Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda informele Onderwijsraad 11-12 september 2025 (Kamerstuk 21501-34-441)
2025D37040 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
                  de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brieven van de Minister
                  van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 1 september 2025 inzake de geannoteerde
                  agenda informele Onderwijsraad 11-12 september 2025 (onderwijs) (Kamerstuk 21 501-34, nr. 441) en d.d. 16 juni 2025 inzake verslag van de OJCS-Raad voor de onderdelen onderwijs
                  en cultuur van 12 en 13 mei 2025 (Kamerstuk 21 501-34, nr. 440).
               
De voorzitter van de commissie,
Bromet
Adjunct-griffier van de commissie,
Bosnjakovic
Inhoud
                         
                         
                         
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
•
Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
•
Inbreng van de leden van de NSC-fractie
•
Inbreng van de leden van de BBB-fractie
II
Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
               
Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van
                  het verslag van de beleidsdebatten van de formele OJCS-Raad d.d. 12 en 13 mei 2025
                  en van de geannoteerde agenda voor de informele Onderwijsraad van 11–12 september
                  2025. Deze leden hebben nog een enkele vraag.
               
Geannoteerde agenda 11–12 september 2025
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie juichen het van harte toe dat het mbo1 tijdens de komende informele bijeenkomst centraal wordt gesteld. Deze leden vinden
                  het van groot belang dat de rechtspositie van mbo-studenten en de ter beschikking
                  staande mogelijkheden voor professionele en persoonlijke ontplooiing gelijkwaardig
                  is aan die van ho2- en wo3-studenten. Zij vragen de Minister precies te analyseren in hoeverre daarvan in nationaal
                  en EU-verband sprake is, en zo nee, welke concrete verbeteringen geboekt moeten worden.
                  Lukt het mbo-studenten bijvoorbeeld onder alle omstandigheden om gebruik te maken
                  van uitwisselingsprogramma’s? Worden stages in de EU over en weer erkend door mbo-instellingen?
                  Kwalificeren EU-mbo-opleidingen onder alle omstandigheden voor de EU-arbeidsmarkt?
                  In dit verband verbaast het deze leden nogal dat de doelstellingen uit de Raadsaanbeveling
                  beroepsonderwijs uitgaat van de bescheiden doelstellingen dat slechts 82 procent van
                  de afgestudeerden aan het beroepsonderwijs kort na het afstuderen de arbeidsmarkt
                  op kan en om te streven naar 60 procent van de leerlingen die tijdens hun opleiding
                  gebruik moet kunnen maken van leermobiliteit. Waarom niet streven naar maximale toegang
                  tot de arbeidsmarkt en leermobiliteit, zo vragen deze leden.
               
Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie in hoeverre het in andere
                  landen lukt om mbo-studenten een eerlijke stagevergoeding te betalen. Deze leden zien
                  grote verschillen tussen landen. In Frankrijk is er sprake van een wettelijke verplichte
                  stagevergoeding, terwijl er in Nederland voornamelijk mbo-studenten helemaal niets
                  krijgen. Deze leden vragen hoe het staat met de Europese richtlijnen op dit gebied,
                  om alle mbo-studenten in Europa te voorzien van een eerlijke vergoeding.
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie onderschrijven van harte de resolutie van
                  het Europees parlement (2024) voor de erkenning van het beroepsonderwijs als gelijkwaardig
                  aan een academische studie. Deze leden horen graag hoe het kabinet zich verhoudt tot
                  het doel voor een gelijkwaardige positie van het mbo ten opzichte van academische
                  opleidingen. Daarnaast horen deze leden graag hoe op nationaal en Europees niveau
                  invulling wordt gegeven aan deze gelijkwaardigheid en welke prioriteiten worden gegeven
                  bij de totstandkoming en uitvoering van de Herning-verklaring.
               
Breder zijn de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie benieuwd naar de uitkomsten van
                  het Kopenhagenproces, waarmee binnen de EU sinds 2002 gewerkt wordt aan versterking
                  van Europese samenwerking in het beroepsonderwijs. Kan de Minister voorzien in een
                  weergave van de sinds 2002 geboekte resultaten? Deze leden vragen voorts in hoeverre
                  de ervaringen met dit versterkingsproces leiden tot ambitieuze doelstellingen voor
                  de komende jaren, waarin de Herning-verklaring richting moet geven aan versterking
                  van de positie van het beroepsonderwijs in de EU. Welke concrete doelstellingen en
                  welke beleidsmaatregelen kunnen de komende tijd verwacht worden?
               
Verslag formele raad 12–13 mei 2025
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de Raadsconclusies
                  inzake het ondersteunen van jonge kunstenaars en van het rechtskader voor audiovisuele
                  mediadiensten en videoplatformdiensten. Deze leden zijn benieuwd naar de stand van
                  zaken rond de voorgenomen investeringen in het Creative Europe programma. Wat is momenteel
                  te zeggen over de financiële ruimte voor dit programma? Daarnaast horen deze leden
                  graag over de ontwikkeling van het Europees Cultuur Kompas; welke initiatieven zijn
                  inmiddels genomen om dit idee te concretiseren?
               
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
                  informele OJCS-Raad van 11 en 12 september 2025 en hebben daarover nog enkele vragen.
               
Vaardigheidsunie
De leden van de VVD-fractie delen de ambitie van het kabinet om het mbo in Nederland
                  te versterken, maar blijven kritisch kijken naar eventuele toenemende Europese bevoegdheden
                  op dit onderwerp. Zo lezen deze leden over het voornemen van de Commissie om met de
                  zogeheten Vaardigheidsunie tekorten aan vaardigheden en mismatches op de arbeidsmarkt
                  tegen te gaan. Zij vragen in hoeverre de Vaardigheidsunie past in de reeds bestaande
                  inzet van de Minister om de problemen waar het beroepsonderwijs mee kampt op te lossen.
                  Zij vragen de Minister voorts of andere lidstaten met dezelfde problematiek dan wel
                  arbeidsmarktkrapte kampen en of zij vergelijkbare beleidsmaatregelen als Nederland
                  nemen.
               
Ook lezen de leden van de VVD-fractie over de wens van de Commissie om gezamenlijke
                  Europese studieprogramma’s te stimuleren waarbij de mogelijkheid tot een Europees
                  diploma wordt verkend. Deze leden zijn blij met de terughoudende houding van het kabinet
                  ten aanzien van Europese diplomalabels en vragen wat de inzet van de Minister gaat
                  zijn in het gesprek over dit onderwerp. Ook vragen deze leden de Minister te reflecteren
                  op de in de brief genoemde individuele leerrekeningen. Gaat het hierbij in Nederlandse
                  context om subsidieregelingen voor professionele ontwikkeling, zoals bijvoorbeeld
                  de SLIM-regeling4? Wat zou de ondersteuning van de Commissie hierbij inhouden?
               
Herning-verklaring
De leden van de VVD-fractie lezen over de Herning-verklaring over aantrekkelijk en
                  inclusief beroepsonderwijs en lezen voorts dat in bovengenoemde verklaring de ambitie
                  is opgenomen dat in 2030 minstens 12 procent van de vocational education and training
                  (VET)-studenten en -docenten internationale leerervaring opdoet. Kan de Minister aangeven
                  hoe zij voorkomt dat dergelijke Europese doelstellingen druk zetten op Nederlandse
                  onderwijsinstellingen om deel te nemen, ook als dat niet past bij hun eigen studentenpopulatie
                  of onderwijsaanbod?
               
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister naar de huidige stand van zaken van
                  internationalisering in het mbo. Deze leden vragen of de internationale mobiliteit
                  onder Nederlandse mbo-studenten hoog is en of Nederland veel internationale mbo-studenten
                  ontvangt. Als dat het geval is, in welke studierichtingen is dat dan? Deze leden vragen
                  voorts hoe dit zich verhoudt tot het internationaliseringsbeleid van het kabinet.
               
Inbreng van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
                  informele OJCS-Raad (Onderwijs) d.d. 11–12 september 2025 en hebben daarover enkele
                  vragen en opmerkingen.
               
De leden van de NSC-fractie lezen in de geannoteerde agenda over grote ambities in
                  Europees verband om een forse internationaliseringsslag in het mbo te bewerkstelligen,
                  onder meer door studentenmobiliteit tussen lidstaten te bevorderen. Hoewel deze leden
                  het belang hiervan onderstrepen in het licht van structurele tekorten op de Europese
                  arbeidsmarkt, mogen de bredere maatschappelijke gevolgen van vergaande internationalisering
                  en mobiliteit niet uit het oog worden verloren. Of, en in welke mate, verdere stappen
                  moeten worden genomen om internationalisering en mobiliteit te bevorderen, hangt in
                  belangrijke mate af van deze bredere gevolgen.
               
De leden van de NSC-fractie merken op dat de situatie in Nederland dit duidelijk laat
                  zien; het Engels is steeds meer gaan domineren in het hoger onderwijs en de instroom
                  van studenten uit andere lidstaten fors is toegenomen – met alle gevolgen van dien.
                  Denk aan groeiende tekorten op de woningmarkt en veel meer studenten die opeens aanspraak
                  kunnen maken op studiefinanciering en tegen het gesubsidieerde wettelijke tarief relatief
                  voordelig kunnen studeren.
               
Het verbaast de leden van de NSC-fractie dat over deze bredere maatschappelijke gevolgen
                  met geen woord wordt gerept in de geannoteerde agenda en de Nederlandse inbreng in
                  het bijzonder. Deze leden vragen hoe dit komt. Is de Minister het met deze leden eens
                  dat de Europese discussie over verdere internationalisering van het mbo-onderwijs
                  alleen mag plaatsvinden als deze bredere maatschappelijke gevolgen daarbij ook in
                  overweging worden genomen? Kan de Minister deze leden toezeggen dat zij hierop bij
                  haar Europese gesprekspartners zal aandringen? Kan de Minister toezeggen dat zij de
                  inzet van voormalig Minister Bruins voortzet om in Europees verband tot een gelijker
                  speelveld te komen als het gaat om de publieke baten en lasten die met internationalisering
                  gepaard gaan, bijvoorbeeld door betere Europese regelgeving voor de aanspraak op studiefinanciering,
                  zo vragen deze leden.
               
Inbreng van de leden van de BBB-fractie
De leden van BBB-fractie constateren dat de Europese Commissie inzet op een Vaardigheidsunie
                  en een gemeenschappelijke onderwijsruimte. Deze leden pleiten voor behoud van nationale
                  onderwijsvrijheid en een focus op basisvaardigheden. Hoe waarborgt de Minister dat
                  de Nederlandse autonomie in het onderwijs behouden blijft binnen de Europese onderwijsruimte?
                  Is de Minister bereid om bij de verdere uitwerking van de Vaardigheidsunie expliciet
                  aandacht te vragen voor basisvaardigheden zoals taal, rekenen en digitale geletterdheid,
                  zo vragen deze leden.
               
II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
               
          Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 L. Bromet, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 C.H. Bosnjakovic , adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
