Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Boswijk over het bericht 'Brandweer en veiligheidsregio's slaan alarm over bezuiniging op rampenbestrijding: 'Onbegrijpelijk in deze tijden''
Vragen van het lid Boswijk (CDA) aan de Staatssecretaris en de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Brandweer en veiligheidsregio's slaan alarm over bezuiniging op rampenbestrijding: «Onbegrijpelijk in deze tijden»» (ingezonden 31 maart 2025).
Antwoord van Minister Van Weel (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 4 september 2025).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 2019.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Brandweer en veiligheidsregio's slaan alarm over bezuiniging
op rampenbestrijding: «Onbegrijpelijk in deze tijden»»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat de veiligheidsregio’s een enorm belangrijke pijler zijn van
de nationale paraatheid bij rampen, crises, maatschappelijke ontwrichting en hybride
dreigingen?
Antwoord 2
De veiligheidsregio’s vervullen een belangrijke rol bij regionale, bovenregionale
of landelijke crises die de nationale veiligheid raken. In voorkomend geval nemen
voorzitters van veiligheidsregio’s op uitnodiging met raadgevende stem deel aan de
overleggen van de nationale crisisstructuur. De veiligheidsregio’s hebben meermaals
hun meerwaarde bewezen bij risico’s en dreigingen die kunnen leiden tot maatschappelijke
ontwrichting in Nederland.
Vraag 3
Vindt u het verantwoord om in deze tijden van geopolitieke instabiliteit en maatschappelijke
dreiging 10 procent te bezuinigen op de Brede Doeluitkering Rampenbestrijding (BDuR)?
Antwoord 3
Het besluit om 10% te bezuinigen op specifieke uitkeringen, waaronder de Brede Doeluitkering
Rampenbestrijding (BDuR), vloeit voort uit het Hoofdlijnenakkoord.
Vraag 4, 5, 6 en 7
Kunt u inzichtelijk maken wat de concrete gevolgen zijn van deze BDuR-korting voor
de slagkracht van veiligheidsregio’s, met name op het gebied van crisisvoorbereiding,
personele capaciteit, samenwerking en oefenstructuren?
Wat zijn de gevolgen van deze bezuiniging op de brandweerzorg, het aantal brandweerposten
en brandweermedewerkers?
Worden vanwege de voorgenomen bezuinigingen bepaalde taken niet meer uitgevoerd en
leidt dit tot verlies van expertise en samenwerking tussen ketenpartners in de veiligheidsregio’s?
Heeft u in beeld wat de BDuR-korting betekent voor de specifieke regio’s met een strategisch
nationaal belang, zoals Zeeland, Groningen, Limburg en Noord-Holland?
Antwoord 4, 5, 6 en 7
Tijdens het Commissiedebat Brandweer en Crisisbeheersing van 19 februari 2025 heeft
de toenmalig Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid toegezegd uw Kamer nader
te informeren over de gevolgen c.q. impact van de (voorziene) bezuinigingen per veiligheidsregio.
Deze informatie – die mijn ministerie bij het Veiligheidsberaad heeft opgevraagd –
is op 19 mei 2025 aan uw Kamer gezonden.2
Kortheidshalve verwijs ik naar deze brief met bijlagen. Hierbij merk ik op dat het
Veiligheidsberaad de informatie vóór het uitkomen van de Voorjaarsnota 2025 aan het
ministerie heeft verstrekt.
Vraag 8
Wat zijn volgens u de risico’s voor de nationale crisisstructuur op de langere termijn,
wanneer veiligheidsregio’s met vitale verantwoordelijkheden onvoldoende worden bekostigd
om hun taken blijvend te kunnen vervullen?
Antwoord 8
Zicht op de feitelijke besluitvorming van de veiligheidsregio’s over de financiën
ontstaat in het najaar van 2025. De veiligheidsregio’s worden voor ongeveer 85% gefinancierd
door de inliggende gemeenten en voor ongeveer 15% door het Rijk via de Brede Doeluitkering
Rampenbestrijding (BDuR). De besturen van de veiligheidsregio’s stellen de (meerjaren)begroting
van de regio vast en bepalen op welke wijze gelden worden besteed, inclusief eventuele
wijzigingen in de loop van de jaren. De gemeenteraden krijgen de gelegenheid om hun
zienswijze op de ontwerpbegroting te geven.
Vraag 9
Hoe wordt binnen de civiel-militaire samenwerking geborgd dat veiligheidsregio’s structureel
kunnen blijven rekenen op defensie?
Antwoord 9
Defensie zal zich ook in oorlogstijd tot het uiterste blijven inspannen om capaciteit
te genereren om bijstand te kunnen leveren. De geplande groei van de Defensieorganisatie
in oorlogstijd naar 200.000 mensen, zoals beschreven in de brief van de Staatssecretaris
van Defensie van 24 maart jl.3, zal in dat kader aanzienlijk meer armslag geven. Desondanks zal, afhankelijk van
de loop van een mogelijk conflict, rekening gehouden moeten worden met mogelijke schaarste
aan Defensie capaciteiten. In het geval van een conflict is het echter wel verstandig
om er rekening mee te houden dat Defensiecapaciteiten beperkt of (tijdelijk) niet
voorhanden kunnen zijn. Dit kan betekenen dat in het geval van een conflict civiele
partners er in hun voorbereiding verstandig aan doen breder naar inzetbare capaciteiten
te kijken. Dit is ook onderdeel van de interdepartementale weerbaarheidsaanpak waar
momenteel door het Kabinet aan wordt gewerkt.
Vraag 10
Kunt u reageren op de financiële claim die het Veiligheidsberaad heeft gedaan voor
de inrichting van een landelijk dekkend netwerk van noodsteunpunten? Neemt u deze
mee in de besluitvorming omtrent de Voorjaarsnota?
Antwoord 10
Op 6 december 2024 heeft het kabinet uw Kamer een brief gestuurd over weerbaarheid
tegen militaire en hybride dreigingen. Daarin zijn opgaven benoemd om de samenleving
weerbaarder te maken. In de voorjaarsnota is opgenomen dat om de maatschappelijke weerbaarheid
te vergroten er vanaf 2027 een bedrag ter hoogte van 70 miljoen euro op de begroting
van Justitie en Veiligheid beschikbaar komt. De middelen zijn bedoeld voor de versterking
van de regionale en lokale weerbaarheid, waarbij circa € 5 mln. voor de publiekscampagne
en circa € 65 mln. voor de verdere versterking van de regionale en lokale weerbaarheid.
Over de exacte aanwending van de extra middelen voor regionale en lokale weerbaarheid
treed ik in overleg met het Veiligheidsberaad in afstemming met de VNG. Het inrichten
van noodsteunpunten is daarbij belangrijk. Uw Kamer is hier ook over geïnformeerd
middels de brief die ik met de Minister van Defensie en de Staatssecretaris van Defensie
aan uw Kamer heb gezonden op 11 juli jl.4
Vraag 11
Bent u bereid in samenspraak met het Veiligheidsberaad te verkennen hoe een toekomstbestendig,
risicogestuurd financieringsmodel ontwikkeld kan worden op basis van strategische
opgaven, risicoprofielen en ecologische kwetsbaarheden?
Antwoord 11
De verdeling van de BDuR over de veiligheidsregio’s geschiedt op grond van een verdeelsysteem
dat is opgenomen in bijlage 2 van het Besluit veiligheidsregio’s.
In dit verdeelsysteem wordt onder andere rekening gehouden met oppervlakte, woonruimten,
hoofdvaarwegen en aantallen BRZO-bedrijven. Een aantal veiligheidsregio’s ontvangt
vanwege een bijzondere situatie, zoals de aanwezigheid van de luchthaven Schiphol,
de Waddeneilanden of hun functie als steunpunt voor chemische, biologische, radiologische
en nucleaire incidenten in het kader van de BDuR een vaste bijdrage voor die bijzonderheden.
In het kader van de herziening van de Wet veiligheidsregio’s die in tranches plaatsvindt,
zal in een later stadium worden bezien of de financieringssystematiek van de veiligheidsregio’s
aanpassing behoeft. Ik wil hierop niet vooruit lopen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.