Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Podt over “het bericht dat de minister van LVVN haar bevoegdheid misbruikte om de publicatie van emissiegegevens te verhinderen
Vragen van het lid Podt (D66) aan de Ministers van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht dat de Minister van LVVN «haar bevoegdheid misbruikte» om de publicatie van emissiegegevens te verhinderen (ingezonden 5 augustus 2025).
Antwoord van Minister Wiersma (Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur) (ontvangen
            4 september 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 2893.
         
Vraag 1
            
Kunt u juridisch onderbouwen waarom er volgens «uw mening» geen sprake is van onzorgvuldig
               bestuur of misbruik van uw bevoegdheden, wat betreft het vertragen van de openbaarmaking
               van emissiegegevens (Kamerstuk 2025D34630)?1
Antwoord 1
            
De keuze om de zienswijzeprocedure opnieuw te doorlopen is gebaseerd op de wettelijke
               plicht tot zorgvuldige voorbereiding van besluiten. Veel agrarische ondernemers wonen
               en werken op hetzelfde adres. Openbaarmaking van hun werkadres betekent dus dat hun
               woonadres, waar ze met hun families wonen, ook openbaar gemaakt wordt. Dit heeft grote
               impact op boeren en hun families.
            
Nu het gaat om privégegevens van individuele ondernemers ben ik van mening dat alleen
               publicatie in de Staatscourant niet volstaat. Bij alleen een publicatie in de Staatscourant
               zullen veel ondernemers niet weten dat het verzoek er ligt, waardoor ze zienswijze-
               en beroepstermijnen kunnen missen. Door hen persoonlijk te informeren worden zij volwaardig
               in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen of, als zij dat willen, rechtsmiddelen
               aan te wenden.
            
De intrekking van eerdere besluiten op bezwaar vond ik noodzakelijk om te voldoen
               aan de eisen van behoorlijk bestuur. Het gebruik van deze bevoegdheid is in overeenstemming
               met het wettelijk kader en is gericht op een zorgvuldige besluitvorming, niet op het
               vertragen van openbaarmaking. De openbaarmaking wordt dan ook niet geweigerd, maar
               tijdelijk opgeschort om te waarborgen dat het besluit juridisch houdbaar is en alle
               betrokkenen de mogelijkheid hebben gekregen hun bedenkingen tegen het voorgenomen
               besluit kenbaar te maken.
            
Vraag 2
            
Kunt u toelichten hoe uw intenties, ondanks de door u geachte zuiverheid daarvan,
               zich verhouden tot de wet?2
Antwoord 2
            
Mijn intentie is om zorgvuldig te handelen en ervoor te zorgen dat alle betrokkenen
               goed worden geïnformeerd en de mogelijkheid krijgen hun zienswijze te geven voordat
               een besluit wordt genomen. De wet biedt hiervoor ruimte en er is juridisch geen beletsel
               om de zienswijzeprocedure opnieuw uit te voeren en individuele belanghebbenden rechtstreeks
               te benaderen. Juist met het oog op de positie van boerengezinnen, die regelmatig te
               maken hebben met gevoelens van onveiligheid op hun eigen erf, heb ik bewust gekozen
               voor deze aanpak zodat hun belangen zorgvuldig kunnen worden gewaarborgd.
            
Vraag 3
            
Bent u het met het Adviescollege Openbaarheid en Informatiehuishouding (ACOI) eens
               dat «emissiegegevens belangrijk zijn voor de gehele bevolking» en dat «de wet heel
               duidelijk is over de openbaarheid daarvan»? Zo ja, waarom heeft u er dan voor gekozen
               deze van de Nederlandse bevolking te onthouden, ondanks andere mogelijke routes?3
Antwoord 3
            
Het klopt dat veel van dergelijke gegevens als gevolg van het Verdrag van Aarhus openbaar
               moeten worden. Echter heeft deze informatie in veel gevallen een directe link met
               de persoonlijke (adres)gegevens van ondernemers in de agrarische sector en brengt
               dat een spanningsveld met zich mee. Om zorgvuldig om te gaan met deze informatie dient
               eerst een uitgebreide zienswijze te worden doorlopen alvorens de informatie openbaar
               te maken.
            
Vraag 4
            
Hoe kijkt u naar het advies van het ACOI en de uitspraak van de rechter, dat de impact
               van schadelijke stoffen groot kan zijn op de leefomgeving van mensen en hun gezondheid,
               en dat de wet daarom heel duidelijk is over de openbaarheid van emissiegegevens: «die
               gaat boven alles»?4
               5
Antwoord 4
            
Ik zie hier een spanningsveld tussen het belang van openbaarheid en het belang van
               bescherming van het privéleven van agrarische ondernemers en hun gezinnen. Het klopt
               dat de Raad van State eerder heeft geoordeeld dat veel van dergelijke gegevens openbaar
               moeten worden gemaakt. Dat onderstreept voor mij het belang van een zorgvuldige zienswijzeprocedure.
            
Vraag 5
            
Hoeveel en welke (juridische) experts en betrokkenen heeft u geconsulteerd toen u
               de inschatting maakte dat een publicatie over de openbaring van gegevens in de Staatscourant
               «onvoldoende» is, ondanks de duizenden reacties van boerenondernemers op Minister
               Adema’s besluit?6
Antwoord 5
            
Ik heb breed naar alle belangen gekeken en daarna een afweging gemaakt. Betrokken
               ondernemers dienen wat mij betreft persoonlijk per brief te worden geïnformeerd zodat
               zij in staat worden gesteld om zelf de afweging te maken om een zienswijze in te dienen
               en eventueel later op te komen tegen het besluit tot openbaarmaking.
            
Vraag 6
            
Kunt u toelichten hoe uw inschatting in vraag vijf, zich verhoudt tot de wet?
Antwoord 6
            
Ik houd mij uiteraard aan geldende wet- en regelgeving, en hecht tegelijkertijd grote
               waarde aan de manier waarop we met agrarisch ondernemers omgaan.
            
Vraag 7
            
Kunt u toelichten hoe u het, volgens u, belangrijke thema van het beschermen van de
               persoonlijke (adres)gegevens (Kamerstuk 2025D34630) heeft afgewogen tegen de adviezen van het ACOI, adviezen van uw eigen ambtenaren
               en een uitspraak van de rechtbank Overijssel?7
               8
Antwoord 7
            
In mijn afweging staat een zorgvuldige omgang met adresgegevens van burgers, in dit
               geval ondernemers in de agrarische sector, centraal. Daarom vind ik het van belang
               dat een zorgvuldige zienswijzeprocedure wordt doorlopen, waarbij de ondernemers er
               persoonlijk op worden gewezen dat er een verzoek ligt om hun gegevens openbaar te
               maken.
            
Vraag 8
            
Klopt het dat u zich zorgen maakt over de sociale veiligheid van boeren bij het publiceren
               van (adres)gegevens van de ondernemers? Zo ja, hoe frequent heeft u contact hierover
               met de Minister van Jusitie en Veiligheid (J&V)? Welke maatregelen, naast het negeren
               van de wet, heeft u naar aanleiding van die gesprekken genomen om de veiligheid te
               verbeteren?
            
Antwoord 8
            
Ik maak mij daar net als uw Kamer inderdaad zorgen over. Al langere tijd is er contact
               tussen het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie van Landbouw, Visserij,
               Voedselzekerheid en Natuur op het gebied van dieractivisme. Acties die over en weer
               worden uitgezet worden onderling afgestemd. Onlangs hebben de sectorpartijen LTO,
               POV en Vee & Logistiek Nederland de Minister van Justitie en Veiligheid en mij per
               brief op de hoogte gebracht van de meldingen die zijn binnengekomen bij het Meldpunt
               Agro-Intimidatie. Dat meldpunt hebben zij begin dit jaar opgezet om boeren, veetransporteurs
               en veehandelaren een laagdrempelige manier te bieden om melding te maken van hun persoonlijke
               ervaringen met treiterij, intimidatie en bedreiging. Mede naar aanleiding van die
               brief heeft er ambtelijk afstemming plaatsgevonden tussen J&V en LVVN op dit gebied.
               De Minister van J&V heeft in het vragenuur van 2 juli toegezegd in gesprek te willen
               gaan met de inzenders van de brief. Ook voor dat gesprek zal afstemming met J&V plaatsvinden
               en neem ik graag deel aan het gesprek tussen J&V en de inzenders van de brief.
            
Vraag 9
            
Deelt u de mening dat u zich aan de wet kan houden en tegelijkertijd de sociale veiligheid
               van boeren kan waarborgen? Zo ja, hoe kijkt u naar het advies van het ACOI dat u,
               in plaats van de wet te negeren, «in overleg zou moeten gaan met alle betrokken partijen
               en experts over hoe u de emissiegegevens kunt publiceren, en tegelijkertijd kan investeren
               in (onderzoek naar) de sociale veiligheid van boeren»?9 Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 9
            
Op dit moment verken ik hoe, in lijn met de aangenomen motie10 van uw Kamer, een onderzoek naar sociale veiligheid vorm te geven. Daarbij wil ik
               breed kijken naar de verschillende aspecten die inhaken op de eerbiediging van de
               persoonlijke levenssfeer om, in overleg met de sector, te bepalen waar verder onderzoek
               nodig is. Daarnaast zal ik een gesprek organiseren met de agrarische sector en vertegenwoordigers
               van de journalistiek en wetenschap zoals ik heb aangekondigd in mijn brief van 22 mei
               (Kamerstukken II 2024/25, 32 802, nr. 127). In zo’n gesprek kan worden onderzocht welke mogelijkheden er zijn om in de toekomst
               te komen tot een manier van beschikbaar stellen die recht doet aan de verschillende
               belangen.
            
Vraag 10
            
Hoe reflecteert u op de berichtgeving dat «u het standpunt deelt dat er geen duidelijke
               toegevoegde waarde is van het opnieuw informeren van veehouders, als al vaststaat
               de de gegevens gepubliceerd moeten worden», en «uw handelen daardoor geen rechtens
               te respecteren doel heeft»?11
Antwoord 10
            
Zoals hiervoor aangegeven is de zorgvuldige omgang met gegevens van burgers belangrijk,
               zeker als dit direct raakt aan de persoonlijke levenssfeer. In dit geval gaat het
               om woonadressen van boerengezinnen, daar kan niet lichtzinnig mee om worden gesprongen.
               Daarom wordt een zorgvuldig proces gevolgd, waarbij betrokkenen vooraf geïnformeerd
               worden en een volwaardige kans hebben om een zienswijze in te dienen.
            
Vraag 11
            
Vindt u dat een Minister boven de wet staat? Zo nee, kunt u toelichten waarom u ervoor
               kiest uw intenties en uw politieke, dan wel persoonlijke, overwegingen zwaarder te
               laten wegen dan de wet, door routinematig, rechtmatige, Wet open overheid (Woo)-verzoeken
               te blokkeren?12
Antwoord 11
            
Ik vind het beschermen van de persoonlijke gegevens van boeren erg belangrijk. Te
               meer omdat gebleken is dat zij regelmatig last hebben van dreigbrieven, ongewenste
               bezoeken en vandalisme is er reden om zorgvuldiger om te gaan met gegevens die uit
               Woo-verzoeken voortkomen. Om die reden vind ik het informeren via alleen de Staatscourant
               onvoldoende. Woo-verzoeken waar om deze informatie wordt gevraagd worden in behandeling
               genomen en verwerkt. Onderdeel van dit Woo-proces is de zienswijzeprocedure, waarbij
               derde-belanghebbenden om hun zienswijze moeten worden gevraagd. Van het blokkeren
               van Woo-verzoeken is dus geen sprake en ik herken daarom de suggestie van boven de
               wet staan niet.
            
Vraag 12
            
Deelt u de mening dat deze gang van zaken (onnodig) meer druk zet op de rechterlijke
               macht, die al te maken hebben met een gigantische werklast? Zo nee, kunt u toelichten
               hoe een hoger beroep de werklast vermindert of gelijk houdt?
            
Antwoord 12
            
In een democratische rechtstaat zijn er waarborgen en procedures die we met elkaar
               hebben afgesproken. Het aanwenden van rechtsmiddelen is daar onderdeel van. De overheid
               is terughoudend in het instellen van hoger beroep en gaat alleen daartoe over als
               er sprake is van een zwaarwegend belang. Het feit dat hier werk uit voorkomt bij de
               behandeling van het hoger beroep kan niet van doorslaggevend belang zijn. Een zorgvuldige
               omgang met privégegevens acht ik van groter belang.
            
Vraag 13
            
Vindt u het van belang dat belastinggeld zorgvuldig en verantwoord wordt uitgegeven?
               Zo ja, kunt u toelichten hoe het besteden van vijf tot 14 miljoen euro aan het overdoen
               van een proces waarbij het volgens de rechter «ondenkbaar» is dat het zal leiden tot
               een andere uitkomst, een zorgvuldige en verantwoorde uitgave is?13
Antwoord 13
            
Ik vind dat betrokkenen proactief en persoonlijk op de hoogte moeten worden gesteld
               dat er een Woo-verzoek loopt over openbaarmaking van hun gegevens, en van de periode
               waarin ze de gelegenheid hebben om een zienswijze in te dienen. Zoals ik ook in mijn
               brief van 22 mei 2025 (Kamerstukken II 2024/25, 32 802, nr. 127) heb aangegeven worden betrokkenen bij Woo-verzoeken van een kleinere omvang in de
               regel actief en persoonlijk geïnformeerd. Ik vind dat betrokkenen niet moeten worden
               benadeeld door het feit dat zij toevallig onderdeel zijn van een grotere kring van
               belanghebbenden in plaats van een kleinere kring. Daarom behandel ik deze omvangrijkere
               verzoeken op eenzelfde manier. Zo levert deze uitgave een bijdrage aan het opbouwen
               van het vertrouwen in de overheid.
            
Vraag 14
            
Bent u van mening dat u opkomt voor het algemeen belang, in plaats van het specifieke
               belang? Zo ja, hoe kan het dat u zich alleen hard maakt voor uw inschatting van welke
               informatie boeren nodig hebben, in plaats van het recht dat burgers, belangenbehartigers
               en de journalistiek hebben op informatie om hun overheid te controleren?
            
Antwoord 14
            
De Woo is een belangrijk onderdeel is van onze democratische rechtsstaat en ik hecht
               veel waarde aan een transparante overheid. Openbaarheid van overheidsinformatie is
               een groot goed. Bij het openbaar maken van informatie is echter zorgvuldigheid voor
               alle betrokkenen gewenst, ook de betrokken ondernemers.
            
Vraag 15
            
Bent u, alles overwegend, bereid het hoger beroep in te trekken?
Antwoord 15
            
Nee.
Vraag 16
            
Kunt u toezeggen onderzoek te doen naar de sociale veiligheid van boeren en daarin
               te investeren?
            
Antwoord 16
            
In mijn brief aan de Kamer (Kamerstukken II 2024/25, 32 802, nr. 127) heb ik een reactie gegeven op de aanbevelingen van het Adviescollege Openbaarheid
               en Informatiehuishouding. Eén daarvan was om (online) intimidatie, bedreiging en agressie
               in de landbouwsector te onderzoeken voor een adequate aanpak ervan. Dat onderzoek
               zou tegelijkertijd tot doel moeten hebben om te kunnen sturen op het voorkomen hiervan,
               en te investeren in (een gevoel van) sociale veiligheid van deze specifieke sector.
               Ik heb aangegeven de aanbeveling van het ACOI te onderschrijven. Belangenbehartigers
               uit de agrarische sector worden uitgenodigd om in gesprek te gaan om te bepalen waar
               verder onderzoek nodig is.
            
Vraag 17
            
Kunt u toezeggen deze vragen één voor één, uiterlijk voor het Commissiedebat Stikstof
               en mestbeleid op 10 september 2025 te beantwoorden?
            
Antwoord 17
            
De vragen zijn binnen de gebruikelijke termijn beantwoord.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur 
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.