Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Dobbe over doorvoer van wapenonderdelen naar Israël via de Rotterdamse haven
Vragen van het lid Dobbe (SP) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de doorvoer van wapenonderdelen naar Israël via de Rotterdamse haven (ingezonden 10 juni 2025).
Antwoord van Minister Brekelmans (Buitenlandse Zaken), mede namens de Minister van
Financiën (ontvangen 3 september 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2024–2025, nr. 2535
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Maersk reageert voor het eerst op demonstraties in
Rotterdam om vervoer F-35-onderdelen: «Misleidende claims»»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat de export en doorvoer van F-35-onderdelen naar Israël vanuit Nederland
stil ligt sinds de rechter op 12 februari 2024 in hoger beroep deze export heeft verboden?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Garandeert u dat sinds 12 februari 2024 geen F-35-onderdelen vanuit Nederland zijn
geëxporteerd of doorgevoerd in de richting van Israël? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
In de uitspraak van 12 februari 2024 heeft het Hof de Staat gelast iedere (feitelijke)
uitvoer en doorvoer van F-35-onderdelen met eindbestemming Israël te (doen) staken.
Het kabinet heeft daaraan opvolging gegeven door (middels de aanpassing van de algemene
vergunningen NL007 en NL009) de uit- en doorvoer van goederen binnen het kader van
het F-35-Lightning II programma met eindbestemming Israël sinds 20 februari 2024 niet
langer toe te staan.
Bij doorvoer zonder overlading vervolgen de goederen na aankomst in Nederland hun
reis met hetzelfde transportmiddel. Dit soort doorvoer is conform het Besluit strategische
goederen niet vergunningplichtig op het moment dat het transport afkomstig is uit,
of als eindbestemming heeft, een EU- of NAVO-land of een daaraan gelijk gesteld land
(Australië, Japan, Nieuw-Zeeland of Zwitserland), gelet op het vertrouwen in de wapenexporttoets
door deze gelijkgezinde landen.
Voor dergelijke transacties geldt een meldingsplicht. De verantwoordelijkheid voor
het tijdig en correct indienen van de melding ligt bij de melder. Het kabinet heeft
sinds 4 oktober 2023 geen meldingen van doorvoer zonder overlading naar Israël ontvangen.
Doorvoer van militaire goederen naar Israël mét overlading in Nederland is altijd
vergunningplichtig. Dergelijke transacties worden net als uitvoertransacties zorgvuldig
getoetst aan de Europese wapenexportcriteria. Dit type doorvoer naar Israël komt weinig
voor. De meest recent verstrekte doorvoervergunning dateert van juni 2021.
Vraag 4
Klopt het dat Maersk F-35-onderdelen van F-35-vliegtuigen via de Rotterdamse haven
heeft verscheept, zoals de woordvoerder van Maersk zelf aangeeft in het artikel?
Antwoord 4
Uit informatie verkregen van Maersk bleek dat het betreffende schip inderdaad F-35-onderdelen
bevatte en onderweg was naar de Verenigde Staten. Doorvoer van F-35-onderdelen van
Israël naar de Verenigde Staten is in lijn met het arrest van het gerechtshof Den
Haag van 12 februari 2024 dat de uit- en doorvoer van F-35-onderdelen vanuit Nederland
naar Israël verbiedt. Door- en uitvoer van F-35-onderdelen ten behoeve van het bredere
F-35-programma is toegestaan zoals ook is bevestigd door de rechtbank Den Haag in
het vonnis van 12 juli 2024.
Vraag 5 en 6
Klopt het dat de Rotterdamse wethouder Simons heeft gezegd dat F-35-onderdelen door
Maersk niet waren gemeld bij de douane en na controle niet op het schip zijn gevonden?2
Hoe verklaart u de verschillende verklaringen vanuit Maersk en de gemeente Rotterdam?
Antwoord 5 en 6
Op 21 mei jl. is de Douane door de gemeente Rotterdam bevraagd over de mogelijke aanwezigheid
van F-35 onderdelen aan boord van de Maersk Izmir. Naar aanleiding daarvan is door
de Douane in de voorhanden zijnde informatie (aangiften) nagegaan of dat het geval
was. Op basis van de beschikbare informatie was op dat moment niet duidelijk of de
betreffende goederen aan boord waren. Aan de gemeente is gecommuniceerd dat op dat
moment niet gebleken is dat de goederen aan boord waren. De Douane had deze informatie
niet mogen verstrekken aan de gemeente. De Douane heeft vervolgens navraag gedaan
bij Maersk. Op 23 mei jl. is de Douane door Maersk geïnformeerd dat de goederen daadwerkelijk
aan boord waren van het betreffende schip dat onderweg was van Israël naar de VS.
Geconcludeerd moet worden dat de Douane op 21 mei 2025 niet alle informatie voorhanden
had. De Douane heeft deze casus geëvalueerd en zorgt ervoor dat dit soort informatie
in de toekomst niet meer zal worden verstrekt aan derden.
Vraag 7
Kunt u reageren op de volgende passage in het artikel: «Het verschepen van onderdelen,
ook als die dus gebruikt worden om gevechtsvliegtuigen te maken, ziet het bedrijf
niet als het vervoeren van wapens.»? Deelt u de mening dat dit wel als wapenexport
geldt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Het is niet aan het kabinet om de verklaringen van een private onderneming en de gemeente
Rotterdam van commentaar te voorzien.
Indien de te verschepen onderdelen zijn te categoriseren als strategische goederen
(militair of dual-use), dan zijn deze bij uitvoer, doorvoer of overdracht vanuit Nederland
vergunningplichtig. Onder strategische goederen vallen militaire goederen, dual-use
goederen en sanctiegoederen. Militaire goederen zijn producten die zijn opgenomen
op de Gemeenschappelijke EU lijst van militaire goederen. Op de doorvoer van militaire
goederen zonder overlading afkomstig uit of met als eindbestemming een EU- of NAVO-land
of daaraan gelijkgestelde landen (Nieuw-Zeeland, Australië, Japan, Zwitserland) geldt
een meldingsplicht. Zie ook het antwoord op vraag 3.
Vraag 8
Wat zegt het feit dat de door Maersk toegegeven verscheping van F-35-onderdelen niet
bij de douane bekend was volgens u over de betrouwbaarheid van het Nederlandse wapenexportcontrolebeleid?
Deelt u de mening dat dit niet moet kunnen?
Antwoord 8
Zie antwoord op vraag 4.
Het kabinet toetst vergunningaanvragen voor de uitvoer van militaire goederen zorgvuldig
per geval aan de hand van de criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake
wapenexportcontrole. Daarbij wordt per aanvraag gekeken naar de aard van de goederen,
het eindgebruik en (de situatie in) het land van eindbestemming. Daar waar een duidelijk
risico wordt geconstateerd dat militaire goederen kunnen bijdragen aan ernstige schendingen
van de mensenrechten of het humanitair oorlogsrecht, wordt een vergunningaanvraag
afgewezen. Daarbij gaat het kabinet zeer zorgvuldig te werk.
Vraag 9 en 10
Bent u bereid een onderzoek uit te voeren naar de vraag of via Nederland F-35-onderdelen
worden geëxporteerd of doorgevoerd naar Israël? Zo nee, waarom niet?
Wat gaat u extra doen om te garanderen dat F-35-onderdelen niet vanuit Nederland worden
geëxporteerd of doorgevoerd naar Israël?
Antwoord 9 en 10
Het kabinet heeft in februari 2024 de algemene vergunningen NL007 en NL009 aangepast
waardoor de uit- en doorvoer van goederen vanuit Nederland binnen het kader van het
F-35-Lightning II programma met eindbestemming Israël sinds 20 februari 2024 niet
langer is toegestaan. Daarmee heeft de Staat onmiddellijk opvolging gegeven aan het
arrest van het Hof. De voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag heeft in juli
2024 ook geoordeeld dat de Staat het arrest van het Hof naleeft.
Doorvoer zonder overlading is, indien deze afkomstig is uit, of als eindbestemming
heeft, een EU- of NAVO-land of een daaraan gelijk gesteld land (Australië, Japan,
Nieuw-Zeeland of Zwitserland), niet vergunningplichtig (zie antwoord op vraag 3),
maar meldingsplichtig. De verantwoordelijkheid voor deze melding ligt bij de exporteur
van betreffende goederen. Het kabinet heeft sinds 4 oktober 2023 geen meldingen van
doorvoer zonder overlading naar Israël ontvangen en heeft geen aanwijzingen dat F-35-onderdelen
zonder overlading via Nederland naar Israël worden doorgevoerd.
Vraag 11
Herinnert u zich uw uitspraak over exportvergunningen met bestemming Israël in het
commissiedebat Wapenexportbeleid dat «het echt onwaarschijnlijk (is) dat er een vergunning
wordt verleend voor de uitvoer naar Israël van wapens die kunnen bijdragen aan de
activiteiten van het Israëlische leger in Gaza of op de Westelijke Jordaanoever»?3
Antwoord 11
Ja.
Vraag 12
Aangezien uit onlangs gepubliceerde nieuwe vergunningsgegevens blijkt dat sinds het
debat nog een reeks vergunningen met bestemming Israël is afgegeven, kunt u voor elk
van de volgende vergunningen apart aangeven op basis waarvan uitgesloten werd geacht
dat deze goederen, meer in het bijzonder de wapensystemen waarvoor deze goederen bestemd
zijn, door Israël ingezet zouden kunnen worden in Gaza of de Westelijke Jordaanoever:
NL0074CDIU0184006, Elektronica voor vliegerhelmen; NL0074CDIU0184345, Elektronica
voor vliegerhelmen; NL0074CDIU0184525, Delen voor oorlogsschepen; NL0074CDIU0182267,
Delen voor korvetten; NL0074CDIU0185272, Delen voor korvetten; NL0074CDIU0185706,
Communicatiesystemen en; NL0074CDIU0185558, Delen voor radarsystemen?4
Antwoord 12
Desbetreffende vergunningen hebben hoofdzakelijk betrekking op ontwikkeling, productie
en/of onderhoud in Israël van goederen die niet voor een eindgebruiker in Israël zijn
bestemd. Dat geldt voor de vergunningen NL0074CDIU0184006, NL0074CDIU0184345 en NL0074CDIU0185706.
Vergunning NL0074CDIU0185558 betreft de uitvoer van delen van radarsystemen voor het
Iron Dome-luchtafweersysteem.
Verder is vergunning (NL0074CDIU0184525, NL0074CDIU0182267 en NL0074CDIU0185272) verleend
voor onderdelen van korvetten die onderdeel kunnen uitmaken van de Iron Domeen bijvoorbeeld worden ingezet voor het uitschakelen van dreigingen op zee (oppervlakteschepen
en onderzeeboten) of dreigingen uit de lucht (vliegtuigen, raketten en drones). Sinds
de toewijzing van deze drie vergunningen is de veiligheidssituatie ten aanzien van
het land van eindbestemming, Israël, aanzienlijk gewijzigd. Hierdoor is het risico
dat de nog uit te voeren goederen onder deze vergunningen door ongewenst eindgebruik
bijdragen aan een verslechtering van de uitermate zorgelijke situatie in de Gazastrook
dermate groot, dat intrekking van de eerder afgegeven vergunningen noodzakelijk werd
geacht. Daarom zijn de drie vergunningen eind juli 2025 ingetrokken.
Vraag 13
Kunt u voor de twee «tijdelijke» vergunningen, namelijk NL0074CDIU0183705, Warmtebeeldcamera’s
en NL0074CDIU0186462, Programmatuur voor beveiligde communicatie, aangeven wat de
aard hiervan was? Ging het om reparatie, demonstratie of iets anders? Kunt u voor
beide vergunningen apart aangeven op basis waarvan uitgesloten werd geacht dat ze
door Israël ingezet zouden kunnen worden in Gaza of de Westelijke Jordaanoever?
Antwoord 13
Vergunning NL0074CDIU0183705 betreft de wederuitvoer van warmtebeeldcamera’s die tijdelijk
in Nederland waren voor reparatiedoeleinden. De goederen zijn bestemd voor onderzoek
en ontwikkeling en zullen niet operationeel worden ingezet. Dit onderzoek en de betreffende
ontwikkeling vindt plaats ten behoeve van diverse Europese krijgsmachten en de goederen
zijn niet bestemd voor een eindgebruiker in Israël.
Vergunning NL0074CDIU0186462 betreft de wederuitvoer van programmatuur voor beveiligde
communicatie die tijdelijk in Nederland waren en zijn getoond tijdens een defensiebeurs.
Deze goederen zijn bestemd voor demonstratiedoeleinden en zullen niet operationeel
worden ingezet.
Vraag 14
Kunt u alsnog nader ingaan op uw uitspraken in het hierboven genoemde commissiedebat
over de vergunning van 4 oktober 2024, NL0074CDIU0181899, Delen, gereedschappen en
technologie voor F-16 gevechtsvliegtuigen, waarover u toen zei dat «deze vergunning
de uitvoer (betreft) van onderdelen voor productiedoeleinden in Israël» en «de onderdelen
na de productiehandeling terug (komen) naar Nederland» en «de goederen niet in Israël
(worden) gebruikt»? Hoe kan het dan dat het volgens het vergunningsoverzicht van uw
ministerie gaat om goederen afkomstig en geproduceerd in Nederland die naar Israël
gaan en geen andere eindbestemming dan Israël hebben? Als Nederland de eindbestemming
zou zijn geweest zou dat toch in de desbetreffende kolom vermeld hebben moeten staan?
Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 14
Het gaat hier om een bewerking van F-16-onderdelen ten behoeve van productiedoeleinden.
Het betreft hier door een Nederlandse partij in Israël uitbesteed werk waarbij er
geen sprake is van eindgebruik door de Israëlische krijgsmacht. Na de werkzaamheden
in Israël zijn/worden de betreffende onderdelen geretourneerd naar Nederland. Het
gaat daarbij om de (sub)onderdelen gebruikt in de assemblage van een – conform de
registratiemethode van de Douane – nieuw product. Daarmee wordt dit in dergelijke
gevallen geregistreerd als een definitieve uitvoer en niet als een tijdelijke uitvoer.
De uitvoer betrof daarnaast ook de export van gereedschappen en militaire technologie
om de bewerking van de F-16-onderdelen ten behoeve van productiedoeleinden mogelijk
te maken. Deze gereedschappen en militaire technologie blijven in Israël zolang het
contracttussen de Nederlandse exporteur en Israëlische producent voor de productie
van F-16 onderdelen loopt. Deze gereedschappen en militaire technologie worden overigens
enkel ingezet in de context van de bewerking van F-16 onderdelen die terugkeren naar
Nederland. De uitgevoerde goederen worden niet gebruikt door de Israëlische krijgsmacht.
Vraag 15
Weet u zeker dat exportvergunningen voor onderdelen van F-16-gevechtsvliegtuigen met
bestemming VS (zoals bijvoorbeeld NL0074CDIU0187011 van 30 januari jl.) dat land inderdaad
als uiteindelijke bestemming hebben? Hoe controleert u dat en wordt uitgesloten dat
deze onderdelen uiteindelijk alsnog in Israël terechtkomen?
Antwoord 15
Bij transacties van F-16-onderdelen naar de VS is op het moment van uitvoer alleen
bekend dat het eindgebruik in de VS ligt en is niet bekend wie eventueel in de toekomst
eindgebruiker zal zijn van de toestellen waarin de F-16 onderdelen worden geïntegreerd.
Voor de Nederlandse exportcontrole geldt de Verenigde Staten dan ook als het land
van eindgebruik waaraan getoetst wordt.
Deze methodiek wordt, in lijn met het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexportcontrole,
al langer toegepast in het Nederlandse exportcontrolestelsel voor de uitvoer van componenten
naar producenten in EU-, NAVO-, en daaraan gelijkgestelde landen (Australië, Japan,
Nieuw-Zeeland en Zwitserland) waarbij op het moment van uitvoer geen eindgebruiker
bekend is. Over deze methode werd uw Kamer in het verleden ook meermaals geïnformeerd.
[5] Het kabinet hecht sterk aan deze werkwijze die eraan bijdraagt dat Nederland een
betrouwbare partner kan zijn in internationale samenwerkingsprojecten voor de ontwikkeling
en productie van defensiegoederen. Het kabinet acht de toepassing van dit beginsel
eveneens van essentieel belang voor de Nederlandse defensie-industrie.
Vraag 16
Bent u gegeven de extreme situatie in Gaza inmiddels bereid in Europa steun te vragen
voor een EU-wapenembargo, zoals de EU eerder deed tegen Rusland, Soedan en Myanmar,
en, zolang er nog geen Europese aanpak is, een nationaal wapenembargo tegen Israël
in te stellen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 16
Het kabinet is van mening dat het staande wapenexportbeleid volstaat om ongewenste
transacties te voorkomen. Het kabinet toetst vergunningaanvragen voor de uitvoer van
militaire goederen zorgvuldig per geval aan de hand van de criteria van het EU Gemeenschappelijk
Standpunt inzake Wapenexportcontrole. Daarbij wordt per aanvraag gekeken naar de aard
van de goederen, het eindgebruik en (de situatie in) het land van eindbestemming.
Daar waar een duidelijk risico wordt geconstateerd dat militaire goederen kunnen bijdragen
aan ernstige schendingen van de mensenrechten of het humanitair oorlogsrecht, wordt
een vergunningaanvraag afgewezen. In dat licht heeft het kabinet sinds 7 oktober 2023
onder meer vergunningaanvragen voor de uitvoer naar Israël van munitie, helmen, beeldversterkers,
helikopteronderdelen en technologie voor marineschepen afgewezen. Dat het kabinet
hiermee voldoet aan zijn (internationaalrechtelijke) verplichtingen is door de rechtbank
Den Haag bevestigd in het vonnis van 13 december 2024. Tegelijkertijd laat dit beleid
wel ruimte voor de uitvoer van militaire goederen die enkel voor zelfverdedigingsdoeleinden
kunnen worden gebruikt, zoals onderdelen voor het Iron Dome-luchtafweersysteem. Het
kabinet blijft deze uitvoer – gezien het belang van de veiligheidswaarborging voor
burgers in Israël – toestaan zolang deze de toets aan de Europese kaders voor wapenexportcontrole
doorstaat.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.P. Brekelmans, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede namens
E. Heinen, minister van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.