Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Stoffer over de toegang van overheden tot mogelijk met PFAS-vervuilde bedrijfslocaties
Vragen van het lid Stoffer (SGP) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de toegang van overheden tot mogelijk met PFAS-vervuilde bedrijfslocaties (ingezonden 9 juli 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Aartsen (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 29 augustus
2025).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat provincies aangeven dat ze geen mogelijkheden
hebben om toegang af te dwingen tot mogelijk met PFAS vervuilde bedrijfslocaties?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Acht u het met mij wenselijk dat overheden toegang krijgen tot bedrijfslocaties waar
mogelijke PFAS-vervuiling kan zorgen voor serieuze risico’s voor vervuiling van grond-
en oppervlaktewater en indirect van drinkwaterbronnen?
Antwoord 2
Van verschillende provincies en het IPO is vernomen dat het hier gaat om inventariserende
onderzoeken vanuit de wens om beter zicht te krijgen op de omvang van de PFAS-vervuiling
en de hoeveelheid locaties. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, is deze inventarisatie
bedoeld om zicht te krijgen op de omvang van de problematiek.2 Deze eerste stap is niet gericht op het saneren van concrete locaties, maar in het
bieden van inzicht en overzicht. Op basis daarvan kan een gezamenlijke aanpak vormgegeven
worden. Deze onderzoeken kunnen op verschillende manieren worden vormgegeven: soms
is een meting ter plekke gewenst, soms volstaat alleen een bureaustudie en soms kan
een meting in de buurt van een locatie de benodigde informatie opleveren. Daarom is
het in de regel ook niet noodzakelijk dat overheden toegang tot bedrijfslocaties krijgen.
Een vervolgstap kan zijn dat uitkomsten van inventariserende onderzoeken aanleiding
geven nader onderzoek te doen naar mogelijke herkomst of oorzaak van verontreinigingen
en in dat verband over te gaan tot toezicht op de naleving van relevante voorschriften
op daarvoor in aanmerking komende locaties. Hiervoor is geen concreet vermoeden van
een overtreding noodzakelijk. Dat is een invulling van een toezichthoudende taak,
die wettelijk is geregeld. Als het noodzakelijk is om toegang tot een bedrijfslocatie
te krijgen, is die mogelijkheid er dus. In de onderstaande antwoorden wordt dit nader
toegelicht.
Vraag 3
Deelt u de analyse van provincies dat zij geen mogelijkheden hebben om de genoemde
toegang af te dwingen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Voor de beantwoording is van belang met welk doel toegang tot het bedrijfsterrein
nodig is. Het is inderdaad zo dat toegang niet kan worden afgedwongen als het gaat
om louter inventariserende onderzoeken om een beeld te krijgen van de omvang en de
aantallen locaties. Van de verschillende provincies en het IPO is overigens vernomen
dat de meeste bedrijven aan deze onderzoeken vrijwillig meewerken. Uitkomst van de
inventariserende onderzoeken kan zijn dat er bij concrete locaties een specifiek vervolgonderzoek
nodig is.
Als er aanwijzingen zijn dat er zich hoge PFAS-concentraties op een locatie bevinden
en er mogelijk maatregelen nodig zijn, is het juridisch afdwingen van toegang mogelijk.
Er is dan sprake is van het houden van toezicht op de naleving van milieuvoorschriften.
Dit is geregeld in titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierin is onder
meer bepaald dat toezichthouders bevoegd zijn om plaatsen te betreden, en dat hiervoor
– met uitzondering van woningen – geen toestemming van de bewoner of gebruiker nodig
is. Ook is geregeld dat zo nodig toegang met behulp van de politie kan worden afgedwongen
(artikel 5:15 Awb) en dat monsters kunnen worden genomen (artikel 5:18 Awb). Eenieder
is gehouden aan dit toezichtsonderzoek alle medewerking te verlenen (artikel 5:20
Awb). Daarmee is voldoende geborgd dat overheden toegang hebben tot bedrijfsterreinen,
als de uitoefening van hun toezichthoudende taak daarom vraagt.
Vraag 4
Bent u van mening dat bedrijven op basis van de algemene zorgplicht in de Omgevingswet
verplicht zijn mee te werken aan onderzoek naar risicovolle PFAS-vervuiling?
Antwoord 4
Zoals bij het antwoord op vragen 2 en 3 is aangegeven, is het bij inventariserende
onderzoeken niet altijd nodig om toegang tot bedrijventerreinen zelf te krijgen en
werken de meeste bedrijven vrijwillig mee als er wel aanleiding is om ter plekke monsters
te nemen. Waar het gaat om toezicht op de naleving van de wettelijke zorgplicht (en
andere van toepassing zijnde milieuvoorschriften) zijn bedrijven in het kader van
toezichtsonderzoek daarentegen wel verplicht om toezichthouders toegang te verlenen.
Deze verplichting vloeit niet voort uit de zorgplicht, maar uit titel 5.2 van de Awb,
zie ook antwoord 3.
Een toezichtsonderzoek is gericht op informatie waaruit moet blijken of al dan niet
sprake is van naleving van de voor de bedrijven geldende milieuvoorschriften. Indien
wordt vastgesteld dat deze voorschriften niet zijn nageleefd, dan kan hier door het
bevoegd gezag vervolgens handhavend tegen worden opgetreden.
Vraag 5
Hoe gaat u ervoor zorgen dat bedrijven meewerken aan onderzoek naar mogelijke risicovolle
PFAS-vervuiling op hun bedrijfslocatie?
Antwoord 5
Zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven, gaat het de provincies hier vooral om
het in beeld krijgen van de opgave. Overigens is begrepen dat er veel bedrijven zijn
die op dit moment wel meewerken aan deze onderzoeken. Indien overheden vanuit hun
toezichthoudende rol onderzoek op bedrijfslocaties willen doen, bestaat hiervoor het
juridisch instrumentarium (zie de antwoorden op vragen 3 en 4).
Vraag 6
Op welke wijze worden bedrijven ondersteund bij het, zo nodig, saneren van risicovolle
PFAS-vervuiling?
Antwoord 6
Om te bepalen of er maatregelen, zoals saneren, nodig zijn, is er altijd een locatiespecifieke
afweging nodig. Om overheden en bedrijfsleven handvatten te bieden hoe de regelgeving
in de praktijk ingevuld kan worden, is in maart van dit jaar een Handreiking zorgplicht
onder artikel 13 van de Wet bodembescherming bij bodemverontreiniging met PFAS gepubliceerd
(Kamerstukken 30 015, nr. 129).
Om PFAS-saneringstechnieken, die veelal nog in de kinderschoenen staan, verder te
ontwikkelen en breder te delen, wordt op dit moment het kennis- en innovatieprogramma
PFAS opgezet. Vooruitlopend daarop lopen er al verschillende initiatieven die bijdragen
aan kennisontwikkeling: onder meer kennisprogramma’s bij de saneringen bij de Voltastraat
in Doetinchem en de voormalige vliegbasis Soesterberg en een PFAS living lab bij de Universiteit Utrecht, die mede gefinancierd worden door bijdragen van het
Ministerie van IenW.
Samen met de Stichting Bodembeheer Nederland wordt verder verkend hoe bedrijven en
overheden effectief ondersteund kunnen worden bij het saneren van locaties met hoge
PFAS-concentraties.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.A. Aartsen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.