Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda voor de informele Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) 28 en 29 augustus 2025 (Kamerstuk 21501-28-288)
21 501-28 Defensieraad
Nr. 289 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 28 augustus 2025
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Defensie over de brief van 19 augustus 2025 over de geannoteerde
agenda voor de informele Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) 28 en 29 augustus 2025 (Kamerstuk
21 501-28, nr. 288).
De vragen en opmerkingen zijn op 21 augustus 2025 aan de Minister van Defensie voorgelegd.
Bij brief van 28 augustus 2025 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Kahraman
Adjunct-griffier van de commissie, Manten
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie en reactie van de
bewindspersoon
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie nemen instemmend kennis van de inzet van twee
Chinook-transporthelikopters om natuurbranden in Spanje te bestrijden. De leden willen
hun dankbaarheid uiten aan de militairen van het Defensie Helikopter Commando voor
de ondersteuning die zij Spanje zullen bieden en wensen hen veel succes.
Vraag 1
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat Nederland
is geïnteresseerd om de (co-)Lead Nation rol te vervullen op de PCA-Drones en counter-dronesystemen
en de PCA Militaire Mobiliteit, nu deze respectievelijk passen bij de doelen en ambities
uit de DSII en de bestaande activiteiten van Nederland. Daarnaast kijkt Nederland
naar de mogelijkheden voor een actieve rol op de PCA Maritiem. De leden zijn benieuwd
of een (co-)Lead Nation rol ook tot de onderzochte mogelijkheden behoort. De afwezigheid
van de PCA AI, quantum, cyber en elektronische oorlogsvoering springt in het oog,
omdat deze ook nauw aansluit bij de gestelde doelen en ambities uit de DSII. Kan het
kabinet deze keuze nader duiden aan de hand van het gehanteerde afwegingskader? Daarnaast
valt het de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie op dat de interessegebieden voornamelijk
vanuit industrieel perspectief onderbouwd worden. In hoeverre liggen de daadwerkelijke
(gewenste) capaciteiten van de krijgsmacht ten grondslag aan deze keuzes?
Antwoord
In het beoordelen van de domeinen waar Nederland mogelijk in geïnteresseerd is om
een lead-nation rol te vervullen, is een zorgvuldige afweging gemaakt tussen operationele
behoefte, industriële ambitie en de noodzaak om deze domeinen Europees te coördineren.
Nederland heeft op basis van deze factoren besloten om interesse te tonen om (co-)lead
te worden voor Drones en counter-dronesystemen en Militaire Mobiliteit. Nederland
kiest voor deze domeinen, omdat zij hierin enerzijds een grote capaciteitsbehoefte
onderkent voor de Krijgsmacht en daarnaast goed in staat zal zijn om dit Europees
te kunnen coördineren.
Ook maritiem is voor NL een belangrijk terrein, waar we een rol willen spelen op specifieke
deelonderwerpen van de PCA Maritiem die aansluiten bij de Nederlandse nationale operationele
maritieme behoefte, zoals de bescherming van kritieke infrastructuur en Maritime Domain Awareness. Daarnaast vallen voor Nederland belangrijke maritieme onderwerpen ook deels onder
de PCA Drones en counter-dronesystemen, waarin niet alleen aandacht is voor drones
voor ondersteuning van het landoptreden, maar ook voor onder- en bovenwater autonome
systemen en grotere autonome vliegende platformen ter ondersteuning van het luchtdomein.
Tot slot heeft Nederland ook haar interesse aangegeven om deel te nemen aan andere
deelonderwerpen, zoals bijvoorbeeld bij Quantum en AI.
Vraag 2
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben tevens met belangstelling het fiche
inzake het Defence Readiness Omnibuspakket gelezen. Deze leden steunen de centrale
doelstelling om toe te werken naar een versnelde gereedstelling, maar hebben wel enkele
vragen. De leden achten het terecht dat het kabinet kritisch is over de korte termijn
van 60 dagen, vooral in het licht van de huidige 26 weken en het hanteren van het
lex silencio positivo-principe. Zij horen dan ook graag hoe er met medeoverheden,
bij wie de uitvoering uiteindelijk belegd is, wordt samengewerkt om alternatieve voorstellen
aan te dragen in het onderhandelingsproces en hoe andere Europese lidstaten hiernaar
kijken.
Antwoord
Voorop staat dat het onder de huidige geopolitieke omstandigheden noodzakelijk is
dat defensie gereedstellingsprojecten sneller kunnen worden uitgevoerd en dat deze
projecten gebaat zijn bij een versnelling van de vergunningverlening. De voorstellen
van de Commissie bieden hiervoor mogelijkheden. In de onderhandelingen worden de zorgen
zoals aangegeven in het kabinetsstandpunt overgebracht.
Vraag 3
Het kabinet is het eens met de lezing van de Commissie dat de bestaande uitzonderingen
uit de Arbeidstijdenrichtlijn kunnen worden toegepast bij industriële productie en
dienstverlening in de defensiesector. Het is voor de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
onduidelijk wat de reikwijdte hiervan in Nederland zal zijn. Welke sectoren en hoeveel
werknemers zal dit eventueel treffen en onder precies welke omstandigheden? Gaat dit
enkel om de eindproducenten of ook om toeleveranciers, die veelal dual-use goederen
en onderdelen produceren? Hoe wordt bovendien de «plotselinge toename van activiteiten»
gedefinieerd? Deze leden vernemen tevens graag van het kabinet welke juridische en
praktische gevolgen dit voor werknemers in desbetreffende sectoren zal kunnen hebben.
Antwoord
De huidige geopolitieke situatie, waaronder de oorlog aan de buitengrenzen van Europa,
vraagt om versterking van de defensiegereedheid, de opschaling van de industriële
productie en de levering van diensten in de defensiesector.
De Commissie verduidelijkt in de mededeling over de Defence Readiness Omnibus dat
de in de Arbeidstijdenrichtlijn (Richtlijn 2003/88/EG) voorziene uitzonderingen kunnen
worden toegepast wanneer er sprake is van een plotselinge toename van activiteiten
voor industriële productie en dienstverlening in de defensiesector, onder meer voor
defensiegereedstelling. Specifiek voorziet artikel 17 van de Arbeidstijdenrichtlijn
in de mogelijkheid tot afwijkingen van de bepalingen inzake dagelijkse rust, pauze,
wekelijkse rust, maximale wekelijkse arbeidstijd en nachtarbeid. Deze afwijkingen
zijn toegestaan wanneer de aard van de werkzaamheden of bijzondere omstandigheden
dit rechtvaardigen. De Nederlandse Arbeidstijdenwet die de Arbeidstijdenrichtlijn
implementeert, kent al specifieke uitzonderingen voor Defensie in artikel 2:4 lid
2, waarbij het mogelijk is om onder bijzondere omstandigheden (o.a. oorlog en een
gewapend conflict waarbij het Koninkrijk is betrokken) en door de Minister van Defensie
te bepalen taken af te wijken van de werk- en rusttijden in de Arbeidstijdenwet.
Hoewel het wettelijk kader met de mededeling niet wordt gewijzigd, verwelkomt Nederland
het voornemen van de Commissie om het gesprek over uitzonderingen binnen de richtlijn
voort te zetten. Nederland hecht daarbij ook waarde aan de betrokkenheid van de sociale
partners. Daarbij is het doel om meer juridische duidelijkheid te creëren en rechtszekerheid
te garanderen.
Vraag 4
Verder vinden de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie de voorgenomen verruiming van
uitzonderingen voor gevaarlijke stoffen te ruim aangevlogen. De Commissie stelt voor
om bepaalde stoffengroepen volledig uit te zonderen «in het belang van de defensie-industrie.»
Het is deze leden echter onduidelijk wat hier wel en niet precies onder valt. Hoe
definieert het kabinet dit, aangezien het deze maatregel zegt te verwelkomen? Bovendien
zijn deze leden van mening dat niet alles wat in het belang van de defensie-industrie
is, per definitie in het belang is van defensie of bredere veiligheid. Militaire,
maatschappelijke en commerciële belangen zijn immers niet altijd hetzelfde. De leden
vragen zich dan ook af waarom er specifiek voor deze formulering is gekozen. Hoe kijkt
het kabinet hiernaar? Een verruiming van standaarden in het gebruik van chemische
stoffen op basis van vage definities kan afbreuk doen aan een veilige en duurzame
leefomgeving, inclusief drinkwater. Is het kabinet het met deze leden eens dat toegang
tot schoon drinkwater essentieel is voor nationale veiligheid? Is het kabinet het
tevens met deze leden eens dat een te ruime lezing van het uitzonderingsregime negatieve
gevolgen kan hebben voor de handhaving op PFAS?
Antwoord
Het kabinet is positief over het feit dat de Commissie de noodzaak tot defensiegereedheid
erkent en daarom expliciteert dat defensiegereedheid een dwingend openbaar belang
kan vertegenwoordigen in de zin van het EU-recht. Dat kan lidstaten, en daarmee ook
Nederland, helpen bij de inschatting wanneer een beroep kan worden gedaan op een uitzondering.
De verduidelijking van de Commissie ten aanzien van het gebruik van een aantal uitzonderingsbepalingen
en interpretatie van bestaande wetgeving is een stap in de goede richting.
Tegelijkertijd is het ook voor het kabinet van groot belang dat eventuele regelgeving
ten behoeve van defensiegereedheid niet disproportioneel afdoet aan andere terechte
en essentiële doelen van EU-wetgeving, zoals de bescherming van natuur, milieu en
gezondheid. Bij het benutten van deze uitzonderingen voor gereedstelling zal dan ook
een afweging moeten worden gemaakt tussen enerzijds die doelen en anderzijds het doel
van defensiegereedheid voor 2030.
Vraag 5
Ten slotte zijn de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie, in tegenstelling tot het
kabinet, van mening dat de wijzigingen die de Commissie voorstelt in de EDF-verordening
niet ambitieus genoeg zijn om de fragmentatie van de Europese Defensie en Technologische
Basis daadwerkelijk tegen te gaan. Daarvoor beogen deze leden een veel ambitieuzere
Europeanisering van aanbestedingen, waarbij er meer gezamenlijk ingekocht wordt, minder
beroep gedaan wordt op nationale uitzonderingsclausules en om de EU, bijvoorbeeld
inzake de capability prioriteitsgebieden, een actievere rol in het aanbestedingsproces
te geven zodat er een echte Europese markt ontstaat. Is het kabinet het met deze leden
eens dat juist de Nederlandse defensie- en veiligheid gerelateerde technologische
industriële basis hier op termijn veel meer van profiteert omdat dit de Europese markt
voor hen toegankelijker maakt?
Antwoord
Het kabinet ziet een groot belang om gezamenlijke inkoop te bevorderen om enerzijds
meer lange termijn perspectief te bieden aan de Europese defensiesector en anderzijds
meer interoperabiliteit te realiseren tussen Lidstaten voor het voortzettingsvermogen
van de Europese krijgsmachten. Tegelijkertijd is de Europese defensiemarkt een markt
met een ongelijk speelveld. Nederland is er beducht op dat een veel ambitieuzere Europeanisering
bij aanschaf van de defensieproducten de bestaande disbalans van de Europese Defensie
Technologische en Industriële Basis kan vergroten. Nederland wil daarom altijd het
recht behouden om een beroep te doen op uitzonderingsclausules binnen de aanbestedingswetgeving.
De uitzonderingsclausules in de aanbestedingswetgeving beperken zich niet alleen tot
zelfstandige aanschaf, maar stimuleren juist ook gezamenlijke inkoop in de Unie. Door
te investeren in een sterke, veerkrachtige Nederlandse Defensie Technologische en
Industriële basis (NLDTIB) kan de NLDTIB een toegevoegde waarde blijven bieden in
de Europese leveringsketens van de defensiemarkt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de
informele Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) Defensie d.d. 28 en 29 augustus 2025, het
Verslag Raad Buitenlandse Zaken Defensie 20 mei 2025 en het Fiche Defence Readiness
Omnibus pakket. Daartoe hebben zij nog enkele vragen.
Vraag 6
De leden van de VVD-fractie hebben met grote aandacht de recente diplomatieke gesprekken
in Alaska en Washington gevolgd. Zij constateren dat er wordt gesproken over veiligheidsgaranties
en een mogelijke vredesmacht, waarbij de Amerikaanse president hint op een leidende
rol voor Europa. Hoe beoordelen de Ministers de geloofwaardigheid van een Europese
vredesmacht zonder substantiële en gegarandeerde Amerikaanse militaire deelname? Welke
inzet zullen de Ministers plegen, zowel in EU-verband als in overleg met strategische
partners zoals het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland, om te bewerkstelligen
dat eventuele veiligheidsgaranties voor Oekraïne concrete, afdwingbare toezeggingen
van de Verenigde Staten bevatten en daarmee een daadwerkelijke afschrikwekkende waarde
hebben?
Antwoord
In Alaska en Washington hebben de Verenigde Staten aangegeven een rol te kunnen en
willen spelen bij het faciliteren van veiligheidsgaranties voor Oekraïne. Een beoordeling
over de geloofwaardigheid zonder Amerikaanse deelname is daarmee niet aan de orde.
De afgelopen dagen is in verschillende verbanden doorgesproken over de vormgeving
en invulling van veiligheidsgaranties. Het kabinet acht het van belang hier niet publiekelijk
over te speculeren. In EU-verband, alsook in bilaterale overleggen met strategische
partners zoals het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland, zal Nederland zich
blijven inzetten voor solide veiligheidsgaranties voor Oekraïne, om een duurzame vrede
te bewerkstelligen en toekomstige Russische agressie af te schrikken. Een belangrijk
onderdeel daarvan is het onverminderd steunen van de Oekraïense krijgsmacht. Nederland
spoort bondgenoten consequent en resoluut aan om de steun aan Oekraïne eveneens te
intensiveren.
Vraag 7
De leden van de VVD-fractie maken zich grote zorgen over de discussies omtrent zogenaamde
«land swaps», waarbij Oekraïne onder druk zou kunnen komen te staan om strategisch
onmisbaar en zwaar versterkt territorium op te geven. Delen de Ministers de analyse
dat het opgeven van deze «fortress belt» in de Donbas de defensieve capaciteit van
Oekraïne permanent zou verzwakken en het land kwetsbaar zou maken voor toekomstige
agressie? Wat is de inzet van de Ministers om te voorkomen dat een eventueel vredesakkoord
wordt gesloten ten koste van de strategische veiligheid van Oekraïne en daarmee de
veiligheid van heel Europa?
Antwoord
Nederland steunt een sterk, onafhankelijk Oekraïne en alleen Oekraïne gaat over zulke
fundamentele besluiten. Internationale grenzen moeten niet door militaire agressie
of dwang worden veranderd. Nederland staat voor de principes van territoriale integriteit
en soevereiniteit.
De inzet van Nederland, net als van andere Europese- en NAVO-partners, is erop gericht
om zowel Oekraïne te steunen als een duurzame en rechtvaardige rede in Oekraïne te
bewerkstelligen, gebaseerd op robuuste veiligheidsgaranties zodat Oekraïne beschermd
is tegen toekomstige agressie. Naast het vormgeven van externe veiligheidsgaranties
is het daarbij van belang om de Oekraïense krijgsmacht militair te blijven steunen,
evenals dat Oekraïne zelf in staat wordt gesteld om de eigen toekomst vorm te geven
zonder limieten op het toetreden tot allianties of de omvang van de krijgsmacht. De
Europese- en Oekraïense veiligheidsbelangen zijn nauw met elkaar verbonden. Daarom
acht het kabinet het ook van belang dat Europese landen betrokken zijn bij onderhandelingen.
In dat licht is het positief dat president Zelensky en een delegatie van Europese
partners waaronder ook de EU en de NAVO gezamenlijk een bezoek brachten aan president
Trump op 18 augustus jl.
Vraag 8
De leden van de VVD-fractie onderstrepen het cruciale belang van onverminderde steun
aan Oekraïne en zien met instemming de plannen om de Oekraïense defensie-industrie
te versterken. De recente ontwikkeling van de «Flamingo» langeafstandskruisraket is
hier een indrukwekkend voorbeeld van en toont de groeiende capaciteit van Oekraïne
om de agressor diep op eigen grondgebied te treffen. Hoe beoordelen de Ministers de
strategische impact van dit soort nieuwe wapensystemen? Aangezien dergelijke technologische
sprongen vaak het resultaat zijn van internationale samenwerking, vragen deze leden
op welke wijze Nederlandse ondernemers en kennisinstellingen proactief worden betrokken
bij de versterking van de Oekraïense defensie-industrie. Is er bijvoorbeeld al sprake
van Nederlandse betrokkenheid bij de ontwikkeling van langeafstandswapens en welke
kansen zien de Ministers voor verdere samenwerking op dit vlak, specifiek op gebieden
als drone-technologie en rakettechnologie?
Antwoord
Gezien de relatieve patstelling aan de frontlinie, kan de strategische impact van
langeafstand wapensystemen zeer groot zijn, om zo succesvol logistieke toeleveringslijnen
of productie- en opslaglocaties van materieel en munitie aan te grijpen.
In algemene zin worden Nederlandse ondernemers betrokken bij de versterking van Oekraïense
defensie-industrie. Dit kan zijn als toeleverancier van losse componenten tot aan
het in licentie produceren van producten, of als kennispartner. Vanuit de overheid
wordt samenwerking tussen bedrijven gefaciliteerd. Nederland onderzoekt de intensievere
samenwerking op het gebied van de defensie-industrie. In het kader van het Build with
Ukraine initiatief vinden er ook besprekingen plaats met Nederlandse en Oekraïense
bedrijven. In de komende periode zal een Letter of Intent (LOI) worden getekend, gevolgd
door een Memorandum of Understanding (MOU) waarin de gemaakte afspraken zullen worden
vastgelegd.
Vraag 9
De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over de snelheid waarmee Europese steun
Oekraïne bereikt. De recente voorstellen in het kader van het «Defence Readiness Omnibus»
pakket beogen procedures te versnellen. Delen de Ministers de mening dat bureaucratische
obstakels de effectiviteit van onze steun ondermijnen? Naast het versnellen van procedures
is het opschalen van de productie cruciaal.
Antwoord
Als het gaat om steun aan Oekraïne is het belangrijk om onderscheid te maken tussen
acute bilaterale steun, en langere termijn steun in de vorm van samenwerking met Oekraïne
en de opschaling van de Europese- en Oekraïense defensie-industrieën. De Defence Readiness
Omnibus zal met name barrières voor langere termijn samenwerking en opschaling wegnemen.
Vraag 10
Zijn er al finale investeringsbeslissingen genomen voor nieuwe productiefaciliteiten
in Europa? Ervaren de Ministers belemmeringen vanuit de Verenigde Staten bij de licensering
van cruciale systemen, zoals Patriot-interceptors en welke vooruitgang wordt geboekt
om deze weg te nemen? Zijn de voorgestelde maatregelen in het licht van dit alles
wel afdoende om de levering van essentieel materieel daadwerkelijk te versnellen?
Antwoord
Elk land is verantwoordelijk voor de eigen investeringsbeslissingen in nieuwe productiefaciliteiten.
De samenwerking tussen Defensie en VDL in Born is een voorbeeld waar Defensie een
dergelijke investering doet in Nederland. Zo zijn er ook elders in Europa reeds investeringsbeslissingen
genomen voor nieuwe productiefaciliteiten of de uitgebreiding van bestaande faciliteiten.
De VS hanteert standaardprocessen voor de productie van Amerikaanse systemen in Europa.
Nederland volgt deze processen. Nederland dringt er samen met andere Europese landen
op aan bij de VS om deze processen versneld te doorlopen. Ook de Amerikaanse regering
heeft aangegeven deze procedures te willen versnellen. Daarnaast vindt er op verschillende
niveaus overleg plaats over aanvullende mogelijkheden voor coproductie en licensering.
Na jarenlange bezuinigingen zet Defensie nationaal, Europees en internationaal in
op mechanismen die bijdragen aan versnelling en opschaling van de productiecapaciteit
van de industrie. Het is te vroeg om conclusies te trekken over de effecten van nieuwe
EU-initiatieven. Nederland verwelkomt EU-initiatieven die kunnen bijdragen aan effectieve
samenwerking voor het versnellen en opschalen van productiecapaciteit. De productiecapaciteit
in Europa groeit sneller dan voorheen, maar nog steeds is meer versnelling en opschaling
noodzakelijk.
Vraag 11
De leden van de VVD-fractie steunen de versterking van de Europese defensie-industrie,
maar benadrukken dat dit moet leiden tot een eerlijk speelveld en concrete voordelen
voor de Nederlandse technologische en industriële basis. In de appreciatie van de
tussentijdse evaluatie van het Europees Defensiefonds (EDF) wordt de zorg geuit dat
lidstaten die cofinanciering bijdragen onvoldoende gebruiks- en toegangsrechten krijgen
op de resultaten. Welke concrete garanties gaan de Ministers vragen tijdens de Raad
om te verzekeren dat Nederlandse investeringen in EDF-projecten ook leiden tot direct
bruikbare kennis en technologie voor onze eigen krijgsmacht en kansen voor onze ondernemers?
Hoe wordt de beoogde (co-)Lead Nation rol voor Nederland op het gebied van drones
en counter-dronesystemen ingezet om deze belangen te borgen? De leden van de VVD-fractie
constateren met tevredenheid dat het kabinet aandachtspunten heeft naar aanleiding
van de tussentijdse evaluatie van het EDF.
Antwoord
Tijdens de RBZ van 28-29 augustus zal de tussentijdse evaluatie van het EDF niet besproken
worden. De specifieke kwestie van rechten voor co-financierende lidstaten in het EDF
is wel onderdeel van de onderhandelingen over de Defence Readiness Omnibus.1
Zoals benoemd in de appreciatie op de tussentijdse evaluatie van het EDF en in het
BNC-fiche over de Defence Readiness Omnibus, geeft de huidige EDF-verordening lidstaten
onvoldoende handvatten om aanspraak te maken op rechten van resultaten van EDF-ontwikkelingsprojecten.
Het zou lidstaten en deelnemende partijen helpen als EDF-documentatie vanuit de Commissie
inzichtelijk maakt waar lidstaten recht op hebben. Zo is het voor deelnemers aan het
EDF duidelijk dat lidstaten bepaalde toegangs- en gebruiksrechten op de resultaten
uit EDF-projecten verwachten als tegenprestatie voor de noodzakelijke cofinanciering.
Het oppakken van een (co-)lead nation rol op het gebied van drones en counter-dronesystemen biedt kansen voor Nederland.
De coördinatie van dit onderwerp biedt mogelijkheden om EU-initiatieven zoveel als
mogelijk in lijn te brengen met Nederlandse doelstellingen. Dit geldt zowel voor de
capaciteitsdoelstellingen van de krijgsmacht, als het beter positioneren van nationale
industrie in een internationaal speelveld.
Vraag 12
De leden van de VVD-fractie zijn verheugd dat de Commissie, mede op aandringen van
Nederland, in het «Defence Readiness Omnibus» pakket erkent dat regelgeving uit vredestijd
de noodzakelijke versnelling van onze defensiegereedheid in de weg kan staan. De verduidelijking
van uitzonderingen in bijvoorbeeld milieu- en natuurwetgeving is een stap in de goede
richting, maar de leden vragen zich af of dit voldoende is. Zijn de Ministers bereid
om in Europees verband te pleiten voor daadwerkelijke aanpassingen van wetgeving,
daar waar interpretatieruimte en verduidelijking onvoldoende soelaas bieden om de
gereedheid van onze krijgsmacht en de opschaling van de industrie voor 2030 te realiseren?
Antwoord
Het kabinet pleit voor uitzonderingen voor defensie in EU-wetgeving waar dat de gereedstelling
van de krijgsmacht onevenredig belemmert, zoals opgenomen in het non-paper voor het
Witboek Defensiegereedheid 2030 en het BNC-fiche over het Commissievoorstel voor de
Defence Readiness Omnibus. Zoals ook benoemd in dit BNC-fiche is het kabinet positief
dat de Commissie expliciteert dat defensiegereedheid een dwingend openbaar belang
kan vertegenwoordigen in de zin van het EU-recht. Dat kan lidstaten, en daarmee ook
Nederland, helpen bij de inschatting wanneer een beroep kan worden gedaan op een uitzondering.
Het kabinet is positief over de erkenning dat de vereisten van compenserende en mitigerende
maatregelen in verhouding moeten staan tot het vereiste van defensiegereedheid in
2030. Het kabinet is van mening dat dit ook in wetgeving had moeten worden verwerkt
en blijft zich in Europa inzetten voor de uitzondering op de compensatieverplichting
zoals voortvloeit uit de Natuurherstelverordening en de Habitatrichtlijn voor defensieactiviteiten,
zodat andere publieke belangen zoals wonen, energie-infrastructuur en landbouw niet
geschaad worden.
Vraag 13
Ten aanzien van de «Defence Readiness Omnibus» vragen de leden van de VVD-fractie
zich ook af of de voorstellen ver genoeg gaan. Met ander woorden: gaan deze voorstellen
daadwerkelijk leiden tot het sneller en eenvoudiger kunnen inkopen door Defensie?
En gaan de voorstellen daadwerkelijk leiden tot fors vereenvoudigde en versnelde vergunningsverlening?
Zijn er regels die geschrapt moeten worden om de 60 dagen termijn in de praktijk te
realiseren?
Antwoord
Voor wat betreft vergunningverlening zijn defensie gereedstellingsprojecten gebaat
bij versnelling van de uitvoering en versnelling van de procedures, gezien de huidige
geopolitieke omstandigheden. Het voorstel geeft hiervoor mogelijkheden aan de lidstaten.
De 60 dagen termijn wijkt niet af van de nationale wettelijke beslistermijnen voor
de meeste vergunningen. De gevolgen voor het verlenen van een vergunning waarvoor
een langere wettelijke beslistermijn geldt moet nog worden onderzocht. Daarbij geldt
overigens dat procedures voor het verkrijgen van een natuurvergunning vaak vertragen,
doordat het Nederlandse vergunningensysteem complex en tijdrovend is, met lange doorlooptijden
en strikte eisen waaraan moeten worden voldaan. Als gevolg hiervan duurt de totale
procedure voor het verkrijgen van een natuurvergunning aanzienlijk langer, waarbij
de wettelijke termijnen voor vergunningverlening ruimschoots worden overschreden.
In sommige gevallen kan dit zelfs jaren duren.
Zoals uiteengezet in de Kamerbrief «Startpakket Nederland van het slot» van 25 april
jl. worden ook in de MCEN de mogelijkheden verkend over wat er mogelijk is of kan
worden in het Nederlandse vergunningensysteem.2
Vraag 14
De leden van de VVD-fractie zien dat in diverse voorstellen, zoals het «ReArm Europe
Plan», wordt ingezet op het flexibiliseren van EU-fondsen, waaronder cohesiegelden,
ter versterking van de defensie-industrie. Hoe gaan de Ministers ervoor waken dat
deze middelen evenwichtig over de Unie worden verdeeld en niet hoofdzakelijk ten goede
komen aan de industrie in de grootste lidstaten? Op welke wijze wordt verzekerd dat
ook het Nederlandse MKB en innovatieve startups effectief kunnen profiteren van deze
nieuwe financieringsmogelijkheden, zodat de gehele Europese defensie technologische
en industriële basis (EDTIB) wordt versterkt?
Antwoord
Het doel van Europese initiatieven, zoals het Witboek Gereedstelling 2030 en ReArm
Europe, is het versterken van de Europese defensie-industrie. Grensoverschrijdende
toeleveringsketens die industriële samenwerking faciliteren, zijn essentieel voor
de opbouw van een kostenefficiënte en veerkrachtige Europese defensie-industrie. Zo
wordt het innovatieve potentieel van Europese mkb’ers volledig benut. Europese grensoverschrijdende
toeleveringsketens zullen zich niet spontaan ontwikkelen, maar vereisen nieuwe regels,
voorwaarden en stimulansen om een aanzienlijke toename van samenwerking te realiseren.
Daarom maakt Nederland zich daar hard voor in het Europees Defensie-Industrie Programma
(EDIP). Dat biedt ook meer kansen voor de Nederlandse industrie, omdat die voor een
belangrijk deel bestaat uit toeleveranciers van Original Equipment Manufacturers uit de grootste lidstaten.
Deze criteria in EU-wetgeving helpen om de Nederlandse industrie onderdeel te laten
worden van grotere consortia, maar daarnaast is er meer nodig. Dit vergt ook actieve
positionering van de Nederlandse industrie en kennisinstellingen in de internationale
leveringsketens. Nederland stelt komende jaren in totaal 1,15 miljard euro beschikbaar
ter versterking van de Nederlandse defensie technologische en industriële basis. Dit
wordt ook ingezet voor het internationaal positioneren van de Nederlandse industrie,
waaronder het mkb en innovatieve startups. Het kabinet tracht tevens de Nederlandse
industrie te ondersteunen om aanspraak te maken op EU-financiering middels voorlichting,
matchmaking, inzet van een bijzonder vertegenwoordiger en thematische missies naar
potentiële partners.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de Raad Buitenlandse Zaken Defensie van 28 en 29 augustus 2025. Deze leden
hebben enkele vragen en opmerkingen over de inzet van het kabinet gedurende deze Raad.
Vraag 15
De leden van de NSC-fractie merken op dat bij de verdere uitwerking van de zogenoemde
coalition of the willing diverse vragen rijzen. De leden zijn benieuwd welke specifieke
rol Nederland speelt in de huidige plannen voor de «geruststellingsmacht». Wat is
de Nederlandse inzet ten aanzien van de uitwerking van de «artikel 5-achtige» veiligheidsgarantie
voor Oekraïne?
Antwoord
Nederland is aangesloten bij internationale gesprekken over de uitwerking van veiligheidsgaranties
voor Oekraïne, onder andere in de Coalition of the Willing. De discussie hierover is nog volop gaande. Voorop staat dat Nederland Oekraïne actief
en onverminderd blijft steunen. In dat licht sluit het kabinet op voorhand geen opties
uit. Het kabinet zal uw Kamer op de hoogte houden van verdere ontwikkelingen.
Vraag 16
Daarnaast vragen deze leden zich af hoe het staat met het Duitse verzoek om soepelere
begrotingsregels toe te passen. Is de bijbehorende deadline hierdoor verschoven?
Antwoord
Duitsland heeft eind juli zijn budgettair-structurele plan voor de middellange termijn
ingediend waarin hun begrotingsplannen verder worden uitgewerkt. Zodra de Europese
Commissie haar beoordeling heeft gepubliceerd, wordt uw Kamer hierover nader geïnformeerd,
zoals aangegeven in de Kamerbrief over implementatie van het Europees begrotingsraamwerk.
De Duitse aanvraag voor activatie van de nationale ontsnappingsclausule wordt gelijktijdig
beoordeeld met het budgettair-structurele plan.
De nationale ontsnappingsclausule kan worden geactiveerd op aanvraag van een lidstaat,
onder de voorwaarden dat i) er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden buiten
de controle van de lidstaat, ii) deze uitzonderlijke omstandigheden een grote impact
hebben op de overheidsfinanciën en iii) de schuldhoudbaarheid op de middellange termijn
niet in gevaar komt.
Vraag 18
De leden van de NSC-fractie constateren dat het Verenigd Koninkrijk in afwachting
is van de start van onderhandelingen over verdere toegang tot de SAFE-leningen. De
leden zijn benieuwd wanneer de Minister verwacht dat de onderhandelingen met het VK
over verdere toegang tot SAFE van start gaan. Verwacht de Minister dat deze onderhandelingen
zijn afgerond voordat EU-lidstaten hun plannen voor het gebruik van de leningen moeten
indienen? Zou Nederland ervoor kunnen pleiten om deze onderhandelingen onmiddellijk
te starten en daarbij de overweging mee te geven om de deadline eventueel met enkele
maanden te verlengen, indien samenwerking met het VK anders in het gedrang komt?
Antwoord
Nederland hecht veel belang aan samenwerking op het gebied van defensie met belangrijke
partnerlanden, waaronder het Verenigd Koninkrijk. Tijdens de SAFE-onderhandelingen
heeft Nederland dan ook gepleit voor de mogelijkheid om SAFE, middels een additionele
overeenkomst, meer open te stellen voor de industrie uit het Verenigd Koninkrijk.
Nederland zal zich inzetten voor een snelle afronding van de onderhandelingen over
deze additionele overeenkomst, voordat de eerste deadline voor het indienen van projecten
onder SAFE verstrijkt. Deze onderhandelingen zullen waarschijnlijk in september van
dit jaar van start gaan. Het is niet mogelijk om de deadline uit de SAFE-verordening
te veranderen, maar SAFE biedt wel de mogelijkheid voor een tweede ronde van voorstellen.
Vraag 19
De leden van de NSC-fractie constateren dat in de laatste dagen van het Poolse EU-voorzitterschap
een akkoord is bereikt over een gezamenlijke Raadspositie inzake het door de Europese
Commissie voorgestelde Europees Defensie Industrie Programma (EDIP). De leden willen
graag weten in hoeverre het kabinet de analyse van denktank Bruegel en het Kiel Instituut
deelt dat de productiecapaciteit van de Europese defensie-industrie met een factor
vijf moet worden opgeschaald om een adequaat antwoord te kunnen bieden op de Russische
oorlogsindustrie. Welke risico’s ziet het kabinet voor samenwerking met partnerlanden
indien het uiteindelijke akkoord over EDIP even strikt of strikter wordt dan de huidige
Raadspositie? Hoe beoordeelt het kabinet daarnaast het voorstel van het Europees Parlement
om het EDIP-budget aan te vullen met bijdragen van de EU-lidstaten?
Antwoord
De jarenlange bezuinigingen op Defensie hebben ertoe geleid dat de vraag naar Europese
defensieproducten is afgenomen. Als gevolg heeft de Europese defensie-industrie de
productiecapaciteit daarop ingericht. Nederland deelt de analyse dat de productiecapaciteit
van de Europese defensie-industrie sterk moet toenemen, maar daarbij gaat het niet
enkel over de omvang. Cruciaal is dat de Europese defensie-industrie op een effectieve
wijze opschaalt, waarbij het noodzakelijk is om meer langetermijnperspectief te bieden
en waar mogelijk ook gezamenlijk met andere landen op te trekken.
Het Europees Defensie Industrie Programma (EDIP) is een belangrijk EU-instrument gericht
op het versterken van de Europese defensie-industrie, met name gericht op het stimuleren
van samenwerking. De voorwaarden uit EDIP gaan onder andere over de vraag welke producenten
en producten in aanmerking komen voor financiering. Voorbeelden van criteria zijn
of de eigenaar van het bedrijf uit een derde land mag komen en welk percentage van
het product uit componenten uit derde landen mag bestaan. Te strikte regels omtrent
het toestaan van EU-financiering voor producenten, producten en/of componenten uit
derde landen kunnen ervoor zorgen dat deze financiering voor een te beperkt scala
aan producten kan worden ingezet. Het blijft voor lidstaten uiteraard mogelijk om
buiten EU-financiering om te investeren in ieder gewenst materieel.
Het voorstel om EDIP aan te vullen met verplichte bijdragen van EU-lidstaten acht
Nederland onwenselijk en juridisch niet houdbaar. EU-financiering voor het opschalen
van de defensie-industrie dient binnen het MFK te worden gevonden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I. Kahraman, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie -
Mede ondertekenaar
N.E. Manten, adjunct-griffier