Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Teunissen over Israël dat verdere stappen neemt in etnische zuivering
Vragen van het lid Teunissen (PvdD) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over Israël dat verdere stappen neemt in etnische zuivering (ingezonden 11 juli 2025).
Antwoord van Minister Brekelmans (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 28 augustus 2025).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het Trouw-artikel Israël wil 600.000 Gazanen opsluiten en
verdrijven: «Dit is een concentratiekamp»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3 en 4
Wat vindt u ervan dat Israël van plan is 600.000 Palestijnen in Gaza binnen 60 dagen
op te sluiten in een «concentratiekamp»-achtige situatie waarna waarschijnlijk gedwongen
uitzetting volgt, zoals gemeld in Trouw?
Deelt u de analyse dat dit neerkomt op etnische zuivering en een zeer ernstige schending
van het internationaal recht? Zo ja, bent u van oordeel dat het kabinet het opzettelijk
opsluiten van Palestijnen openlijk en keihard moet veroordelen? Zo nee, hoe verhoudt
zich dat tot het Genocideverdrag en andere internationale verdragen en op welke experts
baseert u zich dan?
Erkent u dat Israël, met het opzettelijk opsluiten van honderdduizenden mensen in
een gebied zonder adequate toegang tot water, voedsel, medische zorg of veiligheid,
oorlogsmisdaden pleegt en uithongering van burgers als oorlogswapen inzet?
Antwoord 2, 3 en 4
Het creëren van een door militairen afgesloten gebied zou onacceptabel zijn. Als deze
plannen daadwerkelijk worden uitgevoerd, dan zou dat een schending van het internationaal
humanitair recht betreffen en hoogstwaarschijnlijk leiden tot gedwongen ontheemding
en deportatie. Nederland heeft zijn visie op dit plan vrijwel direct gedeeld met Israel.
Vraag 5 en 6
Erkent u dat het wegkijken van de Nederlandse regering te lang heeft geduurd en dat
vooral praten met Israël niet heeft gewerkt, en dat Israël steeds verder escaleert?
Welke spoedacties en sancties gaat u ondernemen om Israël onder druk te zetten om
de verdrijving, verdere etnische zuivering en genocide te stoppen, nu het nog kan?
Zo nee, waarom negeert u het Genocideverdrag en weigert u de oproep van mensenrechten-
en hulporganisaties en experts op te volgen?
Antwoord 5 en 6
Zoals toegelicht in de brief aan uw Kamer over de situatie in de Gazastrook van 28 juli
2025 zet het kabinet zich in om door een combinatie van druk op en dialoog met Israël
de situatie in zowel de Gazastrook als de Westelijke Jordaanoever te verbeteren.
Vraag 7
Bent u bereid om actief bij te dragen aan, en op te roepen tot, een internationaal
beschermingsmechanisme voor de Palestijnse burgerbevolking, bijvoorbeeld via VN-blauwhelmen,
een no-fly zone of veilige doorgang, teneinde verdere etnische zuivering in Gaza te
voorkomen? Zo nee, hoe gaat u dan voorkomen dat Israël verdere stappen neemt in etnische
zuivering?
Antwoord 7
Het kabinet roept voortdurend op de burgerbevolking van de Gazastrook te beschermen
conform het humanitair oorlogsrecht. De bovenstaande opties vereisen ofwel een resolutie
van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, ofwel toestemming van de partijen
bij het gewapend conflict. Op dit moment is de kans hierop klein. Bovendien is het
de vraag waarnaartoe de burgerbevolking zich zou moeten verplaatsen via de bovenstaande
genoemde veilige doorgang.
Vraag 8
Overweegt u nu wel een beroep te doen op het Internationaal Gerechtshof en zich aan
te sluiten bij de genocidezaak die daar nu tegen Israël loopt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Op grond van het Statuut van het Internationaal Gerechtshof zijn er twee mogelijkheden
voor staten om deel te nemen aan een contentieuze procedure tussen andere staten.
Ten eerste is er de mogelijkheid tot het indienen van een interventie door een staat
die meent een rechtsbelang te hebben bij de uitkomst van het geschil. Een staat die
op deze wijze wil interveniëren moet aantonen dat de beslissing van het Internationaal
Gerechtshof in het geschil tussen de twee partijen bij het geschil zulke consequenties
heeft dat een interventie nodig is om zijn belangen zeker te stellen. De voorwaarden
voor een dergelijke interventie zijn strikt en uit de jurisprudentie van het Internationaal
Gerechtshof blijkt dat de drempel voor ontvankelijkheid van een dergelijke interventie
hoog is. Tot nu toe heeft het Hof de overgrote meerderheid van de verzoeken om interventie
onder deze bepaling afgewezen.
Ten tweede kunnen staten die partij zijn bij het verdrag op grond waarvan het geschil
gevoerd wordt een interventie indienen waarbij zij hun visie op de constructie (interpretatie)
van dit verdrag geven. Een dergelijke interventie is alleen ontvankelijk indien zij
zich beperkt tot de constructie van het verdrag. Zij mag niet ingaan op de feiten
van de zaak of het recht toepassen op deze feiten. Dit type interventie wordt over
het algemeen toegelaten, maar het Hof past ook hier de beperking strikt toe en zal
die (onderdelen van) interventies die verder gaan dan de strikte constructie van het
verdrag niet ontvankelijk verklaren.
In beide gevallen is sprake van een interventie en wordt de interveniërende staat
geen partij bij het geschil. Dat laatste kan alleen als beide partijen daarmee instemmen.
Dit is in de geschiedenis van het Internationaal Gerechtshof nog niet voorgekomen
en instemming van beide partijen het voorliggende geschil tussen Zuid-Afrika en Israël
is uiterst onwaarschijnlijk. Uit de tekst van een interventie kan allicht blijken
dat de interveniërende staat een standpunt van een van de partijen bij het geschil
deelt, of zelfs steunt, maar ook dat maakt een interveniërende partij geen mede-eiser.
De deelname van de interveniërende staat aan de procedure is beperkt tot de interventie;
deze staat mag zich niet uitlaten over andere onderwerpen; en heeft ook geen recht
om gehoord te worden op andere onderwerpen dan die die het onderwerp zijn van de interventie.
De verbindendheid van de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof is dan ook beperkt
tot die onderdelen waarover de interventie zich uitgelaten heeft. Op basis hiervan
is «aansluiten» als een partij bij het geschil niet mogelijk.
Vraag 9
Bent u het ermee eens dat u op geen enkele manier recht doet aan uw morele en juridische
verantwoordelijkheid als Minister van Buitenlandse Zaken van een land dat zich profileert
als gastland van de internationale rechtsorde? Zo nee, hoe geeft u dan precies invulling
aan die verantwoordelijkheid en op welke experts baseert u zich?
Antwoord 9
Nee. Zoals toegelicht in de brief aan uw Kamer over de situatie in de Gazastrook van
28 juli jl. 2025, gebruikt het kabinet een combinatie van druk op en dialoog met Israël
om de situatie in zowel de Gazastrook als de Westelijke Jordaanoever te verbeteren.
Dit alles naar vermogen en binnen de grenzen van ons kunnen.
Nederland neemt de bescherming van de internationale rechtsorde serieus en neemt daarom
al langere tijd stappen om de situatie naar vermogen te verbeteren, zoals ook in de
Kamerbrieven van 18 juni 2025 en 28 juli 2025 is omschreven. Het kabinet zal naar
aanleiding van de ontwikkelingen op de grond steeds haar inzet blijven wegen en bezien
welke instrumenten, maatregelen of stappen op het terrein van diplomatie, humanitair
veiligheid en bestrijding van straffeloosheid kunnen worden ingezet ten behoeve van
verbetering van de situatie in de Palestijnse Gebieden.
Vraag 10
Wilt u de bovenstaande vragen gezien de ernst en urgentie van de zaak deze week één
voor één beantwoorden?
Antwoord 10
Er is getracht om de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.P. Brekelmans, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.