relevant
is voor bedrijfsopvolging. Ook wordt er gewerkt aan een onafhankelijk, centraal punt
waar opvolgers en hun gezinnen terecht kunnen met vragen, zorgen of begeleiding.
Inbreukprocedures: Naleving natuur- en dierenwetgeving
De leden van de PvdD-fractie maken zich ernstig zorgen over de lopende inbreukprocedures
rond plantenziekten en de Vogelrichtlijn. De Staatssecretaris dient alles op alles
te zetten om de grutto en andere beschermde soorten te behouden via strikte aanpassing
van landbouwpraktijken en daadwerkelijke implementatie van de Europese natuurwetgeving,
niet alleen op papier maar in de praktijk.
Antwoord
Gezien de vertrouwelijkheid kunnen we slechts in beperkte mate ingaan op de lopende
infractieprocedures. Voor wat betreft de inbreukprocedure met betrekking tot de zaaizaadsector,
is de relevante richtlijn tijdig omgezet en per 31 mei 2025 in werking getreden conform
de uitvoeringsrichtlijn. Het afsluitende notificatieproces is helaas niet helemaal
goed gegaan. De benodigde actie is inmiddels ondernomen en het bericht van omzetting
is alsnog genotificeerd aan de Commissie.
Het kabinet is eveneens bezig met de vervolgstappen in de infractieprocedure rondom
de grutto. Hierover heeft nog geen besluitvorming plaatsgevonden. Het kabinet heeft
uitstel aangevraagd voor het versturen van een reactie naar de Commissie en dit uitstel
is toegekend. Dit betekent dat het kabinet later dit jaar, uiterlijk voor 17 december,
zal reageren op het op 17 juli jl. ontvangen met redenen omkleed advies (MROA) van
de Commissie. Nadat Nederland op het MROA heeft gereageerd, zal de Commissie besluiten
of zij de inbreukprocedure voortzet. Als de Commissie de reactie niet voldoende vindt,
kan zij een procedure bij het Hof van Justitie van de Europese Unie inleiden. In dat
geval zal het Hof beoordelen of Nederland in strijd met de Vogelrichtlijn heeft gehandeld.
Handelsbeleid: Voedselmarkt, EU-VS akkoord en gelijke normen
De leden van de PvdD-fractie vragen de Minister hoe de EU inzet op handelsakkoorden
verenigt met het belang van lokale, natuurvriendelijke en diervriendelijke voedselproductie.
Gunstige markttoegang voor bijvoorbeeld Amerikaanse landbouwproducten of versoepeling
van Europese standaarden mag volgens deze leden niet leiden tot een «race to the bottom»
voor boeren, dierenwelzijn, voedselveiligheid en ecologie. Handelsregels moeten altijd
ondergeschikt zijn aan de ecologische draagkracht én sociale rechtvaardigheid. De
EU mag niet via handelsbelangen haar groene transitie ondermijnen.
Antwoord
De gezamenlijke verklaring van de EU en de VS is juridisch niet-bindend en behoeft
in een aantal gevallen nadere uitwerking. Deze verklaring is daarmee nadrukkelijk
geen handelsakkoord. Voor de implementatie van de afspraken die aan EU-zijde besluitvorming
vereisen, gelden de gebruikelijke EU-besluitvormingsprocedures. Verder blijven de
EU sanitaire en fytosanitaire (SPS) eisen waar geïmporteerde goederen aan moeten voldoen
met betrekking tot voedselveiligheid en diergezondheid ongewijzigd.
Daar waar het gaat om handelsakkoorden blijft de inzet van het kabinet om in EU-verband
in te zetten op handelsverdragen met gelijke en redelijke standaarden (Kamerstuk 36 180, nr. 164).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Aardema, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur -
Mede ondertekenaar
A. van den Brule-Holtjer, griffier