Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Zanten over het bericht French court rules Gaza residents can get refugee status
Vragen van het lid Van Zanten (BBB) aan de Minister van Asiel en Migratie over het bericht French court rules Gaza residents can get refugee status (ingezonden 16 juli 2025).
Antwoord van Minister Van Weel (Asiel en Migratie) (ontvangen 4 september 2025).
Vraag 1 t/m 4 en 10
Bent u op de hoogte van de uitspraak van de Franse Nationale Asielrechtbank (CNDA)
op 12 juli 2025, waarin Palestijnen uit Gaza automatisch in aanmerking komen voor
vluchtelingenstatus wegens vermeende vervolging door het Israëlische leger?1
Klopt het dat deze personen, na verkrijging van asiel in Frankrijk, zich vrij kunnen
bewegen binnen het Schengengebied, inclusief Nederland (mogelijk niet direct, maar
in ieder geval na het bezit komen van een Frans vluchtelingenpaspoort)?
Acht u het aanvaardbaar dat Frankrijk zonder enige Europese afstemming beslist dat
een hele bevolkingsgroep uit Gaza collectief recht heeft op vluchtelingenstatus, met
als gevolg dat Nederland verplicht kan worden deze personen vrij toegang te geven
tot ons grondgebied?
Hoe beoordeelt u deze Franse beslissing in het licht van het Europese Dublin-systeem
en de Schengenverplichtingen, waarbij landen geacht worden elkaar niet op te zadelen
met secundaire migratiestromen?
Kunt u de Kamer met spoed informeren over de concrete risico’s die deze Franse uitspraak
met zich meebrengt voor Nederland en andere Schengenlanden, inclusief een inschatting
van het aantal betrokken personen en mogelijke beleidsopties?
Antwoord 1 t/m 4 en 10
Ik ben bekend met de uitspraak. Deze komt in wezen voort uit het tweestatusstelsel
zoals Frankrijk dat kent. De aanleiding voor de uitspraak is het doorprocederen van
de vreemdeling voor een sterkere status. Nederland kent een éénstatusstelsel waardoor
in de praktijk geen onderscheid bestaat tussen de rechten die voortvloeien uit een
vergunning die wordt verleend op grond van vluchtelingschap en een vergunning die
wordt verleend op grond van subsidiaire bescherming. Het onderscheid dat de Franse
rechter in zijn afweging maakt tussen subsidiaire bescherming enerzijds en asielbescherming
anderzijds is in Nederland (op dit moment) dan ook niet aan de orde. Tegelijkertijd
komen de rechten zoals die ontleend kunnen worden aan de vergunning op basis van de
Franse uitspraak, overeen met het geldende Nederlandse beleid ten aanzien van Gaza,
zoals gemeld aan uw Kamer in de brief «Kamerbrief over beleid Palestijnse Gebieden»
van 26 juni 20242.
In algemene zin geldt dat het grootste deel van de Palestijnen in Gaza onder het mandaat
van de UNRWA valt. Voor de beoordeling van een asielaanvraag van een (staatloze) Palestijn
uit Gaza, die stelt onder het mandaat van de UNRWA te vallen, toetst de IND altijd
eerst aan de uitsluitingsgrond artikel 1D van het Vluchtelingenverdrag. Wanneer de
vreemdeling onder de reikwijdte van artikel 1D valt, is relevant of UNRWA daadwerkelijke
bescherming en bijstand kan bieden. Zoals gemeld in de genoemde Kamerbrief wordt voor
Gaza aangenomen dat dat niet langer zo is. Dit heeft tot gevolg dat aan «UNRWA-Palestijnen»
uit Gaza de uitsluitingsgrond artikel 1D niet kan worden tegengeworpen, en dat de
vluchtelingenstatus moet worden toegekend.
Voor de beoordeling van overige asielaanvragen van personen uit Gaza, geldt dat voor
Gaza een uitzonderlijke situatie zoals bedoeld in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn
wordt aangenomen. Wanneer aannemelijk is dat iemand daadwerkelijk uit Gaza komt, wordt
een vergunning verleend (behoudens contra indicaties).
Voor een nadere uiteenzetting over het geldende beleid ten aanzien van de Palestijnse
Gebieden, verwijs ik u naar de genoemde Kamerbrief.
De Franse uitspraak leidt in de praktijk niet tot een andere situatie dan op basis
van het Nederlandse beleid. Verder is het algemene beeld dat het vrijwel onmogelijk
is om Gaza te verlaten zonder toestemming van de relevante autoriteiten. In die zin
zijn de consequenties van de uitspraak naar verwachting beperkt.
Vraag 5
Heeft u zicht op het aantal Palestijnen uit Gaza dat zich reeds in Frankrijk heeft
gevestigd en inmiddels naar Nederland is gereisd of hier verblijf heeft aangevraagd
op basis van hun Franse asielstatus?
Antwoord 5
Nee.
Vraag 6 en 7
Klopt het dat Frankrijk met deze uitspraak feitelijk het immigratiebeleid van andere
EU-lidstaten beïnvloedt, terwijl nationale overheden – waaronder de Nederlandse –
géén invloed hebben gehad op deze beslissing?
Deelt u de mening dat een dergelijke eenzijdige interpretatie van het VN-Vluchtelingenverdrag
door een individuele lidstaat niet alleen onwenselijk, maar ook onhoudbaar is binnen
een gezamenlijk Europees migratiebeleid?
Antwoord 6 en 7
Nee, zie de beantwoording onder 1–4 en 10.
Vraag 8 en 9
Bent u bereid om op korte termijn zowel bilateraal met Frankrijk als binnen de Raad
Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ) opheldering te vragen over de Franse handelwijze
en daar ook uw bezwaren krachtig kenbaar te maken?
Hoe kan Nederland geheel of gedeeltelijk de Schengen-afspraken opschorten/opzeggen?
Antwoord 8 en 9
Ik zie daar hierin geen aanleiding toe.
Vraag 11
Bent u bereid om parallel hieraan te onderzoeken welke maatregelen genomen kunnen
worden om doorstroom naar Nederland te voorkomen, door onder meer elk beroep op sociale
uitkeringen te blokkeren, en de Kamer hierover ook spoedig te informeren?
Antwoord 11
Nee.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Asiel en Migratie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.