Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Patijn en Haage over de achterstanden van kinderen van Europese arbeidsmigranten en de financiering van scholen
Vragen van de leden Patijn en Haage (beiden GroenLinks-PvdA) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de achterstanden van kinderen van Europese arbeidsmigranten en de financiering van scholen (ingezonden 18 juli 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Paul (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 1 september
2025).
Vraag 1
Bent u bekend met de artikelen in Trouw en NRC over de achterstanden van kinderen
van arbeidsmigranten en de financieringsproblemen waar scholen dan tegenaan lopen?1,
2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u het dat door de financieringssystematiek niet alle scholen met leerlingen
met een taal- en leerachterstand voldoende middelen krijgen om de leerlingen te ondersteunen
en dat scholen daarvoor in vergelijkbare gevallen niet dezelfde vergoeding krijgen?
Antwoord 2
OCW keert extra financiering uit aan basisscholen voor onderwijsachterstandenbeleid.
De verdeling van deze middelen gebeurt sinds 2019 op basis van een indicator die door
het CBS is ontwikkeld. Aan de hand van data over diverse achtergrondkenmerken berekent
het CBS per kind hoeveel risico een kind loopt op onderwijsachterstand. De scores
van de leerlingen samen leiden tot een achterstandsscore op schoolniveau. Deze achterstandsscore
bepaalt hoeveel extra middelen de school ontvangt voor onderwijsachterstandenbeleid.
Gebruik van deze indicator heeft als doel ervoor te zorgen dat scholen van een vergelijkbare
omvang en met een vergelijkbare leerlingenpopulatie, ook een vergelijkbare vergoeding
krijgen.
De artikelen uit Trouw en NRC gaan over de Gelderlandschool in Den Haag. OCW heeft
contact gehad met deze school. De Gelderlandschool heeft de laatste jaren te maken
met een toenemende groep kinderen van Bulgaarse arbeidsmigranten. Deze arbeidsmigranten
zijn in veel gevallen ongeletterd. De school heeft daardoor te maken met problematiek
die dit met zich meebrengt.
Vraag 3
Bent u bekend met de financieringssystematiek voor scholen met veel leerlingen met
een taal- en leerachterstand, waarbij de achterstandsscore per leerling en de daaraan
gekoppelde bekostiging afhankelijk is van het land van herkomst, de zogenaamde OA-score?3
Antwoord 3
Ja, zie het antwoord op vraag 2.
Vraag 4
In de gewichtenregeling is te lezen hoe de berekeningssystematiek in elkaar zit, waaronder
de verschillende verzwarende factoren voor kinderen uit Noord-Afrika (1,11), Turkije
(2,29) en de «nieuwe Europese landen» (0,61), terwijl de problematiek van de leerlingen
uit Oost-Europese landen minimaal vergelijkbaar is met die van leerlingen uit Noord-Afrika
en Turkije. Hoe beoordeelt u het feit dat scholen met veel kinderen van Oost-Europese
arbeidsmigranten door deze systematiek in de knel komen met de ondersteuning van deze
leerlingen?
Antwoord 4
Het oorspronkelijk model uit 2018 is in 2021 herijkt en bevat andere schaalwaarden
dan in vraag 4 staan.4 Een verandering in de achterstandsscores van een aantal leerlingen geeft een school
niet automatisch recht op meer financiering. Om in aanmerking te komen voor extra
middelen moet de achterstandsscore van een school uitkomen boven een drempelwaarde.
Bovendien wordt niet alleen naar land van herkomst gekeken. Naast herkomstland spelen
nog verschillende andere achtergrondkenmerken een rol in de bepaling van de achterstandsscore,
bijvoorbeeld het opleidingsniveau van de ouders.
Vraag 5
Hoe beoordeelt u dat scholen met veel kinderen van Oost-Europese arbeidsmigranten,
die voorheen veel kinderen uit Turkije en Noord-Afrika hadden, in de afgelopen jaren
soms bijna de helft van het extra geld voor begeleiding van leerlingen met een achterstand
hebben moeten inleveren?
Antwoord 5
Het illustreert de noodzaak om de gebruikte indicator voor onderwijsachterstanden
periodiek te herijken. Zie verder ook het antwoord op vraag 4 voor een nuancering
van het effect van herkomstland op de totale onderwijsachterstandsscores.
Vraag 6
Hoe beoordeelt u dat scholen met veel Oost-Europese arbeidsmigranten vaak te maken
hebben met kinderen die van de ene op de andere dag als gevolg van de economische
situatie (ontslag, verlies van woning) hun kinderen van school halen vanuit het perspectief
van de kinderen en van de ouders?
Antwoord 6
Dat is vanzelfsprekend een zeer ongewenste situatie. De oplossing van deze problematiek
ligt echter niet bij de verdeelsystematiek van de middelen voor onderwijsachterstandenbeleid
voor basisscholen.
Vraag 7
In de artikelen in Trouw en NRC geeft de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap aan dat er gekeken wordt naar «de weging van Oost-Europese landen», kunt
u aangeven hoe het staat met de voortgang van deze herijking?
Antwoord 7
De indicator voor onderwijsachterstanden dient actueel te blijven en moet daarom met
enige regelmaat worden herijkt. Het CBS voert momenteel een herijking uit van de indicator.
Dat houdt in dat het CBS opnieuw bepaalt, op basis van de recente leerlingenpopulatie,
welke achtergrondkenmerken het meest voorspellend zijn voor een risico op onderwijsachterstand.
Ook de coëfficiënten en de schaalwaarden van de achtergrondkenmerken (dus hoe «zwaar»
telt een kenmerk mee) zullen opnieuw worden berekend. Deze herijking zal naar verwachting
in het eerste kwartaal van 2026 zijn afgerond en zal in 2027 in gebruik worden genomen.
Dat betekent dat scholen in 2027 hun extra middelen voor onderwijsachterstandenbeleid
zullen ontvangen op basis van de herijkte indicator.
Vraag 8
Als de herijking niet leidt tot veranderingen in de weging, bent u dan bereid om naar
een andere weging te kijken, bijvoorbeeld naar het inkomensniveau?
Antwoord 8
Bij de herijking wordt allereerst bepaald welke achtergrondkenmerken het meest voorspellend
zijn voor een risico op achterstand. Inkomensniveau zal daarbij ook worden onderzocht.
Nadat de set van achtergrondkenmerken is bepaald, worden de coëfficiënten en de schaalwaarden
van de achtergrondkenmerken berekend.
Overigens bleek uit eerder onderzoek dat het inkomen van de ouders onvoldoende verklarende
kracht heeft om dit gegeven als extra achtergrondkenmerk op te nemen in de indicator.5
Of de herijkte indicator volledig recht zal doen aan de ervaren achterstandsproblematiek
van de groep kinderen van Bulgaarse arbeidsmigranten, is echter niet met zekerheid
te zeggen. Het gaat landelijk gezien namelijk om een relatief kleine groep, met bovendien
uiteenlopende achtergrondkenmerken. Een kleine groep Bulgaarse migranten betreft bijvoorbeeld
juist hoogopgeleide expats.
Vraag 9
In de rapportages van het Nationaal Cohortonderzoek Onderwijs (NCO) wordt op schoolniveau
gekeken naar het inkomensniveau6, bent u van mening dat het hebben van een laag inkomen het meest bepalend is voor
de onderwijskansen? Acht u de NCO-rapportages een geschikt en betrouwbaar criterium
om de weging van een school te bepalen?
Antwoord 9
Het Nationaal Cohortonderzoek Onderwijs valt onder de verantwoordelijkheid van het
Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO). De NCO-rapportages worden niet gebruikt
voor het berekenen van achterstandsscores van scholen, die als gezegd bepalend zijn
voor het budget dat scholen ontvangen voor onderwijsachterstandenbeleid.
Vraag 10
Bent u ervan op de hoogte dat figuur 1.2 (blz. 7) van het NCO over het inkomensniveau
van ouders mogelijk zal verdwijnen uit de NCO-rapportage? Kunt u toelichten op welke
wijze u in dat geval zicht blijft houden op het inkomensniveau van ouders bij de bepaling
van de achterstandsindicatoren?
Antwoord 10
Zie de antwoorden op de vragen 8 en 9.
Vraag 11
Als de herijking wel leidt tot een nieuwe weging wat is dan het vroegst mogelijke
moment waarop deze doorgevoerd kan worden?
Antwoord 11
Zie het antwoord op vraag 7.
Vraag 12
Ben u ervan op de hoogte dat scholen nu al in de problemen komen met de begeleiding
van deze leerlingen? Kun u aangeven of u het wenselijk acht dat er zo snel mogelijk
een oplossing moet komen voor deze scholen en hun leerlingen?
Antwoord 12
Het is duidelijk dat scholen met een grote instroom van kinderen van laagopgeleide
arbeidsmigranten hebben te kampen met een grote achterstandenproblematiek. Gemeenten
ontvangen van het Rijk eveneens middelen voor onderwijsachterstandenbeleid en verschillende
wijken waarin deze toename speelt, maken bovendien deel uit van het Nationaal Programma
Leefbaarheid en Veiligheid. Via de SPUK Kansrijke Wijk ontvangen deze «focusgebieden»
extra middelen voor de aanpak van dergelijke achterstandenproblematiek.
Vraag 13
Kunt u toezeggen dat de Kamer uiterlijk voor het einde van het zomerreces geïnformeerd
wordt over de voortgang van de CBS-herijking van de berekeningssystematiek, inclusief
een concreet tijdpad in de aanpassing van de toekenning van de achterstandsgelden
en eventuele obstakels in de aanpassing van de regeling?
Antwoord 13
In een brief aan Uw Kamer van 21 november 2024 liet ik weten dat de herijkte indicator
in 2027 in gebruik zal worden genomen. Ik zal uw Kamer naar verwachting begin 2026
uitgebreider informeren over de voortgang van de herijking van de indicator. Het CBS
verwacht rond de jaarwisseling meer duidelijkheid te hebben over de vraag welke achtergrondkenmerken
deel zullen gaan uitmaken van de herijkte indicator.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.J. Paul, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.