Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Paternotte en Piri over de dood van Al Jazeera-journalist Anas al-Sharif in Gaza
Vragen van de leden Paternotte (D66) en Piri (GroenLinks-PvdA) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de dood van Al Jazeera-journalist Anas al-Sharif in Gaza (ingezonden 12 augustus 2025).
Antwoord van Minister Brekelmans (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 3 september 2025)
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht over de dood van Al Jazeera-journalist Anas al-Sharif
in Gaza, zoals gemeld door onder andere The Guardian, en met de reactie van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ)? Kunt u bevestigen
dat hij, samen met vier collega’s, omkwam bij een gerichte aanval op een pers tent
bij een ziekenhuis in Gaza-Stad, en dat zijn dood plaatsvindt in de context van het
ombrengen van meer dan 200 journalisten sinds het uitbreken van de oorlog in Gaza?
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met dit bericht en de reactie van de NVJ. De Israëlische strijdkrachten
hebben bevestigd dat vijf journalisten, waaronder dhr. Al-Sharif, zijn gedood bij
de aanval op hun tent in de Gazastrook. Volgens het Committee to Protect Journalists (CPJ) zijn inmiddels 192 journalisten om het leven gekomen tijdens het huidige conflict
in de Gazastrook.1 Reporters without Borders (RSF) spreekt van meer dan 200 gedode journalisten.2 Ook op 25 augustus jl. is er een luchtaanval geweest op het Nasser-ziekenhuis met
20 doden, waaronder naar verluidt vier journalisten en mediawerkers. Dit zijn alarmerende
cijfers.
Vraag 2
Klopt het dat het Israëlische leger stelt dat de heer al-Sharif lid was van Hamas?
a. Beschikt u over enig bewijs of informatie die deze stelling ondersteunt?
b. Zo ja, kunt u deze informatie met de Kamer delen?
c. Zo nee, bent u bereid de Israëlische autoriteiten om dit bewijs te vragen?
Antwoord 2
Ja, dat stelt het Israëlische leger, onder andere in een bericht op X.3 Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie hierover en heeft schriftelijk
opheldering gevraagd aan de Israëlische autoriteiten.
Vraag 3 en 4
Onderschrijft u de analyse van de Verenigde Naties (VN) Speciaal Rapporteur voor vrijheid
van meningsuiting, Irene Khan, die aangeeft dat al-Sharif doelwit is geweest van een
systematische belasterings- en intimidatiecampagne van Israël?
Onderschrijft u de verklaring van de NVJ dat de dood van al-Sharif onderdeel is van
«een hele lange rij van aanslagen en moorden op journalisten» in Gaza? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 3 en 4
Israël heeft serieuze beschuldigingen geuit aan het adres van de heer al-Sharif. Nederland
onderstreept consequent de noodzaak om dergelijke beschuldigingen te onderbouwen en
die onderbouwing te delen met de internationale gemeenschap. Het kabinet constateert
dat dit vooralsnog te weinig gebeurt.
Het feit is dat momenteel teveel burgers, onder wie journalisten, omkomen in de Gazastrook.
Dit moet stoppen. Ook moeten lokale en internationale journalisten hun essentiële
werk in vrijheid en veiligheid kunnen uitvoeren. Juist in een oorlogssituatie is persvrijheid
en de veiligheid van journalisten van groot belang. Zowel bilateraal als multilateraal
roept het kabinet alle partijen bij het conflict met klem op om te handelen in overeenstemming
met het humanitair oorlogsrecht. Journalisten zijn, in hun hoedanigheid als burgers,
beschermd onder internationaal recht. Het aanvallen van burgers door partijen is een
ernstige inbreuk op het humanitair oorlogsrecht. Zie ook het antwoord op vraag 5.
Vraag 5
Hoe beoordeelt u, mede in het licht van artikel 79 van het Aanvullend Protocol I bij
de Geneefse Conventies, de bescherming van journalisten in gewapende conflicten, in
het bijzonder in de huidige situatie in Gaza?
Antwoord 5
Artikel 79 van het Eerste Aanvullende Protocol bij de Verdragen van Genève ziet op
maatregelen ter bescherming van journalisten. Opgemerkt dient te worden dat Israël
geen partij is bij dit Protocol en zodoende niet gebonden is aan de bepaling in artikel
79. Daarentegen bepaalt het internationaal gewoonterecht dat burgerjournalisten die
beroepshalve missies uitvoeren in gebieden waar zich gewapende conflicten voordoen,
moeten worden gerespecteerd en beschermd, zolang zij niet rechtstreeks deelnemen aan
de vijandelijkheden. Ook journalisten in de Gazastrook genieten deze bescherming.
Vraag 6
Onderschrijft u de cijfers van onder meer het Committee to Protect Journalists (CPJ),
Reporters Without Borders (RSF) en het Palestinian Journalists Syndicate dat sinds
oktober 2023 meer dan 200 journalisten in Gaza zijn gedood? Zo nee, welke cijfers
hanteert u dan?
Antwoord 6
Het kabinet kan deze cijfers niet eigenstandig verifiëren, maar het is duidelijk dat
de meeste bronnen spreken van circa 200 journalisten die zijn omgekomen of gedood
in de Gazastrook sinds oktober 2023. Dit zijn alarmerende cijfers. Zie ook het antwoord
op vraag 1.
Vraag 7
Welke inspanningen heeft Nederland tot nu toe geleverd om meer toegang voor (buitenlandse)
journalisten tot Gaza te bewerkstelligen?
Antwoord 7
Het kabinet maakt zich ernstig zorgen over de persvrijheid in de Gazastrook. Door
het gebrek aan vrije toegang voor internationale journalisten – een situatie die eveneens
zou moeten veranderen – is de rol van lokale journalisten van groot belang voor informatie
en beelden uit Gaza. De toenemende internationale berichtgeving over bewuste en gerichte
aanvallen op journalisten baart het kabinet ernstige zorgen. Nederland wil daarom
dat Israël bewijs deelt met de internationale gemeenschap in het geval dat aanvallen
op journalisten worden onderbouwd met claims van lidmaatschap van een terroristische
organisatie. Nederland blijft de Israëlische autoriteiten daarnaast met klem oproepen
om toegang te verlenen aan journalisten tot Gaza en de veiligheid van alle journalisten
in Gaza te waarborgen.
Vraag 8, 9 en 10
Hoe beoordeelt u de huidige persvrijheid in de Gazastrook, mede gelet op het feit
dat buitenlandse journalisten geen toegang krijgen tot het gebied tenzij zij met het
Israëlische leger meereizen?
Bent u bereid om, bilateraal of in EU-verband, bij de Israëlische regering aan te
dringen op vrije en onafhankelijke toegang voor journalisten tot Gaza? Zo ja, op welke
wijze en binnen welk tijdpad? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de analyse dat effectieve maatregelen nodig zijn om druk uit te oefenen op
de Israëlische regering om vrije toegang voor journalisten te realiseren? Zo ja, welke
concrete maatregelen overweegt u? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8, 9 en 10
Mede in navolging van de motie Ceder (CU) van 21 augustus jl. over de toegang voor
internationale journalisten en waarnemers tot Gaza (23432–594) onderstreept Nederland
regelmatig, zowel publiek als achter gesloten deuren, de noodzaak bij Israël dat internationale
journalisten toegang moeten krijgen tot de Gazastrook. Dit is onder andere gebeurd
bij de ontbieding van de Israëlische ambassadeur op 29 juli jongstleden. Daarnaast
is er op 21 augustus jl. een gezamenlijke verklaring vanuit de Media Freedom Coalition (MFC) gekomen over mediatoegang, -vrijheid en veiligheid in Gaza. Nederland speelde een initiërende en aanjagende rol bij de tot stand koming van
dit statement. De verklaring is door 26 landen ondertekend, waaronder Duitsland, Frankrijk
en het Verenigd Koninkrijk.
Het kabinet zet zich ook op andere manieren in om de situatie in Gaza, waaronder die
van journalisten, te verbeteren, door een combinatie van druk en dialoog. Het initiatief
in mei jl. voor een evaluatie van artikel 2 van het EU-Israël Associatieakkoord, maar
de inspanningen om de druk richting Hamas op te voeren (o.a. sancties), en de maatregelen
aangekondigd in de Kamerbrief van 28 juli jl. zijn daar voorbeelden van. Daarnaast
roept Nederland de partijen bij het conflict op om snel onafhankelijke en onpartijdig
onderzoek naar elke omgekomen journalist te bewerkstelligen. Zie ook het antwoord
op vraag 11.
Vraag 11
Hoe ziet u de rol van Nederland, in EU- en VN-verband, bij de bescherming van journalisten
in conflictgebieden, en welke lessen trekt u uit de situatie in Gaza voor toekomstig
beleid?
Antwoord 11
De situatie in de Gazastrook is schrijnend en zorgwekkend. Het werk voor journalisten
is daar levensgevaarlijk. Toegang tot informatie is een mensenrecht en juist ook in
oorlogssituaties moeten journalisten vrij en zo veilig mogelijk hun werk kunnen doen.
Persvrijheid, en in ruimere zin vrijheid van meningsuiting, is sinds jaar en dag één
van de prioriteiten binnen het Nederlandse mensenrechtenbeleid.
Nederland heeft daarom het afgelopen jaar onder andere extra geld (EUR 0,5 miljoen)
vrijgemaakt voor het werk van Free Press Unlimitedin de Gazastrook en Westelijke Jordaanoever voor de bescherming van persvrijheid en
extra steun gegeven voor de onderzoekscapaciteit van het VN Mensenrechtenkantoor in
de Palestijnse Gebieden (EUR 2 miljoen). Ook organiseerde Nederland tijdens de Mensenrechtenraad
in maart een high level side event over mediavrijheid in conflictsituaties. Daarnaast
zijn via het Safety for Voices-programma (EUR 10 miljoen voor 2023–2027) in 2024 meer dan 2000 journalisten in nood
geholpen. Nederland pleit voor meer internationale aandacht voor de toenemende straffeloosheid
voor geweld tegen journalisten wereldwijd en onderzoekt ook al geruime tijd mogelijkheden
om binnen de Media Freedom Coalition een internationale onderzoekstaskforce op te
richten die ingezet kan worden om onderzoek te doen naar moorden op journalisten.
Vraag 12
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Antwoord 12
Waar toepasselijk zijn antwoorden op vragen samengevoegd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.P. Brekelmans, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.