Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Paternotte, Piri, Van der Burg en Diederik van Dijk over de uitvoering van de motie-Sjoerdsma c.s. ten aanzien van erkenning en schadevergoeding voor Indische slachtoffers van Nederlandse mensenrechtenschendingen, naar aanleiding van gesprekken tussen deze leden en nabestaanden van door Nederlandse militairen geëxecuteerde Indonesiërs in Zuid-Sulawesi
Vragen van de leden Paternotte (D66), Piri (GroenLinks-PvdA), Van der Burg (VVD) en Diederik van Dijk (SGP) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de uitvoering van de motie-Sjoerdsma c.s. ten aanzien van erkenning en schadevergoeding voor Indische slachtoffers van Nederlandse mensenrechtenschendingen, naar aanleiding van gesprekken tussen deze leden en nabestaanden van door Nederlandse militairen geëxecuteerde Indonesiërs in Zuid-Sulawesi (ingezonden 17 juli 2025).
Antwoord van Minister Brekelmans (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 28 augustus 2025).
Vraag 1
Deelt het kabinet dat, gegeven de hoge leeftijd en kwetsbaarheid van mogelijke rechthebbenden,
het zaak is voortvarend uitvoering te geven aan de wens van de Kamer om de regeling
voor Indische slachtoffers lokaal bekend te maken en claims af te handelen?
Antwoord 1
Ja. Het kabinet is van mening dat het belangrijk is om snel uitvoering te geven aan
het verzoek van de Kamer om de regeling voor Indonesische slachtoffers lokaal bekend
te maken en de claims af te handelen.
Vraag 2, 3, 4 en 5
Kunt u toelichten welke acties het kabinet precies heeft ondernomen in de twee jaren
sinds het aannemen van de motie-Sjoerdsma c.s. (Kamerstuk 26 049, nr. 101), en specifiek toelichten waarom sindsdien nog geen (delen van) de namenlijst met
slachtoffers van het Nederlands Insituut voor Militaire Historie (NIMH) lokaal bekend
zijn gemaakt?
Waarom heeft het kabinet er niet voor gekozen om voorlopige of tussentijdse stappen
te nemen richting slachtoffers en nabestaanden?
Wanneer verwacht u nu dat de eerste concrete acties, zoals het daadwerkelijk delen
van de namenlijst met de Indonesische stichting en het benaderen van nabestaanden,
gaan plaatsvinden?
Herinnert u zich dat u op 29 december 2023 de Kamer meldde dat het kabinet een advies
had gevraagd aan de landsadvocaat over het lokaal beschikbaar stellen van de namenlijst?
Kunt u aangeven of en wanneer het advies van de landsadvocaat is ontvangen?
Antwoord 2, 3, 4 en 5
Sinds het aannemen van bovengenoemde motie, waarin het kabinet is verzocht dit gegevensoverzicht
«proactief lokaal bekend te stellen [...] binnen de juridische kaders zoals de privacywetgeving», heeft het kabinet verschillende acties ondernomen. In de uitvoering van de motie
zet het kabinet in op een persoonlijke en lokale aanpak.
Zoals eerder ook is aangegeven in de Kamerbrief inzake uitvoering motie-Sjoerdsma
c.s. over o.a. het gegevensoverzicht van het NIMH d.d. 17 juni 2025 (uw referentie:
26 049, nr. 101/2025D16328), is in de geest van de motie door het Ministerie van Buitenlandse Zaken in 2024
een financiële bijdrage verstrekt aan een Indonesische stichting die als doel heeft
de schadevergoedingsregeling onder nabestaanden breder bekend te stellen en, voor
zover door betrokkenen gewenst, hen te ondersteunen bij het indienen van een schadeclaim.
Met behulp van deze bijdrage heeft de stichting verschillende plekken in Indonesië
bezocht waar mogelijke nabestaanden zich bevinden. Dit heeft geleid tot een stijging
in het aantal claims dat met tussenkomst van de stichting is ingediend. Ook in 2025
zal een bijdrage aan de stichting worden verstrekt. De Nederlandse ambassade in Jakarta
onderhoudt goed en regelmatig contact met de stichting. De Nederlandse ambassadeur
in Indonesië heeft in 2024 in Zuid-Sulawesi nabestaanden bezocht die onder de regeling
een claim hebben ingediend.
Dat er sinds het aannemen van de motie nog geen (delen van) het gegevensoverzicht
van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie lokaal bekend zijn gemaakt, heeft
te maken met het feit dat het overzicht bijzondere persoonsgegevens bevat in de zin
van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Dit betreft informatie over
mogelijke slachtoffers van standrechtelijke executies en mogelijke slachtoffers van
martelingen en verkrachtingen. Aan het verwerken van dergelijke informatie zijn op
grond van de AVG strenge voorwaarden verbonden. In geval sprake is van het delen van
informatie aan een organisatie buiten de Europese Unie moeten er privacy-assessments
worden uitgevoerd en moeten partijen privacy-afspraken in contracten vastleggen. Dit
zijn zorgvuldige en langdurige processen.
Het kabinet heeft de landsadvocaat gevraagd te adviseren over de privacy- en archiefrechtelijke
aspecten van verdere openbaarmaking van het gegevensoverzicht en/of onderdelen daarvan.
Dit advies is in januari 2024 ontvangen. Op basis van dit advies is in het voorjaar
van 2024 een Data Transfer Impact Assessment (DTIA) uitgevoerd. De DTIA is aan de
Functionarissen Gegevensbescherming (FG’s) van respectievelijk de Ministeries van
Defensie en Buitenlandse Zaken voorgelegd.
De FG’s adviseerden een aantal maatregelen waaraan de afgelopen periode is gewerkt,
zoals het uitvoeren van een Data Protection Impact Assessment (DPIA)1, het opstellen van afspraken tussen het Ministerie van Defensie en het Ministerie
van Buitenlandse Zaken over de verschillende verantwoordelijkheden en rollen in het
proces, en het opstellen van zogeheten Standard Contractual Clauses.
De bovengenoemde documenten zijn opnieuw voor advies voorgelegd aan de betrokken FG’s.
Dit advies wordt na de zomer verwacht. Eventuele verdere maatregelen die door de FG’s
worden geadviseerd zullen met urgentie worden opgevolgd.
Het kabinet vindt het vervelend dat het doorlopen van alle benodigde stappen volgens
de AVG veel tijd in beslag heeft genomen, ook gezien de hoge leeftijd van de personen
die een claim zouden kunnen indienen. Het kabinet zet zich in voor een zo spoedig
mogelijke afronding van de laatste stappen in dit proces.
Naar verwachting kan het gegevensoverzicht dit najaar worden gedeeld met de Indonesische
stichting.
Vraag 6
Waarom is nog niet begonnen met de namenlijst proactief te gebruiken, terwijl u wel
aangeeft dat dit onderdeel zou uitmaken van de uitvoering van te motie? Wanneer wordt
dit alsnog opgepakt?
Antwoord 6
Om de namenlijst proactief te kunnen gebruiken moeten verschillende privacy gerelateerde
stappen worden gezet en maatregelen worden genomen zoals geschetst in het antwoord
op vraag 2, 3, 4 en 5.
Vraag 7
Kunt u bevestigen of op de namenlijst ook slachtoffers uit kampongs in andere delen
van Indonesië (naast Zuid-Sulawesi en Rawagede) voorkomen?
Antwoord 7
Ja, het gegevensoverzicht bevat ook gegevens van mogelijke slachtoffers uit andere
delen van Indonesië.
Vraag 8
Is onderzocht of er ook slachtoffers in andere regio’s of op andere lijsten staan
die in dit proces moeten worden meegenomen?
Antwoord 8
De stichting heeft zich bij haar activiteiten in eerste instantie gericht op een beperkt
aantal delen van Indonesië. De stichting zou zich ook op andere gebieden in Indonesië
kunnen richten. Dit zal worden betrokken in de gesprekken met de stichting over de
vervolgstappen zoals genoemd in het antwoord op vraag 4.
Vraag 9
Ziet u kansen om de Indonesische autoriteiten meer te gaan betrekken bij de Nederlandse
inzet om zo de afhandeling te versoepelen? Welke mogelijkheden worden hiervoor benut?
Antwoord 9
Het kabinet geeft voorkeur aan een persoonlijke en lokale aanpak boven brede publicatie
van het gegevensoverzicht of het betrekken van de Indonesische autoriteiten, zodat
rekening wordt gehouden met de via digitale middelen beperkte bereikbaarheid van de
(hoog)bejaarde doelgroep, en de verwachting dat dit voor de nabestaanden een emotioneel
beladen onderwerp is.
Vraag 10
Hoe beoordeelt u de constatering dat tot op heden nog geen claims over marteling of
verkrachting zijn ingediend, ondanks dat het kabinet heeft aangegeven deze in behandeling
te zullen nemen? Ziet u drempels voor betrokkenen om dergelijke claims in te dienen,
en zo ja, welke?
Antwoord 10
Het is juist dat er tot op heden geen claims over marteling of verkrachting zijn ingediend.
Waarom deze claims tot op heden niet zijn ingediend is onduidelijk. Hierbij zou een
rol kunnen spelen dat de nog levende slachtoffers inmiddels op hoge leeftijd zijn.
Ook schaamte zou een rol kunnen spelen.
Het kabinet benadrukt nogmaals dat als een claim over marteling of verkrachting wordt
ingediend deze wordt behandeld en beoordeeld met inachtneming van de eerdere rechterlijke
uitspraken en met het uitgangspunt dat het belangrijk is dat aan alle slachtoffers
recht moet worden gedaan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.P. Brekelmans, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.