Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ceder over de veiligheidssituatie van christenen in Syrië
Vragen van het lid Ceder (ChristenUnie) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Justitie en Veiligheid over de veiligheidssituatie van christenen in Syrië (ingezonden 30 juni 2025).
Antwoord van Minister Brekelmans (Buitenlandse Zaken), mede namens de Minister van
            Asiel en Migratie (ontvangen 4 september 2025).
         
Vraag 1
            
Hoe luidt uw reactie op de artikelen «Syrische christenen voelen zich vergeten in
               discussie over terugkeer. «Nog steeds onveilig»»1 en «Christenen willen opnieuw vluchten uit Syrië. «Varkensvreters! Jullie komen ook
               aan de beurt!»»2?
            
Antwoord 1
            
De zorgen ten aanzien van geweld rondom gemeenschappen in Syrië, die genoemd worden
               in deze artikelen, deel ik.
            
Vraag 2
            
Hoe beoordeelt u de huidige veiligheidssituatie voor religieuze en etnische minderheden,
               zoals christenen in Syrië? Deelt u de constatering dat de Syrische overgangsregering
               in de maanden dat ze aan de macht is nog amper grip heeft gekregen op de situatie?
            
Antwoord 2
            
De Nederlandse Syrië-gezant staat in contact met vertegenwoordigers van christenen
               in Syrië. Onder veel christenen en andere gemeenschappen bestaat begrijpelijke zorg
               en onzekerheid over de toekomst. De Syrische overgangsregering wordt geconfronteerd
               met vele uitdagingen, ook op het gebied van veiligheid en stabiliteit. De uitspraken
               en handelingen van de overgangsregering geven aan dat men inzet op een inclusieve
               koers en bescherming van alle gemeenschappen in Syrië. In alle diplomatieke contacten
               met de Syrische overgangsregering benadrukt Nederland het belang hiervan ook consequent.
               Zo heb ik dit op 14 juli in Brussel wederom overgebracht aan de Syrische Minister
               van Buitenlandse Zaken.
            
Op 11 juni jl. heeft de Minister van Asiel en Migratie de Kamer geïnformeerd over
               zijn beoordeling van de veiligheidssituatie in Syrië en de gevolgen daarvan voor het
               landgebonden asielbeleid. De verdere ontwikkelingen in Syrië worden nauwlettend gevolgd.
               De IND houdt rekening met ontwikkelingen in de situatie en betrekt deze bij de beoordeling
               van Syrische asielaanvragen. Begin 2026 wordt een nieuw ambtsbericht verwacht.
            
Vraag 3
            
In hoeverre staat u nog achter uw uitspraak: «Er kunnen meer Syriërs terug»?3 Beseft u dat een dergelijke uitspraak veel onrust heeft veroorzaakt bij bedreigde
               minderheden? Wordt er bij het terugkeerbeleid onderscheid gemaakt tussen verschillende
               groepen?
            
Antwoord 3
            
Uit de beschikbare informatie maakt het kabinet een redelijke verbetering op ten aanzien
               van de algemene situatie voor veel Syriërs. De primaire bron van onveiligheid die
               beleidsmatig voor Syriërs werd aangenomen, stoelde op het regime van Assad en is met
               de val van dat regime op 8 december 2024 komen te vervallen. De vrees van Syriërs
               wordt zorgvuldig, op individuele basis, beoordeeld in de asielprocedure. In het terugkeerbeleid
               wordt geen onderscheid gemaakt tussen verschillende groepen. Of aannemelijk is dat
               de vreemdeling te vrezen heeft bij terugkeer, wordt immers beoordeeld in de asielprocedure.
               Terugkeer is alleen aan de orde indien een vreemdeling geen gegronde vrees voor vervolging
               heeft.
            
Vraag 4
            
Bent u bereid om voor meer minderheden, zoals christenen, een risicoprofiel aan te
               wijzen, zoals voor LHBTIQ+ en alawieten?4 Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 4
            
Uit het ambtsbericht is voor het kabinet niet gebleken dat de christelijke gemeenschap
               als groep in algemene zin een bepaalde mate van risico loopt in Syrië. Wel werd een
               goede relatie tussen de Syrische overgangsregering en de christelijke gemeenschap
               geconstateerd. Gedurende de verslagperiode waren kerken geopend en konden de christelijke
               feestdagen worden gevierd.
            
Dat wil niet zeggen dat de aanslag – die de aanleiding vormt voor de geuite zorgen
               in de door u geciteerde berichten – niet verontrustend en bijzonder droevig is. Bij
               het aanwijzen van een risicoprofiel in het landgebonden asielbeleid, gaat het echter
               onder andere om de vraag of het een meer structurele en minder incidentele wijze betreft
               waarop een groep in de negatieve aandacht staat van actoren tegen wie geen bescherming
               door de eigen autoriteiten kan worden geboden.
            
Het ambtsbericht geeft geen aanleiding om voor christenen tot die conclusie over te
               gaan. De recente aanslag biedt op zich zelf geen aanleiding om tot een ander standpunt
               te komen. Een aanvraag van een Syrische christen zal echter altijd individueel beoordeeld
               worden aan de hand van de merites van de zaak, afgezet tegen de situatie in het herkomstgebied.
               Het is daarom niet zo dat Syrische christenen überhaupt niet in aanmerking kunnen
               komen voor internationale bescherming.
            
Vraag 5
            
Op welke wijze ondersteunt het kabinet de Syrische regering in het beschermen van
               religieuze en etnische minderheden? Op welke manier is Nederland betrokken bij de
               strijd tegen IS in Syrië? Bent u bereid deze ondersteuning te vergroten? Zo nee, waarom
               niet?
            
Antwoord 5
            
In het contact met de Syrische overgangsregering heb ik consequent opgeroepen tot
               bescherming van alle bevolkingsgroepen en dit blijf ik ook doen. Binnen de EU blijf
               ik daarbij pleiten voor sancties tegen individuen die verantwoordelijk zijn voor sektarisch
               geweld en mensenrechtenschendingen. De EU heeft – mede op initiatief van Nederland
               – al gerichte sancties ingesteld tegen personen en entiteiten die hier verantwoordelijk
               voor zijn geweest. Ook heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken afgelopen juni
               extra financiering toegekend aan instellingen die onderzoek doen naar mensenrechtenschendingen.
               Het gaat hier om EUR 500.000 extra voor de VN-bewijzenbank IIIM (bovenop de reeds
               lopende bijdrage van EUR 500.000) en EUR 500.000 voor het OHCHR veldkantoor in Damascus.
            
Nederland is op verschillende manieren betrokken bij de strijd tegen IS. Zo is Nederland
               nog altijd actief lid van de anti-ISIS-Coalitie (AIC) waarin internationale inspanningen,
               ook in relatie tot Syrië, worden besproken. Nederland is tevens covoorzitter van de
               (nieuwe) werkgroep Terrorist Travel, die onder de AIC valt. Deze werkgroep zal zich richten op het actief delen van gegevens
               die nodig zijn om te voorkomen dat terroristen richting Europa of Nederland reizen.
            
Nederland geeft daarnaast financiële steun ten behoeve van stabiliteit van de kampen
               en detentiecentra in Noordoost-Syrië waar ook voormalige IS-strijders vastzitten.
               Zo is juni jl. circa EUR 11 miljoen vrijgemaakt om bij te dragen aan terugkeer, rehabilitatie
               en re-integratie van Irakezen uit Noordoost-Syrië, om de druk op de kampen te verminderen.
               Dit doet Nederland samen met VN-organisaties en in goede samenwerking met Irak. Nederland
               draagt verder bij aan psychosociale hulp in de kampen. Dit is essentieel voor een
               toekomstige succesvolle re-integratie en het voorkomen van (her-)radicalisering.
            
We blijven doorlopend in gesprek met (inter)nationale partners inclusief EU(-lidstaten)
               over wat er (meer) nodig is om ervoor te zorgen dat IS in Syrië geen bedreiging vormt
               voor de zowel de Syrische, regionale, als mondiale, Europese en nationale veiligheid.
               Daarbij is het actief monitoren van ontwikkelingen die gevolgen kunnen hebben voor
               onze nationale veiligheid, een belangrijke focus.
            
Vraag 6
            
In hoeverre deelt u de mening dat het opschorten van sancties tegen Syrië prematuur
               is gezien de moorden op etnische en religieuze minderheden? Kunt u in dat licht reflecteren
               op de uitvoering van de motie-Ceder c.s.?5 Erkent u dat deze motie niet wordt uitgevoerd aangezien sancties worden opgeheven
               terwijl de veiligheid van minderheden niet is gegarandeerd? Welke consequenties verbindt
               u hieraan?
            
Antwoord 6
            
De recente sanctieverlichting is nodig voor economisch herstel en stabiliteit en komt
               de situatie van de gemeenschappen in Syrië daarom ook ten goede. Tegelijkertijd blijft
               het kabinet, zoals daarnet benoemd, zich hard maken voor het instellen van nieuwe,
               gerichte EU-sancties tegen geweldplegers, als daar aanleiding toe is.
            
Vraag 7
            
Ziet u een verslechtering van de positie van minderheden in de samenleving? Hoe kijkt
               u bijvoorbeeld naar de wijzigingen in het schoolcurriculum over hoe christenen en
               joden worden afgebeeld? Deelt u de zorgen van de indiener hierover? Welke consequenties
               verbindt u aan dergelijke constateringen?
            
Antwoord 7
            
Voor het eerste deel van de vraag, verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2.
Op 7 juli jl. heeft het Syrische Ministerie van Onderwijs aangekondigd dat het schoolcurriculum
               nog ongewijzigd blijft tot speciale comités zijn gevormd die het curriculum gaan evalueren.
               Vooralsnog heeft het kabinet zodoende niet kunnen bevestigen dat er aanpassingen zijn
               doorgevoerd in het Syrische schoolcurriculum waarin religieuze gemeenschappen kwetsend
               of stigmatiserend zouden worden neergezet.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 R.P. Brekelmans, minister van Buitenlandse Zaken
- 
              
                  Mede namens
 D.M. van Weel, minister van Asiel en Migratie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
