Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
36 711 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Bankwet 1998 en enige andere wetten in verband met de goede werking van het chartale betalingsverkeer (Wet chartaal betalingsverkeer)
Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 5 september 2025
Inleiding
De regering is de vaste commissie voor Financiën erkentelijk voor de aandacht die
zij aan het onderhavige wetsvoorstel heeft geschonken en voor de door haar daarover
gestelde vragen. De vragen zijn door de regering voorzien van een volgnummer en worden
zo veel mogelijk beantwoord in de volgorde van het door de commissie uitgebrachte
verslag. Voor zover vragen, vanwege overeenkomst in onderwerp, gezamenlijk beantwoord
zijn, is dit herkenbaar aan de afwijkende nummering.
I. Inleiding
De leden van de fracties van PVV, GroenLinks-PvdA, VVD, NSC, D66, BBB, CDA, SP, DENK,
SGP en ChristenUnie hebben kennisgenomen van de Wet chartaal betalingsverkeer, en
hebben nog een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zien de voorgestelde wet als een goede manier
om het betalen met contant geld mogelijk te blijven maken.
De leden van de NSC-fractie hebben altijd het belang van contant geld benadrukt als
basisvoorziening, die altijd aanwezig dient te zijn. Contant geld is daarbij onderdeel
van een breder pakket van goederen en diensten, zoals internet, energie, water en
voedsel, waarvan Nederland niet afhankelijk dient te zijn van derde landen.
De leden van de D66-fractie onderstrepen het belang van een inclusief en robuust betalingsverkeer
waarin iedereen, ongeacht digitale vaardigheid of sociaaleconomische positie, volwaardig
kan deelnemen. Contant geld vervult hierin een belangrijke publieke functie als publiek
betaalmiddel en als vangnet bij storingen in digitale systemen. Ze zijn dan in principe
ook positief over het voornemen om de toegankelijkheid en continuïteit van contant
geld wettelijk te borgen. Tegelijkertijd constateren ze dat dit niet de kern van het
probleem aanpakt: het niet kunnen meedoen aan het digitale betalingsverkeer, waarvoor
digitale inclusie cruciaal is. Daarom hebben deze leden enkele vragen en aandachtspunten
bij de uitwerking van dit wetsvoorstel.
De leden van de BBB-fractie zijn van mening dat de beschikbaarheid van contant geld
essentieel is voor een goed functionerende economie. Niet alleen is de toegang tot
chartaal geld belangrijk voor kwetsbare groepen zoals ouderen, daklozen en mensen
met een beperking, maar biedt het ook een uitweg bij bepaalde crises zoals landelijke
pinstoringen.
De leden van de CDA-fractie steunen het doel van deze wet om het beschikbaar en toegankelijk
blijven van contant betalingsverkeer te waarborgen. Om redenen van inclusiviteit en
als terugvaloptie bij storingen, vinden zij het dan ook terecht dat door middel van
deze wet het in stand houden van de chartale basisinfrastructuur en het leveren van
de chartale diensten daarop als dienst van algemeen economisch belang wordt aangemerkt.
De leden van de DENK-fractie onderkennen het belang van contant geld als wettig betaalmiddel
en als publieke voorziening. Tegelijkertijd constateren ze dat het wetsvoorstel onvoldoende
aandacht heeft voor de concrete praktijk van kleine ondernemers en gebruikers met
een kwetsbare positie.
De leden van de SGP-fractie zijn positief over dit wetsvoorstel, omdat het de toegankelijkheid
van contant geld verbetert. Ook in het licht van de aankomende acceptatieplicht van
contant geld, als gevolg van het amendement van de leden Dijk en Flach (Kamerstuk
36 228 nr. 19) zien zij de meerwaarde in van het voorliggende wetsvoorstel.
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn van mening dat de toegang tot het chartale
betalingsverkeer belangrijk is voor een volwaardige deelname aan onze samenleving
en economie. Voor deze leden is het van groot belang dat mensen die met contanten
willen betalen – of dat nu uit praktische of principiële redenen is – ook die mogelijkheid
hebben. Hiertoe is het wenselijk dat contant geld goed verkrijgbaar is, bijvoorbeeld
met een (regionaal) dekkend netwerk van pinautomaten. Initiatieven die deze situatie
verbeteren, kunnen op steun van deze leden rekenen.
ALGEMEEN
§ 1. Inleiding
1.
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat contant betalen een belangrijke rol
vervult in de Nederlandse samenleving, ondanks de afname van het aantal contante betalingen.
Zeker in de huidige periode waarin weerbaarheid van groot belang is, is het wenselijk
dat de toegang tot contant geld goed geregeld is. De leden vinden ook dat de toegang
tot contant geld goed geregeld moet zijn voor iedereen in Nederland. Dus onafhankelijk
van je woonplaats. Pinautomaten moeten beschikbaar zijn in de steden, maar ook op
het platteland. Wat hun betreft geldt dat ook voor de ondernemers, bijvoorbeeld in
de detailhandel. Het is belangrijk dat zij niet alleen maar de potentiële nadelen
ondervinden in het betalingsverkeer, zoals een acceptatieplicht van contant geld,
maar dat ook goed geregeld is dat zij geld kunnen afstorten in de nabijheid en tegen
redelijke tarieven. In algemene zin vragen deze leden zich af hoe dit wetsvoorstel
past in de onlangs gepresenteerde visie voor de financiële sector van het kabinet.
Met name daar waar het gaat om meer concurrentie en meer nieuwe toetreders.
De visie voor de financiële sector beschrijft het beleid van het kabinet ten aanzien
van de financiële sector, schetst de dilemma’s tussen verschillende belangen en beschrijft
de richtinggevende keuzes van het kabinet aan de hand van drie overkoepelende thema’s;
(1) goed functionerende markten, (2) verminderen van regeldruk en goed toezicht en
(3) toegankelijk betalingsverkeer en bescherming van de consument.1 Onder thema 1 benoem ik in de visie het belang van meer concurrentie, meer aanbod
en minder concentratie in het bankenlandschap en welke stappen het kabinet neemt om
dit te bewerkstelligen. Onder thema 3 is het belang van een goede beschikbaarheid
en bereikbaarheid van het betalingsverkeer, en contant geld in het bijzonder, expliciet
benoemd en heb ik aangegeven dat ik de beschikbaarheid van contant geld ga garanderen
met wetgeving.
Ik ben van mening dat deze twee belangen naast elkaar bestaan. Contant geld speelt
een belangrijke rol in het toegankelijk houden van het betalingsverkeer, bijvoorbeeld
voor mensen in een kwetsbare positie of als terugvaloptie bij storingen in het digitale
betalingsverkeer. In de Wet chartaal betalingsverkeer is rekening gehouden met concurrentie
en kleinere spelers. Zo geldt de verplichting om een landelijk dekkende basisinfrastructuur
van geldautomaten te verzorgen enkel voor grote banken en is de verplichting voor
banken om stortdiensten aan te bieden aan hun betaalrekeninghouders, mede naar aanleiding
van het advies van de Raad van State en de brief van een aantal banken, beperkt tot
middelgrote en grote banken.
2.
De leden van de VVD-fractie willen graag een overzicht van de overeenkomsten en verschillen
in de voorliggende wet met de vrijwillige afspraken in het Convenant Contant Geld.
68.
Ook vragen de leden van de SP-fractie welke maatstaf wordt aangehouden bij de bereikbaarheid
van geldopname en stort locaties. Graag ontvangen ze een overzicht met de verschillen
ten opzichte van de huidige situatie en de aankomende algemene maatregel van bestuur
hieromtrent.
De Wet chartaal betalingsverkeer heeft als doel om contant geld beschikbaar, bereikbaar
en betaalbaar te houden. Grootbanken worden onder andere verplicht om een landelijk
dekkend netwerk van geldautomaten te verzorgen, zowel voor het opnemen als voor het
storten van contant geld. Ook worden grote en middelgrote banken verplicht om hun
betaalrekeninghouders toegang te bieden tot stort- en opnamediensten van contant geld,
waarbij de tarieven voor zakelijke klanten worden gemaximeerd en particulieren deze
dienstverlening tegen een nultarief moeten ontvangen. Aan grotere geldtransportondernemingen
wordt een aantal verplichtingen opgelegd, waaronder de verplichting om periodiek aan
de Nederlandsche Bank (DNB) te rapporteren over hun financiële gezondheid.
De precieze eisen die gesteld worden aan de chartale infrastructuur worden op besluitniveau
vastgesteld via een algemene maatregel van bestuur (amvb). Momenteel werk ik aan de
uitwerking van deze amvb. De afspraken uit het Convenant contant geld gelden hiervoor
als uitgangspunt. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de mate waarin de artikelen
uit het Convenant worden overgenomen. Hierbij geldt dat de tekst uit het Convenant
niet één-op-één wordt overgenomen, onder andere omdat het convenant geen bindende
bepalingen of voorschriften bevat. Het Convenant bevat bijvoorbeeld een aantal inspanningsverplichtingen.
Omdat overtreding van dit wetsvoorstel tot bestuursrechtelijke handhaving kan leiden,
is het niet geheel passend om deze afspraken exact over te nemen in de wet of in de
amvb. Wel wordt hetzelfde beoogd: zorgen dat contant geld als betaalmiddel goed bruikbaar
blijft. Ook de onderwerpen uit het Convenant waarover het besluit geen regels stelt,
hebben de blijvende aandacht van het kabinet. Een voorbeeld is artikel 2, over terugvalopties
voor pinbetalingen. De amvb zal ik na de zomer consulteren.
Convenant contant geld
Besluit chartaal betalingsverkeer (amvb)
Artikel 1: Kwaliteit van chartale dienstverlening: Bereikbaarheid- en beschikbaarheidseisen
De amvb normeert de bereikbaarheid, beschikbaarheid en capaciteit van de voorzieningen
van de chartale basisinfrastructuur.
Artikel 2: Terugvalopties voor pinbetalingen
De wet en de amvb stellen geen regels over terugvalopties voor pinbetalingen. De Betaalvereniging
onderzoekt momenteel de haalbaarheid van een offline pinnen-oplossing. De voortgang
wordt in het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB) besproken.
Artikel 3: Inclusief betalingsverkeer
Wordt niet overgenomen in de amvb, dit wordt opgepakt via het MOB. De banken implementeren
zowel individueel als gezamenlijk verschillende acties om de toegankelijkheid van
hun dienstverlening te verbeteren. Dit doen zij in samenwerking met partners in het
sociaal domein.1 Binnen het MOB wordt regelmatig gesproken over de toegankelijkheid van het betalingsverkeer
en wordt de voortgang op dit vlak nauwgezet gemonitord, onder andere via de Toegankelijkheidsmonitor2.
Artikel 4: Tariferingsmodel Banken
De amvb maximeert de tarieven voor de chartale dienstverlening, waarbij de tarieven
voor particulieren om contant geld op te nemen en af te storten op nul worden gezet.
Artikel 5: Poortwachtersfunctie van banken
Wordt niet overgenomen. Er lopen verschillende trajecten zowel in MOB-verband (risicogebaseerde standaard contant geld, MOB-derisking, etc.) als daarbuiten. In mijn brief over de nieuwe anti-witwasaanpak3 zet ik het kabinetsbeleid ten aanzien van het tegengaan van witwassen uiteen en geef
ik aan welke acties in dit kader genomen worden.
Artikel 6: Acceptatie van contant geld
Geen onderdeel van deze wetgeving, maar van de Wet plan van aanpak witwassen. De regering
werkt aan een besluit met uitzonderingen op de nationale acceptatieplicht voor contant
geld.4
Artikel 7: Chartale dienstverleners
Wordt overgenomen. Geldtransport is onderdeel van de wet en de amvb.
Artikel 8: Veiligheid
De wet of amvb stelt geen regels over de veiligheid. De aanpak van plofkraken heeft
de blijvende aandacht van het kabinet.
Artikel 9: Transparantie en monitoring
Wordt op hoofdlijnen overgenomen. Voor haar toezichttaak ontvangt DNB informatie van
banken. Ook monitort zij de ontwikkelingen op het gebied van contant geld.
Artikel 10: Status Convenant en geschillenbeslechting
Niet van toepassing. In de Wet chartaal betalingsverkeer is opgenomen welke maatregelen
DNB kan nemen wanneer de verplichtingen uit de wet niet worden nageleefd.
Artikel 11: Convenant in de tijd
Niet van toepassing. In de evaluatieparagraaf van de wet (paragraaf 8) is opgenomen
hoe de verplichtingen geëvalueerd zullen worden. Daarnaast is er bewust voor gekozen
om de specifieke eisen in een onderliggende amvb uit te werken, zodat de amvb indien
nodig relatief gemakkelijk aangepast kan worden.
X Noot
1
Voor meer informatie zie https://toegankelijkbankieren.nl/activiteiten/
X Noot
2
Toegankelijkheidsmonitor consumenten en ondernemers 2024
X Noot
3
Kamerstukken II 2024/25, 31 477, nr. 113
X Noot
4
Kamerstukken II 2024/25, 36 228, nr. 24.
3.
Deze leden begrijpen dat een aantal zaken geregeld wordt in lagere regelgeving (algemene
maatregelen van bestuur, ministeriële regeling), met name vanwege de flexibiliteit.
Ze willen graag een totaaloverzicht van de lagere regelgeving en hoe de betrokkenheid
van het parlement is geregeld bij de lagere regelgeving in deze wet (zware of lichte
voorhang, nahangprocedure). En ze willen weten wanneer de lagere regelgeving beschikbaar
is c.q. afgerond is en wanneer de Tweede Kamer daarbij betrokken wordt. Dus graag
een planningsoverzicht. In de memorie van toelichting wordt op verschillende plekken
gesproken het «op besluitniveau regels vast stellen». Wat wordt daar precies mee bedoeld?
Met «op besluitniveau regels vaststellen» wordt bedoeld dat deze regels bij of krachtens
algemene maatregel van bestuur (amvb) worden vastgesteld. Die regels worden opgenomen
in het Besluit chartaal betalingsverkeer, dat na de zomer wordt geconsulteerd. Een
voorhang- of nahangprocedure is niet voorzien.
4.
De leden van de VVD-fractie snappen dat de acceptatieplicht voor contant geld geen
onderdeel uitmaakt van de onderhavige wet. Met een amendement is dit geregeld bij
de Wet plan van aanpak witwassen. Deze leden hebben tegen dit amendement gestemd,
niet omdat ze tegen acceptatie van contant geld is, maar omdat er met alle belanghebbende
partijen, betrokken bedrijven een goed proces moet worden doorlopen. Omdat ook uitzonderingen
belangrijk zijn, bijvoorbeeld in het kader van veiligheid. Op 21 oktober 2024 heeft
de Minister een reactie gestuurd op het amendement en aangegeven dat in het belang
van de rechtszekerheid noodzakelijk is om eerst een uitzonderingsbesluit uit te werken.
Ze zijn benieuwd naar de stand van zaken; wanneer wordt de Kamer hier uitgebreider
over geïnformeerd en wanneer wordt het uitzonderingsbesluit aan de Tweede Kamer voorgelegd?
5.
De leden van de SGP-fractie vragen naar de huidige stand van zaken met betrekking
tot de voorbereidingen voor de acceptatieplicht van contant geld.
Momenteel ben ik de uitzonderingen waar het amendement ruimte voor biedt aan het uitwerken.
Ik kijk hierbij onder andere naar uitzonderingen vanwege veiligheidsredenen en de
specifieke aard van de werkzaamheden, zoals bezorgdiensten en onbemande locaties.
Ik ben voornemens het uitzonderingsbesluit na de zomer te consulteren. Ik zal het
uitzonderingsbesluit daarna bij de Tweede Kamer voorhangen.
6.
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn voorstander van een acceptatieplicht voor
contant geld. Deze acceptatieplicht zou in eerdere instantie deel uitmaken van deze
wet, maar is geschrapt vanwege het aangenomen amendement op de Wet Plan van aanpak
witwassen. Zij vragen de regering in hoeverre het aangenomen amendement verschilt
van de voorgenomen maar geschrapte acceptatieplicht uit deze wet. Is de regering van
mening dat het beter was geweest om deze acceptatieplicht in een regulier wetgevingsproces
te implementeren, zodat ook uitvoeringstoetsen en een Raad van State-advies geraadpleegd
hadden kunnen worden? Is de regering voornemens dergelijke adviezen alsnog op te vragen
voor het reeds aangenomen amendement?
De Europese Commissie heeft in juli 2023 een voorstel gepubliceerd voor een Verordening
inzake contant geld als wettig betaalmiddel.2 Dit voorstel bevat onder andere een Europese acceptatieplicht voor contante betalingen.
Op dit moment wordt onderhandeld over dit voorstel in de Raad. Om te voorkomen dat
een nationale acceptatieplicht afweek van de Europese acceptatieplicht, heb ik ervoor
gekozen om geen nationale acceptatieplicht in dit wetsvoorstel op te nemen, of bij
de wet Plan van aanpak witwassen, waar de acceptatieplicht uiteindelijk via een amendement
is opgenomen. De acceptatieplicht is dus niet geschrapt uit dit wetsvoorstel, maar
in eerste instantie niet opgenomen. In het debat in de Tweede Kamer over de wet Plan
van aanpak witwassen heb ik het amendement voor de acceptatieplicht ontraden. Niet
omdat het kabinet inhoudelijk tegen een acceptatieplicht was, maar omdat dat wetsvoorstel
in de ogen van het kabinet niet het juiste wetsvoorstel was om de acceptatieplicht
te regelen. Daarnaast hebben er geen externe toetsen plaatsgevonden bij het opstellen
van het amendement en kan het amendement mogelijk in strijd zijn met de Europese verordening
over de status van contant geld als wettig betaalmiddel, waarover nog wordt onderhandeld.
Zoals ik heb aangegeven in de brief die ik in reactie op het amendement op de wet
Plan van aanpak witwassen aan uw Kamer heb gezonden3, ben ik voornemens om bij de uitwerking van het besluit met uitzonderingen diverse
toetsen op te vragen, onder andere bij de Raad voor de Rechtspraak, het Adviescollege
Toetsing Regeldruk, de Europese Centrale Bank en de Raad van State.
§ 2. Aanleiding
7.
De leden van de DENK-fractie vragen of de regering erkent dat kleine ondernemers nog
altijd sterk afhankelijk zijn van contant geld. Hoe is hun positie specifiek meegenomen
in de totstandkoming van dit wetsvoorstel?
71.
De leden van de DENK-fractie constateren dat het wetsvoorstel weinig aandacht besteedt
aan kleine ondernemers die afhankelijk zijn van contante betalingen. Kan de regering
toelichten hoe het wetsvoorstel de beschikbaarheid van chartale infrastructuur voor
deze groep waarborgt?
Contant geld speelt een belangrijke rol in het betalingsverkeer. Niet alleen voor
kleine ondernemers, maar ook voor grotere ondernemers en particulieren. De Wet chartaal
betalingsverkeer heeft als doel om contant geld beschikbaar, bereikbaar en betaalbaar
te houden, ook voor ondernemers. Hiervoor is het belangrijk dat er een goede toegang
is tot chartale dienstverlening en dat de dienstverlening betaalbaar is. Met het wetsvoorstel
worden grootbanken onder andere verplicht om een landelijk dekkend netwerk van geldautomaten
te verzorgen. Ook worden grote en middelgrote banken verplicht om hun betaalrekeninghouders
toegang te bieden tot stort- en opnamediensten van contant geld, waarbij de tarieven
voor zakelijke klanten worden gemaximeerd en particulieren deze dienstverlening tegen
een nultarief moeten ontvangen. Hiermee beoog ik ervoor te zorgen dat er voldoende
afstortfaciliteiten voor ondernemers tegen betaalbare tarieven blijven, voor zowel
kleine als grote ondernemers.
8.
In de memorie van toelichting lezen deze leden dat wordt erkend dat bepaalde mensen,
waaronder mensen met een visuele of mobiele beperking, senioren, mensen met een licht
verstandelijke beperking of mensen met een niet-westerse migratieachtergrond, relatief
vaak afhankelijk zijn van contant geld. Kan de regering aangeven welke concrete maatregelen
dit wetsvoorstel bevat om de toegang tot contant geld voor deze mensen te waarborgen?
Dit wetsvoorstel borgt op meerdere manieren dat contant geld toegankelijk en bruikbaar
blijft als betaalmiddel. Zoals beschreven op pagina 31 van de memorie van toelichting
dient de wet ervoor te zorgen dat alle betaalrekeninghouders, met inbegrip van mensen
in kwetsbare posities, naar eigen behoefte of voorkeur contant geld kunnen opnemen
en storten, zonder gehinderd te worden door slecht bereikbare of niet beschikbare
geldautomaten, te hoge tarieven of onredelijke voorwaarden. De wet borgt dat bancaire
dienstverlening behouden wordt en breidt deze uit naar meer banken. Daarnaast regelt
de wet een nultarief voor het storten en opnemen van bankbiljetten. Waar geen nultarief
gehanteerd wordt, gelden gemaximeerde tarieven om ervoor te zorgen dat de diensten
betaalbaar en daarmee toegankelijk blijven. Deze tariefstelling wordt nader ingevuld
bij amvb. Aanvullende eisen om in de toegankelijkheid van voorzieningen te voorzien
voor personen met een handicap worden gereguleerd door de Europese Toegankelijkheidsrichtlijn,
die op 28 juni 2025 van toepassing is geworden. Deze richtlijn is ook van toepassing
op geldautomaten en betaalterminals.
9.
De leden van de DENK-fractie vragen de regering welke waarborgen er op dit moment
bestaan voor kwetsbare groepen die in sterke mate afhankelijk zijn van contant geld,
nu de acceptatieplicht nog niet wettelijk is vastgelegd. Hoe wordt ervoor gezorgd
dat deze groepen niet onevenredig benadeeld worden zolang formele verplichtingen tot
acceptatie van contant geld ontbreken?
In het Convenant contant geld wordt onder andere de oproep gedaan aan winkeliers en
toonbankinstellingen om contant geld te blijven accepteren. De vertegenwoordigende
organisaties van retailers hebben in het Convenant toegezegd zich in te zetten dat
hun leden contant geld blijven accepteren. Uit onderzoeken van DNB blijkt dat de acceptatie
van contant geld in Nederland nog steeds hoog is.4 In juni is de wet Plan van aanpak witwassen met inbegrip van het amendement voor
een acceptatieplicht door de Eerste Kamer aangenomen, waardoor de acceptatieplicht
wettelijk vastgelegd zal worden.
10.
Daarnaast vragen de leden van de DENK-fractie zich af of de regering het wenselijk
acht om het opnemen van een acceptatieplicht voor contant geld in dit wetsvoorstel
achterwege te laten op basis van andere lopende wetgevingstrajecten, zoals het wetsvoorstel
Plan van aanpak witwassen en Europese regelgeving, die nog niet zijn afgerond en waarvan
de uitkomst nog onzeker is. Wordt hiermee niet het risico genomen dat er uiteindelijk
geen wettelijke acceptatieplicht tot stand komt, terwijl de behoefte daarvan maatschappelijk
urgent is?
Om interferentie tussen een nationale acceptatieplicht en het voorstel voor een Verordening
inzake contant geld als wettig betaalmiddel te voorkomen, was een nationale acceptatieplicht
geen onderdeel van deze wet. Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Plan van
aanpak witwassen door de Tweede Kamer is een amendement aangenomen om een acceptatieplicht
in de Nederlandse wet op te nemen. Op 10 juni heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel
plan van aanpak witwassen, inclusief de acceptatieplicht, aangenomen. Dit betekent
dat er een wettelijke acceptatieplicht gaat komen. Zoals ik heb aangegeven in mijn
brief richting de Eerste en Tweede Kamer vind ik het van groot belang dat contant
geld breed geaccepteerd blijft aan de toonbank en werk ik aan de uitwerking van een
uitzonderingsbesluit.5 Na de zomer wordt deze geconsulteerd.
11.
Deze leden vragen tot slot of de regering bereid is om in toekomstige wetswijzigingen
of uitvoeringsmaatregelen specifieke aandacht te besteden aan de bescherming van kleine
ondernemers die niet of beperkt kunnen overstappen op digitale betalingssystemen.
Zo ja, op welke wijze?
73.
De leden van de DENK-fractie wijzen op het risico dat ondernemers zonder toegang tot
digitale technologie of vaardigheden worden uitgesloten indien het betalen van contant
geld op termijn geleidelijk zal verdwijnen. Welke maatregelen neemt de regering om
de positie van deze groep ondernemers zonder toegang tot digitale technologie of vaardigheden
te beschermen?
Het wetsvoorstel zorgt ervoor dat er een goede chartale infrastructuur is met voldoende
voorzieningen om contant geld op te nemen en af te storten, en dat rekeninghouders
toegang hebben tot dienstverlening om hun contante geld op te nemen en af te storten.
Daarbij worden er maximumtarieven die banken aan zakelijke klanten mogen doorrekenen
vastgesteld voor het opnemen en storten van contant geld. Hiermee draagt de wet bij
aan een goede toegang tot contant geld voor zowel particuliere als zakelijke klanten,
waaronder kleine ondernemers die niet of beperkt kunnen overstappen op digitale betalingssystemen.
Daarnaast werk ik aan de uitwerking van een acceptatieplicht voor contant geld, waardoor
de acceptatie van contant geld aan de toonbank ook geborgd wordt.
§ 3. Probleembeschrijving
§ 3.1 Inrichting van en wisselwerking binnen de chartale keten
12.
De leden van de NSC-fractie vragen of het klopt dat het gebruik van contant geld niet
langer daalt, maar grosso modo stabiliseert.
Klopt het, zo vragen deze leden verder, dat contant geld onderdeel uitmaakt van het
noodpakket van 72 uur, dat de overheid adviseert voor noodsituaties? Deelt de regering
de mening dat het bedrag van 50 euro, dat in dat kader genoemd is, aan de lage kant
is? Is een bedrag van 200 euro niet een beter alternatief? Wanneer kan weer een voorlichtingscampagne
verwacht worden over noodpakketten, die aangehouden zouden moeten worden?
Het klopt dat het gebruik van contant geld stabiliseert. De afgelopen vijf jaar werd
circa twintig procent van de betalingen aan de kassa met contant geld verricht.6
De leden van de NSC-fractie vragen voorts naar het contant geldbedrag dat burgers
kunnen aanhouden in geval van noodsituaties. Het MOB heeft op 20 mei 2025 een advies
gepubliceerd over hoe consumenten en toonbankinstellingen zich kunnen voorbereiden
op noodsituaties waarin 72 uur lang het betalingsverkeer uitvalt.7 Het MOB adviseert consumenten onder andere om € 70 per volwassene en € 30 per kind
aan te houden. Dit advies is tot stand gekomen op basis van berekeningen van het Nationaal
Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud). Het bedrag ziet op de meest noodzakelijke
uitgaven in de eerste 72 uur na een ramp. Denk aan water, voeding en vervoer. Dit
bedrag is een richtlijn. Bovenal wordt er geadviseerd om als consument zelf goed na
te denken wat je in een dergelijke situatie nodig hebt en het bedrag waar nodig aan
te passen. Toonbankinstellingen wordt geadviseerd na te denken over alternatieve betaalopties
en voldoende wisselgeld aan te houden. Het MOB-advies is opgenomen in de «Denk vooruit»
campagne van de Rijksoverheid.
13.
Klopt het, zo vragen de leden van de NSC-fractie, dat grote stroom- en internetstoringen
nog steeds mogelijk zijn, en mogelijk zelfs vaker zullen voorkomen, zoals in Spanje
en Portugal op 28 april 2025?
Het is inderdaad mogelijk dat grootschalige stroom- en internetstoringen ook in Nederland
plaatsvinden. Daarom is het belangrijk om de samenleving hierop voor te bereiden en
vroegtijdig na te denken over gevolgen en het mitigeren van eventuele risico’s. Zo
kan het in huis hebben van voldoende contant geld zorgen voor een terugvaloptie als
het elektronisch betaalverkeer in dergelijke situaties uitvalt. Dit doet de regering
door na te denken over een scenario van 72 uur verstoring. Zie ook het antwoord op
vraag 12.
§ 3.2 Chartale dienstverlening
14.
De leden van de NSC-fractie vragen waarom het nultarief voor het opnemen en storten
van contant geld in een AMvB wordt geregeld en niet in de wet zelf. Zij overwegen
om een amendement in te dienen om het nultarief in de wet op te nemen, dan wel de
AMvB (al dan niet verzwaard) voor of na te laten hangen. Deze leden ontvangen daarover
graag een reactie van de regering. Ze wensen de AMvB ook te zien voordat de plenaire
behandeling van het wetsvoorstel begint.
Het regelen van het nultarief en de verdere tariefstelling voor het gebruik van de
chartale voorzieningen in een amvb vergroot de flexibiliteit van de regelgeving. Daarnaast
wordt op deze manier geregeld dat alle tariefstellingen op grond van deze wet duidelijk
vindbaar zijn op één plek. Het nultarief geldt alleen voor het onverpakt storten en
opnemen van biljetten tot een bepaalde limiet door particuliere betaalrekeninghouders.
Voor zakelijke klanten worden deze tarieven gemaximeerd. De amvb zal na de zomer in
consultatie worden gebracht.
15.
De leden van de NSC-fractie vragen wat de stand van zaken is m.b.t. het in september
2024 aangenomen amendement-Flach betreffende de acceptieplicht van contant geld. Gaat
hiervoor een «ja, tenzij»-regime gelden (acceptatie tenzij het echt niet anders kan)?
Bestaat er ook een acceptatieplicht ten aanzien van de herinneringsmunten van de KNM?
Bestaat deze acceptatieplicht alleen in Nederland of ook in andere eurolanden?
De indieners van het amendement geven de ruimte om uitzonderingen te stellen aan de
acceptatieplicht wegens de specifieke aard van de werkzaamheden of veiligheid. Deze
twee uitzonderingsgronden werk ik momenteel uit in een uitzonderingsbesluit. Hierbij
geldt een «ja, tenzij»-regime, dus een uitzondering geldt enkel wanneer het niet anders
kan. De acceptatieplicht geldt niet voor verzamelaarsmunten.8 De munten worden in het reguliere betalingsverkeer zelden tot nooit gebruikt, omdat
hun nominale waarde doorgaans lager ligt dan de waarde op de markt voor verzamelaarsmunten.
Daarnaast is het niet mogelijk om deze munten in te leveren bij muntstortautomaten.
Daarom is het niet proportioneel om van winkeliers te verwachten dat zij deze munten
accepteren, nu deze niet afgestort kunnen worden. Na de zomer zal ik het uitzonderingsbesluit
consulteren. Ik zal het uitzonderingsbesluit ook bij de Tweede Kamer voorhangen.
Ook vragen de leden van de NSC-fractie of er in andere eurolanden ook een acceptatieplicht
voor contant geld bestaat. Bij mij is bekend dat in ieder geval België, Frankrijk,
Italië, Oostenrijk, Portugal, Spanje, Slowakije en Estland een acceptatieplicht voor
contant geld hebben.
16.
Deze leden vragen ook of kan worden overwogen om een geografische beschikbaarheidsnorm
voor geldautomaten in te voeren. Zou deze beschikbaarheidsnorm grosso modo gelijk
kunnen staan aan de beschikbaarheidsnorm voor brievenbussen, oftewel een brievenbus
per 5000 inwoners? Ze overwegen ook hier een amendement over in te dienen.
Een bereikbaarheidsnorm voor geldautomaten is voorzien en wordt geregeld bij amvb.
Daarbij geldt het Convenant contant geld als uitgangspunt. Daarin is een vijfkilometernorm
voor geldautomaten opgenomen. Een afschrift van de ontwerpamvb wordt te zijner tijd
met uw Kamer gedeeld.
17.
De leden van de NSC-fractie vragen of de regering bereid is te overwegen om een nultarief
te introduceren voor het afstorten van contant geld voor goede doelen, kerkgenootschappen
en verenigingen. Is de regering bereid om het proces voor het afstorten van briefgeld
te vereenvoudigen, in lijn met het proces voor muntgeld?
Ik ben niet van plan om een nultarief te introduceren voor het afstorten van contant
geld voor goede doelen, kerkgenootschappen en verenigingen. Wel komt er een maximum
voor de kosten die banken mogen doorrekenen aan hun zakelijke klanten voor de chartale
diensten die zij afnemen. Ik vind het niet onredelijk dat zakelijke klanten een redelijke
maximumvergoeding betalen, gelet op het hogere volume aan contant geld dat zij hebben
ten opzichte van particulieren. Het instellen van een nultarief voor (een deel van
de) zakelijke klanten zou leiden tot hogere kosten voor de banken, die zij waarschijnlijk
vervolgens weer op een andere manier doorrekenen aan hun klanten, zowel particulier
als zakelijk. Wel ben ik in gesprek met de goede doelensector over hun zorgen omtrent
het afstorten van munt- en briefgeld, zodat zij hun inkomsten gemakkelijker en veiliger
kunnen afstorten.
18.
Voorts vragen de leden van de NSC-fractie of het begrip «chartale basisinfrastructuur»
nader gedefinieerd kan worden in een AMvB op grond van art. 3:267k lid 4, met aandacht
voor het aantal locaties waar automaten te vinden zijn en het aantal munt- en briefgeld
automaten per locatie. Kan de regering zeker stellen dat deze basisinfrastructuur
op ten minste hetzelfde niveau zal zijn als in het huidige Convenant Contant Geld
uit 2022?
Bij besluit worden eisen gesteld aan de bereikbaarheid en beschikbaarheid van de chartale
infrastructuur. Ook worden er eisen gesteld aan het aantal chartale voorzieningen.
Momenteel werk ik aan de uitwerking van deze amvb, waarbij ik onder andere het Convenant
contant geld als uitgangspunt neem om te voorkomen dat er verslechtering optreedt
ten opzichte van de afspraken gemaakt in 2022. Precieze locaties worden niet vastgesteld.
19.
De leden van de DENK-fractie constateren dat in de probleemstelling het afschalen
van de chartale voorzieningen is meegenomen. Ze vragen of het wetsvoorstel voldoende
duidelijkheid biedt over de verantwoordelijkheid voor het beschikbaar houden van contant
geld in kwetsbare gebieden en binnen wijken waar voorzieningen verdwenen zijn. Kan
de regering toelichten in welke mate het beschikbaar houden van contant geld in kwetsbare
gebieden en binnen wijken waar voorzieningen verdwenen zijn meegenomen zijn in dit
voorstel?
De beschikbaarheids- en bereikbaarheidseisen aan de chartale voorzieningen worden
bij besluit nader ingevuld. Hierin wordt rekening gehouden met dun- en dichtbevolkte
gebieden, bijvoorbeeld door het opnemen van een afstandsnorm en door hogere beschikbaarheidseisen
te stellen aan solitaire geldautomaten, zoals nu ook het geval is in het Convenant
contant geld.
20.
De leden van de SGP-fractie hechten grote waarde aan de toegankelijkheid van contant
geld, en de voorzieningen die daarvoor nodig zijn. Zo moet er volgens hen een voldoende
dekkend aanbod van geldautomaten zijn, zowel voor het opnemen als voor het storten
van geld. Klopt het dat dit wetsvoorstel hier in essentie niets voor regelt? Waarom
is daar niet voor gekozen? Acht de regering het wenselijk dat er aanvullende wetgeving
komt om de beschikbaarheid van geldautomaten te verhogen? Deze leden wijzen daarbij
ook naar de trend van een steeds mindere dekking van geldautomaten, waardoor bijvoorbeeld
ondernemers en goede doelen steeds meer moeite moeten doen om geld af te storten.
De precieze eisen die gesteld worden aan de chartale infrastructuur worden uitgewerkt
in een amvb. Momenteel werk ik aan de uitwerking van deze amvb. Het Convenant contant
geld geldt onder andere als uitgangspunt hierbij, om te voorkomen dat er verslechtering
optreedt ten opzichte van het Convenant. Grootbanken worden onder deze wet onder andere
verplicht om een landelijk dekkend netwerk van geldautomaten te verzorgen, zowel voor
het opnemen als voor het storten van contant geld. Bij amvb worden eisen gesteld aan
de capaciteit, bereikbaarheid (landelijke dekking) en beschikbaarheid van deze automaten.
Ook worden grote en middelgrote banken verplicht om hun betaalrekeninghouders toegang
te bieden tot stort- en opnamediensten van contant geld, waarbij de tarieven voor
zakelijke klanten worden gemaximeerd en particulieren deze dienstverlening tegen een
nultarief moeten ontvangen.
21.
De leden van de SGP-fractie vragen of de regering bij de invulling van de AMvB op
grond van artikel 3:267k ook nadere regels gaat stellen over de beschikbaarheid en
toegankelijkheid van geldautomaten. Kan de regering het antwoorden toelichten?
De precieze eisen voor de Wet chartaal betalingsverkeer worden uitgewerkt in een amvb.
Er worden onder andere eisen gesteld aan de bereikbaarheid van de chartale voorzieningen,
dus het aantal en de spreiding van de voorzieningen, en aan de beschikbaarheid van
de chartale voorzieningen, dus de mate waarin de voorzieningen daadwerkelijk werken.
Ook worden er bepaalde eisen opgenomen in de amvb over de tarieven die gerekend mogen
worden voor het opnemen en afstorten van contant geld, waarbij het tarief voor particulieren
op nul gezet wordt. De amvb zal ik na de zomer in consultatie brengen.
§ 3.3 Geldtransport
22.
De leden van de NSC-fractie vragen of het klopt dat het geldtransport in Nederland
grosso modo, voor 90 tot 95%, in handen is van het private bedrijf Brink’s. Deelt
de regering de mening dat deze quasi-monopolistische marktstructuur niet gezond is
en dit prijsopdrijvend gaat werken? Deelt de regering ook de mening dat dit het geldtransport
kwetsbaar maakt, terwijl het hier om een basisvoorziening gaat? Kan de regering in
overweging nemen om het bedrijf Brink’s te laten uitkopen door de BNG, de Volksbank
of een andere overheidsinstelling, teneinde het publieke belang hier veel steviger
te borgen?
In 2023 heb ik, samen met De Nederlandsche Bank (DNB), onderzoek laten doen naar de
toekomstige inrichting van de chartale keten. Eind mei 2023 heb ik het zogenoemde
TICKET-onderzoek aan uw Kamer aangeboden9. Uit het TICKET-onderzoek bleken geen acute risico’s voor uitsluiting van concurrenten
of uitbuiting van afnemers. Concurrentie is belangrijk voor een gezonde markt, maar
de sterke positie van Brink’s is op zichzelf niet verboden. De ACM kan op basis van
haar generieke mededingingsmandaat ingrijpen indien Brink’s misbruik maakt van haar
machtspositie. In dit kader is de ACM recent een onderzoek gestart vanwege een overname
van de Nederlandse tak van het Duitse Ziemann door Brink’s. De ACM onderzoekt of hierdoor
sprake is van een overtreding van de mededingingsregels.10 Het bedrijf Brink’s laten uitkopen door een overheidsinstelling is een zeer vergaande
maatregel, die niet per definitie tot meer concurrentie of betere dienstverlening
leidt. Het voorgestelde regime, dat gericht is op continuïteit, lijkt voor nu voldoende.
Daarmee sluit de regering niet uit dat er aanvullende maatregelen worden getroffen
als de situatie daar om vraagt.
§ 3.4 Doelen en alternatieven
23.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er met betrekking tot de beschikbaarheid van
contant geld in andere Europese landen al wettelijke verplichtingen voor banken gelden
(Zweden) of dat deze verplichtingen worden overwogen (Verenigd Koninkrijk, Ierland).
Hoe is dit aldaar precies vormgegeven, of wat behelzen de plannen? En wat zijn in
het geval van Zweden de bevindingen?
Sinds 2021 geldt er in Zweden een wet die banken verplicht om een bepaalde mate van
chartale dienstverlening aan te bieden. De wet verplicht banken om geldopnamevoorzieningen
en stortvoorzieningen aan te bieden. De wet bepaalt onder andere dat 99,7% van de
bevolking binnen 25 kilometer een geldopnamepunt tot zijn beschikking heeft. Deze
norm is vergelijkbaar met de Nederlandse vijfkilometernorm, waarbij de norm in Zweden
gebaseerd is op een groter aantal kilometers aangezien Zweden veel minder dichtbevolkt
is dan Nederland. Banken met een betaalrekeningportefeuille boven een bepaalde omvang
moeten zorgen dat de infrastructuur daarmee in lijn is. De Zweedse centrale bank houdt
toezicht op de verplichtingen.
In opdracht van het Zweedse Ministerie van Financiën is onderzoek gedaan naar de effecten
van deze maatregelen. In Zweden is gebleken dat banken hun wettelijke verplichtingen
naleven, maar niet verder gaan dan de wet vereist. Ook blijken de stortvoorzieningen
niet toereikend. Geconcludeerd wordt dat aanvullende wetgeving nodig is om rekening
te houden met de behoefte van particuliere en zakelijke rekeninghouders. Ook wordt
geadviseerd om de tarieven te reguleren. De huidige inzet van overheidsmiddelen voor
de chartale infrastructuur wordt voldoende geacht. De regering houdt met deze bevindingen
rekening bij de invulling van de Nederlandse wetgeving.
In het Verenigd Koninkrijk zijn in 2023 en 2024 verplichtingen over contant geld geïntroduceerd.
De Financial Conduct Authority (FCA) ziet erop toe dat aangewezen banken de toegang
tot en de behoefte voor contant geld in regio’s moeten nagaan, en bij gebrekkige toegang
extra voorzieningen moeten bieden. Een bank moet voor alternatieven zorgen bij het
sluiten van een fysiek bankkantoor. De FCA-regels hebben onder andere geleid tot het
openen van «banking hubs» met opname- en stortdiensten.
In Ierland stelt de Finance (Provision of Access to Cash Infrastructure) Act 2025 eisen aan de toegang tot contant geld. De wet stelt onder andere bereikbaarheidseisen
aan geldautomaten en bemande dienstverleningspunten. De Ierse Minister van Financiën
kan de tarieven voor cashgebruik gaan reguleren. De verplichtingen gelden voor banken,
waarbij gekeken wordt naar het aantal betaalrekeningen en de deposito’s van huishoudens.
Ook kent Ierland een registratieplicht voor zogenoemde independent ATM deployers (IAD’s)11 en geldtransportondernemingen. De Ierse centrale bank houdt toezicht op de verplichtingen.
24.
De leden van de NSC-fractie vragen waarom belangrijke bepalingen van dit wetsvoorstel
beperkt zouden moeten blijven tot banken met meer dan 3.000.000 rekeninghouders, en
niet 500.000 of 50.000 rekeninghouders. Welk deel van de consumenten zou er in deze
laatste twee gevallen ook onder vallen? Welk deel van de rekeninghouders valt onder
de drie grootbanken?
Alleen de grootste banken (een bank met meer dan drie miljoen in Nederland woonachtige
of gevestigde betaalrekeninghouders) krijgen de verplichting om ervoor te zorgen dat
de chartale basisinfrastructuur er is en blijft. Dit houdt concreet in dat zij in
samenwerking met andere banken waarop deze verplichting rust, moeten zorgen voor landelijk
dekkende en adequate voorzieningen voor het opnemen en storten van eurobankbiljetten
en munten. In de praktijk betekent het dat de huidige aandeelhouders van Geldmaat,
de enige bestaande aanbieder van opname- en afstortmogelijkheden die het hele land
dekt, hiervoor verantwoordelijk blijven. Het óók opleggen van die verplichting aan
kleine en middelgrote banken zou niet proportioneel en niet goed uitvoerbaar zijn;
het is tenslotte makkelijker om met een beperkt aantal banken te overleggen over de
vormgeving van de chartale infrastructuur dan wanneer ook kleine en middelgrote banken
hierover meebeslissen en bovendien zou een kleine bank met een veel kleinere invloed
op het realiseren van die verplichting mogelijk ook gesanctioneerd worden als de basisinfrastructuur
niet aan de eisen voldoet.
Banken met meer dan 50.000 betaalrekeninghouders (vrijwel alle Nederlandse consumentenbanken)
moeten hun klanten (gratis) biljetopnames aanbieden, en banken vanaf 500.000 betaalrekeninghouders
ook storten. Ongeveer 70% van alle betaalrekeningen wordt aangeboden bij de drie grootbanken.
Echter, veel inwoners met een rekening bij een kleinere bank hebben ook een rekening
bij één van de grootbanken. Naar schatting van DNB heeft 90% van de inwoners een betaalrekening
bij ten minste één van de drie grootbanken. Banken met meer dan 500.000 betaalrekeninghouders
bieden samen 97% van het totaal aantal betaalrekeningen aan. Banken met meer dan 50.000
betaalrekeninghouders bieden samen 99+% van het totaal aantal betaalrekeningen aan.
Deze werkwijze sluit aan bij de huidige situatie waarin de drie grootbanken een landelijk
dekkende chartale infrastructuur onderhouden en waarin de klanten van andere banken
daar toegang tot hebben, alsook bij de afspraken in het huidige Convenant contant
geld.
§ 3.5 Chartale dienstverlening in Caribisch Nederland
25.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat Caribisch Nederland buiten
de reikwijdte van deze wet is gelaten. Waarom is hiervoor gekozen? Zijn daar geen
signalen dat beschikbaarheid van contant geld onder druk staat?
In de memorie van toelichting ga ik in op de verschillen in kenmerken tussen de Europees-Nederlandse
markt en de Caribisch Nederlandse markt en waarom ik de afweging gemaakt heb om het
wetsvoorstel niet voor Caribisch Nederland te laten gelden. In Caribisch Nederland
is het gebruik van contant geld nog zeer gangbaar. Voor Bonaire heb ik geen signalen
dat de voorziening voor contant geld onder druk staat. Op dit eiland zijn circa 15
geldautomaten beschikbaar voor de 25.000 inwoners. Door gebrekkige connectiviteit
en het insulaire karakter van de Bovenwindse Eilanden zijn geldautomaten aldaar minder
vaak functionerend dan wenselijk en is het aanbod zeer beperkt. Daarom gaat DNB dit
jaar, via een internationale, onafhankelijke geldautomatenaanbieder, op zowel Saba
als op Sint Eustatius meerdere geldautomaten aanbieden en beheren. Hierdoor is de
contant geldvoorziening op beide eilanden afdoende geborgd en toekomstbestendig.
26.
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat er verschillen zijn met betrekking tot het
betalingsverkeer in Europees Nederland en in Caribisch Nederland (Bonaire, Sint Eustatius,
Saba). Deze leden snappen dat er verschillende wetten van toepassing zijn. In 2012
is de Wet financiële markten BES ingevoerd. Dat laat onverlet dat er wel grote problemen
zijn als het gaat om de bancaire dienstverlening en het betalingsverkeer op de BES-eilanden.
In de toelichting wordt gezegd dat er vooral uitdagingen zijn op de kleinere bovenwindse
eilanden, met name Saba. Maar deze leden zijn van mening dat de problemen breder zijn
dan alleen Saba. Ze hebben inmiddels vernomen dat ING van plan is om de inwoners van
Saba en Sint Eustatius alle bankdiensten aan te bieden. In 2026 wordt het definitieve
besluit genomen, waarna dan eind 2026 van start gegaan kan worden. De leden van de
VVD-fractie hebben eerder aandacht gevraagd voor de problemen met bancaire dienstverlening
en betalingsverkeer op de BES-eilanden en zijn dus blij met deze stap. Ze vragen zich
wel af waarom het voor Bonaire niet ook geregeld is of wordt. Het moet echter niet
van één financiële instelling afhankelijk zijn. Eigenlijk zou het gewoon ook goed
in de wet- en regelgeving geregeld moeten worden. Waarom is er niet voor gekozen om
de beschikbaarheid van geldautomaten ook direct te regelen voor de BES, en dan dus
in de Wet financiële markten BES? Wat is daar op tegen? Hoe zou dat alsnog geregeld
kunnen worden?
Om het voor ING mogelijk te maken om vanuit Europees Nederland actief te worden heb
ik voor iedere bank in Europees Nederland het zetelvereiste verlicht voor Saba en/of
Sint Eustatius. Dit houdt in dat een bank met een zetel in Europees Nederland aldaar
bancaire diensten mag verlenen zonder de wettelijk verplichte zetel aldaar (of op
Curaçao of Sint Maarten). Deze verlichting heb ik ingevoerd omdat ik zie dat er op
beide eilanden sprake is van marktfalen op de markt van de bancaire dienstverlening.
Op zowel Saba als Sint Eustatius is maar één bank per eiland fysiek aanwezig. Op Sint
Eustatius is het dienstenaanbod redelijk en wordt deze tegen een, naar regionale standaarden,
normale prijs aangeboden, maar is onder meer sprake van zeer lange doorlooptijden,
onstabiele beschikbaarheid van contant geld en beperkte klantenservice.
Op Saba functioneert de markt niet naar behoren; burgers moeten maanden wachten op
het openen van een rekening. Sabanen ervaren veel problemen met het vernieuwen van
bankkaarten en de kosten voor transacties binnen en met name buiten Saba zijn zeer
hoog, ook naar regionale standaarden.
De verlichting van het zetelvereiste voor Saba en Sint Eustatius door middel van een
ministeriële regeling is omwille van deze uitzonderlijke situatie op die eilanden
gerechtvaardigd. Het wettelijke zetelvereiste aanpassen zodat ook Europees Nederlandse
banken zonder zetel actief mogen worden op Bonaire komt neer op een fundamentele wijziging
van de Wfm BES. Het is derhalve niet mogelijk via een uitzondering bij ministeriële
regeling een dergelijk structurele wijziging door te voeren. Uit rapporten blijkt
overigens dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat er sprake is van marktfalen
op de financiële markt van Bonaire.12
In Caribisch Nederland wordt contant geld nog veelvuldig gebruikt en geaccepteerd.
Vanwege de kleine omvang en insulaire karakter van Saba en Sint Eustatius staat daar
de beschikbaarheid van de geldautomaten onder druk, de bevoorrading moet door de lucht
en als een geldautomaat uitvalt moet de monteur ingevlogen worden. Om de beschikbaarheid
van contant geld duurzaam te garanderen gaat DNB dit jaar meerdere geldautomaten aanbieden
en beheren op Saba en Sint Eustatius om de toekomstbestendigheid van de chartale infrastructuur
op beide eilanden te waarborgen.
27.
De leden van de NSC-fractie vragen of ervan kan worden uitgegaan dat ook in Caribisch
Nederland het opnemen en storten van chartaal geld kosteloos blijft. Blijft het opnemen
en storten van chartaal geld kosteloos in zowel dollars als in euro’s?
Het opnemen of storten van contant geld is momenteel niet gratis bij de huidige banken
in Caribisch Nederland. Het is aan de individuele bank in Caribisch Nederland of zij
kosten rekent voor de opname of storting van contant geld. De lokale markt van bancaire
dienstverlening is wezenlijk anders dan in Europees Nederland en de kostenkaders daarom
ook.
Ik begrijp dat deze kosten een verschil zijn met Europees Nederland. Hierbij wil ik
opmerken dat het aanbieden van contant geld in Caribisch veel kostbaarder is dan in
Europees Nederland als gevolg van de grote afstanden, het insulaire karakter en de
geringe marktomvang. Ook is de vraag naar contant geld in Caribisch Nederland groter
dan in Europees Nederland. Bovendien zijn alle in Caribisch Nederland actieve banken
dochters van banken op Curaçao of Sint Maarten. In de Caribische regio is het zeer
gebruikelijk dat banken kosten rekenen voor het storten of opnemen van contant geld.
28.
De leden van de D66-fractie vragen welke afweging de regering heeft gemaakt bij het
niet opnemen van Caribisch Nederland in dit wetsvoorstel. Wordt daar toch de vinger
aan de pols gehouden, en op welke manier wordt maatwerk geboden bij bestaande uitdagingen?
Vanwege verschillen in kenmerken van de markten tussen Europees Nederland en Caribisch
Nederland heb ik de afweging gemaakt om dit wetsvoorstel niet toepasbaar te maken
voor Caribisch Nederland. Deze verschillen heb ik geduid in de eerdere beantwoording
en de memorie van toelichting.
Wel volg ik het niveau van de bancaire dienstverlening nauwlettend. Op de Bovenwindse
eilanden komt het voor dat contant geld beschikbaar is maar dat het niet opgenomen
kan worden als gevolg van een storing van de geldautomaat. Daarom ben ik blij dat
DNB maatwerk kan leveren en op Saba en Sint Eustatius moderne geldautomaten gaat aanbieden
en beheren via een onafhankelijke geldautomatenaanbieder. Hierdoor verdubbelt het
aantal beschikbare geldautomaten op beide eilanden en wordt de kans dat meerdere geldautomaten
tegelijkertijd niet functioneren sterk verkleind.
§ 4. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
§ 4.1 Chartale basisinfrastructuur
29.
De leden van de PVV-fractie merken op dat er de facto sprake is van verplichte aansluiting
op de Geldmaat-infrastructuur voor kleinere partijen (gemeten naar balanstotaal) op
basis van het aantal gebruikers. Van kleinere banken (gemeten naar balanstotaal) ligt
hun winst per gebruiker tot wel veertig keer lager dan bij traditionele grootbanken
zoals ING, Rabobank en ABN AMRO. Deze leden vragen zich hierom af of de regering zich
bewust is dat het hanteren van een gebruikersdrempel als enige criterium leidt tot
een disproportionele financiële belasting voor innovatieve banken, en daarmee een
risico vormt voor een gezonde concurrentiepositie binnen de sector. Hoe beoordeelt
de regering dit?
De hoeveelheid betaalrekeninghouders is een goede indicator van de positie die een
bank inneemt in het betalingsverkeer. Daarnaast is er bij de vormgeving van de verplichtingen
rekening gehouden met proportionaliteit. Enkel de grote banken13 worden verplicht om de chartale basisinfrastructuur te verzorgen. Daarnaast moeten
grote banken hun betaalrekeninghouders toegang bieden tot de gehele chartale basisinfrastructuur
om eurobankbiljetten en eurobankmunten op te nemen en af te storten. Middelgrote banken,
die 500.000 tot 3 miljoen betaalrekeninghouders hebben, worden niet verantwoordelijk
voor het aanbieden van de chartale basisinfrastructuur en hoeven hun klanten enkel
toegang te bieden tot de voorzieningen om eurobankbiljetten op te nemen en onverpakt
af te storten. Zij hoeven hun betaalrekeninghouders geen toegang te bieden tot de
voorzieningen voor andere vormen van afstorten, zoals het verpakt storten van biljetten,
of het opnemen of storten van munten. De eenmalige kosten voor de aansluiting van
de chartale basisinfrastructuur bedragen, afgezet tegen 500.000 betaalrekeninghouders,
€ 1,30 per betaalrekeninghouder. Dit bedrag lijkt op voorhand niet disproportioneel.
Daarbij houdt DNB toezicht op de kosten voor het gebruik van de chartale infrastructuur
en de voorwaarden die de chartale dienstverleners hieraan stellen. Hiermee wordt een
balans gevonden tussen een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor innovatieve en buitenlandse
dienstverleners en een robuuste en toekomstbestendige chartale keten.
30.
Daarnaast willen de leden van de PVV-fractie weten waarom in andere EU-lidstaten,
zoals Ierland en Spanje het balanstotaal wordt gebruikt als maatstaf voor toetreding
tot soortgelijke verplichtingen. Waarom wordt in het wetsvoorstel niet aangesloten
bij deze landen die het balanstotaal wel als proportioneel en controleerbaar beschouwen?
Dergelijke overwegingen hebben ze ook niet in de memorie van toelichting kunnen teruglezen.
Klopt het dat de zorgen van kleinere (gemeten naar balanstotaal) innovatieve banken
over de onevenwichtigheid van de voorgestelde drempel niet zijn verwerkt in de memorie
van toelichting? En zo ja, wat is hiervan de reden?
Het klopt dat er landen zijn die wetgeving hebben op het gebied van de toegang tot
de chartale infrastructuur, waarbij (onder andere) het balanstotaal als maatstaf gebruikt
wordt. Ik heb niet voor de maatstaf van het balanstotaal gekozen, omdat het een minder
goed beeld geeft van de rol die een bank speelt in het betalingsverkeer. Uit het balanstotaal
is vooral de omvang van het leenbedrijf van de bank op te maken, maar hieruit valt
niet af te leiden aan hoeveel klanten de bank betaaldiensten verleent. Een bank met
een relatief kleine balans kan alsnog veel klanten hebben die een behoefte aan contant
geld hebben. De hoeveelheid betaalrekeninghouders is daarentegen een goede indicator
van de positie die een bank inneemt in het betalingsverkeer. Daarbij is de hoeveelheid
betaalrekeninghouders een maatstaf die proportioneel en makkelijk controleerbaar is
en weinig ruimte voor andere interpretatie biedt. Dit leidt tot een duidelijkere en
beter uitvoerbare norm. Deze cijfers worden gemonitord door DNB.
31.
In het verlengde hiervan willen de leden van de PVV-fractie weten of de regering onze
mening deelt dat de beoordeling van het verschil tussen banken met veel klanten en
weinig vermogen (zoals digitale consumentenbanken) en banken met weinig klanten maar
grote balansen (zoals Private Banks), op een enkel criterium onvoldoende is. Is de
regering bereid om een hybride model te overwegen, bijvoorbeeld een ondergrens van
500.000 gebruikers én een balanstotaal van circa EUR 50 miljard – 100 miljard. Zo
nee, hoe wil de regering dan omgaan met de genoemde verschillen tussen banken?
34.
Ten slotte vragen de leden van de PVV-fractie aan de regering of ze bereid is om alternatieve
modellen aan de Kamer voor te leggen, inclusief een analyse van de gevolgen per type
bank. Heeft de regering een overzicht opgesteld van de afwegingen per drempelmodel
(gebruikersaantallen, balanstotaal, hybride)? Zo ja, kan de regering dat delen?
36.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat de grenzen voor de wettelijke
verplichtingen alleen worden gelegd bij het klantenaantal, en niet bij het balanstotaal.
Waarom is er gekozen voor deze eenzijdige grensbepaling? Is het niet logischer om
uit te gaan van het balanstotaal omdat dat meer zegt over de proportionaliteit van
de extra transactiekosten die gemoeid zijn met het overschrijden van de drempelwaarde?
Zou een combinatie van deze twee grensbepalingen een mogelijkheid zijn?
De maatstaf van betaalrekeninghouders geeft de rol die bank speelt in betalingsverkeer
weer. Zoals in antwoord op vraag 30 aangegeven, kan een bank met een kleinere balans
alsnog veel betaaldiensten aanbieden. Er is geen aanleiding om te veronderstellen
dat de draagkracht van banken met een kleiner balanstotaal onvoldoende is om de gestelde
verplichtingen met de huidige maatstaf te kunnen dragen. Er wordt rekening gehouden
met de verschillen tussen banken, door de reikwijdte van de verplichtingen die voortvloeien
uit dit wetsvoorstel te beperken naargelang de hoeveelheid betaalrekeninghouders een
bank heeft. Los van de relatief beperkte aansluitkosten (zie eveneens het antwoord
op vraag 30) zijn de meeste andere kosten variabel. Een hybride drempelmodel lijkt
daarmee niet noodzakelijk en maakt de norm complexer en moelijker uitvoerbaar. Daarnaast
leidt dit ertoe dat een grotere groep klanten geen toegang meer zou hebben tot bepaalde
chartale dienstverlening. Gezien het bovenstaande zie ik onvoldoende noodzaak om een
overzicht van drempelmodellen en de gevolgen voor banken op te stellen.
32.
Ook willen de leden van de PVV-fractie weten hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot
de ambitie van de regering om innovatie en concurrentie op de Nederlandse bankenmarkt
te versterken. Is de regering zich bewust van het feit dat de voorgestelde inrichting
van de toetredingsplicht kan leiden tot minder concurrentie, hogere kosten voor consumenten
en vertraging van innovatie? Indien kleine banken (gemeten naar balanstotaal) door
deze verplichting moeten bezuinigen op bijvoorbeeld klantacquisitie of technologische
vernieuwing, zal dat ten koste gaan van het aanbod voor consumenten.
Graag verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 1. Het wetsvoorstel doet niet af aan
de ambitie om innovatie en concurrentie op de Nederlandse bankenmarkt te versterken.
Er wordt in dit wetsvoorstel rekening gehouden met de positie van de bank in het betalingsverkeer,
waardoor Nederland aantrekkelijk blijft voor innovatieve dienstverleners. Een bijdrage
aan de circulatie van contant geld wordt pas van hen verwacht als zij een bepaald
aantal betaalrekeninghouders woonachtig of gevestigd in Nederland hebben bereikt.
Daarnaast zou een verplichting om bepaalde chartale diensten aan te bieden er juist
ook toe kunnen leiden dat klanten die nu bij een grootbank zitten alsnog willen overstappen
naar een kleinere bank, omdat zij weten dat zij daar ook recht hebben op basale chartale
diensten.
33.
Deze leden vragen voorts of de regering het standpunt deelt dat het huidige voorstel
leidt tot een zeer scheve verhouding tussen kosten en draagkracht per type bank. Hoe
zit de regering dit?
Het wetsvoorstel houdt juist rekening met de draagkracht van de verschillende banken
in de sector. De grootste banken krijgen de taak om de chartale basisinfrastructuur
te verzorgen, de middelgrote en kleine banken niet. Middelgrote en kleine banken maken
daarvoor dus geen extra kosten (behalve die voor het gebruik door hun klanten), maar
hebben wel profijt van de infrastructuur. Er is ook een onderscheid aangebracht in
het type voorzieningen dat de banken moeten aanbieden. Alleen de grote banken moeten
verpakt storten en muntdiensten aanbieden, terwijl dit niet verwacht wordt van de
middelgrote en kleine banken. Middelgrote banken betalen alleen mee aan de infrastructuur
naar rato van het aantal transacties, waarbij DNB toezicht houdt op het rekenen van
eerlijke tarieven door de aanbieders van de infrastructuur.
35.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen zich af of de concentratie bij een
aanbieder van geldautomaten in het belang is van de consument. Ze vragen in hoeverre
het gebruik van alternatieve aanbieders zoals IAD’s (Independant ATM Deployers, onafhankelijke
geldautomatenexploitanten) kan bijdragen aan de belangen van consumenten. Wordt het
gebruik daarvan gestimuleerd of belemmerd binnen deze wet?
De wet schrijft niet voor dat de concentratie van geldautomaten bij één aanbieder
moet komen te liggen. Op dit moment is Geldmaat echter de enige aanbieder van een
landelijk dekkend netwerk van geldautomaten en maken de grote banken die onder de
verplichting gaan vallen om de chartale infrastructuur te verzorgen al gebruik van
de diensten van Geldmaat. De wet heeft voor IAD’s slechts beperkte gevolgen. Het gebruik
van hun automaten wordt niet gestimuleerd noch belemmerd. Het opnemen en storten van
contant geld is een basisbankdienst, omdat banken ervoor dienen te zorgen dat hun
klanten het girale geld op een bankrekening omgezet kan worden in contant geld. IAD’s
vervullen een andere rol binnen het chartale betalingsverkeer. Zij bieden geen bankrekening
aan en dragen beperkt bij aan de bereikbaarheid van de chartale infrastructuur, doordat
zij veelal op toeristische plekken staan in tegenstelling tot Geldmaat-geldautomaten
die ook in minder bevolkte gebieden staan. Om die reden is er ook voor gekozen om
de geldautomaten van IAD’s niet mee te laten tellen in de bereikbaarheidsnorm. Het
blijft voor de aanbieders van IAD’s mogelijk om geldautomaten te plaatsen en op die
manier met de bancaire geldautomaten te concurreren.
37.
In artikel 3:267k wordt de chartale basisinfrastructuur geregeld. De leden van de
VVD-fractie lezen dat het vierde lid de grondslag biedt om eisen te stellen aan deze
voorzieningen. Deze leden vinden ook dat de toegang tot contant geld goed geregeld
moet zijn voor iedereen in Nederland. Dus onafhankelijk van je woonplaats. Pinautomaten
moeten beschikbaar zijn in de steden, maar ook op het platteland. En ook voor de ondernemers
moeten de voorzieningen goed geregeld zijn. Deze leden vinden het cruciaal dat de
Kamer bij deze lagere regelgeving wordt betrokken.
De leden van de VVD-fractie lezen verder dat de huidige vijfkilometernorm voor het
opnemen van bankbiljetten wordt betrokken bij het opstellen van de lagere regelgeving.
Wat wordt hier precies mee bedoeld? Zij nemen aan dat deze norm gewoon wordt overgenomen
c.q. opgenomen in de lagere regelgeving. Verder vragen ze zich af aan welke eisen
verder nog wordt gedacht. Komt er een norm voor het afstorten van geld? Komt er een
norm voor het storten en opnemen van munten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waaraan wordt
dan gedacht? En wanneer is deze lagere regelgeving gereed?
De toegang tot contant geld moet goed geregeld zijn voor iedereen in Nederland. Daarom
deze wet ingediend en worden de verdere eisen aan de chartale infrastructuur uitgewerkt
in een amvb. Momenteel werk ik aan de uitwerking van deze amvb, waarbij de afspraken
uit het Convenant contant geld onder andere als uitgangspunt worden gebruikt. De vijfkilometernorm
is een van die afspraken en ik ben voornemens deze over te nemen. Ook leg ik in de
amvb bereikbaarheid- en beschikbaarheidsnormen vast voor het opnemen en het afstorten
van munt- en briefgeld. Daarnaast zullen maximumtarieven gesteld worden voor particuliere
en zakelijke betaalrekeninghouders. Na de zomer zal ik de amvb openbaar consulteren.
38.
De leden van de VVD-fractie vragen ook waarom IAD’s ofwel andere aanbieders van geldautomaten
geen onderdeel kunnen zijn van het voorzieningenniveau.
Graag verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 35. Naast dat IAD’s en andere aanbieders
van geldautomaten een andere rol vervullen in het betalingsverkeer, is de bijdrage
van IAD’s aan de bereikbaarheid van de chartale infrastructuur een stuk kleiner. IAD’s
staan vaak in toeristische en dichtbevolkte, stedelijke gebieden, waar ook Geldmaatautomaten
staan. Het plaatsen van IAD’s wordt verwelkomd, maar dit draagt niet bij aan het door
wet- en regelgeving vereiste voorzieningenniveau.
39.
Eerder in de memorie van toelichting lezen deze leden dat gedacht wordt aan eisen
op het gebied van het aantal, de bereikbaarheid en de beschikbaarheid van automaten,
hun plaatsing, capaciteit en uiterlijk. Waaraan wordt gedacht als het gaat om eisen
qua uiterlijk?
Bij amvb wordt geregeld dat er aanvullende eisen kunnen worden gesteld aan het uiterlijk
van de voorzieningen. Met het oog op de toekomst is het belangrijk dat eventuele nieuwe,
innovatieve voorzieningen voor iedereen onmiddellijk herkenbaar zijn als onderdeel
van de chartale basisinfrastructuur.
40.
De leden van de VVD-fractie merken op dat het denkbaar is dat een bank in de toekomst
boven de grenzen (50.000, 500.000 en 3.000.000) komt die gesteld worden. Hoe gaat
dat geregeld worden, want het aantal betaalrekeninghouders kan natuurlijk schommelen
en dan is het zeker lastig als je net rond de grenzen schommelt. Hoe wordt daar mee
omgegaan? Hoe gaat dat in de praktijk werken? Waarom is er niet een overgangstermijn
in dat soort gevallen? Bijvoorbeeld dat je een bepaalde tijd boven de grens moet zitten.
DNB heeft zicht op welke banken boven de gestelde grenzen komen en kan partijen inlichten
wanneer zij boven de grens lijken te komen en onder de verplichtingen zullen vallen.
Artikel 3:267n Wft zal bovendien bepalen dat een bank jaarlijks kennisgeeft aan DNB
van het aantal in Nederland woonachtige of gevestigde betaalrekeninghouders als dit
aantal hoger is dan veertigduizend. DNB heeft dus al zicht op het aantal betaalrekeninghouders
voordat de grens van vijftigduizend betaalrekeninghouders wordt bereikt. Dat neemt
niet weg dat schommeling rond de grenzen plaats kan vinden. De bank moet er zelf voor
zorgen dat zij aan de verplichting voldoet op het moment dat die op haar van toepassing
is.
41.
De leden van de VVD-fractie willen graag weten welke banken straks onder welk regime
gaan vallen. Voor de grote banken is het duidelijk, maar waar vallen Bunq, de Volksbank,
Van Lanschot, Revolut, etc. straks onder? Wat zijn de gevolgen van de aangepaste wet-
en regelgeving voor deze kleine en middelgrote banken in de praktijk? Welke diensten
moeten de kleine en middelgrote banken straks wel leveren of aan meedoen, die ze nu
niet hebben? En welke gevolgen heeft dit, onder meer waar het gaat om cliëntenonderzoeken?
Want die zijn anders en zwaarder voor het storten van geld. In hoeverre belemmert
dit in de toekomst de doorgroei van nieuwe toetreders op de Nederlandse markt?
Het precieze aantal betaalrekeninghouders is bedrijfsvertrouwelijke informatie, die
ik niet kan delen. Het is aan banken zelf om in de gaten te houden aan welke wet-
en regelgeving zij moeten voldoen. Daarnaast heeft DNB zicht op welke banken onder
de verplichtingen vallen, en kan zij deze partijen hierop alerteren. Voor de banken
die meer dan 500.000 betaalrekeninghouders hebben en nu geen stortdiensten aanbieden
aan hun klanten (en dus los van de drie grootbanken), geldt dat zij de nodige maatregelen
moeten nemen om dit alsnog aan te bieden. Naar verwachting gaat het in dit kader in
eerste instantie om ASN Bank (voorheen de Volksbank), Bunq en Revolut. ASN Bank biedt
reeds stortdiensten aan via Geldmaat, en voldoet daarmee aan de verplichting. De stortverplichting
kan inderdaad tot gevolg hebben dat vaker aanvullend cliëntonderzoek moet plaatsvinden.
De kosten daarvan zijn geraamd in de regeldrukparagraaf van de memorie van toelichting.
42.
De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat er voldoende ruimte is voor
nieuwe toetreders die ook kunnen uitgroeien tot concurrenten van de bestaande grote
banken, want er is te weinig concurrentie. Hoe is daar rekening mee gehouden in het
onderhavige wetsvoorstel?
Ten aanzien van de concurrentie op het gebied van de chartale infrastructuur wordt
opgemerkt dat dit wetsvoorstel minimale normen aan de chartale basisinfrastructuur
stelt. Binnen deze normen blijft genoeg ruimte voor concurrentie. Concurrentie blijft
ook mogelijk ten aanzien van de voorwaarden en prijzen die banken aanrekeninghouders
vragen voor het gebruik van de chartale basisinfrastructuur, mits ze onder de vastgestelde
tarieven blijven. Het blijft partijen vrijstaan om eigen chartale diensten aan te
bieden naast het gebruik van Geldmaat, of om zelf een landelijk dekkende infrastructuur
op te zetten. Bovendien worden de eisen aan de chartale basisinfrastructuur bij of
krachtens amvb vastgesteld, waardoor de regelgeving de flexibiliteit leent om mee
te bewegen met innovatie in het betalingsverkeer.
Voor de effecten op de concurrentie in het bredere bankenlandschap wordt verwezen
naar het antwoord op vraag 1.
43.
De leden van de VVD-fractie zijn blij dat de grens van 50.000 naar 500.000 rekeningen
is opgetrokken voor de extra regels voor banken. De leden willen wel weten waarom
de grens bij 500.000 is gelegd en niet hoger. En waarom is er gekozen voor aantal
rekeninghouders en niet voor balanstotaal, dan wel een combinatie van beide. Wat zijn
de voor- en nadelen van een andere basis voor de grens?
Het is belangrijk dat de verplichting voor kleinere banken om zich bij de chartale
basisinfrastructuur aan te sluiten voldoende proportioneel is. Tegelijkertijd is het
ook gerechtvaardigd dat zoveel mogelijk mensen, ook klanten van kleinere of digitale
banken, toegang hebben tot bancaire basisdiensten en hieraan meebetalen. Het storten
van contant geld wordt gezien als een dergelijke basisdienst. De grens van 500.000
rekeninghouders waarborgt dat de plichten en de financiële gevolgen voor middelgrote
banken in verhouding staan tot de gestelde doelen. De nieuwe drempel is een balans
tussen het belang van een goede chartale dienstverlening, en de bedrijfsmatige en
financiële gevolgen die deze verplichtingen zouden hebben voor de kleinere banken.
Met de beperking van de reikwijdte van 50.000 naar 500.000 rekeninghouders wordt dan
ook beoogd tegemoet te komen aan de bezwaren van enkele betrokken banken. Indien de
grens hoger gelegd zou worden ontstaat het risico dat een goede en toegankelijke stortdienstverlening
onvoldoende gewaarborgd blijft en dat een grote groep klanten geen toegang meer heeft
tot bepaalde basale chartale diensten. Daarnaast kan het juist ook helpen om mensen
over te laten stappen van een grootbank naar een kleinere bank, omdat zij weten dat
zij bij een kleinere bank ook recht hebben op stortdiensten. In die zin zou het de
dynamiek dus ook kunnen vergroten. Verder verwijs ik graag naar de antwoorden op vraag
29 tot en met 34.
44.
De allerkleinste banken worden uitgezonderd van alle verplichtingen. Om welke banken
gaat het dan, zo vragen de leden van de VVD-fractie zich af.
Het gaat om banken met minder dan 50.000 in Nederland wonende of gevestigde betaalrekeninghouders.
Gegevens over het aantal betaalrekeninghouders zijn niet openbaar en bedrijfsvertrouwelijk
zijn.
45.
Deze leden willen ook weten waarom er is gekozen voor de maatregel dat banken geen
betaalrekeningpakketten mogen aanbieden zonder opname- en stortmogelijkheden voor
eurobiljetten en -munten. Is afgewogen om dit te beperken tot een of twee van de onderdelen?
Een aantal kleinere banken bieden nu wel de mogelijkheden voor opname, maar niet voor
de andere opties. Wat zijn daar de voor- en nadelen van? Wat zijn de gevolgen voor
de middelgrote banken?
Het doel van dit wetsvoorstel is om contant geld bruikbaar, beschikbaar en bereikbaar
te houden. Daarom is het niet alleen noodzakelijk dat de infrastructuur bestaat, maar
ook dat de betaalrekeninghouders de chartale diensten kunnen gebruiken. De Tweede
Kamer heeft hier in de afgelopen jaren ook meerdere moties over aangenomen14. Ook voor een goede acceptatie van contant geld, die met de wet Plan van aanpak witwassen
nu ook wettelijk wordt vastgelegd door een amendement die door de Tweede Kamer is
aangenomen, is het van belang dat de infrastructuur op orde is. De wet legt dan ook
vast dat de betaalrekeninghouders van de grote banken toegang hebben tot de chartale
basisinfrastructuur. Dit omvat opname- en stortmogelijkheden voor bankbiljetten en
muntgeld. Het zou tegen het doel van het wetsvoorstel ingaan om banken de mogelijkheid
te bieden betaalrekeningpakketten te verstrekken die geen toegang tot deze voorzieningen
bieden en een hogere prijs te vragen voor pakketten waarbij dit wel kan. Dit leidt
ertoe dat mensen die afhankelijk zijn van contant geld, zoals ouderen en mensen met
een beperking, meer zouden moeten betalen voor hun bankrekening dan anderen, alleen
omdat zij contant geld willen gebruiken. Uw Kamer heeft in verleden meermaals aangegeven
dit onwenselijk te vinden, bijvoorbeeld via de motie Nijboer15. Wel is een afweging gemaakt over de reikwijdte van deze verplichting: de verplichting
verschilt naargelang de omvang en draagkracht van de bank. Grote banken bieden dus
alle diensten aan, middelgrote banken worden verplicht om biljetopname en onverpakt
storten aan te bieden en kleine banken hoeven enkel biljetopname aan te bieden. De
allerkleinste banken worden uitgezonderd van alle verplichtingen. De diensten die
in betaalrekeningpakketten worden verstrekt verschillen dus per soort bank. Voor de
middelgrote banken heeft dit tot gevolg dat het voor hen verplicht wordt om opnemen
en verpakt storten van bankbiljetten aan te bieden, dit wordt gezien als een bancaire
basisdienst. Vanwege proportionaliteitsoverwegingen is ervoor gekozen om de verplichting
voor middelgrote banken te beperken tot het onverpakt storten en opnemen van bankbiljetten.
Deze banken zijn dus uitgezonderd van de verplichting om hun klanten het storten en
opnemen van munten en verpakt storten van bankbiljetten aan te bieden. Voor kleine
banken geldt alleen de verplichting om biljetopname aan te bieden. Dit is reeds mogelijk
via gastgebruik, en vereist geen aanvullende investeringen.
46.
De leden van de VVD-fractie zijn tevreden dat de chartale basisdiensten voor de middelgrote
banken zich beperken tot onverpakt storten en niet tot verpakt storten (sealbag).
De leden van de VVD-fractie lezen dat de precieze regels en tarieven op besluitniveau
worden ingevuld. Wat betekent dit precies? Wie neemt het besluit?
Met «op besluitniveau regels vaststellen» wordt bedoeld dat deze regels bij of krachtens
algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld. Die regels worden opgenomen in
het Besluit chartaal betalingsverkeer, dat na de zomer wordt geconsulteerd. Dit betekent
dat onder andere de tariefstelling en eisen aan voorzieningen bij besluit worden geregeld
en niet op wetsniveau. Op deze wijze kan in de toekomst door het wijzigen van het
besluit snel worden ingespeeld op veranderend betaalgedrag en technologische ontwikkelingen.
47.
De leden van de VVD-fractie zijn tevreden met het nultarief per transactie voor het
opnemen en storten van contant geld voor particulieren. Daarbij merken de leden wel
op dat gratis niet bestaat, en dat de kosten uiteindelijk ergens in verdisconteerd
worden. Hoe wordt hier zicht op gehouden? Waarom geldt dit nultarief niet voor ondernemers
of in ieder geval kleine ondernemers? Het idee is om de prijzen voor zakelijke klanten
te maximeren. Hoe wordt dit geregeld? Wie bepaalt dat? Welk overleg vindt daarover
plaats met de ondernemers?
Het is aan de banken zelf om te bepalen of zij de kosten op een andere manier doorrekenen,
en zo ja, op welke manier. Banken kunnen er ook voor kiezen om het vanuit hun eigen
winst te bekostigen. De wet bevat hiertoe geen bepalingen. Op dit moment betalen de
meeste mensen al niet per transactie voor het opnemen of afstorten van contant geld.
In het convenant contant geld is in artikel 4 opgenomen dat banken en Geldmaat geen
maatregelen treffen, waaronder tariefsverhogingen of volumebeperkingen voor contant
geld voor hun particuliere en zakelijke klanten, die als gevolg hebben dat het opnemen
of storten van contant geld voor hen duurder wordt gemaakt, dan wel anderszins wordt
belemmerd of ontmoedigd. De banken waarbij dit op dit moment nog gebeurt, moeten hun
bedrijfsmodel op dit punt aanpassen.
Het nultarief geldt niet voor ondernemers of kleinere ondernemers omdat het, gelet
op het transactievolume, gerechtvaardigd is dat zij een vergoeding betalen. Individuele
winkeliers verwerken veel meer en veel vaker contant geld dan individuele particuliere
klanten. Het instellen van een nultarief voor (een deel van de) zakelijke klanten
bij amvb is mogelijk, maar zou leiden tot hogere kosten voor de banken, die vervolgens
weer op een andere manier moeten worden doorberekend, waarbij die mogelijk ook weer
bij particuliere klanten terecht kunnen komen. Andersom moet voorkomen worden dat
er te hoge tarieven worden gerekend aan zakelijke klanten, aangezien dit afbreuk kan
doen aan de brede maatschappelijk wens om contant geld te accepteren. Om die reden
komen er maximumtarieven die voorkomen dat de tarieven te hoog worden en zo de acceptatie
van contant geld ontmoedigen.
Deze maximumtarieven worden geregeld bij besluit. Bij het opstellen van de amvb wordt
overleg gevoerd met de sector, waaronder bijvoorbeeld MKB-Nederland en andere brancheverenigingen.
Een ontwerp van de amvb wordt openbaar geconsulteerd.
48.
Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie of het klopt dat als buitenlandse partijen
die Nederlandse betaalrekeninghouders hebben, deze rekeninghouders wel gebruik kunnen
maken van de Nederlandse chartale basisinfrastructuur, maar daar niet structureel
aan hoeven mee te betalen en in plaats daarvan tegen gereguleerde tarieven en voorwaarden
per transactie betalen. In hoeverre leidt dit ertoe dat instellingen ervoor zullen
kiezen om dan maar via een vestiging in het buitenland diensten te leveren in Nederland
in plaats van zich in Nederland te vestigen en onder Nederlands toezicht te staan?
Wat betekent voor nieuwe toetreders en de toetredingsdrempels? Hoe wordt gezorgd voor
een gelijk speelveld?
De verplichtingen gelden voor alle banken die op de Nederlandse markt actief zijn,
ongeacht hun vestigingsplaats. Als een buitenlandse bank meer dan 50.000 betaalrekeninghouders
heeft met een Nederlands adres, moet zij haar rekeninghouders toegang tot biljetopname
op de chartale basisinfrastructuur bieden. Voor klanten van buitenlandse banken is
dit veelal reeds mogelijk. De verplichting voor buitenlandse partijen om hun klanten
toegang te geven tot andere voorzieningen van de chartale basisinfrastructuur, zoals
het storten van bankbiljetten, geldt pas wanneer de bank meer dan 500.000 rekeninghouders
met een Nederlands adres heeft. Hiermee wordt een balans gevonden tussen het verzorgen
van een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor innovatieve en buitenlandse dienstverlening
en de noodzaak voor een toekomstbestendige chartale dienstverlening. Dit wetsvoorstel
beoogt de regeldruk voor kleinere instellingen beperkt te houden en zorgt ervoor dat
de markttoetredingsdrempels niet teveel worden verhoogd.
49.
De leden van de NSC-fractie delen het uitgangspunt dat zowel het opnemen als het storten
van contant geld kosteloos dient te blijven voor de consument. Ze vinden echter dat
precies hetzelfde principe moet gelden voor betalen met en overboeken van giraal geld
(en de digitale euro): dit dient kosteloos te blijven voor de consument. Deelt de
regering deze mening? Deelt de regering de mening dat je niet zou moeten betalen om
te kunnen betalen?
Banken rekenen geen kosten aan particuliere klanten voor het betalen met en overboeken
van giraal geld via een SEPA-overboeking. Een SEPA-overboeking is een reguliere overboeking
van geld van de ene bankrekening naar de andere. Wel maken banken kosten voor het
uitvoeren van betaaltransacties en het onderhouden van de benodigde betaalsystemen,
en worden deze kosten ook (gedeeltelijk) doorberekend aan hun klanten via de tarieven
die banken rekenen voor een betaalrekening. Voor pinbetalingen en de meeste creditcardbetalingen
geldt eveneens dat er op transactiebasis geen kosten doorgerekend worden aan de consument,
dit is bij wet bepaald. Daarnaast kan het zijn dat bepaalde betaaldienstverleners
kosten doorrekenen voor bepaalde digitale betaalmethoden. In de meeste gevallen doen
zij dit aan de winkelier, die op zijn beurt al dan niet bepaald om deze extra kosten
door te rekenen aan de klant via de productprijs. De regering vindt het belangrijk
dat het betalingsverkeer voor iedereen toegankelijk is en dat de kosten die banken
in rekening brengen redelijk zijn. Ook moeten consumenten kosteloos contant geld kunnen
opnemen en storten. Daarom wordt in het kader van de Wet chartaal betalingsverkeer
in de amvb een nultarief vastgelegd voor de chartale dienstverlening voor consumenten.
Voor girale overboekingen is het in de meeste gevallen al zo dat particuliere klanten
niets hoeven te betalen.
50.
Om dit te bewerkstelligen vinden de leden van de NSC-fractie het nodig dat iedere
Nederlander toegang krijgt tot ten minste een kosteloze basisbetaalrekening. Hiertoe
is inmiddels in januari 2025 de motie-Idsinga c.s. (Kamerstuk 31 477, nr. 109) aangenomen over hogere spaarrentes en het garanderen van een betaalrekening. Hoe
staat het met de uitvoering hiervan? Wat is daarnaast de stand van zaken m.b.t. de
volgende aangenomen moties:
• de motie-Idsinga c.s. over onderzoek naar directe regulering van de spaarrentes (Kamerstuk
32 545, nr. 219)
• de motie-Idsinga c.s. over koppelverkoop van spaar- en betaalrekeningen verbieden
(32 545, nr. 218)
• de motie-Six Dijkstra/Idsinga over het voorkomen van weigerlijsten door banken (Kamerstuk
36 584, nr. 15)
• de motie-Flach/Idsinga over zakelijke klanten accepteren (Kamerstuk 32 545, nr. 217)?
Er zijn diverse moties ingediend door het lid Idsinga. Voor de motie-Idsinga over
hogere spaarrentes en het garanderen van een betaalrekening (Kamerstuk 31 477, nr. 109) geldt dat ik werk aan de uitvoering hiervan. Dit geldt ook voor de motie-Flach/Idsinga
over zakelijke klanten accepteren (Kamerstuk 32 545, nr. 217). In mijn Visie op de financiële sector16 en in mijn brief over de nieuwe anti-witwasaanpak17 staat dat ik mij inzet om de toegang tot het betalingsverkeer voor zakelijke klanten
te verbeteren via twee sporen. Enerzijds pleit ik in Europees verband voor een EU-breed
recht op een zakelijke betaalrekening. Op 20 maart jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd
over het non-paper dat ik samen met Finland bij de Europese Commissie heb ingediend,
gericht op een Europese aanpak van de problemen die zakelijke klanten ervaren bij
het openen en behouden van een betaalrekening.18 Anderzijds heb ik banken en ondernemersorganisaties de opdracht gegeven om met een
voorstel te komen voor zelfregulering om zo de toegang van zakelijke klanten tot een
betaalrekening te verbeteren. Ik wil dat de banken dit jaar nog met de voorstellen
komen. Als Europese regelgeving en zelfregulering niet tot de gewenste resultaten
leiden, ga ik over tot maatregelen zoals een nationaal wettelijk recht op een zakelijke
basisbetaalrekening.
Wat betreft de opvolging van de motie Idsinga c.s. (Kamerstuk 32 545, nr. 218) over een verbod op koppelverkoop verwijs ik naar mijn eerdere brief aan uw Kamer
van 1 oktober 2024,19 waarin ik als onderdeel van mijn bredere opvolging van aanbevelingen van de Autoriteit
Consument & Markt (ACM) had toegezegd onderzoek te laten doen naar een dergelijke
maatregel. Dit onderzoek zie ik als een belangrijke stap in een mogelijk wetgevingsproces,
om te beoordelen of deze maatregel doeltreffend en doelmatig is. Dit onderzoek is
verricht door PwC en onlangs opgeleverd. In de beantwoording van de Kamervragen van
het lid Idsinga van 20 augustus jl.20 heb ik aangegeven het belangrijk te vinden om de bevindingen van PwC zorgvuldig te
bespreken met de ACM, voordat ik een besluit neem over de verdere opvolging hiervan.
Dat doe ik in samenhang met mijn eerdere toezeggingen over de spaarmarkt, zodat ik
een integrale afweging kan maken ten aanzien van het beleid voor de spaarmarkt. Op
basis hiervan zal ik dit najaar een brief aan uw Kamer sturen, waarin alle toezeggingen
naar aanleiding van de aanbevelingen van de ACM en mijn acties ten aanzien van de
moties Idsinga c.s. over de spaarmarkt worden toegelicht.
Het voorgaande geldt ook voor de motie Idsinga c.s. over directe regulering van spaarrentes
(Kamerstuk 32 545, nr. 219). Ter uitvoering van deze motie verricht ik momenteel een verkenning naar directe
regulering van spaarrentes. Daarbij wordt gebruik gemaakt van analyses van DNB, de
Europese Centrale Bank en de Nationale Bank van België. Ook deze verkenning is deel
van de bredere maatregelen ten aanzien van de spaarmarkt die ik met de ACM wil bespreken.
Over deze verkenning, de uitkomsten hiervan en mijn uiteindelijke appreciatie informeer
ik uw Kamer derhalve ook dit najaar in eerder genoemde brief.
De motie-Six Dijkstra/Idsinga over het voorkomen van weigerlijsten door banken (Kamerstuk
36 584, nr. 15) heb ik afgedaan in mijn brief aan uw Kamer van 14 mei 2025 over de nieuwe anti-witwasaanpak.21
51.
De leden van de NSC-fractie vragen of het klopt dat de banken vele miljarden euro’s
aan winst maken. Kan de regering een tabel geven van de tien grootste banken en de
nettowinsten die zij in 2023 en 2024 gemaakt hebben? Klopt het dat deze banken het
zich kunnen veroorloven om een gratis basisbetaalrekening aan te bieden, zoals dit
eerder ook al het geval was?
Ik beschik niet over een dergelijke tabel. Wel publiceren de meeste banken de nettowinsten
in hun jaarverslag. Daarnaast zijn enkele kerngetallen, zoals de balanstotalen en
nettobaten, te raadplegen via de website van DNB. In 2022 heeft Betaalvereniging Nederland
onderzoek laten doen naar de kosten van het betalingsverkeer.22 Hoewel dit onderzoek enkel de situatie laat zien in 2021 en het daardoor lastig is
om conclusies te trekken over tijd, maakt dit onderzoek wel inzichtelijk dat er diverse
kostenposten gemoeid gaan met het betalingsverkeer. Directe kosten die direct verband
houden met het aanbieden van betalingsdiensten, maar ook indirecte- en overheadkosten.
Naast kosten voor het betalingsverkeer, maakt een bank nog andere kosten, bijvoorbeeld
voor het naleven van regelgeving en om te innoveren. Deze kosten moeten ergens gecompenseerd
worden. Een gratis basisbetaalrekening betekent waarschijnlijk dat de kosten hiervan
ergens anders neerslaan en doorberekend worden aan de klant, bijvoorbeeld in hogere
rentes voor hypotheken en andere leningen. Ik vind het niet gek dat banken een tarief
rekenen voor het hebben van een betaalrekening, maar ik vind het wel belangrijk dat
de kosten die banken hiervoor rekenen redelijk zijn en dat banken transparant zijn
over de totstandkoming van deze kosten.
52.
De leden van de NSC-fractie vragen voorts of de Volksbank in dit geval kan dienen
als prijs- en normzetter in een oligopolistische markt, door een default optie aan
te bieden, in de vorm van in ieder geval een gratis betaalrekening. Deelt de regering
de mening dat deze oligopolistische sector anders steeds verder zal vervallen in prijs-
en winstobesitas, steeds lagere spaarrentes, inefficiëntie en inertie, ten koste van
de consument en het bedrijfsleven en ten koste van de productiviteit van de economie?
Ik vind het belangrijk dat de Nederlandse bankensector concurrerend en divers is,
omdat dit de efficiëntie van de bancaire dienstverlening bevordert en de consument
ten goede komt. In mijn visie op de financiële sector heb ik dit ook met uw Kamer
gedeeld. In dat kader zet ik mij in voor het Nederlandse vestigingsklimaat. Nieuwe
en innovatieve toetreders kunnen de concurrentiedruk verder stimuleren.
Het is mijns inziens echter niet doeltreffend om de borging van deze publieke belangen
te regelen via (het aandeelhouderschap van) één specifieke bank, zoals ook aangegeven
in mijn brief aan uw Kamer van 9 december 2024.23 Klanten van alle banken moeten immers goede en betaalbare toegang hebben tot het
betalingsverkeer. Dit zou ertoe kunnen leiden dat de andere banken hun klanten met
bepaalde behoefte naar deze bank duwen. Om deze reden is dit wetsvoorstel, dat zich
richt op chartale dienstverlening, gericht op een grote groep banken. Ik vind het
daarbij onwenselijk als de overheid door middel van haar aandeelhouderschap in ASN
Bank, voorheen de Volksbank, marktverstorend zou optreden. Het is belangrijk dat de
overheid stabiel en voorspelbaar opereert richting marktpartijen die op gelijke voet
met elkaar moeten concurreren.
Daar komt bij dat aandeelhouders niet gaan over de prijs van aangeboden producten.
Dit zijn operationele en commerciële beslissingen die door het bestuur van de onderneming
worden genomen. Dat geldt voor elke onderneming en voor ASN Bank nog sterker doordat
ik als certificaathouder via NLFI op afstand sta van ASN Bank. Dit is (mede) voortgekomen
uit de wens van de Kamer om het tijdelijke aandeelhouderschap in ASN Bank op zakelijke,
niet-politieke wijze in te vullen en de belangen op transparante wijze te scheiden.24 Daarnaast geldt dat in het kader van de ACM-maatregelen NLFI en de staat zich zelfs
niet eens mogen bemoeien met de commerciële strategie van ASN Bank, zoals bijvoorbeeld
de vormgeving van de bancaire dienstverlening.25
53.
De leden van de D66-fractie vragen de regering waarom gekozen is voor een drempel
van drie miljoen betaalrekeninghouders als grens voor de verplichting om de chartale
basisinfrastructuur in stand te houden. Hoe verhoudt deze grens zich tot de marktverhoudingen
en tot het doel om ook toekomstige toetreders of snelgroeiende instellingen tijdig
tot deze verantwoordelijkheid te verplichten? Is overwogen om naast een absolute grens
ook een relatieve marktaandeel-grens op te nemen? Daarnaast vragen deze leden of overwogen
is om via een overgangstermijn of gefaseerde implementatie kleinere banken beter in
staat te stellen aan hun verplichtingen te voldoen, mocht hun klantenbestand groeien
boven de gestelde drempel.
Er is gekozen voor een drempel van drie miljoen betaalrekeninghouders, omdat deze
maatstaf een goede indicatie geeft van de rol van een bank in het Nederlandse toonbankbetalingsverkeer.
Daarnaast betekent deze maatstaf dat de banken die momenteel verantwoordelijk zijn
voor de chartale infrastructuur, deze rol ook in de toekomst blijven vervullen. Er
wordt dus aangesloten bij de huidige situatie en marktverhoudingen. Toekomstige toetreders
of snelgroeiende instellingen zullen onder deze verplichting komen te vallen wanneer
zij ten minste drie miljoen betaalrekeninghouders hebben. Met deze maatstaf hebben
deze partijen de ruimte om toe te treden tot de markt en te groeien, maar worden zij
ook verplicht om hun maatschappelijke rol te pakken wanneer zij een grote rol in het
betalingsverkeer gaan spelen.
Er is overwogen om een relatieve marktaandeel-grens op te nemen. De absolute grens
heeft als belangrijk voordeel dat het voor een bank duidelijk is wanneer zij onder
de verplichting valt. Bij een relatieve norm is het voor een bank niet goed in te
schatten wanneer zij onder de verplichting zal vallen.
Er is bewust niet gekozen voor een overgangstermijn of gefaseerde implementatie. Ook
wanneer er een overgangstermijn of gefaseerde implementatie wordt toegepast, geldt
dat een bank rond de drempelwaarde kan schommelen en op een gegeven moment aan de
verplichting moet voldoen. Een bank die voorziet in de toekomst boven de grens uit
te komen, moet in aanloop daar naartoe voorbereidingen treffen om aan de verplichtingen
te voldoen. Het is aan de bank zelf om in de gaten te houden aan welke wet- en regelgeving
de bank moet voldoen. Wel heeft DNB vanuit het toezicht zicht op de ontwikkeling van
het aantal betaalrekeninghouders in Nederland en kan de betreffende bank wijzen op
de aanstaande verplichting.
Tot slot gaat het hier niet om een verplichting die van toepassing is op kleinere
banken, maar om grote banken met drie miljoen betaalrekeninghouders. Voor banken tussen
3 miljoen en 500.000 betaalrekeninghouders geldt alleen dat zij hun betaalrekeninghouders
in staat moeten stellen om gebruik te kunnen maken van de voorzieningen van de chartale
basisinfrastructuur voor het opnemen en onverpakt storten van eurobankbiljetten, en
voor banken tussen 500.000 en 50.000 betaalrekeninghouders geldt dat zij hun betaalrekeninghouders
in staat moeten stellen om gebruik te kunnen maken van de voorzieningen van de chartale
basisinfrastructuur voor het opnemen voor eurobankbiljetten. Om de verplichtingen
en de lasten proportioneel vorm te geven gelden er verschillende drempelwaardes voor
de verschillende verplichtingen.
54.
De leden van de D66-fractie vragen om een nadere onderbouwing van de keuze om geen
uniforme bekostigingsstructuur vast te leggen. Begrijpen zij goed dat banken onderling
de verdeling van kosten moeten afspreken, met als enige norm dat deze eerlijk en niet-discriminerend
moet zijn? Acht de regering het wenselijk dat mogelijk juridische procedures nodig
zijn om bij geschillen over die kostenverdeling duidelijkheid te krijgen?
De middelgrote banken worden verplicht om een dienst af te nemen bij de aanbieders
van de chartale basisinfrastructuur. Zonder extra maatregelen zou dit nadelig kunnen
uitpakken voor de middelgrote banken, bijvoorbeeld vanwege oneerlijke prijzen. Daarom
is ervoor gekozen om de prijsstelling te normeren door te eisen dat de toegang eerlijk,
redelijk en niet-discriminerend is. Deze open norm schrijft niet voor welke kostenelementen
wel en niet in de prijs moeten worden meegenomen. Dat biedt ruimte om de relevante
aspecten en ontwikkelingen te betrekken. Tegelijkertijd zorgt de formulering ervoor
dat alle relevante feiten en omstandigheden kunnen worden meegewogen bij het bepalen
van het eerlijke, redelijke en niet-discriminerende karakter van de tarieven en voorwaarden.
Zoals op pagina 19 van de memorie van toelichting is opgemerkt, is ook overwogen de
tariefstelling nauwgezet te normeren. Er is overwogen om in dit wetsvoorstel te regelen
hoe het aandeel van een bank in de bekostiging van de chartale basisinfrastructuur
wordt vastgesteld. Hierbij zijn twee maatstaven overwogen. De eerste maatstaf is het
hanteren van een tarief per betaalrekeninghouder in Nederland. De tweede maatstaf
die is overwogen is een tarief op basis van het aantal transacties dat de klanten
van de bank op de chartale basisinfrastructuur uitvoert. Beide maatstaven kennen voor-
en nadelen. Uiteindelijk is gekozen voor de open norm «eerlijke, redelijke en niet-discriminerende
tarieven», om te voorkomen dat er grote kostenverschuivingen van grote naar kleinere
banken plaatsvinden. In de toelichting is daarom aangegeven dat een bekostiging die
gebaseerd is op het aantal transacties op de chartale basisinfrastructuur op voorhand
tot de beste uitkomsten lijkt te leiden. De open norm biedt ruimte om in de praktijk
te bezien of dit inderdaad het geval is. DNB houdt toezicht op de norm, en kan handhavend
optreden als die wordt overtreden. Ook kan DNB in beleidsuitingen, zoals beleidsregels,
nadere invulling geven aan de norm.
55.
De leden van de D66-fractie constateren dat, hoewel dit wetsvoorstel begrijpelijkerwijs
de focus legt op chartaal geld, de onderliggende problematiek – het niet kunnen meedoen
aan het digitale betalingsverkeer – in de kern draait om bredere digitale inclusie.
Zij vragen hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot andere trajecten binnen de Rijksoverheid
die digitale inclusie bevorderen. Wordt er structureel samengewerkt met bijvoorbeeld
het Ministerie van BZK, of met maatschappelijke partners die zich inzetten voor digivaardigheid?
Contant geld vervult verschillende functies. Zo zorgt het er onder meer voor dat mensen
die afhankelijk zijn van contant geld mee kunnen doen met het betalingsverkeer, maar
contant geld speelt bijvoorbeeld ook een belangrijke rol als terugvaloptie bij verstoringen
van het digitale betalingsverkeer. Daarnaast zijn er ook mensen die een voorkeur hebben
voor het gebruik van contant geld vanwege andere overwegingen, zoals het gevoel van
privacy. In die zin gaat het dus om meer dan alleen digitale inclusie.
Dit wetsvoorstel draagt bij aan de toegankelijkheid van het betalingsverkeer, doordat
het verplichtingen oplegt aan banken om de chartale infrastructuur in stand te houden
en toegang te bieden tot chartale dienstverlening. Een andere wet die bijdraagt aan
de toegankelijkheid van het betalingsverkeer is de Europese Toegankelijkheidsrichtlijn
die nationaal is geïmplementeerd. Hiermee worden toegankelijkheidseisen opgelegd voor
bepaalde diensten en producten, zoals geldautomaten en pinterminals.
Daarnaast zet ik mij in het kader van het MOB in voor de toegankelijkheid van het
betalingsverkeer26. Het MOB is een overlegplatform waar zowel aanbieders van het betalingsverkeer, zoals
banken en betaalinstellingen, als afnemers van het betalingsverkeer, zoals consumenten
en bedrijven, in vertegenwoordigd zijn. Hierbij wordt ook aansluiting gezocht bij
andere partijen en trajecten rondom digitale inclusie, zoals de Informatiepunten Digitale
Overheid (IDO’s) van het Ministerie van BZK.
56.
De leden van de D66-fractie vragen of de regering nader kan toelichten op welke wijze
bij AMvB zal worden ingevuld aan welke eisen ten aanzien van de bereikbaarheid, capaciteit
en beschikbaarheid de chartale infrastructuur moet voldoen. Is een landelijke spreiding
gegarandeerd, en zo ja, wat zijn de criteria daarvoor?
De Wet chartaal betalingsverkeer verplicht de grote banken op wetsniveau om een landelijk
dekkende chartale infrastructuur te verzorgen. Hiermee wordt landelijke spreiding
gegarandeerd. De precieze bereikbaarheid- en beschikbaarheidseisen van de chartale
infrastructuur worden uitgewerkt in een amvb. Ook worden er eisen gesteld aan het
aantal chartale voorzieningen. Momenteel werk ik aan de uitwerking van deze amvb,
waarbij ik onder andere het Convenant contant geld als uitgangspunt neem. Na de zomer
zal ik de amvb openbaar consulteren.
57.
Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie in hoeverre de regering risico’s ziet
op verdringing van digitale innovaties indien banken verplicht worden om blijvend
te investeren in een afnemend gebruikte infrastructuur.
Contant geld speelt een belangrijke rol in het betalingsverkeer en vervult een aantal
belangrijke maatschappelijke functies, waaronder terugvaloptie in het geval van verstoringen
in het digitale betalingsverkeer. Het betalingsverkeer behoort bij de Nederlandse
vitale infrastructuur en is al sterk gedigitaliseerd. Hoewel dit heeft geleid tot
een heel efficiënt en betrouwbaar netwerk, brengt dit ook afhankelijkheden met zich
mee. Zoals onder andere de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid heeft geadviseerd
in het rapport Voorbereiden op digitale ontwrichting,27 is het van belang om hier rekening te houden. Een goede chartale infrastructuur is
daarom van groot belang, juist ook met het oog op verdere digitalisering en ontwikkeling
van het betalingsverkeer.
Hoewel het gebruik van contant geld aan de kassa de afgelopen jaren afnam, is het
gebruik sinds 2021 gestabiliseerd rond de 20%. De chartale euro blijft dus onverminderd
relevant, en moet blijven bestaan naast digitale betaalmiddelen. Het is noodzakelijk
om te blijven investeren in de infrastructuur. De grote banken, die hiervoor verantwoordelijk
zijn, hebben daar in de ogen van de regering de kennis, ervaring en draagkracht voor.
Het blijft partijen vrijstaan om naast de chartale basisinfrastructuur hun eigen digitale
innovaties aan te bieden.
58.
De leden van de BBB-fractie merken op dat er recentelijk een bredere maatschappelijke
discussie gaande is over concurrentie op de kapitaalmarkten en in het bijzonder ook
concurrentie tussen banken. Enkele kleinere marktpartijen zoals internetbanken stellen
dat de verplichting om bij te dragen aan chartale infrastructuur disproportioneel
drukt op hun businessmodel. De kostenverdeling voor de chartale infrastructuur is
in het wetsvoorstel gebaseerd op het aantal chartale transacties van klanten van de
banken. Dit voorkomt dat kleinere banken onevenredig worden belast, aangezien zij
minder chartale transacties faciliteren. Is er wat de regering betreft alsnog sprake
van een spanningsveld tussen het garanderen van concurrentie in de bancaire sector
en het verplicht stellen van het optuigen van chartale infrastructuur aangezien kleine
banken ondanks bovengenoemde maatregel van de regering op dit moment überhaupt nog
niet hebben geïnvesteerd in chartale infrastructuur? Derhalve worden zij eenmalig
alsnog geconfronteerd met aanpassingskosten van bijvoorbeeld IT-systemen, daar waar
grote banken deze infrastructuur al hebben opgezet. Is dit volgens de regering aanvaardbaar?
Bij het opstellen van dit wetsvoorstel is een afweging gemaakt tussen het borgen van
een goede toegang tot contant geld en de instandhouding van basisbankdienstverlening
enerzijds, en ruimte laten voor innovatie en toetreding anderzijds. Contant geld vervult
een aantal belangrijke functies in het betalingsverkeer, waaronder als terugvaloptie
voor verstoringen in het digitale betalingsverkeer. Om die reden vindt de regering
het belangrijk dat de kosten voor contant geld niet enkel neerslaan bij de mensen
die er gebruik van maken en dat ook digitale banken toegang tot de chartale dienstverlening
aanbieden, omdat zij ook profijt hebben van de terugvaloptie van contant geld en omdat
hun klanten in sommige gevallen wellicht toch een behoefte aan contant geld nodig
hebben. Het wetsvoorstel is met oog voor proportionaliteit opgesteld. Zo zijn het
enkel de grote banken die de chartale infrastructuur moeten verzorgen, is de grens
voor de stortverplichting beperkt tot banken die 500.000 rekeninghouders hebben en
geldt deze stortverplichting voor deze banken enkel voor onverpakt storten van biljetten.
De allerkleinste banken met minder dan 50.000 rekeninghouders zijn helemaal uitgezonderd
van de wet. Daarnaast lijken de kosten behapbaar wanneer deze worden verspreid over
het aantal betaalrekeninghouders. DNB houdt toezicht op de kosten voor het gebruik
van de chartale infrastructuur en de voorwaarden die de chartale dienstverleners hieraan
stellen.
59.
De leden van de BBB-fractie constateren dat kleine banken het bezwaar aandragen dat
het aantal klanten niet representatief is voor de draagkracht die zij hebben om te
participeren in verplichte chartale infrastructuur. Het bedienen van 500.000 klanten
zou nog niet betekenen dat er genoeg budgettaire ruimte aanwezig is om de regeldruk
aan te kunnen. Hoe weegt de regering dit bezwaar? Is er gekeken naar een alternatief
criterium zoals balanstotaal? Waarom is hier niet voor gekozen?
Met dit wetsvoorstel beoogt de regering de toegang tot contant geld te borgen. Hiervoor
is het belangrijk dat de bereikbaarheid van contant geld goed is, dus dat er een landelijk
dekkend netwerk van chartale voorzieningen is. Het wetsvoorstel verplicht banken met
meer dan 3 miljoen rekeninghouders om deze chartale basisinfrastructuur in stand te
houden. Daarnaast is het belangrijk dat betaalrekeninghouders ook toegang hebben tot
deze infrastructuur. Daarom worden banken met meer dan 50.000 betaalrekeninghouders
verplicht om hun betaalrekeninghouders in staat te stellen om gebruik te maken van
de voorzieningen van de chartale basisinfrastructuur voor het opnemen van eurobankbiljetten,
en banken met meer dan 500.000 betaalrekeninghouders om hun betaalrekeninghouders
in staat te stellen om gebruik te maken van de voorzieningen van de chartale basisinfrastructuur
voor het onverpakt storten van eurobankbiljetten.
In eerste instantie lag de grens voor het aanbieden van onverpakt storten op 50.000
betaalrekeninghouders. Naar aanleiding van onder andere de bezwaren van de kleinere
banken is deze grens opgehoogd. Hierdoor zijn de verwachte kosten per betaalrekeninghouder
behapbaar. De regering is van mening dat er hiermee een goede balans gevonden is tussen
enerzijds het borgen van de chartale dienstverlening en anderzijds het beperken van
de regeldruk. Zoals eerder aangegeven is er ook gekeken naar een alternatief criterium
zoals balanstotaal, maar is er bewust niet gekozen voor balanstotalen omdat dit nauwelijks
gerelateerd is aan het betalingsverkeer van de klanten. Het aantal betaalrekeninghouders
daarentegen is een goede indicator. Graag verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 29
tot en met 34.
60.
De leden van de BBB-fractie vinden dat de instandhouding van de chartale infrastructuur
ook in de toekomst betaalbaar moet blijven. Hoe verhoudt volgens de regering de opkomst
van de digitale euro zich tot deze ambitie? Door de toevoeging van de digitale euro
in het betalingsverkeer zal immers de contante geldhoeveelheid slinken, wat mogelijk
hogere relatieve exploitatiekosten met zich meebrengt voor de instandhouding van de
chartale infrastructuur.
Als er een digitale euro komt, wordt dit een digitale variant van contant geld zoals
we dat al kennen. De digitale euro is daarom ook een aanvulling op contant geld en
kan waarborgen dat de rol van publiek geld ook in het digitale betalingsverkeer gewaarborgd
wordt.
Het is nog niet zeker of er een digitale euro komt, en het is nog onduidelijk welke
invloed de digitale euro zal hebben op de huidige verhouding tussen contant geld en
giraal geld. Mogelijk wordt de digitale euro een publiek alternatief voor het girale
geld dat digitaal in omloop is. In dat geval neemt het gebruik van giraal geld enigszins
af, zonder dat het impact heeft op de aangehouden hoeveelheid contant geld. Het is
ook mogelijk dat een groep mensen liever digitale euro’s aanhoudt dan contant geld
bij zich heeft, in dat geval kan het gebruik van contant geld enigszins afnemen. Of
het gebruik van contant geld slinkt na de invoering van de digitale euro, is dus niet
zeker. In het scenario dat het gebruik van contant geld wel afneemt, kunnen de exploitatiekosten
van de chartale infrastructuur in absolute termen afnemen maar relatief, per euro
chartaal geld, stijgen. Wel zal er voor de digitale euro een aanhoudingslimiet gelden,
wat de impact op het gebruik van giraal en chartaal geld zou kunnen beperken. Hiermee
zou ook een eventuele relatieve stijging van de exploitatiekosten van de chartale
infrastructuur kunnen worden beperkt.
De regering is van mening dat de digitale euro voldoende toegevoegde waarde moet hebben,
onder meer omdat er ook kosten komen kijken bij de invoering van de digitale euro.
Die toegevoegde waarde ziet de regering in het versterken van de strategische autonomie
van het Europese betalingsverkeer en in de offline functionaliteiten van de digitale
euro, die de weerbaarheid van ons betalingsverkeer kunnen vergroten. Dit kan in de
toekomst ook kosten besparen, bijvoorbeeld bij een grote pinstoring. In de onderhandelingen
over de digitale euro heeft de regering oog voor een proportionele verdeling van de
kosten daarvan tussen consumenten, winkeliers en banken en betaaldienstverleners.
61.
De leden van de CDA-fractie lezen dat ten aanzien van de chartale basisinfrastructuur
de voorzieningen bij AMvB nader zullen worden ingevuld, qua soorten van en eisen aan
voorzieningen, zodat ruimte is in te spelen op technologische ontwikkelingen en veranderend
betaalbedrag. Op zich zien zij daarvan de logica, maar ze vinden de eisen zoals aantal,
bereikbaarheid en beschikbaarheid van automaten wel belangrijke onderdelen. Deze leden
hebben immers al vaker zorgen geuit over de beschikbaarheid van betaalautomaten voor
burgers en ondernemers, die niet pas in een volgend dorp beschikbaar moeten zijn.
Hoe zal deze AMvB nader worden ingevuld, wie worden daarbij betrokken en wanneer wordt
deze naar de Kamer gestuurd?
62.
De leden van de CDA-fractie lezen dat het wetsvoorstel ook eisen stelt aan de voorwaarden
en tarieven van opname- en storttransacties op de chartale basisinfrastructuur, maar
dat de precieze regels en tarieven op besluitniveau worden ingevuld, waarbij een nultarief
per transactie zal gelden voor het opnemen en storten van contant geld door particulieren
en het voornemen is de overige tarieven te maximeren. Waarom zal dit pas later worden
ingevuld, in plaats van nu al in deze wet? En hoe zullen de eisen nader worden ingevuld,
wie worden daarbij betrokken en wanneer worden deze naar de Kamer gestuurd?
64.
De leden van de CDA-fractie lezen vervolgens dat ook nadere regels voor het gebruik
van de chartale basisinfrastructuur in een besluit kunnen worden vastgelegd, zoals
aantal transacties, of transacties boven een bepaald bedrag. Ook hier hebben zij de
volgende vragen bij: hoe zullen de eisen nader worden ingevuld, wie worden daarbij
betrokken en wanneer worden deze naar de Kamer gestuurd?
Er is gekozen om de voorzieningen en de daaraan te stellen eisen uit te werken op
besluitniveau, via een amvb, zodat snel ingespeeld kan worden op bijvoorbeeld ontwikkelingen
in de chartale dienstverlening of technologie. Het proces om een amvb aan te passen
is korter en minder complex dan een wetswijziging. Hiermee kan sneller ingespeeld
worden op veranderingen. Omdat het daarnaast gaat om een uitwerking van eisen die
op wetsniveau worden opgelegd, lenen deze eisen zich er ook toe om op het niveau van
amvb nader uitgewerkt te worden.
Momenteel werk ik aan de uitwerking van de amvb, waarbij ik onder andere het Convenant
contant geld als uitgangspunt neem. Voor consumenten zal een nultarief gelden voor
het opnemen en afstorten van contant geld tot een bepaalde grens. Voor zakelijke klanten
worden de tarieven gemaximeerd. De amvb zal ik na de zomer openbaar consulteren. Bij
het opstellen van de amvb worden onder andere stakeholders betrokken. Zo heeft eind
april een stakeholderbijeenkomst met organisaties die consumenten, banken en winkeliers
vertegenwoordigen plaatsgevonden om de voorgenomen hoofdlijnen van de amvb te bespreken.
63.
De leden van de CDA-fractie begrijpen verder dat goede doelen, kerkgenootschappen
en verenigingen nu soms wel tienduizenden euro’s betalen voor het afstorten van contant
geld, bijvoorbeeld van collectes, terwijl deze kosten niet werden berekend voordat
de banken zijn gaan samenwerken in Geldmaat. Dit heeft een grote impact, aangezien
contant geld bijvoorbeeld bij collectes erg gebruikelijk is. Deze leden vragen of
de regering meer inzicht kan geven in waarom deze kosten voor goede doelen, kerken
en verenigingen zo hoog kunnen zijn en hoe zwaar deze drukken op hun ontvangsten.
Laat een AMvB ook ruimte om voor dergelijke stichtingen, organisaties en verenigingen
met een maatschappelijk doel eveneens een nultarief in te voeren? Wat zou dit voor
effect hebben op de tariefstelling voor overige gebruikers?
Ik beschik niet over een overzicht met ontvangsten en kosten voor goede doelen, kerken
en verenigingen. Ik ben niet van plan om een nultarief te introduceren voor het afstorten
van contant geld voor goede doelen, kerkgenootschappen en verenigingen. Het instellen
van een nultarief voor (een deel van de) zakelijke klanten bij amvb is mogelijk, maar
zou leiden tot hogere kosten voor de banken, die vervolgens weer op een andere manier
worden doorberekend aan hun klanten. Ik vind het niet onredelijk dat zakelijke klanten
een redelijke maximumvergoeding betalen, gelet op het volume dat zij hebben. Daarnaast
zorgt het voor extra complexiteit in de wetgeving. Wel ben ik in gesprek met de goede
doelensector over hun zorgen omtrent het afstorten van munt- en briefgeld, zodat zij
hun inkomsten gemakkelijker en veiliger kunnen afstorten.
65.
De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de risico’s op
witwassen en financieren van terrorisme niet afdoen aan de maatschappelijke belangen
die contant geld dient, en dat het daarom van belang is dat enerzijds de toegang tot
contant geld gewaarborgd blijft, en anderzijds eventuele risico’s voldoende geadresseerd
worden. Zijn naast witwasrisico ook andere overwegingen meegenomen, zoals risico’s
voor ondernemers met betrekking tot veiligheid en fraudegevoeligheid van contant geld
(met financiële gevolgen daarvan)?
Met dit wetsvoorstel wordt de beschikbaarheid, bereikbaarheid en betaalbaarheid van
contant geld geborgd. Een goede chartale infrastructuur zorgt ervoor dat ondernemers
hun contante geld makkelijk en veilig kunnen afstorten. Wat betreft de fraudegevoeligheid
van contant geld en overige risico’s voor ondernemers met betrekking tot veiligheid,
geldt dit met name voor de acceptatie van contant geld. De acceptatie van contant
geld wordt niet geregeld in dit wetsvoorstel, maar is onderdeel van de Wet plan van
aanpak witwassen, waarbij de Tweede Kamer een amendement heeft aangenomen om de verplichte
acceptatie van contant geld voor transacties tot 3.000 euro vast te leggen. Bij de
uitwerking van het uitzonderingsbesluit in het kader van de nationale acceptatieplicht
van contant geld, wordt onder andere gekeken naar veiligheidsaspecten.
66.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering om een nadere toelichting van de open
norm «eerlijke, redelijke en niet-discriminerende tarieven» en wat deze norm inhoudt.
Klopt het dat deze norm ingevuld gaat worden op basis van het aantal transacties op
de chartale basisinfrastructuur? Wanneer komt hierover duidelijkheid en wat betekent
dit concreet voor de kostenverdeling voor banken? Kunnen de kosten die banken doorrekenen
aan hun klanten op basis hiervan ook verschillen? Zal bij bepaling van de maximumtarieven
inzicht worden gegeven in de daadwerkelijke kostenstructuren die ten grondslag liggen
aan de tarieven?
Verwezen wordt naar het antwoord op vraag 54. Dit gaat over de kosten die de aanbieders
van de chartale basisinfrastructuur rekenen aan andere banken die van die infrastructuur
gebruikmaken.
Een andere kwestie is die van de kosten die banken aan hun rekeninghouders mogen rekenen.
Banken kunnen zelf bepalen in welke mate en hoe zij de kosten van de chartale infrastructuur
doorberekenen aan hun klanten, zolang die in lijn is met de tariefregulering uit dit
wetsvoorstel en de onderliggende amvb. Daarin wordt geregeld dat zij geen tarieven
mogen rekenen voor het opnemen en storten van bankbiljetten door particulieren onder
een bepaalde grens en dat de overige tarieven gemaximeerd worden. De doorberekening
en hoogte van de kosten kan dus verschillen per bank. Bij het bepalen van de maximumtarieven
wordt rekening gehouden met de kostenstructuren die eraan ten grondslag liggen.
67.
De leden van de SP-fractie vragen of er is overwogen om de chartale basisinfrastructuur
publiek te organiseren. Graag ontvangen zij een overzicht van de overwegingen hiervoor
en -tegen.
Als onderdeel van de afspraken uit het Convenant contant geld heeft mijn ministerie
in samenwerking met DNB onderzoek laten doen naar hoe het publiek belang van contant
geld ook na het Convenant geborgd kan worden. In mei 2023 zijn de uitkomsten van dit
onderzoek gepubliceerd in het rapport «Toekomstige inrichting van de chartale keten»
(TICKET)28. In dit onderzoek zijn verschillende opties voor de marktordening en de bekostiging
van de chartale keten onderzocht. Er is gekeken naar vier verschillende marktordeningsopties,
te weten: (i) de nuloptie van vrijwillige afspraken (in het Convenant), (ii) het invoeren
van wettelijke verplichtingen ten aanzien van, onder andere, de bereikbaarheid en
kwaliteit van chartale diensten, (iii) het aanwijzen van één partij als universele
cashdienstverlener (UCD-verlener) en (iv) het uitvoeren van de taken door de overheid.
Hoofdstuk 6 van het TICKET-onderzoek beschrijft uitgebreid hoe de verschillende marktordeningsopties
eruit zouden kunnen zien en hoofdstuk 7 geeft een overzicht van de voor- en nadelen
van de verschillende opties en zet deze af tegen een aantal beoordelingscriteria.
Zoals ook aangegeven in de memorie van toelichting hebben de laatste twee opties,
waar de rol van de publieke sector het grootst is, als voordeel dat de overheid meer
invloed heeft op de kwaliteit van de dienstverlening en meer flexibiliteit heeft om
deze over tijd aan te passen. Een groot nadeel aan publieke uitvoering is dat de overheid,
in tegenstelling tot de banken, geen ervaring heeft met het verzorgen van de chartale
infrastructuur, waardoor de kosten hoger zullen zijn. Onderhoud van en nieuwe investeringen
in de infrastructuur zou in deze gevallen ook volledig door de belastingbetaler opgebracht
moeten worden. Ook zou de transitie naar deze twee marktordeningsopties ingewikkeld
zijn en een vergaande ingreep in de marktordening betekenen. Na afweging van deze
voor- en nadelen is ervoor gekozen om wettelijke verplichtingen voor banken in te
voeren en op die manier de meest uitvoerbare, haalbare en doelmatige optie te kiezen.
69.
De leden van de SP-fractie lezen: «Grote banken bieden alle diensten aan, middelgrote
banken alleen biljetopname en onverpakt storten, en kleine banken alleen biljetopname.
[...] De allerkleinste banken worden uitgezonderd van alle verplichtingen.» Is er
hierdoor dus sprake van ongelijke toegang tot de chartale basisinfrastructuur, afhankelijk
bij welke bank men rekeninghouder is? Waarom is hiervoor gekozen? Hoe strookt dit
met het uitgangspunt dat iedereen toegang moet hebben hiertoe?
Banken met minder dan 50.000 betaalrekeninghouders worden niet verplicht om toegang
te bieden tot de chartale dienstverlening. Dit neemt niet weg dat zij dit vrijwillig
kunnen aanbieden, de wet verbiedt dit niet. Er is gekozen om de allerkleinste banken
hier niet toe te verplichten, omdat dit niet proportioneel zou zijn. Bovendien geldt
dat alle banken met meer dan 500.000 betaalrekeninghouders samen ongeveer 97% van
het totaal aantal betaalrekeningen aanbieden. Als wordt gekeken naar het aantal banken
met meer dan 50.000 betaalrekeninghouders wordt dit meer dan 99%. Met een grens van
50.000 betaalrekeninghouders heeft dus nagenoeg iedereen toegang tot de chartale dienstverlening.
70.
Het verbaast deze leden dat kleine banken zouden worden vrijgesteld van de verplichting
om geldstortingen te accepteren aangezien dit het principe van acceptatie van contant
geld ondermijnt en niet strookt met de geest van de acceptatieplicht voor contact
geld. Graag ontvangen ze een overzicht van de proportionaliteitsoverwegingen en specifieke
verwachte kosten voor kleine banken, inclusief een overzicht van alle instellingen
die dit betreft. Voorts horen ze graag welke mogelijkheden er zijn voor klanten om
te zien welke mate van toegang er voor hen is bij een betreffende bank en of minimumeisen
worden gesteld aan duidelijke actieve communicatie door hun bankinstelling over deze
(on)mogelijkheden bij hun bank.
In de kostenparagraaf van de memorie van toelichting is opgenomen wat de verwachte
kosten zijn voor de kleinere banken en ook worden voorbeelden genoemd van een aantal
banken die het betreft. Het wetsvoorstel stelt geen eisen aan hoe een bank moet communiceren
richting hun klanten over de aangeboden dienstverlening.
72.
De leden van de DENK-fractie vragen de regering of zij kennis heeft genomen van de
bevindingen uit het periodieke onderzoek van Panteia waaruit blijkt dat de kosten
voor contante betalingen de afgelopen jaren fors zijn gestegen terwijl de kosten voor
pinbetalingen nagenoeg gelijk zijn gebleven. Acht de regering het wenselijk dat contant
geld als wettig betaalmiddel structureel duurder is voor ondernemers? Welke maatregelen
worden genomen om te voorkomen dat met name kleine ondernemers, voor wie deze kosten
relatief zwaarder wegen, hierdoor financieel worden benadeeld?
Het onderzoek van Panteia29 laat zien dat contante betalingen per transactie relatief hoge vaste kosten kennen.
Voor ondernemers gaat het bijvoorbeeld om de kosten van het opmaken van de kassa,
het storten van contant geld, of van direct waardevervoer. Bij een daling van het
aantal contante transacties nemen deze vaste kosten volgens het Panteia-rapport niet
in dezelfde mate af, waardoor de kosten per transactie stijgen.
Naar oordeel van de regering blijft contant geld ook bij een dalend gebruik belangrijk.
Ook ondernemers hebben een maatschappelijke verantwoordelijkheid om contant geld te
accepteren van mensen die het willen gebruiken. De belangrijkste maatregel uit het
wetsvoorstel om de kosten voor ondernemers te mitigeren, is de tariefregulering. Daarbij
worden de tarieven voor zakelijke transacties gemaximeerd. Dit voorkomt dat de tarieven
voor het opnemen of storten van contant geld in reële termen verder stijgen.
74.
De leden van de SGP-fractie constateren dat een groot deel van de toepassing van het
wetsvoorstel is gebaseerd op het aantal rekeninghouders van een bank. Afhankelijk
daarvan geldt er bijvoorbeeld al dan niet een stortverplichting. Waarom is gekozen
voor deze variabele? Het aantal rekeninghouders van een bank is toch niet per se een
indicator van de behoefte van deze rekeninghouders om geld af te storten?
75.
De leden van de SGP-fractie wijzen ook op de aanwezigheid van meer digitale banken
in het Nederlandse bankenlandschap. Hun rekeninghouders zijn in mindere mate op zoek
naar voorzieningen voor contant geld. Toch moeten ook deze banken voldoen aan de verplichtingen
volgend uit het wetsvoorstel, indien zij aan de voorwaarden voldoen. Waarom is geen
rekening gehouden met het type bank?
76.
Deze leden overwegen dat er ook kan worden beargumenteerd om de verplichting te laten
gelden voor banken met een bepaald balanstotaal, omdat dan verwacht mag worden dat
ze de financiële middelen hebben om bij te dragen aan de voorzieningen voor contant
geld. Waarom is hier niet voor gekozen?
Bij het opstellen van deze wet is een afweging gemaakt tussen het borgen van een goede
toegang tot contant geld en de instandhouding van basisbankdienstverlening enerzijds,
en ruimte laten voor innovatie en het niet te hoog maken van toetredingsdrempels anderzijds.
Contant geld vervult een aantal belangrijke functies in het betalingsverkeer, waaronder
als terugvaloptie voor verstoringen in het digitale betalingsverkeer. Uit recent onderzoek
van DNB blijkt dat een overgrote meerderheid van de Nederlanders nog altijd sterk
gehecht is aan contant geld als betaaloptie, ook zonder dat zij dit zelf nog veel
gebruiken.30 Om die redenen vindt de regering het belangrijk dat de kosten voor contant geld niet
enkel neerslaan bij de mensen die er gebruik van maken en dat ook digitale banken
toegang tot de chartale dienstverlening aanbieden, omdat hun klanten ook profijt hebben
van de terugvaloptie van contant geld. Daarnaast laat de motie Nijboer, die het kabinet
oproept om het opnemen van geld voor particulieren kosteloos te maken en die met algemene
stemmen door de Tweede Kamer is aangenomen, ook geen ruimte voor differentiatie tussen
het soort of de grootte van de bank.
De regering heeft gezocht naar een balans en het wetsvoorstel met oog voor proportionaliteit
opgesteld. Zo zijn het enkel de grote banken die de chartale infrastructuur moeten
verzorgen, is de grens van het aantal betaalrekeninghouders opgehoogd voor de stortverplichting
en geldt de stortverplichting enkel voor onverpakt storten. Daarnaast lijken de kosten
behapbaar wanneer deze worden verspreid over het aantal betaalrekeninghouders. DNB
houdt toezicht op de kosten voor het gebruik van de chartale infrastructuur en de
voorwaarden die de chartale dienstverleners hieraan stellen.
Daarnaast is gekozen voor betaalrekeninghouders als criterium, omdat dit daadwerkelijk
iets zegt over het aandeel in het betalingsverkeer. Dit is niet het geval bij de balanstotalen.
77.
De leden van de SGP-fractie vragen hoeveel banken op dit moment meer dan vijfhonderdduizend
rekeninghouders hebben. Hoeveel banken zouden onder de stortverplichting vallen als
de grens van het aantal rekeninghouders op 50.000 zou blijven? En om hoeveel banken
zou het gaan als de grens bijvoorbeeld bij tweehonderdduizend zou liggen?
Bij het opstellen van het wetsvoorstel is gekeken naar de grootte van de bank en de
draagkracht. In de keuze voor de grens van drie miljoen betaalrekeninghouders voor
het verzorgen van de chartale infrastructuur is wel meegewogen wat de grootte is van
de huidige banken die dit aanbieden, maar dit is niet doorslaggevend geweest. Het
doel is om regelgeving op te stellen voor de lange termijn. Paragraaf 6 van de memorie
van toelichting geeft meer inzicht in welke banken naar verwachting onder de verschillende
verplichtingen zullen vallen.
78.
De leden van de SGP-fractie vragen naar de argumentatie en de afwegingen die ertoe
geleid hebben om de grens voor de stortverplichting te leggen bij vijfhonderdduizend
rekeninghouders?
Bij het opstellen van deze wet is een afweging gemaakt tussen het borgen van een goede
toegang tot contant geld en de instandhouding van basisbankdienstverlening enerzijds,
en ruimte laten voor innovatie en het niet te hoog maken van toetredingsdrempels anderzijds.
Contant geld vervult een aantal belangrijke functies in het betalingsverkeer, waaronder
als terugvaloptie voor verstoringen in het digitale betalingsverkeer. Om die reden
vindt de regering het belangrijk dat de kosten voor contant geld niet enkel neerslaan
bij de mensen die er gebruik van maken en dat ook digitale banken toegang tot de chartale
dienstverlening aanbieden, omdat zij ook profijt hebben van de terugvaloptie van contant
geld. De regering heeft gezocht naar een balans en het wetsvoorstel met oog voor proportionaliteit
opgesteld.
In eerste instantie lag de grens voor de stortverplichting op 50.000 betaalrekeninghouders.
Naar aanleiding van het advies van de Raad van State en een brief van een aantal kleinere
banken, is besloten om dit op te hogen naar 500.000 betaalrekeninghouders. Ook geldt
de stortverplichting enkel voor onverpakt storten. Met deze aanpassingen blijven de
regeldrukgevolgen voor kleinere instellingen beperkt. Ook zorgt dit ervoor dat de
markttoetredingsdrempels niet te veel worden verhoogd, zodat Nederland aantrekkelijker
blijft voor innovatieve dienstverleners.
79.
De leden van de SGP-fractie constateren dat er maximumtarieven komen voor het storten
en opnemen van contant geld voor zakelijke klanten. Gelden deze tarieven voor alle
entiteiten die geen particulieren zijn? Welke maximumtarieven overweegt de regering?
Worden deze tarieven jaarlijks geïndexeerd? Hoe wordt bij het vaststellen van de tarieven
rekening gehouden met de kosten voor ondernemers en goede doelen?
Het klopt dat er aparte tarieven komen voor zakelijke en particuliere klanten. De
tarieven zijn onderdeel van de amvb waar ik momenteel aan werk. In de amvb wordt ook
bepaald of de tarieven geïndexeerd zullen worden. Bij het opstellen van de amvb heb
ik gekeken naar de huidige tarieven die gehanteerd worden door de grootbanken, naar
de tarieven die golden bij de totstandkoming van het Convenant contant geld en naar
de kostenstructuur. Doordat de tarieven gemaximeerd worden, wordt voorkomen dat zakelijke
klanten, zoals ondernemers en goede doelen, onredelijk hoge kosten betalen voor chartale
dienstverlening. De amvb wil ik na de zomer openbaar consulteren.
80.
De leden van de SGP-fractie zijn van mening dat het nultarief voor het storten en
opnemen van contant geld ook voor goede doelen, kerkgenootschappen en verenigingen
moet gelden. Waarom is daar niet voor gekozen? Is de regering het eens dat dit wel
wenselijk is, gezien de grote (maatschappelijke) waarde van deze instellingen?
81.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in artikel 3:267m dat bij of krachtens
algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over de tarieven die een bank
aan haar in Nederland woonachtige of gevestigde betaalrekeninghouders in rekening
brengt voor het gebruik van de chartale basisinfrastructuur, waarbij geldt dat deze
tarieven op nul kunnen worden vastgesteld. In de memorie van toelichting geeft de
regering tevens aan dat voor het opnemen en storten van contant geld door particulieren
een nultarief zal gelden. Deze leden wijzen erop dat ook bij verschillende initiatieven
in het maatschappelijk middenveld, zoals goede doelen, kerkgenootschappen en verenigingen
vaak stortingen van zowel munt- als briefgeld worden gedaan. Contante giften zijn
immers een belangrijke inkomstenbron voor dergelijke organisaties zonder winstoogmerk.
Daarom vragen deze leden of de regering voornemens is om bij de uitwerking van de
AMvB ook voor deze organisaties een nultarief te hanteren, iets wat ze zeer zouden
onderschrijven.
Ik ben niet van plan om een nultarief te introduceren voor het afstorten van contant
geld voor goede doelen, kerkgenootschappen en verenigingen. Het instellen van een
nultarief voor (een deel van de) zakelijke klanten zou leiden tot hogere kosten voor
de banken, die vervolgens weer op een andere manier worden doorberekend. Ik vind het
niet onredelijk dat zakelijke klanten een redelijke maximumvergoeding betalen, gelet
op het volume dat zij hebben. Wel ben ik in gesprek met de goede doelensector over
hun zorgen omtrent het afstorten van munt- en briefgeld, zodat zij hun inkomsten gemakkelijker
en veiliger kunnen afstorten. Het maakt daarnaast de wet ook complexer en moeilijker
uitvoerbaar.
§ 4.2 Continuïteit geldtransport
82.
De leden van de VVD-fractie vinden het uitermate kwetsbaar dat er op dit moment één
geldtransportonderneming in Nederland is met een marktaandeel van 90 tot 95%. Dat
is een ongewenste situatie. De markt is zo gegroeid, ook door de afname van het gebruik
van cash. Het is goed dat er daarom een aantal verplichtingen worden opgelegd. Maar
hoe dragen de voorgestelde regels eraan bij dat ook nieuwe toetreders een eerlijke
kans krijgen op de Nederlandse markt voor geldtransport? Zorgen de extra verplichtingen
er juist niet voor dat nieuwe toetreders worden afgeschrikt?
De rapportage- en continuïteitseisen uit het wetsvoorstel zijn pas van toepassing
wanneer een geldtransporteur 30% of meer van alle ophaal- en brenglocaties in Nederland
bedient. Die extra verplichtingen zijn bewust gekoppeld aan de 30%-grens en hebben
als doel om de continuïteit van de chartale keten te borgen. Nieuwe toetreders kunnen volgens de regering
daarmee toetreden en groeien zonder direct aan het monitoringskader te moeten voldoen.
Daar komt bij dat de regels voor geldtransporteurs bewust niet zijn ingericht als
een volwaardig toezichtkader, juist om te voorkomen dat de markt dichtgereguleerd
wordt. Zie daarover paragraaf 3.4 van de memorie van toelichting.
83.
De leden van de VVD-fractie constateren dat er sprake is van een zeer beperkte marktwerking
of eigenlijk geen marktwerking op dit moment. Dat brengt risico’s met zich mee. Kan
de regering toezeggen dat de ACM regelmatig onderzoek doet naar de prijzen en de kwaliteit
van de dienstverlening met betrekking tot het geldtransport? In dit soort situaties
is een sterke marktmeester en toezichthouder van cruciaal belang.
Zoals ook aangegeven in de memorie van toelichting kan een verminderde concurrentiedruk
in een sterk geconcentreerde markt in theorie leiden tot hoge prijzen, lage kwaliteit
van dienstverlening en gebrek aan innovatie. Uit het TICKET-onderzoek bleek dat er
verschillende redenen zijn waarom Brink’s, ondanks zijn grote marktaandeel, niet zonder
meer over een economische machtspositie beschikt en die zou misbruiken, met hoge tarieven
of suboptimale kwaliteit tot gevolg. Dit neemt niet weg dat de Autoriteit Consument
en Markt kan ingrijpen met het algemene mandaat dat zij heeft om overtredingen van
de Mededingingswet aan te pakken. De ACM heeft naar oordeel van de regering goed zicht
op de financiële sector en gaat als onafhankelijke toezichthouder over haar eigen
onderzoeksagenda. Zo is de ACM recent een onderzoek gestart vanwege een overname van
de Nederlandse tak van het Duitse Ziemann door Brink’s. De ACM onderzoekt of hierdoor
sprake is van een overtreding van de mededingingsregels.31
84.
Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie zich af hoe de invalshoek van strategische
autonomie is meegewogen in de voorgestelde verplichtingen voor geldtransportondernemingen.
Brink’s, de geldtransportonderneming met een marktaandeel van 90% tot 95%, is van
origine geen Nederlands bedrijf. Geldtransport is echter wel een dienst van gewichtig
nationaal belang, menen ze. Acht de regering een afwikkelplan voor geldtransportondernemingen,
zoals in artikel 9m derde lid wordt voorgesteld, afdoende om de gevolgen te ondervangen
indien een geldtransportonderneming met een significant marktaandeel om niet-financiële
reden zijn dienstverlening in Nederland beëindigt? Zo nee, wat gaat de regering hier
aan doen? Het afwikkelplan ziet immers enkel toe op beëindiging van de werkzaamheden
van de geldtransportonderneming om financiële redenen, volgens interpretatie van deze
leden.
De strategische autonomie van Nederland is meegewogen bij de totstandkoming van dit
wetsvoorstel. Voorgenomen handelingen met een substantiële impact op de werkzaamheden
moeten direct aan DNB worden gemeld. Dit ziet daarom niet enkel op wijziging of beëindiging
van activiteiten om financiële redenen. DNB kan daarna maximaal 26 weken een wachttermijn
opleggen om een alternatief te organiseren. Daarmee acht de regering het risico dat
een dominante, niet-Nederlandse speler vertrekt om welke reden dan ook beheersbaar.
Ik voer op dit moment de beleidscyclus vitaal uit waarin wordt gekeken welke dienstverleners
binnen de financiële sector vitaal zijn voor de Nederlandse samenleving. Hierbij worden
zaken als marktaandeel en rol van partijen binnen het betalingsverkeer ook meegenomen.
85.
De leden van de BBB-fractie hebben een vraag over het quasi-monopolie van Brink’s.
Om het continuïteitsrisico te beperken, heeft DNB een living will-overeenkomst gesloten
met Brink’s. Deze overeenkomst verplicht Brink’s om onder andere regelmatig informatie
te verstrekken over zijn financiële gezondheid en DNB tijdig op de hoogte te stellen
van grote veranderingen in de dienstverlening. Deze leden zijn blij dat er geregeld
gemonitord wordt op het functioneren van Brink’s als aanbieder van geldtransporten.
De regering verwacht dat de markt voldoende robuust is om zichzelf te reguleren, maar
bij afhankelijkheid van een enkele aanbieder en monitoring op vrijwillige basis is
er wat deze leden betreft een aanzienlijk risico dat andere marktpartijen onvoldoende
snel kunnen reageren wanneer Brink’s niet langer de huidige dienstverlening zou kunnen
voortzetten. Daarom zijn ze van mening dat het opstellen van een noodplan voor het
scenario dat Brink’s daadwerkelijk dreigt te verdwijnen of in financiële problemen
komt geen overbodige luxe is, is de regering dat met hen eens? Is de regering bereid
om verdere voorzorgsmaatregelen te nemen om de continuïteit van het aanbod van geldtransporten
in de toekomst zoveel mogelijk te garanderen?
De regering deelt de zorg van de leden van de BBB-fractie over de huidige dominantie
van één marktpartij in de geldtransportsector. Juist vanwege deze afhankelijkheid
is in het wetsvoorstel gekozen voor een wettelijk kader dat verder gaat dan vrijwillige
afspraken zoals de bestaande «living will»-overeenkomst. DNB heeft vanuit haar wettelijke
taak om de goede werking van het betalingsverkeer te bevorderen, regelmatig contact
met Brink’s. Voor het scenario waarin een geldtransportonderneming haar dienstverlening
beëindigt, zijn in de wet diverse waarborgen opgenomen, zoals een verplicht afwikkelplan
en een meldplicht bij substantiële wijzigingen. Door de permanente monitoring van
DNB kan tijdig worden ingegrepen als de continuïteit in het geding komt. Mocht in
de toekomst blijken dat aanvullende maatregelen nodig zijn om het contant geldtransport
verder te versterken, dan zal daarop worden geacteerd.
§ 5. Verhouding tot hoger recht
86.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat de Raad van State een risico
ziet op kartelvorming wanneer alleen de grote banken de dienst uit maken bij Geldmaat.
Hoe wordt er gewaarborgd dat de verplichte deelname hieraan door kleine banken niet
leidt tot torenhoge tarieven die de positie van deze banken ondermijnen? Het wetsvoorstel
tracht dit op te vangen door te eisen dat de toegang eerlijk, redelijk en niet-discriminerend
moet zijn. Hoe wordt dit in de praktijk afgedwongen? Waarom is deze eis hard genoeg
volgens de regering? Op welke manier zorgt de regering ervoor dat deze zorg van de
Raad van State volledig wordt weggenomen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen op welke wijze de regering borgt dat
de kostenverdeling tussen grote en kleine banken eerlijk en transparant plaatsvindt.
Op welke manier wordt gecontroleerd dat tarieven daadwerkelijk «eerlijke, redelijke
en niet-discriminerende» vergoedingen zijn? Ziet de regering een rol voor DNB of de
ACM in toezicht op deze tariefstelling?
De middelgrote banken worden verplicht om een dienst af te nemen bij de aanbieders
van de chartale basisinfrastructuur. Dat kan, zoals de Raad van State terecht opmerkt,
nadelig uitpakken voor de middelgrote banken, bijvoorbeeld vanwege oneerlijke prijzen.
Daarom is ervoor gekozen om de prijsstelling te normeren. Zoals de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
schrijven, doet het wetsvoorstel dit door te eisen dat de toegang eerlijk, redelijk
en niet-discriminerend moet zijn. Deze open norm schrijft niet voor welke kostenelementen
wel en niet in de prijs moeten worden meegenomen. Dat biedt ruimte om de relevante
aspecten en ontwikkelingen te betrekken. Tegelijkertijd zorgt de formulering ervoor
dat alle relevante feiten en omstandigheden kunnen worden meegewogen bij het bepalen
van het eerlijke, redelijke en niet-discriminerende karakter van de tarieven en voorwaarden.
Zoals op pagina 19 van de memorie van toelichting is opgemerkt, is ook overwogen de
tariefstelling nauwgezet te normeren. Omdat de overwogen maatstaven echter voor- en
nadelen kennen, is gekozen voor een open norm. Gegeven de huidige verhoudingen in
het betalingsverkeer en de onderliggende keuzes in het wetsvoorstel moet worden voorkomen
dat de tarieven leiden tot een grote kostenverschuiving van grote naar kleinere banken.
In de toelichting is daarom aangegeven dat een bekostiging die gebaseerd is op het
aantal transacties op de chartale basisinfrastructuur op voorhand tot de beste uitkomsten
lijkt te leiden. De open norm biedt ruimte om in de praktijk te bezien of dit inderdaad
het geval is.
DNB houdt toezicht op de norm, en kan handhavend optreden als die wordt overtreden.
De ACM behoudt op basis van haar generieke mededingingsmandaat de mogelijkheid om
in te grijpen indien de aanbieders van de chartale basisinfrastructuur hun (wettelijke)
machtspositie misbruiken.
87.
De leden van de D66-fractie constateren dat met name op het gebied van geldtransport
sprake is van een zeer geconcentreerde markt met één dominante speler. Zij vragen
de regering in hoeverre het voorgestelde wettelijke kader voldoende bijdraagt aan
het waarborgen van marktwerking en het voorkomen van misbruik van een economische
machtspositie. Kan de regering nader toelichten welke rol de ACM hierin heeft, en
of aanvullende sectorspecifieke toezichtinstrumenten overwogen zijn?
Het voorgestelde wettelijk kader is gericht op het bevorderen van de continuïteit
van het geldtransport. Naast het continuïteitsrisico is er het risico op beperkte
marktwerking. Bij de totstandkoming van het wetsvoorstel is nagegaan of er nadere
regels nodig zijn om dit risico op te vangen. Overwogen is dat de ACM een algemeen
mandaat heeft om op te treden tegen misbruik van een economische machtspositie.32 De ACM kan onder andere optreden als het gedrag van een geldtransportonderneming
met een economische machtspositie leidt tot uitbuiting van consumenten of uitsluiting
van concurrenten. Verder zijn er volgens het TICKET-onderzoek verschillende redenen
waarom Brink’s, ondanks zijn grote marktaandeel, niet zonder meer over een economische
machtspositie beschikt die zou leiden tot hoge tarieven of suboptimale kwaliteit.33 Gelet daarop ziet de regering nu geen aanleiding voor nader overheidsingrijpen om
het risico op beperkte marktwerking af te wenden.
88.
Verder vragen deze leden of het wettelijk openstellen van de chartale basisinfrastructuur
voor andere banken, tegen «eerlijke, redelijke en niet-discriminerende» voorwaarden,
in de praktijk voldoende waarborgen biedt om toetreding te faciliteren en machtsconcentratie
te beperken. Kan de regering reflecteren op internationale voorbeelden waarin soortgelijke
infrastructuren zijn opengesteld?
De regering verwacht dat de gekozen norm het risico op oneerlijke prijzen en voorwaarden
voldoende ondervangt. Er zijn de regering geen internationale voorbeelden bekend van
prijsregulering bij het openstellen van de infrastructuur voor contant geld. In die
zin lopen we in Nederland voor ten opzichte van andere landen. In de huidige situatie
is Geldmaat een kosten-plus-organisatie, wat inhoudt dat zij haar kosten plus een
redelijke vergoeding op het geïnvesteerde vermogen doorrekent aan haar aandeelhouders.34 Voor aansluitende banken moeten prijzen en voorwaarden gelden die eerlijk, redelijk
en niet-discriminerend zijn. In de memorie van toelichting wordt opgemerkt dat een
bekostiging die gebaseerd is op het aantal transacties op de chartale basisinfrastructuur
op voorhand tot de beste uitkomsten lijkt te leiden. De open norm biedt ruimte om
in de praktijk te bezien of dit inderdaad het geval is. Verder wordt verwezen naar
de beantwoording van de eerdere vraag van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie.
§ 6. Gevolgen
§ 6.1 Verwachte feitelijke gevolgen
89.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen zich af hoe het wetsvoorstel is voorbereid
op verdere afname van het gebruik van contant geld. Worden de eisen aan de infrastructuur
periodiek geëvalueerd en aangepast? Kan de regering reflecteren op een scenario waarbij
het gebruik van contant geld nog verder terugloopt?
Het gebruik van contant geld is, na een jarenlange dalende trend, sinds 2020 stabiel.
Sindsdien wordt bij ongeveer 20% van de transacties aan de toonbank met contant geld
betaald. Het is denkbaar dat het gebruik van contant geld in de toekomst verder afneemt.
In juni 2021 is het in opdracht van DNB uitgevoerde onderzoek «De toekomst van de
chartale infrastructuur in Nederland» gepubliceerd, waar onderzocht is hoe de chartale
infrastructuur er op de middellange termijn uit moet zien bij een structureel laag
gebruik van contant geld35. In het zogenoemde CITO-onderzoek worden drie functies van contant geld onderscheiden:
de terugvalfunctie bij storingen in het girale betalingsverkeer, de functie als betaalmiddel
voor cashafhankelijke groepen, en het regulier gebruik als betaalmiddel. Op dit moment
vervult contant geld, net als bij de totstandkoming van het onderzoek in 2020, alle
drie de functies. Het is echter denkbaar dat de terugvalfunctie van contant geld op
enig moment kan worden overgenomen door andere digitale en girale betaalmethoden.
Ook is het denkbaar dat de functie als betaalmiddel voor cashafhankelijke groepen
minder relevant wordt vanwege een vergrote toegankelijkheid van andere betaalmiddelen.
In zo’n scenario resteert uiteindelijk enkel het reguliere gebruik van contant geld.36 De eisen aan de chartale basisinfrastructuur kunnen relatief eenvoudig worden bijgesteld,
omdat zij op het niveau van een algemene maatregel van bestuur zijn vastgelegd, waardoor
er relatief snel ingegrepen kan worden als de situatie daarom vraagt.
90.
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat de middelgrote banken (Volksbank, Bunq en
Revolut) zich zorgen maken over de gevolgen van de voorgestelde regelgeving. Waar
zitten hun grootste zorgen en hoe zijn die geadresseerd in het voorliggende wetsvoorstel?
In de internetconsultatie heeft een groep banken (Bunq, Van Lanschot Kempen, Triodos
Bank, Knab en Revolut) bezwaren geuit tegen de voorgestelde stortverplichting. Deze
bezwaren hebben zij in januari 2025 herhaald in een gezamenlijk position paper. Zij
uiten onder meer hun zorgen over de hoge regeldrukkosten en concurrentievervalsing
en vragen ruimte te houden voor alternatieve oplossingen.
Naar aanleiding van deze geluiden en het advies van de Raad van State is de reikwijdte
van de stortverplichting aangepast van banken met minimaal 50.000 betaalrekeninghouders
met een Nederlands adres, naar 500.000. Een bank van een dergelijke omvang heeft een
hogere kasstroom, en is dus beter in staat om de eenmalige kosten van aansluiting
te dragen. In een eerdere fase is de stortverplichting al beperkt tot het onverpakt
storten van biljetten, waarmee verpakt storten (sealbagstorten) en muntdiensten buiten
de reikwijdte blijven. Ook dit draagt bij aan de proportionaliteit van de verplichting.
Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar het nader rapport.
De zorgen over concurrentievervalsing worden in het wetsvoorstel ondervangen doordat
DNB toezicht houdt op de voorwaarden en tarieven voor aansluiting bij de chartale
basisinfrastructuur, naast het algemene mededingingstoezicht van de ACM. In het nader
rapport en in de memorie van toelichting wordt uitgebreid ingegaan op de verhouding
tot het mededingingsrecht. Ook wordt daarin toegelicht dat niet is beoogd om de middelgrote
banken een groot gedeelte van de kosten te laten dragen.
Overwogen is hoe alternatieve oplossingen, zoals het storten aan de winkelbalie, zouden
kunnen bijdragen aan de chartale dienstverlening. Naar oordeel van de regering bieden
dit soort diensten nog geen wenselijk alternatief voor reguliere geldautomaten, omdat
zij een lager dienstverleningsniveau en beschikbaarheidsniveau hebben. Daarom is gekozen
voor verplichte aansluiting bij de chartale basisinfrastructuur. Dat houdt de totale
maatschappelijke kosten zo laag mogelijk, terwijl de toegang tot opname- en stortfaciliteiten
als basisbankdienst breed wordt getrokken.
91.
Deze leden lezen daarnaast dat op besluitniveau constructies als een «korting» of
cashback op betaalpakketten als een gebruiker geen contant geld gebruikt, aan banden
kunnen worden gelegd. Wat wordt daar precies mee bedoeld? Wie besluit daartoe?
Met deze formulering wordt bedoeld dat de grondslag om bij amvb eisen te stellen aan
de tarieven voor het gebruik van de chartale basisinfrastructuur, ook kan worden gebruikt
om dit soort constructies te reguleren of te verbieden. De regering stelt het Besluit
chartaal betalingsverkeer vast.
92.
De leden van de VVD-fractie lezen ook dat de wetgeving voor de IAD’s slechts beperkte
gevolgen heeft. Het gaat dus niet om geen gevolgen. Wat zijn dan de gevolgen? En ze
kunnen nog steeds concurreren met bancaire geldautomaten wordt gesteld in de memorie
van toelichting. In hoeverre is er sprake van een gelijk speelveld?
Het wetsvoorstel stelt geen aanvullende eisen, direct noch indirect, aan niet-bancaire
geldautomaten (de automaten die zijn geplaatst door IAD’s). Bij het opstellen van
het wetsvoorstel bleek dit niet noodzakelijk om consumenten te beschermen of de inclusiviteit
van het betalingsverkeer te waarborgen. De gevolgen voor IAD’s blijven beperkt tot
de verandering van het aanbod van bancaire geldautomaten (de voorzieningen van de
chartale basisinfrastructuur) als gevolg van dit wetsvoorstel. Het wetsvoorstel voorkomt
immers dat de bereikbaarheid of beschikbaarheid van bancaire geldautomaten terugloopt
of dat voor het gebruik daarvan hoge prijzen worden gerekend. De niet-bancaire geldautomaten
vallen niet onder de chartale basisinfrastructuur en zijn niet gebonden aan de tariefregulering
uit het wetsvoorstel. Vanuit dit wetsvoorstel bezien is er geen sprake van een gelijk
speelveld. Dat is ook gerechtvaardigd, omdat de rol en functie van IAD’s aanzienlijk
verschilt van die van banken en Geldmaat.37
§ 6.3 Financiële gevolgen
93.
De leden van de VVD-fractie willen graag weten of de middelgrote banken zich nu ook
kunnen vinden in de kosten die deze wet- en regelgeving voor hen meebrengt, zoals
weergegeven in deze paragraaf. Klopt het dat de gevolgen van de wet- en regelgeving
voor de middelgrote banken in financiële en organisatorische zin het grootst zijn?
Hoe had hier nog meer aan tegemoet kunnen worden gekomen, want zij zijn toch wel de
uitdagers van de gevestigde grote banken?
De genoemde kosten in de regeldrukparagraaf zijn afkomstig van de betrokken banken.
De benodigde investeringen zijn inderdaad voor de middelgrote banken het grootst,
omdat sommige van hen nog geen aansluiting bij de chartale basisinfrastructuur hebben.
De regering is het met de leden van de VVD-fractie eens dat ook diversiteit in het
bankenlandschap van groot belang is. Doordat de grens van het aantal betaalrekeninghouders
flink is opgetrokken, van 50.000 naar 500.000 rekeninghouders, worden de kleine banken
ontzien van de aansluitplicht. Tegelijkertijd is ook een goede en brede chartale dienstverlening
van belang. Met de gekozen vormgeving is een afgewogen balans gezocht tussen die belangen.
94.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de tariefregulering voorkomt dat banken alle
kosten van de chartale infrastructuur via transactietarieven aan rekeninghouders kunnen
doorberekenen, waardoor het voorzienbaar is dat een deel van die kosten in de vaste
tarieven voor betaalpakketten zullen worden verdisconteerd. Kan de regering, hoewel
zij aangeeft dat ze het effect hiervan nog niet kan kwantificeren totdat een maximumtarief
wordt vastgesteld, toch een inschatting maken van een bandbreedte van mogelijke kostenstijging
bij een laag of een hoog maximumtarief scenario? Verwacht de regering dat vooral bij
de drie grote banken hogere pakkettarieven zouden kunnen worden ingevoerd, aangezien
daar de meeste kosten zullen neerslaan?
Vooropgesteld staat dat het wetsvoorstel geen eisen bevat die banken dwingen om de
kosten door te rekenen, en op welke manier zij dat moeten doen. Banken zouden er voor
kunnen kiezen om de kosten zelf te absorberen. Het TICKET-onderzoek bevat een indicatieve
berekening van de verwachte kostenstijging. Als voor alle chartale diensten (inclusief
voor zakelijke klanten en direct waardevervoer) een nultarief zou gelden, en de banken
deze volledig zouden doorberekenen in de tarieven voor betaalpakketten, dan zou circa
€ 8 tot € 10 van de jaarlijkse pakkettarieven van een betaalrekening gebruikt worden
om de chartale infrastructuur te betalen. Bij die berekening moeten een paar kanttekeningen
worden geplaatst. Ten eerste voorziet de regering geen nultarieven voor alle chartale
diensten. Alleen voor particulier biljetten opnemen en storten gaat een nultarief
gelden; de andere tarieven worden gemaximeerd. Ten tweede kan geen rekening gehouden
worden met de mate waarin de chartale infrastructuur nu al vanuit de betaalpakkettarieven
wordt bekostigd. Een deel van de hierboven genoemde bedragen kan momenteel dus al
verdisconteerd zijn in de prijzen voor een betaalpakket. De regering verwacht daarom
dat de uiteindelijke kostenstijging lager ligt dan de genoemde bedragen.
§ 7. Uitvoering, toezicht en handhaving
95.
De leden van de VVD-fractie zien dat het voorstel in de voorliggende wet is om DNB
de tarieven te laten vaststellen. Waarom is ervoor gekozen om DNB dit te laten doen?
Waarom is niet gekozen voor de ACM, die de prijsregulering voor meer sectoren doet?
Wat zijn de voor- en nadelen van de keuze voor DNB en voor ACM? Zou de ACM deze taak
kunnen uitvoeren? Graag een uitgebreide toelichting, omdat de ACM volgens deze leden
op het eerste gezicht een logischer keuze is.
De maximumtarieven voor het gebruik van de chartale basisinfrastructuur door betaalrekeninghouders
worden door de regering in een algemene maatregel van bestuur vastgesteld. Deze amvb
wordt door de regering vastgesteld, niet door DNB. DNB houdt toezicht op de naleving
daarvan. Daarnaast houdt DNB toezicht op de eis dat de tarieven voor het gebruik van
de chartale basisinfrastructuur eerlijk, redelijk, en niet-discriminerend zijn. DNB
houdt ook toezicht op de overige normen uit dit wetsvoorstel. Daarvoor zijn meerdere
redenen. Een groot deel van het toezicht op banken en het betalingsverkeer is reeds
aan DNB opgedragen. De voorgestelde verplichtingen voor banken sluiten bovendien aan
bij de wettelijke taak van DNB om de goede werking van het betalingsverkeer te bevorderen.
Als uitvloeisel van die taak zit DNB onder meer het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer
voor, en heeft zij het Convenant contant geld tot stand gebracht. DNB heeft dus de
relevante kennis en ervaring om ook dit nieuwe toezicht uit te oefenen.
Overwogen is om het toezicht op de prijzen en voorwaarden voor toegang tot Geldmaat
bij de ACM neer te leggen. Zoals de leden van de VVD-fractie terecht aangeven, draagt
de ACM reeds in verschillende branches zorg voor een eerlijke prijsvorming. De ACM
beschikt, als algemene markttoezichthouder, echter over minder specifieke kennis en
ervaring dan DNB op het gebied van het betalingsverkeer, en specifiek de chartale
keten. Het aanwijzen van ACM als toezichthouder op een specifieke norm zou daarnaast
kunnen leiden tot een situatie van onwenselijke bestuurlijke drukte, met verschillende
toezichthouders.
Het bovenstaande laat onverlet dat ACM over relevante kennis en ervaring beschikt
over het toezicht op eerlijke prijzen. De regering heeft DNB en de ACM daarom aangespoord
om die kennis uit te wisselen ten behoeve van het toezicht op dit wetsvoorstel. Daarnaast
behoudt de ACM de bevoegdheden op grond van haar algemene mandaat ten aanzien van
marktordening en concurrentie, en zou die bevoegdheden indien nodig kunnen inzetten
in de chartale keten.
96.
De leden van de VVD-fractie vragen voorts of zij het goed begrijpen dat de kosten
voor het toezicht voortvloeiend uit deze wet volledig ten laste komen van de monetaire
opbrengsten. Worden deze dus niet doorbelast aan de onder toezicht staande ondernemingen?
Deze leden vragen ook in hoeverre de AFM nog een rol met betrekking tot het voorliggende
wetsvoorstel heeft?
De lezing van de leden van de VVD-fractie is juist. De kosten van het toezicht op
de chartale basisinfrastructuur komen volledig ten laste van de monetaire opbrengsten
en worden niet doorbelast aan de ondertoezichtstaande instellingen. Dat is gerechtvaardigd
aangezien deze toezichttaak wordt geschaard onder de monetaire taak van DNB om de
goede werking van het betalingsverkeer te bevorderen. De AFM heeft met betrekking
tot dit wetsvoorstel geen rol.
97.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de DNB heeft gesignaleerd dat de handhaving
bij met name geldtransportondernemingen complexer en mogelijk minder effectief is
als deze hun zetel in het buitenland hebben, alsmede dat de afhankelijkheid van banken
van andere partijen (zoals pandeigenaren of gemeenten) bij het inrichten van de chartale
basisinfrastructuur kan leiden tot knelpunten in de handhaving voor DNB. In de memorie
van toelichting worden deze opmerkingen afgedaan door te stellen dat als DNB in de
toekomst problemen ondervindt met de handhaving, de Minister van Financiën dit dan
graag verneemt. Graag ontvangen deze leden een reflectie van de regering waarom zij
op deze twee punten nu geen problemen verwacht die nopen tot aanpassing van de wetgeving.
Het is goed dat DNB in dit stadium op deze potentiële moeilijkheden wijst. De internationale
handhaving van publiekrechtelijke voorschriften is altijd complexer, omdat ook buitenlandse
rechtsstelsels en -regels een rol spelen. De alternatieven – bijvoorbeeld om alleen
ondernemingen met een zetel in Nederland toe te staan geldtransport te verlenen –
stuiten echter op bezwaren. Zo’n regel zou niet alleen in strijd kunnen komen met
Europese en internationale verplichtingen, maar zou ook een aanvullende drempel vormen
voor toetreding tot de Nederlandse markt voor geldtransport, en de positie van de
huidige spelers op die markt verder bestendigen dan nu al het geval is.
Verder bevat de chartale keten inderdaad meerdere afhankelijkheden, zowel binnen als
buiten de financiële sector (zoals toegang en beschikbaarheid van stroom en dataverbindingen),
waardoor problemen bij een partij snel tot problemen elders in de keten kunnen leiden.
Om een helder juridisch kader te bieden, is ervoor gekozen om de verplichtingen neer
te leggen bij de banken als aanbieders van de voorzieningen voor eindgebruikers. Zij
zijn er voor verantwoordelijk dat die voorzieningen aan de wettelijke eisen voldoen.
Zoals DNB aangeeft is het inderdaad denkbaar dat de afhankelijkheid van andere partijen
leidt tot niet-verwijtbaarheid van een overtreding van de banken. Als dat veel blijkt
voor te komen, zal moeten worden gekeken of nadere wetgeving noodzakelijk is.
98.
De leden van de NSC-fractie vragen of de regering nader kan toelichten op welke wijze
en op welke termijn de delegatiebepalingen zullen worden uitgewerkt.
De delegatiebepalingen worden gezamenlijk uitgewerkt in het Besluit chartaal betalingsverkeer,
dat na de zomer wordt geconsulteerd. Het besluit zal gelijktijdig met dit wetsvoorstel
in werking treden.
§ 8. Evaluatie
99.
De leden van de NSC-fractie lezen in de memorie van toelichting op pagina 41 dat de
Minister van Financiën het graag van DNB verneemt als knelpunten met betrekking tot
de handhaafbaarheid zich in de toekomst zouden voordoen, en DNB van opvatting is dat
voor het adequaat adresseren daarvan aanpassing in wet- of regelgeving nodig is. Kan
de regering toelichten waarom deze afwachtende houding wordt verkozen boven een evaluatiebepaling
in de wet?
100.
De leden van de NSC-fractie en de leden van de SGP-fractie vragen of de regering kan
aangeven waarom er geen evaluatiebepaling in het wetsvoorstel is opgenomen.
101.
De leden van de NSC-fractie vragen waarom er in plaats daarvan wordt vertrouwd op
externe signalen alvorens er eventueel wordt overgegaan tot evaluatie van de wet.
102.
Ten aanzien van technologische ontwikkelingen en veranderend betaalgedrag vragen de
leden van de CDA-fractie waarom geen evaluatiebepaling of periodiek evaluatieonderzoek
is opgenomen. Over de afgelopen 20 jaar zijn immers al grote veranderingen in de betaalmarkt
te zien, die zich mogelijk doorzetten. Zij vragen of het niet juist goed is de kostenstructuren
voor banken, ondernemers en gebruikers te volgen en waar nodig te kunnen herijken.
Zij vragen of de regering bereid is toch een evaluatiebepaling op te nemen, waarin
ook de nationale acceptatieplicht voor contant geld en ontwikkelingen in Europese
regelgeving kunnen worden betrokken.
De leden van de fracties van NSC, SGP en CDA hebben vragen gesteld over de evaluatie
van de wet. In het aan de Tweede Kamer gezonden voorstel werd voor de evaluatie vertrouwd
op het MOB. DNB voert jaarlijks een bereikbaarheidsmonitor uit, waarin onder andere
de toegang tot de chartale infrastructuur aan bod komt. Deze bereikbaarheidsmonitor
wordt daarna uitgebreid geëvalueerd in het MOB.
Naar aanleiding van de vragen is ervoor gekozen om alsnog een evaluatiebepaling in
het wetsvoorstel op te nemen. Dit wordt geregeld via de nota van wijziging die tegelijkertijd
met de beantwoording van dit verslag naar uw Kamer wordt verzonden. De wet zal binnen
vijf jaar geëvalueerd worden op haar doeltreffendheid en de effecten in de praktijk.
Dat biedt de kans om de effectiviteit en toereikendheid van het nieuwe wettelijke
kader te bezien tegen de achtergrond van de ontwikkelingen in het betaallandschap.
Omdat de nationale acceptatieplicht in een ander wetsvoorstel is vervat, het wetsvoorstel
Plan van aanpak witwassen, en omdat de Europese acceptatieplicht in Europees verband
geëvalueerd wordt, zijn deze aspecten niet in de voorgestelde evaluatiebepaling opgenomen.
Dat laat onverlet dat tegen die tijd overwogen kan worden om bij de evaluatie van
het onderhavig wetsvoorstel ook de ontwikkelingen rond de acceptatieplicht te betrekken.
Een periodieke evaluatiebepaling, zoals de leden van de CDA-fractie suggereren, is
overwogen. Het is echter goed denkbaar dat de gekozen periodiciteit niet goed blijkt
aan te sluiten bij de ontwikkelingen in de praktijk. Om bij toekomstige onderzoeken
flexibiliteit te behouden is voor een eenmalige evaluatiebepaling gekozen.
§ 9. Consultatie en advies
103.
De leden van de NSC-fractie vragen of de regering kan reageren op het standpunt van
Revolut, Bunq, Knab, Van Lanschot Kempen en Triodos, die zich verzetten zich tegen
dit wetsvoorstel waarmee de regering ervoor wil zorgen dat er een landelijk dekkend
netwerk van geldautomaten in stand blijft? Deelt de regering de mening dat het beschikbaar
stellen van cash niet afgeschoven mag worden naar andere banken en naar andere instanties?
En dat buurtwinkels geen «innovatie» zijn maar een houtje-touwtje oplossing die geen
echt alternatief is en buurtwinkels bovendien zelf contant geld nodig hebben als wisselgeld?
Kan de regering hierop ingaan?
Voor de reactie op het standpunt van Revolut, Bunq, Knab, Van Lanschot Kempen en Triodos,
wordt verwezen naar het antwoord op vraag 90.
Contant geld is een onmisbaar betaalmiddel en opnemen en storten zijn bancaire basisdiensten.
Door de verantwoordelijkheden en het dienstverleningsniveau in de chartale keten te
normeren, beoogt dit wetsvoorstel dat banken chartale diensten blijven leveren aan
hun betaalrekeninghouders. Een goede chartale dienstverlening vereist de inspanning
van veel partijen – niet alleen van de grote banken die historisch chartale diensten
hebben aangeboden aan hun rekeninghouders, maar ook van de middelgrote en kleine banken
die die dienstverlening hebben gestopt, of zelfs nooit hebben aangeboden. Dit wetsvoorstel
beoogt tussen die partijen een balans te treffen, zodat zowel recht wordt gedaan aan
de verantwoordelijkheid van de aanbieders van de chartale infrastructuur, als aan
die van middelgrote en kleine banken, voor wie ook geldt dat contant geld als bancaire
basisdienst wordt gezien.
De regering verwelkomt alle initiatieven en innovaties die de toegang tot contant
geld verbeteren. Ook chartale dienstverlening in buurtwinkels lijkt daaraan bij te
kunnen dragen. Het is echter van belang dat de toegang tot contant geld per saldo
niet verslechtert, bijvoorbeeld vanwege hogere prijzen, verminderde capaciteit, of
kortere openingstijden. Op voorhand lijkt dienstverlening in buurtwinkels de reguliere
geldautomaten niet te kunnen vervangen.
104.
De leden van de NSC-fractie vragen of de regering kan toelichten waarom kwantificering
van de regeldrukgevolgen naar het oordeel van de regering weinig zou toevoegen.
De regeldrukgevolgen van het voorliggende voorstel zijn uitgebreid gekwantificeerd
in paragraaf 6.3 van de memorie van toelichting. Het TICKET-onderzoek heeft ook alternatieve
marktordeningsmodellen uitgewerkt, die niet zijn gekozen. Het kwantificeren van de
regeldrukgevolgen van die alternatieven voegt naar oordeel van de regering weinig
toe. De alternatieven (aanwijzen van UCD-verlener en publieke uitvoering) kunnen ook
een oplossing bieden voor het maatschappelijk probleem. Deze zijn echter, in vergelijking
met het gekozen model (wettelijke verplichtingen voor banken), niet doelmatig. Zowel
het aanwijzen van een UCD-verlener als het overhevelen van taken naar de overheid
vereisen een veel indringender ingrijpen in de markt. Dit zou gepaard gaan met een
ingewikkeldere en langdurige transitie die omgeven is met meer onzekerheden. Ook zijn
de publieke uitvoeringskosten (veel) hoger. Het risico is groot dat de chartale keten
daarmee, zeker in verhouding met de gekozen oplossing, inefficiënter zou worden. Verder
wordt verwezen naar paragraaf 3.4 van de memorie van toelichting en naar het TICKET-onderzoek.
§ 9.1 Voorbereidingsfase
105.
De leden van de DENK-fractie vragen op welke wijze de praktijkervaringen van kleine
ondernemers betrokken zijn bij de voorbereiding van dit wetsvoorstel. Welke praktijkervaringen
zijn meegenomen en op welke wijze zijn deze in het voorstel meegenomen?
Aan het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer nemen verschillende brancheorganisaties
deel die (kleine) ondernemers vertegenwoordigen, zoals het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel
(CBL), de Raad Nederlandse Detailhandel (RND), Koninklijke Horeca Nederland (KHN),
de Nationale Winkelraad (NWR), MKB-Nederland, de Vereniging Nederlandse Petroleum
Industrie (VNPI) en de Belangenvereniging Tankstations (BETA).
Deze partijen zijn uitgebreid betrokken bij de totstandkoming van het wetsvoorstel,
zowel tijdens de verschillende stakeholderbijeenkomsten die zijn georganiseerd tijdens
het opstellen van het wetsvoorstel, als bij de openbare consultatie van het wetsvoorstel.
Ondernemers gaven bijvoorbeeld aan moeilijkheden te ervaren bij het storten van contant
geld, vanwege niet-werkende automaten. Het wetsvoorstel stelt bereikbaarheids- en
beschikbaarheidsnormen en stelt DNB in staat om handhavend op te treden als die niet
gehaald worden. Ook stelt het wetsvoorstel maxima aan de tarieven voor zakelijke contante
transacties, zodat ondernemers niet te veel betalen voor deze diensten.
§ 9.2 Internetconsultatie
106.
De leden van de VVD-fractie willen graag weten waarom het kabinet de verplichting
voor het aanbieden van stortdiensten voor de kleine/middelgrote banken niet disproportioneel
vindt.
Het wetsvoorstel beperkt de verplichting voor het aanbieden van stortdiensten tot
middelgrote banken, met een aantal betaalrekeninghouders tussen de 500.000 en 3 miljoen.
Die banken worden niet verantwoordelijk voor het aanbieden van de chartale basisinfrastructuur
en hoeven hun klanten ook geen toegang te bieden tot de voorzieningen voor het verpakt
storten van biljetten of het opnemen of storten van munten. Daarmee blijft de regeldruk
beperkt en blijft de Nederlandse markt voor innovatieve bankdiensten aantrekkelijk,
terwijl ook wordt gezorgd voor een adequate stortdienstverlening.
107.
De leden van de VVD-fractie merken op dat zowel MKB Nederland als ONL en de Raad Nederlandse
Detailhandel opmerkingen hebben gemaakt bij dit wetsvoorstel. Ze vragen of het inzichtelijk
kan worden gemaakt wat de gevolgen zijn voor het MKB en detailhandel.
Het MKB en de detailhandel krijgen geen verplichtingen in dit voorstel. Over het algemeen
zullen zakelijke rekeninghouders die veel gebruikmaken van contant geld daarvoor minder
gaan betalen, omdat de tarieven per transactie op besluitniveau gemaximeerd worden.
Doordat de bereikbaarheid van geldautomaten wordt gewaarborgd, hoeven burgers en ondernemers
daarnaast niet verder te reizen om van chartale diensten gebruik te maken. De gevolgen
zullen worden gekwantificeerd in de nota van toelichting bij het Besluit chartaal
betalingsverkeer.
108.
Omdat IAD’s zelf geen bankrekeningen aanbieden, is het evenmin mogelijk om de tariefregulering
op hun geldautomaten toe te passen. De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe
wordt voorkomen dat mensen een poot wordt uitgedraaid als zij bij deze pinautomaten
pinnen. Ook al worden voor Nederlandse rekeninghouders op dit moment beperkte kosten
in rekening gebracht voor het gebruik van een IAD, en ook al moeten de kosten van
een geldopname bij deze automaten op voorhand zichtbaar worden gemaakt, ligt dit risico
voor met name toeristen wel op de loer.
Op de (veelal toeristische) plaatsen waar geldautomaten van een IAD aanwezig zijn,
zijn binnen afzienbare afstand ook automaten van Geldmaat. De verordening grensoverschrijdende
betalingen in de Europese Unie (de «cross-border payments regulation»)38 regelt dat aanbieders van geldautomaten transparant moeten zijn over de kosten van
een transactie en de eventuele wisselkoersopslag. Deze kosten moeten voorafgaand aan
de transactie aan de gebruiker worden getoond, zodat die een geïnformeerde keuze kan
maken. Daarmee kan de gebruiker een geïnformeerde keuze maken om de transactie al
dan niet voort te zetten.
109.
De leden van de VVD-fractie lezen dat Stichting Collecteplan in een reactie aangeeft
dat goede doelen problemen ervaren met het storten van contant geld. De regering geeft
aan dat de Minister van Financiën in overleg zal treden met de goede doelensector
en de banken om dit probleem te verhelpen, zo valt te lezen in de memorie van toelichting.
Welke problemen ondervinden de goede doelen precies? Welke maatregelen uit het Convenant
Contant Geld worden nu niet goed nageleefd en door wie komt dit? Aan welke duurzame
oplossing voor dit probleem denkt de regering?
De goede doelen ervaren op dit moment praktische problemen bij het afstorten van bankbiljetten.
Omdat het bij de automaten voor onverpakt storten (zgn. recyclers) alleen mogelijk
is om op de eigen rekening te storten, kunnen collectanten dit niet rechtstreeks aan
het goede doel overmaken. Voor verpakt storten in sealbags moeten sealbags aan de
collectanten worden verstrekt en moet de storting vooraf worden aangemeld. Dat zorgt
ervoor dat het storten van biljetten voor goede doelen relatief omslachtig en kostbaar
kan zijn. De regering is in samenwerking met de banken, de goede doelen en DNB op
zoek naar een duurzame oplossing voor deze kwestie.
110.
De Raad Nederlandse Detailhandel (RND) heeft bij de Kamer aan de bel getrokken over
deze wet en de acceptatieplicht van contant geld, zo merken de leden van de VVD-fractie
op. Hoe is de RND, maar zijn ook andere brancheorganisaties en VNO/NCW, MKB-Nederland
en ONL betrokken bij deze wet? En hoe is of worden ze betrokken bij de invulling van
het amendement met een acceptatieplicht voor contant geld?
Dit wetsvoorstel bevat geen acceptatieplicht. De acceptatieplicht is door de Tweede
Kamer via een amendement opgenomen in de wet Plan van aanpak witwassen. De regering
heeft verschillende relevante partijen, waaronder de RND, VNO/NCW, MKB-Nederland,
de Nationale Winkelraad, VAKCentrum, actief betrokken bij de invulling van dit wetsvoorstel
en de uitwerking van het amendement over de acceptatieplicht, via verschillende stakeholderbijeenkomsten
over zowel dit wetsvoorstel als de acceptatieplicht, gesprekken in MOB-verband en
in sommige gevallen in bilaterale gesprekken. De uitkomsten van die bijeenkomst worden
gebruikt om een ontwerpbesluit op te stellen. De partijen zullen worden gewezen op
de mogelijkheid om te reageren op de internetconsultatie van het besluit.
111.
De leden van de VVD-fractie vragen wat de regering vindt van de volgende opmerking
van RND: «Het gebruik en de opname van contant geld mag noch door ondernemers, noch
door banken aan de consument in rekening worden gebracht. Ondanks dat in het wetsvoorstel
staat dat vergoedingen gemaximeerd worden, hebben we aanwijzingen dat in de algemene
maatregel van bestuur een tweejaarlijkse indexatie wordt voorgesteld. Daarmee betaalt
een ondernemer dus én voor alle eigen interne kosten én krijgt hij te maken met stijgende
tarieven van enkele banken en Brink’s. Zij weten dat we verplicht zijn bij hen in
te kopen en kunnen vragen wat ze willen. Ondernemers krijgen de kosten niet kwijt.
Kosten die online webwinkels niet hebben omdat contant afrekenen aan de deur geen
optie (meer) is. Ergo, de toonbankondernemer zit bekneld.» Graag een uitgebreide reactie.
In hoeverre is er voldoende rekening gehouden met de toonbankondernemers c.q. detailhandel?
Wat zijn de gevolgen voor de toonbankondernemers van het voorliggende wetsvoorstel?
Toonbankinstellingen c.q. detaillisten zijn uitgebreid meegenomen in de voorbereiding
van dit wetsvoorstel, zowel in het MOB als in de stakeholdergroep. Enkele brancheorganisaties
hebben daarnaast van de gelegenheid gebruik gemaakt om te reageren op de internetconsultatie
van dit wetsvoorstel. In paragraaf 9.2 van de memorie van toelichting wordt gereageerd
op hun inbreng.
De regering is van oordeel dat het wetsvoorstel voldoende rekening houdt met de belangen
van toonbankinstellingen. Het wetsvoorstel maximeert immers de tarieven voor het gebruik
van de chartale basisinfrastructuur voor zakelijke klanten. Deze maximale tarieven
zullen inderdaad periodiek geïndexeerd worden. Daarmee worden de tarieven voor zakelijke
chartale diensten vastgezet op ongeveer het huidige niveau. Dit beschermt ondernemers
tegen verdergaande prijsstijgingen.
De stelling van RND dat de ondernemer betaalt voor de eigen interne kosten, is juist.
Ook toonbankinstellingen dragen een maatschappelijke verantwoordelijkheid om contant
geld te blijven accepteren, ten behoeve van de inclusiviteit van het betalingsverkeer
en de terugvalfunctie van contant geld. De regering acht het dan ook onwenselijk als
toonbankinstellingen een extra vergoeding zouden vragen aan klanten die met contant
geld zouden willen betalen, aangezien dit dan primair personen zou benadelen die afhankelijk
zijn van contant geld, zoals ouderen en mensen met een beperking. Doordat de tarieven
voor chartale diensten van banken aan zakelijke klanten worden vastgezet en alleen
met inflatie worden verhoogd, krijgen ondernemers op dit gebied niet met verdere prijsstijgingen
te maken. Dit wetsvoorstel stelt geen maatregelen om stijgende prijzen in het geldtransport
te voorkomen, omdat uit het TICKET-onderzoek niet bleek dat de sterke positie van
Brink’s nu leidt tot oneerlijke prijzen of verschraling van de dienstverlening. Al
met al is de regering van mening dat de bijdrage van ondernemers aan het chartaal
betalingsverkeer ook na deze maatregelen in verhouding staat tot hun maatschappelijke
verantwoordelijkheid.
Tot slot profiteren ondernemers van de inrichting van toezicht op de chartale dienstverlening.
De bereikbaarheid en beschikbaarheid van (met name) stortautomaten is voor hen van
groot belang. De wetgeving stelt DNB in staat om handhavend op te treden als de gestelde
normen niet gehaald worden. Ondernemers zullen daarvan profiteren.
112.
De leden van de VVD-fractie vragen ook hoe is gekeken naar de samenloop met de Europese
interchange fee regulation die regelt dat ondernemers geen tarieven mogen rekenen
voor particuliere betalingen met debitcard en creditcard, en met de Consumer credit
Directive (II) die regelt dat voor Buy Now, Pay Later slechts «onbetekenende kosten»
in rekening mogen worden gebracht, waardoor kopen op krediet gratis wordt? Welke impact
kunnen de genoemde Europese richtlijnen hebben?
Het is juist dat een ondernemer geen kosten mag rekenen aan de consument voor het
gebruik van betaalinstrumenten die gereguleerd zijn onder de Interchange Fee Regulation.39 Die regels zijn ook van toepassing waar tegelijkertijd een kredietovereenkomst wordt
aangeboden.
Op grond van de huidige eerste Consumer Credit Directive (de CCDI)40 vallen BNPL-diensten onder een uitzondering zolang de kosten onbetekenend zijn. Na
inwerkingtreding van de Consumer Credit Directive II (CCDII),41 is het begrip «onbetekenende kosten» niet meer relevant omdat deze uitzondering vervalt.
BNPL-partijen moeten dan voldoen aan de verplichtingen als gevolg van CCDII. Er is
daarmee geen reden meer voor de BNPL aanbieders om de kosten «onbetekenend» te houden.
Deze herziening wordt momenteel in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd en de
bepalingen moeten in november 2026 van toepassing zijn. Hierbij moet wel rekening
worden gehouden met de Nederlandse maximumkredietvergoeding van (momenteel) 14% en
de regels omtrent provisiebetalingen bij krediet. Bovendien geldt momenteel en in
de toekomst voor BNPL geen acceptatieplicht, waardoor zowel toonbankondernemers als
webwinkels niet verplicht zijn «gratis krediet» aan te bieden zonder dat zij daarvoor
de kosten in rekening mogen brengen. Er is verder geen samenloop tussen de regels
in de CCDII die in dit geval zien op (hoofdzakelijk online afgesloten) BNPL-krediet en de regels in de Wet chartaal betalingsverkeer die zien op de toegang tot contant
geld.
113.
Tot slot merken de leden van de VVD-fractie op dat RND oproept om vast te leggen dat
regelmatig onderzoek wordt gedaan naar de acceptatie en de kosten van betalingsverkeer
in het algemeen en van contant geld in het bijzonder. Hoe kijkt de regering naar een
dergelijke verplichting?
Dergelijke onderzoeken worden uitgevoerd. DNB voert jaarlijks onderzoek uit naar de
acceptatie van contant geld.42 In 2022 heeft de Betaalvereniging een onderzoek gedaan naar de kosten van het betalingsverkeer.43 De regering ziet in de praktijk dat de onderzoeken worden uitgevoerd op het moment
dat daar behoefte aan is, en ziet daarom geen noodzaak om dit wettelijk vast te leggen.
114.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering om een indicatie te geven hoe de kosten
van chartale infrastructuur naar aanleiding van het wetsvoorstel verdeeld zullen worden
over maatschappij, banken en toonbankinstellingen. Houdt de regering de mogelijkheid
open dat de staat op termijn gaat meebetalen aan het in stand houden van een redelijk
niveau van chartaal betaalverkeer, als het gebruik ervan steeds verder afneemt, vanwege
het algemeen belang karakter hiervan? Deze leden lezen dat de regering dit niet voor
zich ziet, omdat dit een efficiëntieprikkel weg kan nemen en omdat het ongewenst is
om banken te ondersteunen uit algemene middelen, maar zij vragen of dit kan veranderen
als het gebruik van contant geld tot onder een bepaald niveau daalt.
De regering beschikt niet over een overzicht van de totale kosten van het betalingsverkeer
en de verwachte verdeling over maatschappij, banken en toonbankinstellingen. De verdeling
van die kosten verandert niet wezenlijk door dit wetsvoorstel. Het wetsvoorstel zorgt
er slechts voor dat de kosten niet langer slechts opgehaald worden bij de gebruikers
van contant geld, maar in meer of mindere mate worden omgeslagen over een bredere
groep betaalrekeninghouders. Het is aan banken zelf om te bepalen of, en zo ja op
welke manier, zij deze kosten op een andere manier ophalen.
Op dit moment wordt geen aanleiding gezien om de kosten van het chartaal betalingsverkeer
voor een groter gedeelte uit algemene middelen te dekken, onder andere om de redenen
die de leden van de CDA-fractie in herinnering roepen. Dit is ook in lijn met de uitkomsten
uit het TICKET-onderzoek, waar ik naar refereerde in het antwoord op vraag 67, en
waarin onder andere gekeken is naar verschillende bekostigingsopties. Als het betaallandschap
wezenlijk verandert, kan een toekomstige regering die afweging opnieuw maken.
115.
De leden van de DENK-fractie merken op dat de regering stelt dat de toegang tot het
opnemen en storten van contant geld niet afhankelijk gemaakt mag worden van onredelijke
eisen, voorwaarden of procedures in het kader van fraudebescherming. Ze vragen de
regering in hoeverre de kamerbreed aangenomen motie-Ergin en Van der Lee (Kamerstuk
31 477, nr. 107), waarin wordt verzocht de monitoring van ongebruikelijke transacties te wijzigen
naar verdachte transacties, is meegenomen in de huidige vormgeving van de Wet chartaal
betalingsverkeer. Kan de regering aangeven op welke wijze de zorgen uit deze motie
met betrekking tot de oneerlijke bejegening van Nederlanders en de kosten van de uitvoering
van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft), in het
wetsvoorstel zijn verwerkt?
De Wet chartaal betalingsverkeer gaat over de toegang tot contant geld. Het melden
van ongebruikelijke transacties is een anti-witwasmaatregel. De overgang van ongebruikelijke
transacties naar verdachte transacties heeft te maken met het klantonderzoek uit de
anti-witwasregelgeving. Hoewel contante transacties een relevante parameter kunnen
zijn in het cliëntonderzoek, heeft dit wetsvoorstel geen raakvlakken met de overgang
van ongebruikelijke naar verdachte transacties. Zoals in de Kamerbrief nieuwe anti-witwasaanpak
is aangegeven, wordt deze verandering in de meldplicht doorgevoerd met de implementatie
van het AML-pakket, aangezien de meldplicht op verordeningsniveau wordt gereguleerd.44 Hierdoor kan de verandering zorgvuldig voorbereid worden, ook door poortwachters.
De Kamer wordt bij de eerstvolgende voortgangsbrief over de anti-witwasaanpak over
deze voorbereidingen geïnformeerd. De herziene meldplicht zal op 1 juli 2027 in werking
treden.
116.
De leden van de DENK-fractie vragen zich daarnaast af in hoeverre het wetsvoorstel
rekening houdt met overmatige bureaucratie, mede gelet op de invoering van de Wwft.
Kan de regering uitleggen in hoeverre het huidige wetsvoorstel voorziet in maatregelen
om te voorkomen dat ondernemers, met name kleine ondernemers, onterecht worden belast
door overmatige administratieve lasten of onnodige meldingen van ongebruikelijke transacties?
Dit wetsvoorstel bevat geen nieuwe eisen ten aanzien van het tegengaan van witwassen,
of het melden van transacties.
Op het gebied van het voorkomen van onnodige administratieve lasten door contant geld
en de Wwft zijn de afgelopen jaren stappen gezet. Zo heeft DNB de Q&A en Good Practices
Wwft gepubliceerd, waarin banken handvatten wordt geboden voor de behandeling van
contant geld. Ook heeft de Nederlandse Vereniging van Banken recent de Risicogebaseerde
Standaard Cash vastgesteld, die banken in hun antiwitwasonderzoek als leidraad kunnen
nemen. Daarin is samen met banken en sectoren en met betrokkenheid van DNB gekeken
naar de onbedoelde gevolgen van de anti-witwasaanpak. Poortwachters maken namelijk
niet altijd gebruik van de ruimte die de Wwft aan hen biedt en identificeren klanten(groepen)
soms onnodig als hoger risico. Dat kan leiden tot onevenredige lasten of beperkingen
in de bancaire dienstverlening voor bonafide klanten. In de risicogebaseerde standaard
wordt uitgelegd dat bij kleinere contante transacties zonder verdere risicofactoren
in het algemeen geen aanvullend onderzoek nodig is. Zo kunnen de lasten voor klanten
lager worden.
De regering is voorstander van dergelijke initiatieven. Hoewel contant geld risico’s
op witwassen en financieren van terrorisme kent, moet het legitiem gebruik niet gehinderd
worden. Daarom is het van belang dat enerzijds de toegang tot contant geld gewaarborgd
blijft, en anderzijds eventuele risico’s voldoende geadresseerd worden.
§ 10. Invoering
117.
De leden van de VVD-fractie lezen dat overgangsrecht niet noodzakelijk wordt geacht.
Er komt wel een overgangstermijn van 12 maanden na inwerkingtreding van de relevante
bepalingen voor de banken kleinere banken die zich aansluiten bij de chartale basisinfrastructuur.
In hoeverre is deze termijn van 12 maanden haalbaar en redelijk? Wat hebben de betrokken
banken daarover zelf aangegeven?
De regering acht de termijn uit het wetsvoorstel redelijk. De termijn is tot stand
gekomen in samenspraak met DNB, en de betrokken banken hebben niet aangegeven dat
deze termijn te krap is.
ARTIKELSGEWIJS
ARTIKEL I (Wft)
C (afdeling 3.5.11)
Artikel 3:267k: chartale basisinfrastructuur
118.
De leden van de DENK-fractie merken op dat wordt verwezen naar de vijfkilometernorm
als bereikbaarheidscriterium voor geldopname. Kan de regering toelichten waarom deze
norm als uitgangspunt is gekozen? In hoeverre is deze norm afgestemd op de praktijk
in kwetsbare wijken of buitengebieden waar de dichtheid van voorzieningen afneemt?
Is overwogen om voor deze gebieden strengere normen of aanvullende garanties te hanteren?
De vijfkilometernorm is een bestaande afspraak tussen banken en de Nederlandsche Bank,
overeengekomen in 2013, en overgenomen in het Convenant contant geld. De norm houdt
in dat bijna alle Nederlanders binnen 5 kilometer hemelsbreed een geldautomaat hebben.
Er zijn ook Nederlanders die buiten de norm vallen, bijvoorbeeld omdat zij wonen in
het buitengebied, in of rond natuurgebieden of in de grensregio’s. Het gaat om dunbevolkte
gebieden waar weinig voorzieningen zijn. De dichtstbijzijnde geldautomaat staat doorgaans
in een grotere kern, op een plek waar het geld ook uitgegeven kan worden. De norm
is vooral gericht om ervoor te zorgen dat er ook buiten de steden een goede toegang
is tot contant geld. In de stad is de dichtheid van voorzieningen veel hoger, in aansluiting
bij de vraag. Bij de voorbereiding van het Besluit chartaal betalingsverkeer overweegt
de regering of het noodzakelijk is om strengere normen te stellen ten aanzien van
de beschikbaarheid in stedelijke gebieden dan in het Convenant contant geld.
De Minister van Financiën, E. Heinen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Heinen, minister van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.