Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Welzijn over tegengaan van versnippering in regelgeving en hulp bij armoede en schulden
Vragen van het lid Welzijn (Nieuw Sociaal Contract) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over tegengaan van versnippering in regelgeving en hulp bij armoede en schulden (ingezonden 24 juli 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Nobel (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen
3 september 2025)Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 2841
Vraag 1
Deelt het kabinet de opvatting dat armoede- en schuldenbeleid idealiter integraal
moeten worden vormgegeven, zodat mensen met geldzorgen niet tussen loketten en wetgeving
vallen?
Antwoord 1
Het kabinet deelt de opvatting dat armoede- en schuldenbeleid integraal moeten worden
vormgegeven. Via de wet gemeentelijke schuldhulpverlening hebben gemeenten de taak
om integrale schuldhulpverlening te bieden aan hun inwoners. Dit betekent dat er niet
alleen aandacht moet zijn voor het oplossen van iemands financiële problemen, maar
ook voor andere omstandigheden die verband kunnen houden met de financiële problemen.
Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan psychosociale factoren, gezondheid, gezinssituatie
en woonsituatie.
Tijdens de schuldhulpverlening, meer specifiek tijdens de stabilisatiefase, worden
de inkomsten en uitgaven van de inwoner in evenwicht gebracht. Ook wordt er gewerkt
aan het integrale plan van aanpak, waarbij bijvoorbeeld ook flankerende hulp ingezet
kan worden op andere leefgebieden. Bij het in evenwicht brengen van inkomsten en uitgaven
wordt samen met de inwoner gekeken naar inkomensondersteunende maatregelen, zoals
(lokale) armoederegelingen. Op die manier wordt de link gelegd met armoedebeleid,
met enerzijds als doel het verbeteren van de inkomenspositie van de inwoner, bijvoorbeeld
door het aanvragen van toeslagen. Anderzijds kan dit ook bijdragen aan het verlichten
van iemands lasten, bijvoorbeeld door (lokale) regelingen voor voorzieningen voor
kinderen of voor het kwijtschelden van gemeentelijke belastingen.
Ook binnen het armoedebeleid is integrale ondersteuning het uitgangspunt. Armoede
staat vaak niet op zichzelf. Geldzorgen hangen in veel gevallen samen met, of veroorzaken
problemen op andere levensgebieden, zoals werk, gezondheid en wonen. Vijf departementen
(BZK, JenV, OCW, SZW en VWS) werken daarom aan een overheidsbrede aanpak rond gezinnen
in een kwetsbare positie met kinderen in de leeftijd van -1 tot en met 27 jaar. Ook
binnen het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid werken departementen en
gemeenten samen aan een integrale ondersteuning van inwoners binnen de 20 gebieden
die hiervan deel uitmaken. Daarnaast is integraliteit richtinggevend bij de inzet
op preventie van armoede en schulden. Het kabinet zet in dit kader onder meer in op
het versterken van vindplaatsen van (vroege) geldzorgen, waaronder huisartsen, geboortezorg,
apothekers, jongerenwerkers op scholen, vrijwilligers, ervaringsdeskundigen en sleutelpersonen.
Vraag 2
Welke concrete stappen worden gezet om de versnippering in regelgeving, loketten en
toegang tot hulp bij armoede en schulden te verminderen?
Antwoord 2
Het kabinet zet in op het vereenvoudigen van het stelsel van inkomensondersteuning,
het eenvoudiger maken van de toegang tot hulp, het eenvoudiger maken van het armoedebeleid
en het versterken van de schuldhulpverlening.
Om het stelsel van inkomensondersteuning te verbeteren en te vereenvoudigen werkt
het kabinet aan de hervormingsagenda inkomensondersteuning. Op 11 juli jl. is de routekaart
hervormingsagenda inkomensondersteuning aan uw Kamer aangeboden. Daarin wordt voor
zeven sporen aangegeven welke ambities er zijn op korte, middellange en lange termijn.
Via het Nationaal Programma Armoede en Schulden wil het kabinet de toegang tot hulp
en ondersteuning eenvoudiger maken. Het is belangrijk dat mensen met geldzorgen kunnen
rekenen op laagdrempelige hulp, zowel fysiek als digitaal. SZW stimuleert hulproutes
via subsidies en maakt hulp beter vindbaar via publiekscampagnes met Geldfit. Ook
wil het kabinet komen tot een landelijk dekkend netwerk van laagdrempelige financiële
dienstverlening. Hierbij sluiten we aan bij de verkenning van JenV naar aanleiding
van twee moties over een landelijk dekkend netwerk van sociaaljuridische dienstverlening.
Het kabinet wil het armoedebeleid vereenvoudigen, zowel op landelijk als lokaal niveau.
Diverse rapporten laten zien dat het gemeentelijke minimabeleid versnipperd is. Het
kabinet vindt dit onwenselijk en wil hierin stappen zetten, in nauwe samenwerking
met VNG en Divosa. Momenteel loopt er een verkenning van VNG en Divosa, en werkt SZW
uit hoe regelingen beter landelijk georganiseerd kunnen worden en hoe regelingen eenvoudiger,
effectiever en meer integraal gemaakt kunnen worden. Op basis van deze verkenningen
zullen de vervolgstappen bepaald worden.
Om de schuldhulpverlening te versterken en tussen gemeenten gelijk te trekken, hebben
SZW, VNG, NVVK en Divosa in maart 2024 bestuurlijke afspraken gemaakt. Met het hieruit
voortkomende plan, de basisdienstverlening1, moet het hulpaanbod voor iedere inwoner toegankelijk zijn en in elke gemeente minimaal
dezelfde elementen bevatten. Een van de elementen is een landelijk aanmeldpunt voor
schuldhulpverlening. Niet alle inwoners met een hulpvraag bij schulden weten de (juiste)
weg naar de gemeente te vinden. Een landelijk aanmeldpunt kan de vindbaarheid voor
financiële ondersteuning vergroten en mogelijk ook behulpzaam zijn bij warme doorverwijzing
naar de gemeente.
De gemeenten implementeren momenteel de al ontwikkelde elementen. De bestuurders van
de hierboven genoemde samenwerkingspartijen hebben in juni 2025 uitgesproken met elkaar
voort te gaan met de verdere ontwikkeling van de basisdienstverlening.
Vraag 3
Bent u bereid om te verkennen of er binnen het Nationaal Programma Armoede en Schulden
een pilot kan worden gestart met één regisseur voor armoede- én schuldenaanpak in
gemeenten?
Antwoord 3
Diverse rapporten en onderzoeken hebben inderdaad laten zien dat de fragmentatie van
ondersteuning voor inwoners in het sociaal domein in brede zin, een belemmering is
voor effectieve ondersteuning aan inwoners.
In het Nationaal Programma Armoede en Schulden dat ik uw Kamer op 6 juni jl. heb gestuurd2, heb ik toegelicht welke stappen het kabinet, samen met de andere departementen,
gemeenten, de VNG en Divosa, zal nemen om hierin verbetering aan te brengen. Het doel
is onder meer om samen met alle betrokken partijen te komen tot een integrale aanpak
voor het kwetsbare gezin. Om hiertoe concrete stappen te zetten, trekken de departementen
hiervoor samen op met een aantal wijken van het Nationaal Programma Leefbaarheid en
Veiligheid. Hierin zal in antwoord op uw vraag ook verkend worden op welke wijze het
adagium een gezin, een plan en een regisseur vorm zou kunnen krijgen, mogelijk in
de vorm van pilots. Dat zou dan niet alleen betrekking hebben op de armoede- en schuldenproblematiek,
maar gelden voor de brede problematiek op het terrein van wonen, onderwijs, zorg,
veiligheid, participatie en inkomen. Ik zal in de eerste voortgangsrapportage van
het programma in Q1 2026 uw Kamer hier nader over informeren.
Vraag 4
Herkent u het risico dat financiële prikkels om (meer) te gaan werken voor mensen
met schulden beperkt zijn, omdat extra inkomsten soms direct worden verrekend of wegvallen
in de schuldsanering?
Antwoord 4
Ik herken deze risico’s niet. In de verschillende stadia zijn er prikkels om (meer)
te gaan werken. Voor inwoners waar sprake is van beslag of verrekening van inkomsten,
is een financiële prikkel aanwezig om (meer) te werken doordat met de toename van
het inkomen de schulden eerder zijn afgelost en de inwoner daarmee sneller weer over
het volledige inkomen beschikt.
In een minnelijke of wettelijke schuldregeling is het uitgangspunt dat een inwoner
zich tot het uiterste inspant om zoveel mogelijk af te lossen of te sparen voor de
schuldeisers. Van schuldeisers wordt immers al gevraagd om een deel – veelal het grootste
deel – van hun vordering kwijt te schelden. Daarom heeft de schuldenaar een inspanningsverplichting
om – naar vermogen – (meer) te werken. Iemand committeert zich hier ook aan als hij
of zij een beroep doet op een schuldregeling. Er is hierdoor een prikkel om (meer)
te werken; het succesvol kunnen afronden van de schuldregeling met zicht op een schuldenvrije
toekomst.
Er zijn mensen die gedurende een minnelijke of wettelijke schuldregeling overwerk
verrichten. Om die inwoners tegemoet te komen, is de mogelijkheid om een deel (50%)
van de overwerkinkomsten te behouden.3 Mensen worden niet verplicht om overwerk te verrichten.
Ten slotte zorgt voldoende werk ook voor inkomenszekerheid en onafhankelijkheid tijdens
maar ook ná een schuldregeling. Iemand krijgt hiermee weer grip op zijn of haar leven
en dit draagt bij aan een duurzame financiële oplossing voor de schulden.
Vraag 5
Hoe sluit het programma aan bij de beoogde verruiming van bijverdienmogelijkheden
uit het wetsvoorstel Participatiewet in balans?
Antwoord 5
Met het wetsvoorstel Participatiewet in Balans worden de bijverdienmogelijkheden verruimd.
Er komt één bijverdienregeling, waardoor duidelijker wordt welk deel van de bijverdiensten
bijstandsgerechtigden mogen houden. Het doel is om werken vanuit de bijstand of werken
in combinatie met een bijstandsuitkering aantrekkelijker te maken. Dit doen we door
de overgang van uitkering naar werk makkelijker te maken. Daarnaast wordt de bijverdienregeling
ook van toepassing op jongeren. Het Nationaal Programma Armoede en Schulden voorziet
niet in maatregelen ten aanzien van het verruimen van bijverdienmogelijkheden, maar
wel is er aandacht voor het eenvoudiger maken van landelijke regels. Er wordt daarnaast
gewerkt aan het wetsvoorstel proactieve dienstverlening en de harmonisatie van inkomens-
en vermogensbegrippen.
Vraag 6
Bent u bereid om te onderzoeken in hoeverre bijverdiengrenzen en vrijlatingsregelingen
in de schuldhulpverlening het perspectief op zelfredzaamheid ondermijnen?
Antwoord 6
Mij hebben geen signalen bereikt dat bijverdiengrenzen en vrijlatingsregelingen momenteel
negatieve invloed hebben op de zelfredzaamheidstrajecten in de schuldhulpverlening.
Ik zie daarom geen noodzaak hiertoe onderzoek in te stellen.
De schuldhulpverlener maakt aan het begin van een schuldhulpverleningstraject, als
onderdeel van het plan van aanpak, een begeleidingsplan met de inwoner. Dit is maatwerk.
Als er beperkingen zijn om te komen tot (financiële) zelfredzaamheid van de inwoner,
is het aan de schuldhulpverlener om samen met de betrokkene naar een oplossing toe
te werken. De schuldhulpverlening zal niet alleen naar de belangen van de schuldenaar
kijken, maar ook naar die van de schuldeiser. Van een schuldeiser wordt verwacht dat
hij een deel van een schuld kwijtscheldt. Van de schuldenaar mag worden verwacht dat
hij zich maximaal inspant om een deel van zijn schuld te voldoen. Extra inkomsten
die worden gegenereerd worden in principe gebruikt om een schuld af te lossen, waardoor
iemand sneller grip krijgt op zijn leven en perspectief op een schuldenvrije toekomst.
Ik verwijs u verder graag naar het antwoord op vraag 4.
Vraag 7
Welke structurele aandacht krijgt terugvalpreventie na afronding van een schuldhulptraject
in het nieuwe Nationaal Programma Armoede en Schulden?
Antwoord 7
Een doel van het Nationaal Programma is dat meer huishoudens succesvol en duurzaam
uit de problematische schulden stromen. Om inwoners (weer) financieel redzaam te maken,
is financiële begeleiding en nazorg tijdens een schuldhulpverleningstraject van essentieel
belang. Met de basisdienstverlening hebben gemeenten handvatten gekregen om financiële
begeleiding en nazorg in te richten. Uitgangspunt voor de begeleiding en nazorg is
«zo kort als kan, zo lang als nodig.» Dit zijn richtlijnen. Het blijft immers maatwerk
afgestemd op de situatie en behoeften van de inwoner.
De financiële begeleiding wordt afgerond met een periode van «volgen»4 waarbij de schuldhulpverlener maandelijks contact opneemt met de inwoner. Indien
blijkt dat (aanvullende) ondersteuning nodig is, wordt het begeleidingsplan geëvalueerd
en aangepast. Na afronding van de financiële begeleiding, volgt een nazorg periode
van (minimaal) twaalf maanden waarin de schuldhulpverlening in ieder geval nog één
keer contact opneemt met de inwoner.5
Daarnaast is in de basisdienstverlening opgenomen dat de gemeente, na ontvangst van
een vroegsignaal, toetst of zes maanden voorafgaand aan het signaal sprake is geweest
van een schuldhulpverleningstraject. Indien dit het geval is, wordt door de laatste
bekende professional (over het algemeen de schuldhulpverlener) weer contact gelegd
met de inwoner om hulp aan te bieden.
Gemeenten zijn voortvarend te werk gegaan met de implementatie van de begeleiding
en nazorg. Zo is er een stijging van het aantal budgetcoachingstrajecten (2.562) ten
opzichte van 2023.6 Dit traject heeft als doel om financiële zelfredzaamheid te bewerkstelligen en is
een vorm van het bieden van financiële begeleiding. Nadere cijfers over financiële
begeleiding en nazorg worden middels het project Data Delen Armoede en Schulden (DDAS)
verzameld. De eerste resultaten worden in het derde kwartaal van 2026 verwacht.
Vraag 8
Wordt ervaringsdeskundigheid ook ingezet bij het ontwerpen van terugvalpreventie en
gedragsinterventies?
Antwoord 8
Het betrekken van de mensen voor wie we beleid maken is voor mij essentieel. Alleen
dan kan er effectief beleid worden gemaakt dat aansluit bij de belevingswereld en
behoefte van mensen. In een tijd waarin we het vertrouwen in de overheid moeten herwinnen
zijn extra inspanningen hierop nodig.
We benutten op diverse manieren ervaringskennis bij het maken en aanpassen van ons
beleid. Dat geldt niet alleen voor nazorg (terugvalpreventie) maar voor het brede
onderwerp rondom geldzorgen, armoede en schulden. Daarvoor werkt SZW onder andere
samen met expertisecentrum Sterk uit armoede: een van hun ervaringsdeskundige professionals
is bij SZW gedetacheerd en via een strippenkaart bij hun organisatie kan SZW snel
meer ervaringsdeskundigen inschakelen. Naast armoede en geldzorgen is Sterk uit armoede
ook hun expertise en netwerk aan het uitbreiden op schuldenthema’s, mede gefinancierd
door SZW.
Bij het opstellen van de nationale strategie en de werkagenda VN Verdrag Handicap
is vanaf het begin nauw samengewerkt met ervaringsdeskundigen. Hiervoor zijn meerdere
sprintsessies georganiseerd, om knelpunten in beeld te brengen en maatregelen te beoordelen.
Meer informatie over deze aanpak staat in de Kamerbrief aanbieding werkagenda van 11 juli 2025.
Verder wordt bij diverse onderzoeken gebruik gemaakt van inbreng van burgers, om beter
te weten waar zij behoefte aan hebben. Een voorbeeld is het recent verschenen onderzoek
naar laagdrempelige financiële dienstverlening zoals inlooppunten, wat uw Kamer als
bijlage heeft ontvangen bij het Nationaal Programma Armoede en Schulden7. In dat onderzoek hebben ruim 900 mensen meegedacht via een panel.
Bij de mediacampagnes van SZW rondom geldzorgen, verleidingen zoals achteraf betalen
(ook wel bekend als Buy now pay later) en aanvragen waar je recht op hebt, wordt vooraf
getest hoe mensen reageren op verschillende boodschappen. Ook tools die worden ontwikkeld,
zoals het Vorderingenoverzicht Rijk, worden getest met potentiële gebruikers. Daarbij
wordt ook gelet op gedragsaspecten en doenvermogen. Verder delen maatschappelijke
organisaties regelmatig hun ervaringen met SZW, zoals Geldfit en diverse vrijwilligersorganisaties,
wat extra inzicht geeft wat in de praktijk wel en niet werkt.
Vraag 9
Hoe wordt geborgd dat kleine schulden daadwerkelijk klein blijven, ook in de fase
na schuldhulpverlening?
Antwoord 9
Het principe van een geslaagd schuldhulpverleningstraject is dat de schulden die iemand
heeft aan het einde van het traject zijn afgelost of kwijtgescholden waarmee de betreffende
persoon schuldenvrij is. Om te voorkomen dat er nieuwe schulden ontstaan na de fase
van schuldhulpverlening wordt ingezet op nazorg. Hiervoor verwijs ik naar het antwoord
bij vraag 7.
In het Nationaal programma Armoede en Schulden heeft het kabinet de inzet toegelicht
op het voorkomen van (nieuwe) geldzorgen en het klein houden van kleine geldzorgen.8 Hierin zijn maatregelen beschreven die tot doel hebben om mensen met dreigende of
beginnende geldzorgen zo vroeg mogelijk in beeld te krijgen, en deze zorgen bij voorkeur
te voorkomen. Het kabinet doet dit onder meer door inzet op het bereiken en ondersteunen
van werkenden met een laag inkomen en door het tegengaan van niet-gebruik van inkomensondersteunende
voorzieningen, maar ook door het versterken van vindplaatsen van vroege geldzorgen
en betere vroegsignalering van achterstanden op vaste lasten. Deze maatregelen dragen
ook bij aan het voorkomen dat nieuwe geldzorgen ontstaan, en dat in het geval deze
alsnog ontstaan, mensen zo vroeg mogelijk in beeld zijn en passende ondersteuning
geboden kan worden.
Het kabinet zet zich ook in om het stelsel van publieke en private invordering te
verbeteren, waarbij schulden zoveel mogelijk in een vroeg stadium opgelost worden,
door betere samenwerking tussen schuldeisers en door de kostenoploop te beperken.
Uw Kamer is op 20 mei 20259 nader geïnformeerd over de eerste uitwerking van de maatregelen op het gebied van
civiele invordering, waaronder het collectief afbetalingsplan en de zorgplicht voor
gerechtsdeurwaarders.
Vraag 10
In hoeverre is bij de ontwikkeling van de Routekaart Financiële Zorgen en de nieuwe
toolkit bewust gestuurd op het vermijden van extra bureaucratie voor gemeenten en
inwoners?10
Antwoord 10
De routekaart is ontwikkeld door de VNG. Het Ministerie van SZW heeft hiervoor subsidie
verstrekt. Doel van de routekaart is om inspiratie te bieden aan professionals van
gemeenten en per stap in het schuldhulptraject een overzicht te bieden van mogelijke
interventies. De routekaart is niet bindend, maar kan een hulpmiddel zijn voor gemeenten
bij de invulling van de basisdienstverlening schulden en preventie van schulden. Als
zodanig veroorzaakt de routekaart géén extra bureaucratie. De VNG organiseert ook
bijeenkomsten voor gemeenten over de routekaart, om de mogelijkheden toe te lichten.
De routekaart is niet bedoeld voor inwoners.
Vraag 11
Wordt de regeldruk voor mensen met schulden of armoede op structurele wijze gemonitord?
Zo ja, kunt u de resultaten met de Kamer delen?
Antwoord 11
De regeldruk wordt niet op structurele wijze gemonitord. Dat laat onverlet dat bekend
is dat het huidige stelsel van inkomensondersteuning voor mensen zeer complex is.
Dit brengt grote maatschappelijke kosten met zich mee, omdat inkomensondersteuning
effect heeft op de inkomenszekerheid die mensen ervaren en op hun kwaliteit van leven.
Het kabinet zet daarom in op vereenvoudiging van het stelsel van inkomensondersteuning.
Op 11 juli 2025 is de routekaart hervormingsagenda inkomensondersteuning aan uw Kamer
aangeboden. Daarnaast bevat het Nationaal Programma Armoede en Schulden maatregelen
die mensen helpen om eenvoudiger toegang tot hulp en ondersteuning te bieden, onder
andere door hen fysiek en digitaal te ondersteunen (bijv. via Geldfit of via laagdrempelige
financiële ondersteuning).
Bij nieuwe wet- en regelgeving worden de effecten voor mensen in kaart gebracht, inclusief
de menselijke maat en regeldruk.
Vraag 12
Hoe wordt geborgd dat initiatieven zoals KEUS (inzet van ervaringsdeskundigheid) geen
projectmatige pilots blijven, maar structureel verankerd worden in beleid en uitvoering?
Zoals in het antwoord op vraag 8 is aangegeven, wordt er bij de aanpak van armoede
en schulden op verschillende manieren ervaringsdeskundigheid betrokken. Bij de Participatiewet
zijn er ook diverse manieren om dit vorm te geven, waaronder een ervaringsraad van
mensen die bijstand ontvangen en het project KEUS.
Vraag 13
Op welke manier krijgen ervaringsdeskundigen een formele plek binnen gemeenten, vergelijkbaar
met beleidsmedewerkers of klantadviseurs?
Antwoord 13
Gemeenten zijn vrij om zelf te bepalen of zij bij de aanpak van armoede en schulden
gebruik maken van ervaringsdeskundigen. Wel stimuleert SZW de inzet van ervaringsdeskundigen
bij gemeenten en andere organisaties, via een meerjarige subsidie aan expertisecentrum
Sterk uit armoede. We zien dat diverse gemeenten, medewerkers met ervaringskennis
inzetten, bijvoorbeeld in de gemeenten Utrecht en Den Haag, en bij de organisaties
die vroegsignalering van schulden doen in Leeuwarden en Lelystad.
Vraag 14
Hoe wordt in de Participatiewet in balans invulling gegeven aan het uitgangspunt van
«meer mens, minder systeem»?
Antwoord 14
Het wetsvoorstel Participatiewet in balans kent een drietal uitgangspunten: 1) de
regels en ondersteuning beter laten aansluiten op de mogelijkheden en omstandigheden
van de mensen voor wie zij zijn bedoeld, 2) het vergroten van de rechtszekerheid en
3) het creëren van meer handelingsruimte voor de uitvoerend professional. Hierdoor
komt er meer ruimte om rekening te houden met de mensen en te doen wat nodig is om
hun goed te ondersteunen. Zo wordt het mogelijk om de verplichtingen op het individu
af te stemmen, komt er meer ruimte voor maatschappelijke participatie en kunnen mensen
met terugwerkende kracht een bijstandsuitkering ontvangen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.