Verslag van een werkbezoek : Verslag van een werkbezoek aan Indonesië door een delegatie van de commissie voor Buitenlandse Zaken van 5 t/m 12 juli 2025
36 795 Verslag van een werkbezoek aan Indonesië door een delegatie van de commissie voor Buitenlandse Zaken
Nr. 1
VERSLAG VAN EEN WERKBEZOEK AAN INDONESIË DOOR EEN DELEGATIE VAN DE COMMISSIE VOOR
BUITENLANDSE ZAKEN VAN 5 T/M 12 JULI 2025
Vastgesteld 1 september 2025
Een delegatie van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft van 5 tot en met
12 juli 2025 een werkbezoek gebracht aan Indonesië. Het was voor het eerst in zeventien
jaar dat een delegatie van de Tweede Kamer het land bezocht. Naast versterking van
de bilaterale banden tussen Nederland en Indonesië, was het doel om een beeld te krijgen
van het land sinds het aantreden van president Prabowo en de situatie in de Indo-Pacific.
De aandacht ging daarbij zowel uit naar de binnenlandse situatie, als de geopolitieke
omgeving waarin Indonesië zich bevindt. De delegatie bestond uit de leden Klaver (delegatieleider, GroenLinks-PvdA), Piri (GroenLinks-PvdA), Van der Burg (VVD), Paternotte (D66) en Diederik van Dijk (SGP).
Naast de hoofdstad Jakarta heeft de delegatie ook het Molukse eiland Ambon bezocht.
Daar heeft de delegatie het kantoor van de nieuwe honorair consul van Nederland geopend
en zich een beeld gevormd van de verhouding tussen het centrale overheidsbestuur in
Jakarta en lokale gemeenschappen in meer afgelegen regio’s. Tijdens het hele werkbezoek
is de delegatie op voortreffelijke wijze ondersteund door plaatsvervangend ambassadeur
Palm en zijn team van de Nederlandse ambassade. De leden zijn hen daarvoor zeer erkentelijk.
Hierbij brengt de delegatie verslag uit van het bezoek.
5 juli 2025
Direct na aankomst verzorgde het team van de Nederlandse ambassade een inleidende
briefing. Met het aantreden van president Prabowo is de politieke besluitvorming in
Indonesië in toenemende mate gecentraliseerd en gepersonaliseerd; de president zet
de grote lijnen uit. De implementatie van zijn verkiezingsbeloftes zijn daarbij voor
hem cruciaal, zoals de beloftes om alle schoolkinderen dagelijks van een gratis maaltijd
te voorzien en om alle mensen een gratis medische check te bieden. Hoewel er fors
op andere overheidsuitgaven bezuinigd moet worden om deze beloftes waar te maken,
steunt ongeveer 80% van de bevolking de president. De Indonesische economie kent momenteel
twee kwetsbaarheden: 1) het onderwijsniveau is beperkt en 2) er is sprake van een
krimpende middenklasse. Er leven zorgen over de persvrijheid in de Indonesische samenleving
en sinds het aantreden van de nieuwe president lijken religieuze minderheden verder
onder druk komen te staan. In de buitenlandse politiek is het adagium: duizend vrienden
zijn te weinig, één vijand is te veel. In lijn met de historische traditie van het
land voert ook de conservatief-nationalistische regering van president Prabowo een
politiek van «non-alignment» («niet-gebondenheid»). Daar waar de vorige president
weinig reisde, heeft Prabowo in zijn korte presidentschap al veel buitenlandse bezoeken
afgelegd. In de relatie met de Europese Unie is er veel ongenoegen over de ontbossingsverordening
(«EU Deforestation Regulation»), die alleen producten en goederen op de Europese markt
toelaat, die niet bijdragen aan ontbossing of aantasting van bossen. Nederland is
de achtste investeerder in Indonesië met een focus op waterbeheer, scheepsbouw en
havenontwikkeling, de energietransitie en tuinbouw. Onder andere via de Association
of Southeast Asian Nations (ASEAN) staat Indonesië voor een op regels gebaseerde regionale
orde. Die orde staat ook in de Indo-Pacific onder druk door spanningen rond Taiwan,
cyberdreigingen en desinformatie, maritieme en transnationale criminaliteit, extremisme
en terrorisme. Indonesië is het op drie-na-grootste land ter wereld. Tweederde van
de commerciële scheepvaart in de wereld passeert één of meerdere Indonesische zeestraten.
De omvang van het land draagt bij aan spanningen tussen het centraal bestuur in Jakarta
en sommige regio’s, die van oudsher separatistische bewegingen kennen, zoals de Molukken
en Papoea-Nieuw-Guinea.
6 juli 2025
Na een korte bezichtiging van het Nederlandse koloniale erfgoed in Jakarta sprak de
delegatie in het Museum Nasional Indonesia met de Indonesische Repatriasi-commissie, die in samenwerking met Nederlandse
musea werkt aan de terugkeer van historische en culturele artefacten naar Indonesië.
In het depot van het museum kreeg de delegatie een aantal voorwerpen te zien, die
na een overeenkomst tussen beide regeringen in september 2024 door het Wereldmuseum
Amsterdam zijn overgedragen aan Indonesië. Het ging onder andere om wapens, sieraden,
munten en textiel, die Nederlandse troepen in het begin van de 20ste eeuw hadden buitgemaakt in een oorlog tegen vorstendommen op Bali.
Vervolgens had de delegatie een werkdiner over geopolitiek in de Indo-Pacific regio
met enkele academische experts (Centre for Strategic and International Studies, Laboratorium Indonesia 2045). Hier werd gesproken over de recente toetreding in januari 2025 van Indonesië tot
de BRICS, het landenblok onder leiding van Brazilië, Rusland, India, China en Zuid-Afrika.
Volgens de experts moest dit niet als een breuk met de traditionele «non-alignment»
worden gezien. Een keuze om zich niet bij de BRICS aan te sluiten, zou in de regio
juist als een keuze tegen China worden gezien, een beeld dat Indonesië probeerde te
voorkomen. Indonesië zoekt naar een manier om de politieke en economische relatie
met China los van elkaar te koppelen. Tegelijkertijd is er de realiteit dat de handelsbetrekkingen
met China zeer omvangrijk en cruciaal zijn. De band met Rusland is nog sterk gebaseerd
op de goede relatie die er in de Koude Oorlog bestond tussen Soekarno en de Sovjet-Unie.
Ten aanzien van de oorlog in Oekraïne bestaat er veel Russische desinformatie in Indonesië,
maar in de samenleving bestaat niet veel aandacht voor deze oorlog. Dat ligt anders
voor de conflicten in het Midden-Oosten, de oorlog in Gaza en de recente oorlog tussen
Israël en Iran. Men ziet deze conflicten vooral in religieuze termen en ervaart dat
het Westen een dubbele standaard hanteert in de veroordeling van Rusland en de steun
voor Israël. Indonesië steunt daarom de Palestijnse zaak en erkent Israël niet als
staat. Het belangrijkste onderwerp in de buitenlandse politiek voor Indonesië op dit
moment wordt gevormd door de handelstarieven van 32% die de Verenigde Staten het land
op dreigen te leggen. Maar het buitenland is voor veel Indonesiërs geen prioriteit;
men heeft meer aandacht voor binnenlandse dreigingen, zoals corruptie, bureaucratie
en radicalisme en de kwetsbaarheid van de democratie.
7 juli 2025
Vice-Minister van Buitenlandse Zaken, de heer Arif Havas Oegroseno, schetste in een
gesprek met de delegatie de kijk van de Indonesische regering op het buitenland. Hij
toonde zicht bezorgd over de gevolgen van de competitie tussen China en de Verenigde
Staten voor de regio. De ASEAN biedt een juridisch kader voor Zuidoost-Azië, waarin
beide landen zich ieder afzonderlijk verplicht hebben af te zien van het gebruik van
geweld. Echter, dit kader bindt de VS en China niet onderling aan elkaar. Het beeld
dat van de EU bestaat in Indonesië noemde hij «moeizaam» en «controversieel» vanwege
de strenge milieueisen die het stelt aan cacao- en koffieproductie. Indonesië heeft
de indruk veel beter bilateraal met een aantal Europese landen te kunnen werken. De
situatie rond Taiwan benoemde de Vice-Minister als de grootste geopolitieke dreiging
voor Zuidoost-Azië. De gevolgen van een oorlog over dit eiland worden door de Indonesische
regering als dramatisch ingeschat; het bruto nationaal product zou met 10% kunnen
dalen en de economische effecten zouden desastreus zijn. Indonesië blijft China en
de VS herinneren aan de noodzaak om constructief te blijven samenwerken. De situatie
in de Zuid-Chinese Zee vond hij ook zorgwekkend, maar oorlogen beginnen nooit op zee,
altijd op land. Hij wees in dit verband ook op een Chinese dreiging richting de Filipijnen.
De toetreding van Indonesië tot de BRICS plaatste hij in de context van een verzoek
van zijn land om toe te mogen treden tot de Organisatie voor Economische Samenwerking
en Ontwikkeling (OESO), de onderhandelingen met de EU over het vrijhandelsverdrag
CEPA («Comprehensive Economic Partnership Agreement») en het Indonesisch lidmaatschap
van de G20. Indonesië ziet de BRICS niet als de tegenhanger van het Westen. De bestaande
multilaterale, op regels gebaseerde orde was volgens Vice-Minister Havas nog steeds
nodig en moest versterkt worden. Indonesië bekijkt de wereld niet door het prisma
van de strijd tussen democratie en autocratie. Het draait voor Indonesië vooral om
stabiliteit en het rustig en vreedzaam houden van de eigen regio. Het gaat er dan
ook niet om China «in toom» te houden, maar om door middel van gecontroleerde en rationele
betrekkingen de vrede te bewaren. In dit kader streeft Indonesië naar een diversificatie
van partners en handelsbetrekkingen.
De noodzaak om de politieke veiligheidssituatie te stabiliseren werd ook benoemd in
een aansluitend gesprek met veiligheidsexperts (National Maritime Institute, Indonesia Cyber Security Forum, Indonesian Institute
for Strategic and Defense Studies, International Association for Counterterrorism
and Security Professionals, Institute for Policy Analysis of Conflict). Zij wezen vooral op terrorisme en separatisme als de grootste veiligheidsuitdagingen
voor Indonesië. Het overheidsprogramma voor de ontmanteling van de terreurorganisatie
Jemaah Islamiyah staat onder druk als gevolg van bezuinigingen die nodig zijn om de
verkiezingsbeloftes van president Prabowo te kunnen inlossen. Net als veel andere
landen heeft Indonesië te maken met de dreiging van cyberaanvallen door statelijke
actoren, vooral gericht op economische activiteiten. Omdat Indonesië een knooppunt
van internationale zeestraten is, kunnen de gevolgen hiervan internationale uitstraling
hebben. Indonesische zeehavens zijn een belangrijk en gemakkelijk doelwit van dergelijke
aanvallen. Indonesië produceert niet zelf de technologie voor havenbeveiliging, maar
koopt dit in bij andere landen. Dit brengt risico’s met zich mee. De experts wezen
op de effecten van separatistisch geweld in Papoea-Nieuw-Guinea. Sinds 2018 is er
een toename van het geweld en dit vindt in toenemende mate ook plaats op zee in de
vorm van piraterij en afpersing van de scheepvaart. Indonesië heeft een Exclusieve
Economische Zone in de Zuid-Chinese Zee, maar beschikt volgens de experts niet over
de capaciteit om hier gebruik van te maken anders dan met lokale visserij. Een voorwaarde
voor economische ontwikkeling van Indonesië was volgens de experts de aanleg van een
grote haven als centrale hub en een goed ontwikkelde ferry-capaciteit, iets wat het
land nu mist.
In een gesprek met vertegenwoordigers van de ambassades van Duitsland, Frankrijk en
de EU in Indonesië werd uitgebreid gesproken over de kans om het vrijhandelsverdrag
CEPA af te sluiten1. Dit verdrag zou beide partijen de kans bieden om de onderlinge handel verder te
laten groeien. President Prabowo zoekt maximale manoeuvreerruimte voor zijn land in
de internationale politiek en wil niet in een bepaald kamp getrokken worden. Dit is
wellicht niet altijd fijn voor het Westen, maar tegelijkertijd hoeft men daarmee niet
te vrezen dat Indonesië zich aan de zijde van Rusland of China zal scharen. De EU
en Indonesië hebben elkaar beide nodig om hun handel te kunnen diversifiëren. De Europese
Commissie zou Indonesië daarom op korte termijn een strategisch partnerschap aanbieden
gebaseerd op drie pijlers: 1) CEPA, 2) beperkte visumliberalisatie voor bezoekers
die eerder in de EU zijn geweest en 3) een groot investeringspakket voor de groene
energietransitie. Ook deze Europese diplomaten identificeerden de EU-ontbossingsverordening
als het belangrijkste obstakel in de relatie met Indonesië. Indonesië beschouwt deze
verordening als neokoloniale bemoeienis met haar eigen natuurlijke grondstoffen. Naar
aanleiding van deze kritiek heeft de EU de categorisering van Indonesië in de verordening
aangepast. De relatie die de EU met Vietnam heeft wordt door Indonesië als voorbeeld
gezien, vanwege het feit dat deze meer transactioneel dan normatief van aard is. Ten
aanzien van de staat van de Indonesische democratie schetsten de diplomaten een gemengd
beeld. Er zijn zorgen over de groeiende rol van het leger in het openbaar bestuur,
maar tegelijkertijd stelden zij dat Indonesië, zeker in vergelijking met de rest van
Azië, bestempeld kan worden als een functionerende democratie met een actief maatschappelijk
middenveld.
Vervolgens bracht de delegatie een bezoek aan de ASEAN Interparliamentary Assembly
(AIPA) en het hoofdkwartier van de ASEAN. De AIPA is in 1977 – tien jaar na de oprichting
van de ASEAN – opgericht om parlementariërs uit de ASEAN-landen op structurele basis
met elkaar te laten spreken over de sociaaleconomische ontwikkeling en de politieke
stabiliteit van hun regio. Niet elk van de tien lidstaten kent een politieke oppositie
in eigen land, maar waar dat wel het geval is, is deze oppositie vertegenwoordigd
in de betreffende AIPA-delegatie. Belangrijke onderwerpen waar de AIPA zich mee bezighoudt
zijn bestrijding van drugscriminaliteit, klimaat en milieu, en vrouwenemancipatie.
Zoals bij veel parlementaire assemblees, zijn ook de resoluties van de AIPA juridisch
niet-bindend. Aangezien Nederland sinds september 2023 een ontwikkelingspartner is
van de ASEAN2, bestaat de mogelijkheid voor het Nederlandse parlement om zich als waarnemer bij
de AIPA aan te sluiten. Deze «observer status» is onder andere toegekend aan de Duitse
Bondsdag, de Noorse Stortinget, het Europees Parlement, het Amerikaanse Congres en
de Oekraïense Verkhovna Rada.
Voorts sprak de delegatie met de advocaat Irwan Lubis en enkele nabestaanden van personen,
die in de jaren veertig in Nederlands-Indië/Indonesië zonder vorm van proces zijn
geëxecuteerd door Nederlandse militairen. Het gaat daarbij om standrechtelijke executies
in het Javaanse dorp Rawagede, op Bali, Lombok, Sumatra, Riouw en Zuid-Celebes (Sulwasi).
De heer Lubis heeft een stichting (YRKIM) opgericht om nabestaanden te helpen gebruik
te maken van de schadevergoedingsregeling die inmiddels bestaat. Het verzamelen en
verifiëren van de benodigde data om te bepalen of iemand in aanmerking komt voor schadevergoeding,
is een tijdrovende klus. De stichting van de heer Lubis beschikt over te weinig financiële
middelen om de benodigde data zelf te verzamelen. In 2023 nam de Kamer de motie-Sjoerdsma
c.s. (26 049, nr. 101) aan, waarin het kabinet verzocht werd om proactief een overzicht van namen van slachtoffers,
waarover het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) beschikt, lokaal
bekend te stellen. Op 17 juni 2025 informeerde3 de Minister van Buitenlandse Zaken de Kamer dat dit overzicht niet breed kan worden
gepubliceerd in verband met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Het
kabinet is voornemens het overzicht aan de stichting van de heer Lubis te verstrekken,
maar daarvoor dient nog een toets op bescherming van persoonsgegevens plaats te vinden.
Naar aanleiding van het indringende gesprek met de heer Lubis en nabestaanden van
de geëxecuteerde slachtoffers, heeft de delegatie op 17 juli 2025 schriftelijke vragen4 aan de Minister gesteld over de uitvoering van voornoemde motie-Sjoerdsma c.s.
Hierna sprak de delegatie met vertegenwoordigers van twaalf Indonesische NGO’s, die
actief zijn op het gebied van democratie en rechtsstatelijkheid, vrijheid van religie
en vrijheid van meningsuiting. Met elk van deze organisaties had of heeft de Nederlandse
ambassade een samenwerkingsrelatie die gefinancierd wordt uit de fondsen ter bevordering
van mensenrechten, civic space en rule of law. Er werd onder andere gesproken over de invoering van het nieuwe wetboek van strafrecht
in Indonesië, die voor 2026 gepland is. De NGO’s richten zich op interreligieuze samenwerking
en de-radicalisering. Vrijheid van meningsuiting staat onder druk, concludeerden de
NGO’s. Geweld lijkt in toenemende mate geaccepteerd te worden in de Indonesische samenleving,
de onafhankelijkheid van de rechtspraak staat ter discussie en het leger is aanwezig
in vrijwel elke vorm van het civiel bestuur. De NGO’s toonden zich bezorgd over de
staat van de Indonesische democratie.
De delegatie sloot de dag af met een diner met leden van de Indonesisch-Nederlandse
vriendschapsgroep uit het Indonesische parlement onder voorzitterschap van mevrouw
Putri Zulkifli Hasan. De informele discussie richtte zich op versterking van de bilaterale
banden tussen beide landen.
8 juli 2025
In de ochtend bezocht de delegatie het Nederlands Ereveld Menteng Pulo, één van de
zeven Nederlandse Erevelden in Indonesië die beheerd worden door de Oorlogsgravenstichting.
Op deze begraafplaats liggen zowel Nederlandse en Indische mannen, vrouwen en kinderen
die omkwamen in de Japanse kampen en tijdens de Bersiapperiode, als Nederlandse militairen
die sneuvelden in de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog. Na uitleg over de geschiedenis
en het beheer van het Ereveld legde de delegatie er een krans namens de Tweede Kamer.
Vervolgens bracht de delegatie een bezoek aan het Indonesische parlement, het Huis
van Afgevaardigden van de Republiek Indonesië. Het eerste gesprek daar was met twee
leden van de Committee for Inter-Parliamentary Cooperation, de heer Sera en de heer
Airlangga. Deze commissie is het visitekaartje van het Indonesische parlement in het
buitenland, onder meer in parlementaire assemblees en vriendschapsgroepen. Gespreksonderwerpen
waren de handelstarieven die wereldwijd door de regering-Trump zijn opgelegd, de ASEAN
en de verhoging van defensie-uitgaven, zowel in NAVO-lidstaten als in Indonesië. In
het laatste geval is dit een uitvloeisel van de steeds bredere inzet van het leger
voor civiele taken. Ook werd gesproken over de staat van de Indonesische democratie
en de voorgenomen verhuizing van de Indonesische hoofdstad naar Nusantara in Kalimantan.
Hierna sprak de delegatie met een grote afvaardiging van Commissie I, de commissie
voor Defensie, Buitenlandse Zaken en Informatie, onder voorzitterschap van de heer
Adianto. In dit gesprek werd een toelichting gegeven op het Indonesische beleid van
«non-alignment» en het streven van Indonesië om met zoveel mogelijk landen vriendschappelijke
betrekkingen te hebben. Bevestigd werd nogmaals dat Indonesië geen kant wil kiezen
in de competitie tussen de grootmachten. Er werd gesproken over de veiligheidssituatie
in de Indo-Pacific, specifiek met betrekking tot de Zuid-Chinese Zee en Taiwan. De
Indonesische parlementariërs signaleerden dat zowel in de oorlog in Oekraïne als in
de oorlog in Gaza de Verenigde Naties niet in staat is om het geweld een halt toe
te roepen. Indonesië vindt dan ook dat de VN hervormd en versterkt moet worden. Ook
in dit gesprek kwam de verhoging van de defensie-uitgaven aan de orde. Op 9 juli zou
het nieuwe Indonesische defensiebudget gepresenteerd worden ten bedrage van ongeveer
150 mld dollar. Indonesië werkt op defensiegebied goed samen met Turkije, Frankrijk
en Italië. De leden van Commissie I gaven aan dat Indonesië ook openstaat voor defensiesamenwerking
en kennisuitwisseling met Nederland. Tot slot werd gesproken over de mogelijkheden
voor visumliberalisatie voor Indonesiërs die naar de EU willen reizen.
De delegatie boog zich vervolgens over de discussie die in Indonesië gevoerd wordt
over het herschrijven van de eigen geschiedenis. Ter gelegenheid van het tachtigjarig
jubileum van de «Proklamasi», de onafhankelijkheidsverklaring, zal later dit jaar
in opdracht van de regering een nieuwe officiële versie van de Indonesische geschiedenis
worden gepresenteerd. Meer dan honderd historici en archeologen werken aan een officiële
geschiedschrijving in tien delen. De delegatie sprak met één van hen, prof. dr. Burhanuddin,
en met twee critici van dit project, dr. Achdian en mevrouw Ningrum. Een eerste, uitgelekt
concept van de nieuwe geschiedschrijving veroorzaakte veel ophef. Het belangrijkste
discussiepunt is de beschrijving van gebeurtenissen in mei 1998 tijdens de val van
president Suharto, toen veel vrouwen uit de Chinese gemeenschap zijn verkracht. Deze
mensenrechtenschendingen, en de mogelijke betrokkenheid daarbij van de toenmalige
legertop, waaronder de huidige president Prabowo, krijgen volgens critici te weinig
aandacht in de nieuwe versie van de officiële geschiedschrijving. Een ander interessant
aspect van de nieuwe officiële versie van de Indonesische geschiedenis is dat het
belang van de koloniale periode wordt gerelativeerd. Deze zou slechts de periode van
de 19de en eerste helft van de 20ste eeuw beslaan. De tijd daarvoor, ten tijde van de Verenigde Oost-Indische Compagnie,
wordt beschreven als één van handelscontacten tussen de inheemse volken van Indonesië
en Westerse volken.
Hierop volgde een gesprek met jonge diplomaten en academici over de internationale
betrekkingen van Indonesië. Dit rondetafelgesprek was georganiseerd door de Foreign Policy Community of Indonesia. In dit gesprek stelden verschillende sprekers van Indonesische zijde dat Nederland
en Indonesië in hun bilaterale relatie niet zozeer een historische erfenis hebben,
als wel een «historische sociale dimensie» met een grote Indische gemeenschap in Nederland.
Er werd verder gesproken over de veiligheidssituatie in de Indo-Pacific, het Indonesische
buitenlandbeleid, de tegenstelling tussen democratie en autocratie, de positie van
de «Global South» en de beeldvorming in Indonesië van Rusland en de Verenigde Staten.
Om een scherper beeld te krijgen van de persvrijheid in Indonesië bezocht de delegatie
vervolgens de redactie van het weekblad Tempo. In aanwezigheid van de onafhankelijke
Press Council en de Association of Cyber Media spraken de Kamerleden met journalisten van het tijdschrift. Tempo is één van de weinige,
nog echt onafhankelijke media in Indonesië. Haar 250 journalisten worden onder andere
vanuit het Mensenrechtenfonds door de Nederlandse ambassade gesteund in het programma
Safe Journalism («Jurnalisme Aman»). Er is een toename van bedreiging en intimidatie van journalisten in Indonesië en
zij hebben geen recht op politiebescherming. Lokale media zijn voor 90% van hun inkomsten
afhankelijk van de overheid, die daaraan soms voorwaarden stelt. Tempo werkt met een
abonnementsmodel en kleine aandeelhouders en is daarmee niet afhankelijk van overheidsfinanciering.
Dit stelt het blad in staat om kritische journalistiek te bedrijven. Overigens is
voor 94% van de Indonesiërs YouTube de belangrijkste nieuwsbron. De redactie van Tempo
deed via de delegatie een beroep op Nederland om de financiële steun aan het programma
Safe Journalism voort te zetten.
Om verder zicht te krijgen op de veiligheidssituatie in Zuidoost-Azië en de bredere
Indo-Pacific regio, sprak de delegatie met ambassadeurs van bevriende landen: de Verenigde
Staten, het Verenigd Koninkrijk, Australië, de Republiek Korea en Japan. In dat gesprek
werd onder meer benadrukt dat Indonesië zich in economisch opzicht in de meest dynamische
regio ter wereld bevindt. China wordt gezien als het enige land in de wereld dat de
middelen en de intentie heeft om de huidige wereldorde te veranderen met mogelijke grote consequenties voor
de regio en de rest van de wereld. De Indonesische koers om internationaal ongebonden
te blijven, lijkt relatief succesvol. Maar de ambassadeurs wezen erop dat deze positie
ook kwetsbaarheden kent. Als je met iedereen vrienden bent, is de vraag wie je echte
vrienden zijn als het erop aankomt. Een beleid van non-alignment, of multi-alignment,
maakt Indonesië kwetsbaar voor manipulatie door andere landen. Verder signaleerden
de diplomaten een concentratie van besluitvorming, ook in buitenlandse zaken, bij
president Prabowo en een kleine cirkel van vertrouwelingen.
9 juli 2025
Tijdens een werkontbijt sprak de delegatie met Nederlandse ondernemers in Indonesië.
Het ging om vertegenwoordigers van Haskoning, Ahold, Marvesa en Enviu. Het ondernemersklimaat
in Indonesië kent uitdagingen voor buitenlandse bedrijven. Zo biedt centraal vastgestelde
wetgeving minder houvast dan in eerste instantie verwacht zou worden; vaak ontbreekt
het aan lokale opvolging of blijken wetten voor meerderlei uitleg vatbaar. Nederland
staat momenteel op de achtste plek van landen die investeren in Indonesië. De Nederlandse
ambassade faciliteert het bedrijfsleven bij het verkrijgen van relevante toegang tot
de overheid. De ondernemers benadrukten onder meer het belang van Indonesisch-Europese
toenadering, bijvoorbeeld via CEPA en betere afstemming van EU-regelgeving inzake
duurzaamheid en de mogelijkheden van lokale producenten en bevoorradingsketens.
Vervolgens bezocht de delegatie de Istiqlal moskee en de naastgelegen kathedraal van
Jakarta (Santa Maria Pelindung Diangkat Ke Surga of de kerk van Onze Lieve Vrouwe
ten Hemelopneming). De moskee is in de jaren zestig en zeventig gebouwd als nationale
moskee voor het nieuwe onafhankelijke Indonesië met nauwe persoonlijke betrokkenheid
van president Soekarno. Het is de grootste moskee in Zuidoost-Azië. De kathedraal
werd in 1901 ingewijd. Beide gebouwen zijn sinds 2021 met elkaar verbonden via een
«vriendschapstunnel», die vorig jaar is geopend door Paus Franciscus. Deze verbinding
van beide religieuze centra symboliseert de interreligieuze harmonie en tolerantie,
waar in Indonesië veel waarde aan wordt gehecht. In een gesprek met één van de geestelijk
leiders van de moskee kwam onder ander het belang van religieuze gematigdheid en internationale
uitwisseling aan de orde, evenals een project inzake religieus milieubewustzijn («Green
Islam»). Dit houdt in dat vanuit religieuze geloofstradities wordt opgeroepen tot
bescherming van de aarde.
Hierna sprak de delegatie met de Vice-Minister van Justitie, de heer Eddy Hiariej.
Doel van dit gesprek was om inzicht te krijgen in actuele rechtstatelijke ontwikkelingen
in Indonesië en specifiek in de totstandkoming van het nieuwe wetboek van strafrecht
en het nieuwe wetboek van strafvordering. Op het moment van het gesprek werd in het
Indonesisch parlement over deze herziening gedebatteerd. Op justitieel gebied is Indonesië
recent in samenwerking met Nederland overgegaan tot de invoering van taakstraffen
als alternatief voor detentie. Dit biedt tevens een oplossing voor het cellentekort
in Indonesië. Er vindt nauwe samenwerking plaats tussen de Nederlandse Hoge Raad en
het Indonesische Hooggerechtshof. De oude wetboeken van strafrecht en van strafvordering
dateren van 1981. Bij de vernieuwing is goed gekeken naar zowel het Nederlandse wetboek
van strafrecht als het wetboek van civiel recht. Met het nieuwe wetboek van strafrecht
wordt beoogd de rechten van slachtoffers, vrouwen en kinderen beter te beschermen,
alsook de transparantie in het rechtsproces te bevorderen, stelde de Vice-Minister.
Mensenrechtenorganisaties hebben zich kritisch geuit over de herziening van het strafrecht,
omdat daarmee bijvoorbeeld seks buiten het huwelijk strafbaar zou worden gesteld,
evenals samenwonen. Ook zouden demonstratierechten beperkt worden en godslastering
strenger bestraft. Vice-Minister Hiariej verzekerde dat hierover een grondig debat
met het parlement en met de NGO’s plaatsvindt. Hij legde verder uit dat Indonesië
kampt met een uitdaging in het aanbrengen van een juridische infrastructuur op de
vele kleine eilanden van het land. Men probeert deze uitdaging het hoofd te bieden
met «e-courts» en IT-technologie.
Aansluitend verdiepte de delegatie zich verder in het religieuze leven in Indonesië.
De Kamerleden spraken met vertegenwoordigers van KUPI (Kongres Ulama Perempuan Indonesia, het Indonesische Congres van Vrouwelijke Ulama). Dit is een koepelorganisatie van vrouwelijke Islamitische wetenschappers, die werkt
aan de bevordering van vrouwenrechten en een meer progressieve interpretatie van de
Islam. Het is een samenwerkingsverband van verschillende instituties die al lange
tijd op deze thema’s werkzaam zijn: Aman Indonesia, GusDurian, Alimat Rahima en Fahmina Institute. De Nederlandse ambassade is een samenwerking met KUPI aangegaan in het kader van
capacity building, versterking van het netwerk van KUPI en het internationaal uitdragen
van het gedachtengoed van deze organisatie. Dit gedachtengoed gaat ervan uit dat de
ervaring van vrouwen een belangrijke en legitieme bron is in de interpretatie van
de Islam. KUPI staat voor de vrijheid om de Islam op verschillende manieren te interpreteren
en streeft daarbij naar een gelijke behandeling van mannen en vrouwen. Een inclusieve
interpretatie van de Islam draagt volgens KUPI bij aan het tegengaan van Islamitisch
extremisme. Hoewel de organisatie bedreigingen ontvangt, vooral op sociale media,
heeft zij inmiddels twee succesvolle congressen achter de rug in 2017 en in 2022 en
werkt zij in veel dorpen op projectbasis goed samen met lokale autoriteiten.
Vervolgens bracht de delegatie een bezoek aan de Nationale Mensenrechtenraad (Komisi Nasional Hak Asasi Manusia, Komnas HAM). Komnas HAM geeft voorlichting over mensenrechten, doet onderzoek naar mensenrechtenschendingen
en brengt daarover verslag uit. Het is vervolgens aan de politiek om gevolg te geven
aan de uitkomsten van een onderzoek. De Raad is opgericht in 1993 als extern instituut
om mensenrechtenschendingen te onderzoeken. De Nederlandse ambassade heeft sinds 2017
een samenwerking met Komnas HAM gericht op de vrijheid van meningsuiting. In dit samenwerkingsproject
worden politie en leger getraind op het gebied van vrijheid van meningsuiting. Naast
een toelichting op het werk van Komnas HAM werd tijdens het gesprek ingegaan op de
situatie op Papoea en Kalimantan op het gebied van ontbossing en rechten van de inheemse
bevolking. Komnas HAM ziet in deze regio’s een toename in mensenrechtenschendingen
in de laatste tien jaar, als gevolg van economische groei en landbouw.
In de middag bezocht de delegatie de Nederlandse ambassade in Jakarta en het naastgelegen
Erasmus Huis. Het Erasmus Huis is het enige Nederlandse cultuurcentrum in het buitenland
en biedt ruimte aan tentoonstellingen, optredens en discussie op het gebied van Nederlands-Indonesische
samenwerking. Er was gelegenheid om te spreken met verschillende afdelingen van de
ambassade, zoals de culturele, economische, politieke en consulaire afdeling. Momenteel
is er een grote achterstand bij het verwerken van visumaanvragen, oplopend tot een
wachttijd van zes maanden voor een visum. Dit stuit bij Indonesiërs op onbegrip en
leidt tot grote frustratie. De delegatie werd erop gewezen dat de inzet van meer medewerkers
bij de consulaire dienst in Den Haag noodzakelijk is om deze achterstand in te lopen
en schade aan de bilaterale relatie te beperken. Een andere mogelijkheid is het toepassen
van een beperktere controle bij de visumaanvraag. Immers is er weinig sprake van permanente
migratie vanuit Indonesië naar Nederland.
Aansluitend sprak de delegatie met het hoofd van het secretariaat van de Organisatie
voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), de heer Massimo Geloso Grosso,
over het OESO-toetredingsproces van Indonesië. Momenteel bevindt Indonesië zich in
de laatste fase van het technische toetredingsproces: de technische review. Aandachtspunten
voor Indonesië zijn anti-corruptie, investeringen, overheidsopdrachten en milieubeleid.
Volgens de heer Grosso maakt Indonesië goede voortgang en is het beleid van verantwoordelijk
Minister Airlangga ambitieus, maar realistisch. De grootste uitdaging is de demografische
ontwikkeling. Uiteindelijk is het OESO-lidmaatschap niet enkel een technische maar
ook een politieke beslissing, waarbij de lidstaten de doorslag geven. Enkele politieke
dossiers gerelateerd aan de OESO-toetreding zijn het BRICS-lidmaatschap van Indonesië
en (het ontbreken van) diplomatieke relaties met mede-OESO-lid Israël.
Het programma op woensdag werd afgesloten met een werkdiner met drie ambassadeurs
uit het Mondiale Zuiden («Global South»): India, Brazilië, en de Verenigde Arabische
Emiraten. Doel van de ontmoeting was om een breder beeld te krijgen van de positie
van Indonesië in de wereld en de recente toetreding tot BRICS. Volgens de gasten liet
het beleid van president Prabowo duidelijk zien dat hij een grotere rol wil spelen
in de wereldpolitiek. Waar dit voorheen beperkt bleef tot de Bandung-conferentie en
ASEAN, richt hij zich nu ook op organisaties als BRICS en de OESO. Zijn beleid is
eerder gericht op «multi-alignment», dan op «non-alignment»: Indonesië zoekt aansluiting
bij zoveel mogelijk internationale verbanden. Een uitzondering zijn militaire partnerschappen;
op dat vlak toont Indonesië zich zeer terughoudend. Alle aanwezige ambassadeurs bevestigden
het beeld van Indonesië als een sterk centraal bestuurd land, met veel macht voor
de president, die veelal solistisch te werk gaat en niet altijd zijn Ministers consulteert.
De ambassadeurs ervaren daardoor soms traagheid of ambiguïteit in de afstemming met
verschillende Ministers. Desalniettemin werd de relatie met Indonesië door alle aanwezigen
zeer goed genoemd.
Donderdag 10 juli
Op donderdag 10 juli vertrok de delegatie vroeg naar Ambon, een eiland in de provincie
Molukken op ruim 2.300 kilometer afstand van Jakarta. Nederland en de Molukken delen
een complex verleden als gevolg van de eeuwenlange Nederlandse koloniale aanwezigheid
in de Molukken. Tijdens het bezoek was aandacht voor dit gedeelde verleden, maar werden
vooral de huidige ontwikkelingsmogelijkheden voor de provincie uitgelicht.
Het bezoek aan Ambon begon met de officiële opening van het Nederlands honorair consulaat.
Sinds maart 2025 is de heer Kun Kusno aangesteld als honorair consul op Ambon. De
delegatie werd warm ontvangen en kreeg een toelichting op de situatie op Ambon en
in de Molukken. De Molukken vormen de op drie na armste provincie in Indonesië. Hoewel
de provincie rijk is aan vis, specerijen en grondstoffen zoals nikkel en goud, lukt
het maar matig om dat om te zetten in welvaart voor de bevolking. Dit komt onder meer
doordat slechts 7,6% van de provincie uit land bestaat en de rest uit zee. Dit maakt
het aanleggen van basisinfrastructuur zeer complex. Ook zijn er geen grote havens
die geschikt zijn voor de export.
De Molukken voelen zich niet goed vertegenwoordigd op nationaal niveau. In het nationale
parlement zijn vier afgevaardigden van de Molukken, die niet op elk dossier hun stem
kunnen laten gelden. Dit heeft tot gevolg dat ook bij beslissingen die gevolgen hebben
voor de ontwikkeling van de Molukken, hun stem niet altijd gehoord wordt. Bovendien
wordt bij de opstelling van de begroting geen rekening gehouden met de geografische
kenmerken van de Molukken: 93% van de oppervlakte, bestaande uit zee, wordt buiten
beschouwing gelaten, terwijl dit wel kosten met zich meebrengt als het gaat om transport
en infrastructuur. De lokale overheid ziet kansen op het gebied van toerisme en visserij.
Met de opening van een honorair consulaat hoopte de heer Kusno de mogelijkheden voor
ontwikkelingssamenwerking met de Europese Unie en Nederland te vergroten, ook op het
gebied van sport.
De officiële opening van het honorair consulaat werd aansluitend gevierd met een receptie
in aanwezigheid van de vice-burgemeester van Ambon, en afgevaardigden van het provinciaal
parlement, de lokale gemeenschap en de Nederlandse gemeenschap op Ambon.
Vrijdag 11 juli
De delegatie legde een bezoek af aan het hoofdkantoor van de politie, en had een ontmoeting
met de plaatsvervangend politiechef. De prioriteiten voor de lokale overheid zijn
stabiliteit en publieke veiligheid. De politie-inzet is gericht op maritieme veiligheid,
naar aanleiding van zorgen over illegale visserij en aanwezigheid van ongeautoriseerde
schepen in de uitgestrekte territoriale wateren van de Molukken. Politie en leger
werken samen om sociale conflicten, voornamelijk onder invloed van alcohol, te voorkomen
en de orde te handhaven in kwetsbare gebieden. De plaatsvervangend politiechef lichtte
toe dat de politie-inzet op kleine afgelegen eilanden uitdagend is; daarvoor zijn
meer schepen en vliegtuigen nodig. Voor communicatie en overleg tussen politie-eenheden
wordt met succes gebruik gemaakt van videobellen. Waar nodig springt de nationale
politie bij. De politie bepaalt zelf wanneer politie-inzet nodig is; daarvoor is geen
politiek besluit nodig.
’s Middags bracht de delegatie een bezoek aan het dorp Rutong op Ambon. Doel van het
bezoek was om een beeld te krijgen van het leven op het platteland, de inheemse cultuur
en traditionele levensstijl op Ambon. De delegatie werd op traditionele wijze verwelkomd
en kreeg een presentatie over de geschiedenis en het bestuur van het dorp. Daarna
volgde een rondleiding door het dorp en het sago bos. De delegatie leerde hoe sago,
een belangrijk voedingsmiddel in de Molukken, wordt verwerkt.
Het bezoek aan Ambon werd afgesloten met een werklunch met academici, activisten en
vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld met als onderwerp recente ontwikkelingen
ten aanzien van mensenrechten en milieu op de Molukken en op Papoea. Sinds het vredesbestand
in 2002 zet de provincie in op de wederopbouw van gemeenschappen en interreligieuze
harmonie. Kwesties zoals landgeschillen, religieuze intolerantie en bescherming van
inheemse rechten vormen echter nog steeds een uitdaging. De aanwezigen benoemden,
net als eerdere gesprekspartners, de kloof tussen de hoofdstad en provincie: de Molukken
voelen zich achtergesteld en ervaren een grote afstand tot het centrale bestuur in
Jakarta. Dit heeft onder andere te maken met de uitgestrektheid van het land, maar
ook met het budget, dat gebaseerd is op inwonersaantal maar over veel zaken verdeeld
moet worden. Het nationale beleid en de regelgeving zijn niet goed toepasbaar op de
kleine, afgelegen (eiland)gemeenschappen van de Molukken. De grote investeringen waar
de centrale overheid op inzet, hebben ongewenste gevolgen voor de situatie op de Molukken
op het gebied van lokale voedselzekerheid en milieuvervuiling.
Zaterdag 12 juli
Op zaterdag 12 juli had de delegatie een ontbijtontmoeting met enkele Nederlandse
correspondenten in Jakarta. Daarbij wisselde de delegatie de indrukken die zij tijdens
het werkbezoek had opgedaan uit met de aanwezigen. Het werkbezoek werd afgesloten
met een informele receptie met Indonesische alumni van Nederlandse universiteiten.
De voorzitter van de delegatie, Klaver
De griffiers van de delegatie, Westerhoff Blom
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.F. Klaver, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
L.B. Blom, griffier -
Mede ondertekenaar
A.W. Westerhoff, griffier