Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Dassen, Patijn en Vijlbrief over de kabinetsreactie op de verkenning wettelijk minimumjeugdloon en het artikel Van Hijum kritisch op aangenomen Kamermotie over minimumjeugdloon
Vragen van de leden Dassen, Patijn en Vijlbrief aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de kabinetsreactie op de verkenning wettelijk minimumjeugdloon en het artikel Van Hijum kritisch op aangenomen Kamermotie over minimumjeugdloon (ingezonden 9 juli 2025).
Antwoord van Minister Keijzer (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 2 september
2025).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Van Hijum kritisch op aangenomen Kamermotie over minimumjeugdloon»
van het IJmuider Courant?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Waarom koos het kabinet ervoor om de verhoging pas per 1 januari 2027 in te laten
gaan, terwijl de verkenning laat zien dat jongeren nu onvoldoende kunnen rondkomen
van het huidige minimumjeugdloon?
Antwoord 2
Het kabinet heeft besloten om per 1 januari 2027 het minimumjeugdloon te verhogen
voor jongeren van 16 tot en met 20 jaar. Met de beoogde verhoging verbetert het kabinet
de toereikendheid van het loon van jongeren en ondersteunt het voltijds werkende jongeren
om zelfstandig rond te komen. Het kabinet handhaaft een opbouw van het minimumjeugdloon
naarmate jongeren ouder worden. Dit doet het kabinet om de opstap op de arbeidsmarkt
te vergemakkelijken, om te voorkomen dat leerlingen te vroeg voor een baan in plaats
van onderwijs kiezen, en omdat het kabinet verwacht dat jongeren pas in latere jaren
via werk, zonder steun van ouders of overheid, voor zichzelf moeten kunnen zorgen.2
De aanpassing zal per 1 januari 2027 in werking treden. Het kabinet heeft vanaf dat
moment middelen uit de envelop groepen in de knel beschikbaar gesteld waarmee de verhoging
van het minimumjeugdloon wordt gefinancierd. Daarnaast vereist de verhoging een wijziging
via algemene maatregel van bestuur (AMvB) ter aanpassing van de staffel in artikel 2
van het Besluit minimumjeugdloon. Voor de wijziging van een AMvB gelden vaste verandermomenten:
1 januari en 1 juli. Voor de totstandkoming van de wijziging is circa 12 maanden nodig,
gelet op het benodigde wetgevingsproces. Ook moeten uitvoerders en werkgevers voldoende
tijd krijgen om zich aan te passen aan de verhoging. De termijn tussen de publicatiedatum
van de wijziging en het tijdstip van inwerkingtreding is daarom minimaal twee maanden
vanwege de voor de wetgever geldende invoeringstermijnen. Een verhoging per 1 januari
2026 is daarom niet haalbaar. Een verhoging per 1 juli 2026 vraagt om publicatie uiterlijk
per 1 mei 2026 en zou om een versneld wetgevingsproces vragen. Dit acht ik niet wenselijk,
omdat ik waarde hecht aan een zorgvuldig wetgevingsproces.
Vraag 3
De verkenning laat zien dat jongeren nu onvoldoende kunnen rondkomen van het huidige
minimumjeugdloon, de wens vanuit de Kamer is om dit daarom per 1 januari 2026 te verhogen,
kunt u aangeven waarom het kabinet ervoor kiest om het per 1 januari 2027 te verhogen?
Antwoord 3
De wens om het minimumjeugdloon per 1 januari 2026 te verhogen is een onderdeel van
de aangenomen motie Dassen3. Ook verzoekt de motie de regering het minimumjeugdloon met een grotere stap te verhogen.
In de kabinetsreactie op de verkenning naar het wettelijk minimumjeugdloon heb ik
aangegeven dat het kabinet bekijkt welk vervolg er aan deze motie wordt gegeven. Via
deze weg wil ik laten weten dat het kabinet heeft besloten de motie op dit moment
niet uit te voeren. Allereerst is een verhoging van het minimumjeugdloon per 1 januari
2026 niet haalbaar. Hiervoor verwijs ik graag naar de informatie in het antwoord op
vraag 2.
Daarnaast is de motie niet voorzien van deugdelijke dekking. De motie stelt voor om
deze aanpassing te dekken uit het alsnog toebedelen van de middelen die gereserveerd
waren voor groepen in de knel, en het plaatsen van middelen op de SZW-begroting in
een realistischer kasritme door taakstellende onderuitputting in te boeken.
De middelen uit de envelop groepen in de knel zijn in de Miljoenennota 2025 en Voorjaarsnota
2025 door het kabinet volledig bestemd. Er zijn in de envelop dus geen middelen meer
beschikbaar voor een verdere verhoging van het minimumjeugdloon. Het kabinet is niet
voornemens om intensiveringen uit de envelop terug te draaien als dekking, zoals de
financiering van sociale ontwikkelbedrijven, voor een verdere verhoging van het minimumjeugdloon.
Ook geldt dat een aanvullende taakstellende onderuitputting geen deugdelijke dekking
is voor beleidswensen. Daarbij levert dit ook geen structurele dekking op, die wel
benodigd is voor de structurele intensivering.
Vraag 4
Kunt u uitleggen waarom u kiest voor de dekking sociale ontwikkelbedrijven en niet
voor andere dekking waar de motie Dassen c.s.4 juist ruimte voor geeft?
Antwoord 4
Het kabinet heeft de voorgestelde dekkingsopties uit motie Dassen bekeken. Deze opties
zijn volgens het kabinet geen deugdelijke dekking voor het uitvoeren van de motie.
Het kabinet heeft onder andere daarom besloten de motie niet uit te voeren. De redenen
hiervoor vindt u bij het antwoord op vraag 3.
Vraag 5
Kunt u uitleggen waarom de sociale ontwikkelbedrijven genoemd worden in het artikel
van de Ijmuider Courant terwijl het dictum van de motie stelt om de middelen te vinden
op de gehele SZW- begroting? Waarom ziet u af van de in de verkenning opgestelde staffelverhoging
van 30%-40%-50%-60%-70%-80%-90%?
Antwoord 5
Voor de beantwoording van het eerste onderdeel van deze vraag wordt verwezen naar
het antwoord op vraag 3.
In de verkenning naar het minimumjeugdloon is een hoofdstuk over beleidsvarianten
opgenomen.5 Voor het verhogen van het minimumjeugdloon zijn veel verschillende opties denkbaar.
In de verkenning zijn drie opties uitgewerkt. Deze opties verschillen in percentages
en voor welke relevante leeftijdscategorie de aanpassing geldt. In hetzelfde hoofdstuk
worden verschillende overwegingen gegeven die relevant zijn voor het aanpassen van
het minimumjeugdloon. Op basis van deze overwegingen heeft het kabinet de keuze gemaakt
om het minimumjeugdloon voor jongeren van 16 tot en met 20 jaar te verhogen met een
geleidelijke en evenwichtige opbouw van de staffel. Dit doet het kabinet om de opstap
op de arbeidsmarkt te vergemakkelijken, om te voorkomen dat leerlingen te vroeg voor
een baan in plaats van onderwijs kiezen, en omdat het kabinet verwacht dat jongeren
pas in latere jaren via werk, zonder steun van ouders of overheid, voor zichzelf moeten
kunnen zorgen.
Vraag 6
Uit de beslisnota komt naar voren dat er een separate nota is verstuurd over de (on)uitvoerbaarheid
van de motie en de mogelijke handelsperspectieven, kunt u aangeven wat hier instaat?
Zo niet, kunt u de contouren geven van de handelsperspectieven?
Antwoord 6
In de separate nota wordt benoemd dat het niet mogelijk is om het minimumjeugdloon
al per 1 januari 2026 te verhogen, aangezien er voor aanpassing van het minimumjeugdloon
een algemene maatregel van bestuur (AMvB) nodig is. Daarnaast wordt toegelicht dat
er geen deugdelijke dekking is voor de motie, omdat de envelop groepen in de knel
reeds volledig bestemd is en een aanvullende taakstellende onderuitputting geen structurele
dekking oplevert. Het geschetste handelingsperspectief betreft het uitvoeren van de
intensivering in de motie per 1 januari 2027, waarbij geldt dat er dan wel dekking
moet worden gevonden voor de extra kosten die dit met zich meebrengt. Daarbij zijn
geen mogelijke dekkingsbronnen aangedragen.
Vraag 7
Bent u voornemens om het tweede verzoek in de breed aangenomen motie Dassen c.s. uit
te voeren, waarin wordt verzocht om de staffelverhoging per 2026 in te laten gaan
in plaats van het kabinetsvoornemen om het per 2027 te doen? Zo niet, waarom niet?
Antwoord 7
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 2, is het niet haalbaar om het minimumjeugdloon
per 1 januari 2026 te verhogen.
Vraag 8
Deelt u de analyse dat de door het kabinet voorgestelde staffelverhoging (62,5%-75%-87,5%)
nog steeds onder het door de verkenning bepleite niveau van 70%-80%-90% ligt? Terwijl
de verkenning als optie de staffelverhoging van 40%-50%-60%-70%-80% en 90% heeft berekend?
Waarom kiest u ervoor om af te wijken van het advies van de verkenning en de wens
van de Kamer?
Antwoord 8
Het klopt dat de gekozen variant een andere variant is dan de variant die is opgenomen
in de verkenning naar het minimumjeugdloon. Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag
5, heeft het kabinet op basis van verschillende beleidsoverwegingen gekozen voor de
voorgenomen verhoging van het minimumjeugdloon.
Vraag 9
Bent u van mening dat de van de door het kabinet voorgestelde verhoging voldoende
is voor jongeren? Zo ja, waarom? En zo niet kunt u uitleggen waarom u jongeren geen
eerlijke loon aanbiedt?
Antwoord 9
Het kabinet heeft besloten om het minimumjeugdloon te verhogen. Voor de overwegingen
bij deze verhoging verwijs ik naar het antwoord op vraag 2. Het kabinet stelt met
het minimumjeugdloon een ondergrens aan de aanvaardbare tegenprestatie voor het verrichten
van arbeid. Om deze redenen vindt het kabinet de voorgestelde hoogte en opbouw van
het minimumjeugdloon eerlijk.
Vraag 10
Hoe verhoudt de keuze voor een verhoging pas in 2027 zich tot het uitgangspunt van
het kabinet om bestaanszekerheid te versterken en schuldenproblematiek bij jongeren
te voorkomen?
Antwoord 10
De verhoging van het minimumjeugdloon past binnen de bredere inzet van het kabinet
op bestaanszekerheid. In de bovenstaande beantwoording is aangegeven waarom een eerdere
verhoging dan 1 januari 2027 niet mogelijk is. In de tussentijd blijft het kabinet
inzetten op het verbeteren van de financiële positie van jongeren door het treffen
van verschillende maatregelen. Deze maatregelen zijn bewust breder dan het minimumuurloon
voor jongeren. Met het wetsvoorstel Participatiewet in balans wordt geregeld dat gemeenten
meer ruimte krijgen om jongeren binnen de Participatiewet te ondersteunen. Dit betreft
onder meer het gedeeltelijk kunnen vrijlaten van bijverdiensten en niet toepassen
van de vierwekenzoektermijn bij een bijstandsaanvraag door een jongere in een kwetsbare
positie. Gemeenten mogen vooruitlopen op deze maatregelen in het wetsvoorstel6. Daarnaast richten we mediacampagnes op jongeren om hen bewust te maken van financiële
verleidingen en hen te attenderen op hulproutes bij geldzorgen, zoals Geldfit. En
we stimuleren mensen om de inkomenssteun aan te vragen waar ze recht op hebben, zoals
toeslagen en lokale regelingen. Ook stimuleren we het Jongeren Perspectief Fonds,
wat jongeren helpt om weer schuldenvrij te worden. In de kabinetsreactie over het
minimumjeugdloon en in het nationaal programma Armoede & Schulden vindt u een uitgebreidere
toelichting op verschillende maatregelen voor jongeren7.
Vraag 11
Kunt u de bovenstaande vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord 11
Ja. Om herhaling te voorkomen, wordt af en toe verwezen naar eerdere antwoorden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.