Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Grinwis over het bericht 'Netversterking midden-Nederland jaren vertraagd'
Vragen van het lid Grinwis (ChristenUnie) aan de Ministers van Klimaat en Groene Groei en van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over het bericht «Netversterking midden-Nederland jaren vertraagd» (ingezonden 13 juni 2025).
Antwoord van Minister Hermans (Klimaat en Groene Groei), mede namens de Minister van
Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (ontvangen 3 september 2025). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 2566
Vraag 1
Hoe luidt uw reactie op het bericht «Netversterking midden-Nederland jaren vertraagd»?1
Antwoord 1
De aangekondigde vertraging van tenminste vier jaar is ook voor het kabinet zeer teleurstellend,
gezien de urgentie om de schaarste aan transportcapaciteit op het elektriciteitsnet
te verminderen, in het bijzonder ook in deze regio. Dit is een tegenvaller met negatieve
gevolgen voor de economie, de woningbouw en de voortgang van de energietransitie.
Het kabinet spant zich tot het uiterste in om, samen met alle betrokken betrokken
partijen, TenneT en de provincie Utrecht voorop, iedere mogelijkheid om de realisatie
van dit project te versnellen aan te grijpen. Daarbij zal het kabinet elke stap zetten
die het kan zetten om alle cruciale elektriciteitsprojecten te versnellen of minimaal
te voorkomen dat ze vertraging oplopen. Iedere maand die kan worden ingelopen is winst
voor de maatschappelijke uitdagingen op het gebied van economie, woningbouw en de
energietransitie.
Vraag 2
Welke gevolgen heeft de vertraging van de noodzakelijke uitbreidingsprojecten voor
burgers en bedrijven? Bent u bereid de tweede-orde-effecten in kaart te brengen? Hoeveel
woningen kunnen hierdoor voorlopig niet op het elektriciteitsnet aangesloten worden?
Antwoord 2
De realisatie van het station in Utrecht is een randvoorwaarde voor het verminderen
van netcongestie in de gehele regio Gelderland, Utrecht en Flevopolder (FGU). Voor
het FGU gebied wordt gewerkt aan een tiental maatregelen die moeten leiden tot meer
flexibiliteit of een lagere piekvraag, zodat waar mogelijk partijen aangesloten kunnen
blijven worden. Bedrijven op de wachtlijst voor een grootverbruikersaansluiting zullen
als gevolg van de vertraging waarschijnlijk nog langer moeten wachten. De netbeheerders
maken momenteel nieuwe prognoses, waarin zowel het effect van de maatregelen als de
vertraging van de uitbreiding van het net worden meegenomen. Deze prognoses worden
dit najaar opgeleverd. Dan wordt ook inzichtelijk wat de eventuele gevolgen zijn van
de vertraging op specifieke andere groepen, en kunnen eventuele tweede-orde-effecten
in kaart worden gebracht. Overigens hebben energieleverancier Eneco en TenneT onlangs
afspraken gemaakt om twee gascentrales bij de stad Utrecht langer in bedrijf te houden
om de druk op het elektriciteitsnet in de provincie Utrecht te verlichten2.
Het is duidelijk dat netcongestie een urgente uitdaging is voor de nieuwbouwopgave.
Het is echter niet mogelijk de precieze impact van netcongestie op de huidige woningbouwplannen
in kaart te brengen. Veel factoren spelen een rol in hoe snel een woningbouwproject
gerealiseerd kan worden, vertraging is vaak niet toe te wijzen aan één enkele factor.
Ook ten aanzien van netcongestie hangt mogelijke vertraging van veel factoren af;
soms zal een aansluiting in eerste instantie niet mogelijk lijken, maar met een slimme
aanpassing toch wel. Het Ministerie van Volksvesting en Ruimtelijke Ordening houdt
via de versnellingstafels en op projectniveau zicht op waar dit een belemmering is
en schakelt waar nodig experts in. Samen met het Ministerie van Klimaat en Groene
Groei en de partners van de Woontop-afspraak 10.1 wordt ook gewerkt aan het bieden
van praktische handvatten om netbewuster te bouwen en daarmee efficiënter om te gaan
met de beschikbare capaciteit. Op de Woontop is afgesproken dat overheden, corporaties
en marktpartijen een publiek-private monitor gaan gebruiken. Deze wordt momenteel
ontwikkeld. De monitor zorgt voor sturingsinformatie en brengt knelpunten in kaart.
Daarmee zal ook beter inzicht ontstaan in de projecten waar netcongestie een rol speelt.
Vraag 3
Acht u het invoeren van een wachtlijst voor kleinverbruikers als maatregel acceptabel?
Welke gevolgen heeft dat voor deze consumenten en kleine ondernemers?
Antwoord 3
Een wachtlijst is onwenselijk, of dit nu consumenten of grote of kleine bedrijven
treft, maar kan in een situatie van netcongestie noodzakelijk zijn om het elektriciteitsnet
overeind te houden. Indien er niet voldoende ruimte is om iedereen aan te sluiten
wordt een wachtrij ingesteld en geeft het maatschappelijk prioriteringskader van de
ACM aan welke categorieën prioriteit hebben. Hiermee worden de partijen met het grootste
algemeen belang als eerste aangesloten op de ruimte die er nog beschikbaar is of beschikbaar
komt. De ACM heeft op 26 juni een ontwerpbesluit voor een nieuw kader ter consultatie
gepubliceerd. Dit kader moet op 1 januari 2026 in werking treden. Hierin zijn onder
andere ook woningen en verzwaring van aansluitingen bij huishoudens als prioritair
opgenomen. Op dit moment kunnen woningen en verzwaring van aansluitingen bij huishoudens
binnen FGU nog aangesloten worden. De maatregelen die genomen worden binnen FGU zijn
erop gericht om dit ook in de toekomst zo te houden en om waar mogelijk andere partijen
in de wachtrij te helpen.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u het feit dat het zeer lastig is om geschikte locaties te vinden voor
nieuwe hoogspanningsstations? Wat is uw inzet hierbij?
Antwoord 4
Het vinden van geschikte locaties voor nieuwe hoogspanningsstations is complex vanwege
de schaarse ruimte en de ruimteclaims van andere grote opgaven. Daarnaast zijn voor
de meeste 110–150kV projecten, en ook voor veel 380kV-projecten, vooralsnog geen ruimtelijke
reserveringen of aanwijzingen gedaan in provinciale of gemeentelijke ruimtelijke plannen.
Het Rijk beziet met provincies, gemeenten en netbeheerders hoe de ruimtelijke keuzes
voor toekomstige elektriciteitsinfrastructuur eerder gemaakt kunnen worden. De Nota
Ruimte is het overkoepelende kader voor de ruimtelijke ordening en het Programma Energiehoofdstructuur
(PEH) biedt het kader voor het nationale energiesysteem. De inzet van het kabinet
is erop gericht deze kaders te benutten om sneller tot gedragen en haalbare locatiebesluiten
te komen.
Deze uitdaging vraagt om een zorgvuldige afweging van belangen en een duidelijke rolverdeling
tussen betrokken partijen. Om projecten te versnellen, is het belangrijk dat er snel
duidelijkheid komt over het bevoegd gezag voor de locatiekeuze en wie daarmee de verantwoordelijkheid
neemt voor de keuze. Hier sorteert het kabinet op voor met het maatregelenpakket dat
is gepresenteerd in de Kamerbrief «Sneller uitbreiden elektriciteitsnet» van 25 april
20253. Hierin is ook de maatregel opgenomen om eerder in de procedure de locatie-alternatieven
te beperken («trechteren») om besluitvorming te versnellen.
Vraag 5
Welke plaats krijgt netverzwaring in de komende Nota Ruimte? Komen alle noodzakelijke
ruimtelijke opgaven op het gebied van netverzwaring in deze nota te staan, zoals de
nieuwe 150 kV/50 kV-hoogspanningsstations? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Na de zomer zal de ontwerp-Nota Ruimte gepubliceerd worden. De Nota Ruimte geeft de
langetermijnvisie op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De Nota Ruimte
schetst keuzes en richtingen voor onder meer wonen, werken, bereikbaarheid en ook
voor het toekomstige energiesysteem. De urgente problematiek rondom netcongestie en
daarvoor benodigde uitbreidingen van het elektriciteitsnet krijgen in de Nota Ruimte
een belangrijke plek. Ruimtelijke ontwikkelingen en het energiesysteem worden meer
in samenhang geprogrammeerd en ruimtelijke processen en procedures voor netverzwaringen
waar mogelijk versneld. Alle noodzakelijke ruimtelijke opgaven op het gebied van netverzwaring
van het 220 en 380kV-netwerk worden op basis van het Programma EnergieHoofdstructuur
(PEH) opgenomen in de Nota Ruimte. Voor de lagere netvlakken geldt dat de Nota Ruimte
ruimtelijke principes zal meegeven voor de ontwikkeling van het regionale en lokale
energiesysteem, maar dat de medeoverheden hiervoor in eerste plaats bevoegd gezag
zijn.
Vraag 6
Deelt u de mening dat strategische grondverwerving sneller en gecoördineerder plaats
moet vinden dan nu? Bent u bereid om de netbeheerders hierbij vanuit het Rijk beter
te ondersteunen?
Antwoord 6
Voor het versnellen van de realisatie van elektriciteitsprojecten is onder meer van
belang dat er eerder zicht is op de ruimtelijke keuzes voor elektriciteitsinfrastructuur,
vooral gezien de schaarste aan ruimte. TenneT heeft al de mogelijkheid tot strategische
grondverwerving die in beperkte mate wordt ingezet. Naast de privaatrechtelijke route
kan de publiekrechtelijke route gevolgd worden, het proactief reserveren van ruimte
voor energiefuncties. In de kabinetsreactie op het IBO Bekostiging Elektriciteitsinfrastructuur4 is een verkenning intensivering ruimtelijke sturing nationaal energiesysteem aangekondigd.
Deze verkenning werpt licht op de financiële en juridische implicaties van proactief
ruimtelijk beleid voor het brede, nationale energiesysteem. In 2026 wordt de Kamer
over de uitkomsten van deze verkenning geïnformeerd.
Vraag 7
Vestigen gemeenten reeds een voorkeursrecht op bepaalde grond die wenselijk is voor
de tracés voor de netverzwaring? Zo nee, tegen welke belemmeringen lopen zij aan?
Bent u bereid om in gesprek met gemeenten hierop aan te dringen en hen hierbij te
ondersteunen met kennis en financiële middelen? Bent u van mening dat de huidige vormgeving
van het voorkeursrecht aanpassing behoeft (bijvoorbeeld in tijdsduur) om gebruik van
dit recht doelmatiger te maken?
Antwoord 7
Met het vestigen van voorkeursrecht verkrijgt de gemeente een voorkeurspositie bij
eventuele aankoop grond om aan de netbeheerder beschikbaar te stellen. Voor laagspanningsinfrastructuur
wordt in de praktijk het voorkeursrecht zelden toegepast. Grondverwerving is daarvoor
vaak niet nodig omdat het meestal openbare ruimte betreft die reeds in eigendom van
de gemeente is. Het toepassen van het voorkeursrecht voor laagspanningsinfra is daarbij
administratief omslachtig voor de kleine percelen die het betreft; er zijn snellere
en effectievere instrumenten beschikbaar, zoals de gedoogplicht.
Voor midden- en hoogspanningsprojecten wordt het voorkeursrecht in sommige gevallen
wel ingezet, met name om grondspeculatie te voorkomen, maar ook omdat dit kan bijdragen
aan vlotte grondverwerving. Het kabinet stimuleert de inzet van dit instrument. Daarvoor
is wel noodzakelijk dat netbeheerders gemeenten tijdig informeren over beoogde locaties.
Hier wordt aan gewerkt in de actielijn Sneller Bouwen van het Landelijk Actieprogramma
Netcongestie.
Vraag 8
Worden in alle omgevingsvisies en -plannen van gemeenten noodzakelijke netinfrastructuur
als transformatorhuisjes reeds aangemerkt? Zo nee, bent u bereid gemeenten te wijzen
op deze noodzaak?
Antwoord 8
Bestaande netinfrastructuur is opgenomen in omgevingsplannen van gemeenten. Het is
nog niet gebruikelijk om proactief (voorafgaand aan initiatief van netbeheerders)
in een gemeentelijke omgevingsvisie of -plan toekomstige elektriciteitsinfrastructuur
op te nemen. Wel is het contact tussen gemeenten en netbeheerders afgelopen jaren
geïntensiveerd en vinden momenteel verkenningen en gesprekken plaats om het aanmerken
van toekomstig noodzakelijke netinfrastructuur te stimuleren. Onder meer via de Interbestuurlijke
Samenwerkingsagenda Energiesysteem (ISA) waarin het Rijk, medeoverheden en netbeheerders
samenwerken aan het beter verbinden van het ruimtelijk domein en het energiedomein.
Daarbij wordt benadrukt dat, gezien de relatief korte bouwtijd van netinfrastructuur
zoals transformatorhuisjes, er veel tijdswinst geboekt kan worden door tijdige afstemming
met omgevingsvisies en -plannen.
Vraag 9
Acht u het noodzakelijk om de nettoets wettelijk te borgen, zodat bij alle ruimtelijke
beleidskeuzes standaard de nettoets door netbeheerders kan worden uitgevoerd? Zo nee,
op welke manier wilt u de nettoets dan borgen?
Antwoord 9
Het kabinet beziet momenteel samen met gemeenten, provincies en netbeheerders of nadere
afspraken nuttig zijn voor het beter betrekken van de mogelijkheden van, en impact
op het elektriciteitsnet bij ruimtelijke beleidskeuzes. Dit gebeurt als onderdeel
van de uitwerking van de Interbestuurlijke Samenwerkingsagenda (ISA). Daarbij wordt
ook de uitwerking van het amendement Flach en Koekkoek op artikel 6.12, tweede lid,
van de Energiewet5 betrokken. Het is belangrijk dat bij ruimtelijke beleidskeuzes vroegtijdig wordt
nagedacht over de effecten van een plan op de energie-infrastructuur en of voor het
projectplan voldoende ruimte beschikbaar is op het stroomnet. Dit leidt tot een betere
voorspelbaarheid van de belasting van het stroomnet en stelt de netbeheerder in staat
om zo goed mogelijk rekening te houden met het project. Met name het vroegtijdig contact
tussen gemeenten, provincies en netbeheerders op gebieds- en visieniveau kan bijdragen
aan een tijdige signalering van de ontwikkeling van de energiebehoefte door de netbeheerder.
In de praktijk gebeurt dit al steeds vaker en beter. Samen met gemeenten, provincies
en netbeheerders werkt het kabinet uit hoe deze onderlinge samenwerking concreet invulling
kan krijgen en in hoeverre het wenselijk is om eventuele nadere afspraken wettelijk
te borgen.
Vraag 10
Waarom ontbreken er een aantal concrete data van de maatregelen in het recent gepubliceerde
overzicht van versnellingswet- en regelgeving (Kamerstuk 29 023, nr. 566)? Kunt u deze spoedig naar de Kamer sturen?
Antwoord 10
Een deel van de maatregelen in dit overzicht wordt op dit moment uitgewerkt. Dit najaar
informeert het kabinet de Kamer over de voortgang van het wetgevingsprogramma. Dan
zullen ook de beoogde inwerkingtredingsdata van de maatregelen bekend zijn die in
het overzicht van 25 april jl. nog op PM staan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei -
Mede namens
M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.