Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de stand van zaken onderzoek naar de opvattingen van jongeren over lhbtiq+ personen (Kamerstuk 30420-419)
2025D36563 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Staatssecretaris
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 16 juni 2025 inzake de stand van zaken van
het onderzoek naar de opvattingen van jongeren over lhbtiq+ personen (Kamerstuk 30 420, nr. 419).
De voorzitter van de commissie,
Bromet
Adjunct-griffier van de commissie,
Bosnjakovic
Inhoud
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
– Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
– Inbreng van de leden van de VVD-fractie
– Inbreng van de leden van de BBB-fractie
II Reactie van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsbrief
over de stand van zaken van het literatuuronderzoek naar de opvattingen van jongeren
over lhbtiq+ personen. Deze leden maken zich zorgen over de dalende acceptatie van
lhbtiq+ personen en vinden het om die reden positief dat het Ministerie van OCW dit
onderzoek is gestart. Ook vinden ze de zaken die specifiek worden onderzocht relevant,
zoals de opvattingen van jongeren over lhbtiq+ personen en verklarende factoren. Deze
leden vinden het terecht dat conservatieve denkbeelden en sociale media (de manosphere)
prominent zijn meegenomen in dit onderzoek. Zij hebben nog een aantal vragen over
de opzet en de consequenties voor toekomstig beleid.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in het rapport dat het Ministerie van
OCW in het bijzonder is «geïnteresseerd in lesbische, homoseksuele, bi+-, transgender-,
intersekse en non-binaire personen». Waarom de specifieke focus op deze groepen? Ook
andere groepen, bijvoorbeeld personen die aseksueel zijn, merken dat ze te maken hebben
met vooroordelen, onveiligheid en uitsluiting. Deze leden lezen ook dat in de literatuurstudie
verwezen wordt naar onderzoek daarover en weten dat er nog veel onbekendheid is. Waarom
wordt deze groep, maar ook andere groepen niet verder onderzocht? Graag ontvangen
deze leden een nadere toelichting.
Tevens lezen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie dat er landelijke trenddata ontbreken
over opvattingen over bi+-, transgender-, intersekse- en non-binaire personen. Is
de Staatssecretaris bereid hier eventueel nader onderzoek naar te laten verrichten
en/of het mee te nemen in een periodieke of jaarlijkse monitor? Is de Staatssecretaris
bereid nader onderzoek te laten verrichten naar verklaringen voor veranderingen in
geconstateerde ontwikkelingen? Daarnaast lezen deze leden dat er in nationale rapporten
een toename in acceptatie van homoseksualiteit zichtbaar is, terwijl er in regionale
rapporten een afname zichtbaar is. Zou deze discrepantie nader toegelicht kunnen worden?
Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om de acceptatie in elke regio te monitoren?
Kan de Staatssecretaris nader toelichten waarom sommige regio’s de acceptatie wel
monitoren en sommige regio’s niet?
Ook horen de leden van GroenLinks-PvdA-fractie graag in hoeverre het onderzoek representatief
is en hoe de representativiteit wordt geborgd in de onderzoeken die de literatuurstudie
aanhaalt, maar ook in vervolgonderzoek. In hoeverre is het aannemelijk dat jongeren
die in (zeer) conservatieve gemeenschappen opgroeien bereid gevonden worden om mee
te doen aan onderzoek? Wordt hier bij toekomstig onderzoek of in het tweede deel nadrukkelijk
op ingezet, bijvoorbeeld in samenspraak met conservatieve geloofsgemeenschappen zoals
conservatieve kerken en moskeeën? Wanneer «na de zomer» wordt precies het tweede deel
van het onderzoek verwacht?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in de literatuurstudie dat één van de
deelvragen als volgt luidt: welke demografische en sociale factoren hangen hiermee
samen? Deze leden vragen of voorafgaand aan het onderzoek geselecteerd is naar welke
factoren er gekeken zou worden. Zo ja, welke kenmerken zijn uiteindelijk geselecteerd?
In welke mate ziet de Staatssecretaris een samenhang tussen de patriarchale cultuur
en de discrepantie tussen meisjes en jongens met betrekking tot hun opvattingen over
lhbtiq+ personen? Hoe reflecteert de Staatssecretaris op de mogelijke rol die de klassensamenstelling
binnen school speelt in de vorming van opvattingen over lhbtiq+ personen? Hoe reflecteert
de Staatssecretaris, gelet hierop, op het feit dat veel jongeren en docenten die zich
identificeren als lhbtiq+ zich onveilig voelen in de klas? Welke concrete maatregelen
neemt de Staatssecretaris om dit tegen te gaan? Hoe reflecteert de Staatssecretaris
op de constatering dat onderzoek laat zien dat interventies het meest effectief zijn
wanneer zij educatieve componenten combineren met intergroepscontact, zoals gastlessen
van lhbtiq+ personen, waarbij een veilig pedagogisch klimaat cruciaal is? Hoe kunnen
docenten hierin ondersteund worden?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in het literatuuronderzoek dat jongeren
in de adolescentie en vroege volwassenheid het meest ontvankelijk zijn voor attitudeverandering.
De onderzoekers geven aan dat interventies op deze leeftijd kansrijk zijn. Welke conclusies
en concrete maatregelen verbindt het kabinet daaraan? Is het kabinet het ook met deze
leden eens dat uit deze bevinding de aanname gedaan kan worden dat de problemen waar
meeroudergezinnen tegenaan lopen een remmende werking kunnen hebben op de acceptatie
van lhbtiq+ personen? Jonge en opgroeiende kinderen kunnen immers het beeld krijgen
dat gezinnen met meerdere ouders niet tot de norm behoren. Wat gaat het kabinet hieraan
doen? Is dit een onderwerp dat meegenomen kan worden in de vervolgstudie?
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie horen graag een reflectie op de bevindingen van
de onderzoekers en de rol die het kabinet ziet. Kan het kabinet ingaan op de actoren
die de onderzoekers noemen? Wat kan het kabinet bijvoorbeeld nog meer doen om te bevorderen
dat jongeren uit verschillende groepen elkaar tegenkomen? Deze leden denken specifiek
aan plekken waar mensen elkaar ontmoeten, zoals buurthuizen, culturele organisaties
en sportorganisaties. Voert het kabinet gesprekken met de vertegenwoordigers van deze
organisaties?
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie vragen of het kabinet het met deze leden eens
is dat representatie in de media van verschillende groepen belangrijk is en politici
daar op geen enkele manier over gaan, maar het wel belangrijk is om te blijven benadrukken.
Welke rol neemt dit kabinet als het gaat om de invloed van sociale media? Juist omdat
de onderzoekers wijzen op de belangrijke rol van beïnvloeding online vragen deze leden
of het kabinet aanknopingspunten ziet in het rapport om duidelijkere afspraken te
maken met sociale media-organisaties. Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris
om op dit thema samen te werken met collega’s van andere ministeries? Hoe zou de samenwerking
op dit thema en andere thema’s aangaande de emancipatie van lhbtiq+ personen bevorderd
kunnen worden?
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de onderzoekers nadrukkelijk wijzen
op de rol van het onderwijs en die urgentie begrijpen deze leden maar al te goed.
Zij horen graag een uitgebreide reflectie van het kabinet, zeker in het licht van
het kabinetsbeleid van de afgelopen jaren, waaronder toekomstige bezuinigingen op
organisaties die opkomen voor lhbtiq+ personen. Kan dat een rol spelen in de dalende
acceptatie de komende jaren? Nemen de onderzoekers het kabinetsbeleid mee in het tweede
deel of in een vervolgstudie? Kunnen de onderzoekers in het vervolgonderzoek specifiek
kijken naar de rol van het onderwijs en het wegvallen van subsidie voor organisaties
zoals het Regenboogloket dat zich juist bezighoudt met de veiligheid van alle leerlingen
en het onderwijspersoneel? In hoeverre speelt de verspreiding van desinformatie over
de Week van de Lentekriebels en de teruggang in deelname van scholen aan deze week
een rol? Wordt ook onderzocht wat de rol is van uitspraken van (toekomstige) bewindslieden
zoals de voorgedragen nieuwe Minister van OCW, die in het verleden schokkende, schadelijke
uitspraken heeft gedaan over de lhbtiq+ gemeenschap? In hoeverre rijmt het aanstellen
van een Minister die dergelijke uitspraken heeft gedaan met het voornemen van het
ministerie om zich hard te maken voor de rechten en veiligheid van de lhbtiq+ gemeenschap?
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het eerste
deel van het onderzoek door de Universiteit van Amsterdam naar de opvattingen van
jongeren over lhbtiq+ personen. Deze leden willen in dit kader enkele punten onderstrepen
en het kabinet verzoeken om een nadere toelichting.
De leden van de VVD-fractie nemen kennis van de observatie uit het eerste deel van
het onderzoek dat jongeren in Nederland over het algemeen positieve houdingen vertonen
ten opzichte van homoseksuele en lesbische personen. Tegelijkertijd signaleren deze
leden met zorg dat recente gegevens uit de GGD Gezondheidsmonitor Jeugd wijzen op
een mogelijke afname in acceptatie in enkele regio’s tussen 2019 en 2023. Hoewel dit
volgens de onderzoekers nog geen landelijke trend vormt, onderstrepen deze leden het
belang van preventie om te voorkomen dat conservatieve invloeden, zoals die uit de
online manosphere én vanuit niet-westerse conservatieve christelijke en islamitische
organisaties, voet aan de grond krijgen onder jongeren. Is de Staatssecretaris bereid
om, in samenwerking met platforms en onderwijsinstellingen, gerichte maatregelen te
ontwikkelen om jongeren weerbaar te maken tegen dergelijke extremistische invloeden,
bijvoorbeeld via de richtlijn over veilig internetgebruik? Welk type maatregelen zou
hierbij effectief kunnen zijn? Kan de Staatssecretaris hier enkele voorbeelden van
geven? Is het kabinet bereid om, samen met maatschappelijke organisaties en gelijkgezinde
lidstaten in Europa, te verkennen hoe weerbaarheid tegen dergelijke beïnvloeding kan
worden vergroot? Welke landen zijn aangaande dit thema gelijkgezind en welke landen
zijn dat niet?
De leden van de VVD-fractie constateren tevens dat de literatuurstudie weinig aandacht
besteedt aan opvattingen over bi+, transgender, non-binaire en intersekse personen,
evenals de rol van sociale media en conservatieve denkbeelden. Deze leden kijken uit
naar het tweede, empirische deel van het onderzoek dat hier dieper op ingaat. In hoeverre
is de Staatssecretaris van plan om deze bevindingen te integreren in beleid, bijvoorbeeld
door het versterken van bewustwordingscampagnes in gesloten gemeenschappen waar het
risico op wegkijken bij misstanden groter is?
Tot slot benadrukken de leden van de VVD-fractie dat de kern van het Nederlandse emancipatiebeleid
moet zijn dat iedereen in vrijheid zichzelf kan zijn, zonder angst voor discriminatie
of geweld. Deze leden vernemen daarom graag hoe het kabinet de resultaten van het
lopende onderzoek zal vertalen in concrete en doelgerichte maatregelen die bijdragen
aan die vrijheid, met bijzondere aandacht voor jongeren in de vormende fase van hun
leven.
Inbreng van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de stand van zaken van het onderzoek
naar de opvattingen van jongeren over lhbtiq+ personen. Deze leden hebben de volgende
vragen aan de Staatssecretaris.
De leden van de BBB-fractie willen de Staatssecretaris met klem wijzen op een fragment
van Nieuws van de Dag deze zomer waarin te zien was dat jongeren met een migratieachtergrond
in Amsterdam homoseksualiteit niet accepteren.1 Opvoeding, cultuur en groepsdruk spelen daarin een grote rol. Hoe kijkt de Staatssecretaris
naar dit fragment?
Daarnaast merken de leden van de BBB-fractie op dat in de Kamerbrief de volgende zin
staat: «Sinds 2009 wijst bestaand onderzoek uit dat er sprake is van een duidelijk
stijgende acceptatie». Maar uit de GGD Gezondheidsmonitor blijkt dat in Amsterdam
nog maar 43 procent van de jongeren homoseksualiteit normaal vindt. Hoe verklaart
de Staatssecretaris deze regionale daling? Waarom wordt deze daling niet serieus genomen?
En is er een verband met het feit dat de meeste Amsterdammers (59 procent in 2023)
een migratieachtergrond hebben?2
Verder merken de leden van de BBB-fractie op dat de Staatssecretaris de opvattingen
van jongeren over lhbtiq+ personen «een complex samenspel van factoren, waarbij er
niet één factor als enige aanwijsbaar is» noemt. Maar in de literatuurstudie staat
letterlijk «jongeren met een migratieachtergrond of een etnische minderheidsstatus
rapporteren gemiddeld minder positieve opvattingen over homoseksuele personen dan
jongeren zonder deze kenmerken». Waarom wordt dit niet gewoon benoemd?
De leden van de BBB-fractie willen hierom dat het Sociaal en Cultureel Planbureau
een nieuw onderzoek doet, gericht op de groepen waar de acceptatie het hardst daalt.
Kan de Staatssecretaris toezeggen een nieuw onderzoek met oplossingen uit te laten
voeren gefocust op deze groep?
Verder willen de leden van de BBB-fractie dat er streng wordt opgetreden tegen discriminatie
van lhbtiq+ personen. In buurten en steden waar de acceptatie daalt, zoals in Amsterdam,
moeten scholen en jongerenwerkers extra hulp krijgen. Is de Staatssecretaris bereid
om dat te doen?
Daarnaast merken de leden van de BBB-fractie op dat de Staatssecretaris schrijft dat
ouders en vrienden invloed hebben op jongeren. Komt er beleid dat zich richt op die
omgeving, bijvoorbeeld via wijkgericht werken met scholen, ouders en gemeenschappen?
Tot slot vragen de leden van de BBB-fractie of de Staatssecretaris in gesprek wil
gaan met de burgemeester van Amsterdam. De acceptatie onder jongeren in die stad is
zorgwekkend laag. Wat doet de gemeente Amsterdam hieraan qua opsporing, vervolging,
integratie en educatie?
II Reactie van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L. Bromet, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
C.H. Bosnjakovic , adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.