Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Podt en Bamenga over “Het Uitvoeringsprogramma Impuls KRW Utrecht”
Vragen van het lid Podt en Bamenga (beiden D66) aan de Ministers van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur en van Infrastructuur en Waterstaat over het Uitvoeringsprogramma Impuls KRW Utrecht (ingezonden 28 april 2025).
Antwoord van Minister Wiersma (Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur), mede
namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 22 augustus 2025).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 2284.
Vraag 1
Hoe kan het dat Nederland, met een aanloop van 27 jaar, niet in staat is om te voldoen
aan de doelen in de Kaderrichtlijn Water (KRW)?1
Antwoord 1
De KRW is van kracht sinds 2000. De eerste stroomgebiedbeheerplannen, met daarin de
toestand en maatregelen om de doelen waar nodig dichterbij te brengen, zijn van 2009.
In de stroomgebiedbeheerplannen van 2015 en de huidige van 2021 (tot 2027) zijn aanvullende
maatregelen opgenomen en is de toestand gemiddeld genomen verbeterd. Inmiddels wordt
voldaan aan ongeveer 80% van de normen en aan 20% nog niet. Van die 20% gaat het voor
een deel om nieuwe stoffen en nieuwe normen, waarvoor meer tijd beschikbaar is dan
2027. Voor een deel gaat het om ubiquitaire2 stoffen, waarvan de maatregelen veelal al genomen zijn en we alleen kunnen wachten
tot deze uit het milieu zijn verdwenen. Voor het resterende deel worden tot 2027 maatregelen
uitgevoerd, maar zullen er mogelijk ook na 2027 maatregelen getroffen moeten worden.
Daarbij komen andere factoren die maken dat soms niet kan worden voldaan aan de doelen
in de KRW, denk aan klimaatverandering en de invloed van exoten zoals de Amerikaanse
rivierkreeft. Uit de evaluatie van de stroomgebiedbeheerplannen door de Europese Commissie
blijkt dat nagenoeg alle lidstaten nog een stevige opgave hebben om de doelen tijdig
te bereiken. Uw Kamer is hier maart jl. over geïnformeerd (Kamerstuk 27 625, nr. 701).
Vraag 2
Kunt u toelichten welke «politiek-bestuurlijke afwegingen met alle andere ruimtelijke,
economische en milieubelangen, en keuzes over de inzet van schaarse capaciteit en
financiële middelen»3 er spelen die de noodzakelijke extra maatregelen voor het behalen van de KRW belemmeren?
Antwoord 2
Uw Kamer wordt met regelmaat geïnformeerd over het rijksbeleid op onderwerpen zoals
mest, gewasbeschermingsmiddelen, VTH, etc. Ook regionale overheden maken afwegingen
bij de te nemen maatregelen en de inzet van middelen. Daarbij worden keuzes gemaakt,
zoals over het gebruik van ruimte, het verdienvermogen van bepaalde sectoren en de
toelaatbaar geachte stijging van belasting van burgers en bedrijven. Reeds in 2006
is afgesproken om maximaal de tijd te nemen om de KRW doelen «haalbaar en betaalbaar»
te realiseren (Kamerstuk 27 625, nr. 80). Mede gezien de nieuwe opgaven, zie ook het vorige antwoord, blijven dergelijke
afwegingen actueel.
Vraag 3
Kunt u toelichten waarom de afwegingen van vraag 2 zwaarder wegen dan de consequenties,
voor boeren, de bouw en de natuur, die voortvloeien uit het niet halen van de KRW?
Antwoord 3
Die afwegingen wegen niet per se zwaarder dan de consequenties, voor boeren, de bouw
en de natuur, die voortvloeien uit het niet halen van de KRW. Bij de afwegingen wordt
er rekening mee gehouden dat de KRW legitieme uitzonderingen kent, die ingezet kunnen
worden als doelen niet tijdig worden behaald. Hoewel de ruimte voor uitzonderingen
vanaf 2027 kleiner wordt, zijn er dan nog steeds uitzonderingen mogelijk.
Vraag 4
Vindt u het terecht dat provincie Utrecht wel aanvullende maatregelen treft om te
voldoen aan de doelen van de KRW? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe kan het dat provincie
Utrecht hier stappen op zet en het Rijk achter blijft?
Antwoord 4
In de stroomgebiedbeheerplannen is aangegeven dat gemeenten, waterschappen, provincies
en het rijk een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor de uitvoering van de
KRW. Dit is ook geregeld in de Omgevingswet. Het is aan individuele overheidsorganen
om af te wegen in hoeverre aanvullende maatregelen gepast zijn. Om te voldoen aan
de doelen van de KRW is een combinatie van generieke en gebiedsgerichte maatregelen
optimaal. Generieke maatregelen leiden tot een gelijk speelveld, maar hebben het risico
dat soms maatregelen gelden wanneer dat niet nodig is. Gebiedsgerichte maatregelen
kunnen dan maatwerk leveren. Partijen stemmen hun inzet af in Regionale Bestuurlijke
Overleggen en in het landelijke Bestuurlijk Overleg KRW.
Vraag 5
Hoe reflecteert u op de dertien aanvullende maatregelen die de provincie Utrecht treft
om aan de eisen van de KRW te voldoen?
Antwoord 5
Het betreft hier een ontwerp uitvoeringsprogramma dat nog definitief moet worden vastgesteld
door de provincie Utrecht. Het beoordelen van dit ontwerp uitvoeringsprogramma is
de verantwoordelijkheid van de provincie zelf, een rijksreflectie op de voorgestelde
maatregelen is niet gepast.
Vraag 6
Bent u van plan deze maatregelen gedeeltelijk of helemaal over te nemen? Zo ja, welke?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Het gaat hier om maatregelen van de provincie Utrecht, gericht op de resterende opgave
daar. Zoals alle gebiedsgerichte maatregelen worden deze overgenomen in de stroomgebiedbeheerplannen,
maar dat is niet hetzelfde als opnemen van deze maatregelen in het generieke beleid.
Vraag 7
Welke lessen trekt u uit de aanpak van provincie Utrecht?
Antwoord 7
Deze maatregelen zijn een zelfstandige keuze van de provincie Utrecht.
Vraag 8
Waarom blijft het Rijk achter, daar waar provincie Utrecht ervoor kiest stevig in
te zetten op verminderd gebruik van bestrijdingsmiddelen, omdat deze bron van vervuiling
een grote factor speelt bij het behalen van de KRW-doelen?
Antwoord 8
Zoals beschreven in het antwoord op vraag 4, is de KRW opgave een gezamenlijke opgave
van rijk en decentrale overheden. Het rijk richt zich – naast de coördinerende rol
over het geheel van maatregelen – daarbij ten aanzien van bestrijdingsmiddelen hoofdzakelijk
op generieke maatregelen. Het betreft aanpassingen en aanscherpingen ten aanzien van
het gebruik van bestrijdingsmiddelen in het Besluit activiteiten leefomgeving, herbeoordeling
van de toelating van bestrijdingsmiddelen op basis van KRW genormeerde stoffen en
acties in het kader van het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming gericht
op het terugdringen van emissies van gewasbeschermingsmiddelen in het algemeen. Eerder
is uw Kamer geïnformeerd over acties in het kader van het KRW Impulsprogramma over
normoverschrijdende stoffen, waaronder bestrijdingsmiddelen (Kamerstuk 27 625 nr. 696) en heeft uw Kamer het jaarplan 2025 van het Uitvoeringsprogramma ontvangen (Kamerstuk
27 858 nr. 706). In mei 2025 ontving uw Kamer een brief waarin onder meer wordt ingegaan op grondwaterbeschermingsgebieden
en toelatingsbeleid (Kamerstuk 27 858, nr. 712).
Vraag 9
Bent u het eens dat voor boeren de administratieve lasten en het doelbereik ongunstig
zijn als doelen van verschillende beleidsterreinen niet op elkaar afgestemd zijn,
zoals de verkleinde bufferstroken voor mest waarbij geen rekening werd gehouden met
de waterkwaliteit? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke concrete stappen zet u, of heeft
u met succes gezet, om de toelating van bestrijdingsmiddelen en het 8e actieprogramma
nitraatrichtlijn af te stemmen op de doelen van de KRW?
Antwoord 9
Ja, ten algemene is het ongunstig als doelen en met name de daaruit afgeleide normen
en maatregelen van verschillende beleidsterreinen niet op elkaar afgestemd zijn. Dat
proberen we dan ook zoveel mogelijk te voorkomen. Voor wat betreft het voorbeeld van
de verkleinde bufferstroken wordt verwezen naar de Kamerbrief van eind 2024 waarin
is ingegaan op de verkleinde bufferstroken, ofwel de derogatievrije zones rondom Natura2000-gebieden
(Kamerstuk 27 625/33 037, nr. 687) naar aanleiding van de toezegging aan het lid Bamenga (D66) bij het Commissiedebat
Water van 24 september 2024. Daarin is toegelicht dat de effecten van deze verkleining
op de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater naar verwachting minimaal is.
Het 8e actieprogramma Nitraatrichtlijn heeft conform de Nitraatrichtlijn als doel om waterverontreiniging
van grond- en oppervlaktewater door nutriënten afkomstig van de landbouw te voorkomen
en te verminderen, te voldoen aan de norm van 50 mg/l nitraat in het bovenste grondwater
en eutrofiëring (stikstof en fosfor) van het oppervlaktewater tegen te gaan. In een
analyse (doorrekening) wordt het effect op de waterkwaliteit van mogelijke maatregelen
voor het 8e actieprogramma in beeld gebracht ten behoeve van doelen van de Nitraatrichtlijn en
de KRW, voor zover het nutriënten afkomstig van de landbouw betreft. U bent recent
door de Minister van LVVN geïnformeerd over de voortgang hiervan (Kamerstuk 33 037, nr. 597). Hierbij is aangegeven dat ook wordt gekeken naar bedrijfseconomische effecten en
de mate van inpasbaarheid in de bedrijfspraktijk, zodat rekening gehouden kan worden
met de administratieve lasten en het doelbereik voor waterkwaliteit.
Op het gebied van bestrijdingsmiddelen zijn de eerste stappen in gang gezet om de
toelating van gewasbeschermingsmiddelen met KRW genormeerde stoffen als werkzame stof
te gaan herbeoordelen indien die structureel tot normoverschrijdingen hebben geleid.
Daarover is uw Kamer nader geïnformeerd (Kamerstuk 27 858, nr. 712). Voor biociden (valt ook onder de definitie van bestrijdingsmiddelen) zal worden
onderzocht of dat ook nodig is.
Vraag 10
Zult u zich in de Europese Commissie hard maken om de beleidsdoelen van het KRW, de
Nitraatrichtlijn en de Richtlijn Duurzaam Gebruik Gewasbeschermingsmiddelen te harmoniseren?
Antwoord 10
De beleidsdoelen van de KRW, de Nitraatrichtlijn en de Richtlijn duurzaam gebruik
pesticiden kennen een verschillende historie en aanleiding, maar sluiten wel op elkaar
aan en verwijzen in een aantal gevallen naar elkaar. Het is aan de lidstaat om bij
de implementatie van de richtlijnen de maatregelen op elkaar af te stemmen, daarbij
rekening houdend met de situatie in de praktijk.
Wij zetten ons zo nodig in het voor het Europees harmoniseren van de beleidsdoelen
van deze drie richtlijnen, indien dit wenselijk is vanwege een eenduidige implementatie
in de Lidstaten en om tegenstrijdigheden te voorkomen. Afstemming van de doelen van
de KRW met de doelen van de Nitraatrichtlijn is hiervan een voorbeeld. De Richtlijn
duurzaam gebruik pesticiden bevat zelf geen kwantitatieve doelen en normen zoals de
KRW en de Nitraatrichtlijn maar vraagt Lidstaten om zelf (beleids)doelen vast te stellen.
Vraag 11
Bent u het eens – gezien het weglekkende karakter van bestrijdingsmiddelen naar grond-
en oppervlaktewater – dat het gebruik van bestrijdingsmiddelen vergunningplichtig
zou moeten worden, in ieder geval voor het lekkende (lozende) deel? Zo nee, hoe kunt
u garanderen dat boeren niet te veel bestrijdingsmiddelen lozen in nabijgelegen wateren?
Zo ja, wanneer kan de Kamer een voorstel verwachten?
Antwoord 11
Veel van de regels voor het gebruik van bestrijdingsmiddelen die zijn vastgelegd in
het Besluit activiteiten leefomgeving zijn overgenomen uit het vroegere Activiteitenbesluit
milieubeheer (gebaseerd op de Wet milieubeheer en de Waterwet). Algemene regels die
lozingen van gewasbeschermingsmiddelen naar oppervlaktewater reduceren zijn afkomstig
uit de oorspronkelijke Lozingenbesluiten voor a) open teelten en veehouderij en b)
glastuinbouw (Wet verontreiniging oppervlaktewateren). Het gaat om generieke maatregelen
zoals teeltvrije zones, driftreducerende spuitdoppen etc. en om puntlozingen uit o.a.
gebouwen, kassen, installaties en van erven. Per situatie is gekozen welke type maatregel
het best aansluit bij de praktijk en tevens naleefbaar en handhaafbaar is. Als lokaal
aanvullende maatregelen nodig zijn, bijvoorbeeld om ter plaatse aan de KRW te voldoen,
kunnen deze door het bevoegd gezag via maatwerk worden opgelegd. Momenteel is een
wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving in voorbereiding waarmee algemene
regels die lozingen naar oppervlaktewater (waaronder ook vanuit de glastuinbouw) reguleren,
worden geactualiseerd. Naar aanleiding van de door de Minister van IenW tijdens het
CD Water van 26 maart 2025 aan het lid Kostić (PvdD) gedane toezegging over het behalen
van waterkwaliteitsdoelen voor bestrijdingsmiddelen (gewasbeschermingsmiddelen en
biociden) is uw Kamer daarover op 18 juli 2025 nader geïnformeerd (Kamerstuk 27 625, nr. 716).
Vraag 12
Welke concrete maatregelen neemt u om te compenseren voor het wegvallen van het Nationaal
Programma Landelijk Gebied, waar veel maatregelen en doelen in stonden om de waterkwaliteit
te verbeteren en in lijn te brengen met de KRW?
Antwoord 12
Dit kabinet kiest voor de aanpak om, aanvullend op generiek beleid voor nutriënten
en gewasbeschermingsmiddelen, via doelsturing met de boer aan het roer en via gebiedsgericht
beleid waar dit nodig is, bij te dragen aan de KRW-doelen die betrekking hebben op
de landbouw. De gebiedspecifieke aanpak richt zich onder meer op een deel van de grondwaterbeschermingsgebieden
en op de beekdalen. De Minister van LVVN wil deze gebiedspecifieke aanpak vormgeven
via Ruimte voor Landbouw en Natuur en maatregelen in de betreffende gebieden ondersteunen
via het instrumentarium van het agrarisch natuurbeheer (ANB).
Vraag 13
Kunt u toelichten waarom de provincies Gelderland en Utrecht wel over kunnen gaan
tot het (meer) beperken of het stoppen van het gebruik van bestrijdingsmiddelen in
grondwaterbeschermingsgebieden?
Antwoord 13
Het is aan deze provincies om zelf afwegingen te maken in het gebruik van hun wettelijke
bevoegdheden. Zij zijn daartoe als bevoegd gezag aangewezen in de Omgevingswet en
het Besluit kwaliteit leefomgeving.
Vraag 14
Bent u het eens dat het, gezien de naderende deadline voor de KRW, onontkoombaar is
dat er boven op de Toekomstvisie Gewasbescherming 2030 en stroomgebiedsbeheerplan
2022–2027 meer maatregelen, vergelijkbaar met die van de provincie Utrecht nodig zijn?
Zo nee, hoe onderbouwt u dan concreet dat met de huidige omgang met bestrijdingsmiddelen
de KRW gehaald gaat worden?
Antwoord 14
In reactie op de KRW tussenevaluatie is uw Kamer al gemeld dat «de komende jaren nog
een stevige inzet nodig is» en er aanvullende maatregelen nodig zijn, onder meer op
het gebied van chemische stoffen (Kamerstuk 27 625, nr. 696). Op 18 juli 2025 heeft uw Kamer zoals aangekondigd in die brief een verdere uitwerking
gekregen van de tussenevaluatie KRW (Kamerstuk 27 625, nr. 716). Daarbij is ingegaan wat generiek nodig is vanuit rijksbeleid en wat regionaal moet
worden opgepakt mede ook gezien de door uw Kamer aangenomen motie Grinwis cs (Kamerstuk
27 858, nr. 664).
Vraag 15
Kunt u toelichten welke aanvullende concrete maatregelen u gaat nemen om te zorgen
dat de landbouw haar steentje bijdraagt aan het behalen van de KRW-doelen omtrent
chemische bestrijdingsmiddelen en meststoffen?
Antwoord 15
Zie het antwoord op vragen 8 en 9 over de rijksinzet inzake de opgave voor het behalen
van KRW doelen omtrent chemische bestrijdingsmiddelen en nutriënten.
Vraag 16
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat gewasbeschermingsmiddelen?
Antwoord 16
Het is helaas niet gelukt om de antwoorden eerder aan uw Kamer te sturen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur -
Mede namens
R. Tieman, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.