Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
34 632 (R2080) Voorstel van Rijkswet van de leden Paternotte en Mutluer tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap teneinde het nationaliteitsrecht te moderniseren, alsmede tot de in verband daarmee houdende goedkeuring van het voornemen tot opzegging van hoofdstuk I van het op 6 mei 1963 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag betreffende beperking van gevallen van meervoudige nationaliteit en betreffende militaire verplichtingen in geval van meervoudige nationaliteit (Trb. 1964, 4) en van het daarbij behorende Tweede Protocol (Trb. 1994, 265)
Nr. 10
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 22 augustus 2025
Inleiding
De leden van de VVD-fractie lezen dat de indieners principieel positief zijn over
het kunnen hebben van een meervoudige nationaliteit. Hoe kijken zij aan tegen de rechten
en plichten die gekoppeld zijn aan het hebben van een bepaalde nationaliteit? Zijn
zij het met deze leden eens dat het problematisch kan zijn als een persoon met meerdere
nationaliteiten ook in meerdere landen stemrecht heeft, terwijl de binding met sommige
van deze landen inmiddels kan zijn verwaterd? Hoe kijken de indieners aan tegen de
binding die een persoon zou moeten hebben met een land om de nationaliteit te kunnen
dragen en hoe zou iemand dat in de ogen van de indieners moeten aantonen? Wat is hun
definitie van «effectieve band» waar de indieners meermaals over spreken? Hoe wordt
voorkomen dat inwoners van Nederland in de toekomst een waaier aan nationaliteiten
kunnen hebben? Hoe zien de indieners de unieke waarde van het hebben van de Nederlandse
nationaliteit?
De initiatiefnemers zien het hebben van stemrecht in meerdere landen niet als obstakel.
Zij verwachten niet dat mensen de behoefte zullen voelen om te stemmen in landen waar
zij geen band mee hebben, ongeacht hun nationaliteit. Voor Nederlanders die buiten
Nederland wonen geldt bijvoorbeeld de registratieplicht, waardoor nu een klein deel
van de Nederlanders in het buitenland een stem kan uitbrengen bij verkiezingen voor
de Staten-Generaal of het Europees Parlement. Voor wie de Nederlandse nationaliteit
verwerft geldt dat de effectieve band in Nederland getoetst wordt middels de inburgeringsprocedures
en alle geldende voorwaarden voor naturalisatie, daar zal met het voorliggende wetsvoorstel
geen verandering in worden aangebracht. Van degenen die in Nederland zijn geboren
met een Nederlandse nationaliteit, wordt deze band aangenomen.
De leden van de BBB-fractie lezen dat de initiatiefnemers voorstellen om in de Rijkswet
op het Nederlanderschap de opgenomen afstandsverplichting te schrappen. Het gaat hier
enerzijds om de verplichting voor buitenlanders die in een van de landen van het Koninkrijk
wonen en die een verzoek doen om Nederlander te worden, om afstand te doen van de
oorspronkelijke nationaliteit; anderzijds gaat het om de verplichting voor Nederlanders
die buiten het Koninkrijk wonen en vrijwillig een andere nationaliteit willen aannemen,
om afstand te doen van de Nederlandse nationaliteit.
Om vervelende situaties te voorkomen waarbij men zonder weten de Nederlandse nationaliteit
verliest bij het aannemen van een tweede nationaliteit, stellen de initiatiefnemers
voor om de afstandsverplichting uit de wet te halen, zo lezen de leden van de BBB-fractie.
In de praktijk betekent dit dat iedereen altijd en overal een dubbele nationaliteit
kan aannemen. In verband met dubbele loyaliteiten achten deze leden dit onwenselijk.
Zij delen echter wel de mening dat het vervelend is om zonder dit te weten de Nederlandse
nationaliteit te verliezen. Deze leden stellen voor om een termijn van een aantal
jaar in te voeren waarna de Nederlandse identiteit verloopt. De afstandsverplichting
treedt dus na een aantal jaar in werking. Op deze manier heeft men een aantal jaar
de tijd om erachter te komen dat hun Nederlanderschap afloopt en kunnen zij hier tussentijds
aan worden herinnerd. Hoe staan de initiatiefnemers tegenover dit voorstel?
Ten aanzien van personen die een dubbele nationaliteit hebben bestaat op dit moment
al een afstandsverplichting die na een aantal jaar in werking treedt, namelijk door
voor een periode van dertien jaar ononderbroken hoofdverblijf te hebben in het buitenland,
als in: buiten het Koninkrijk en de Europese Unie.1 Die periode wordt gestuit door de verstrekking van een verklaring omtrent het bezit
van het Nederlanderschap danwel van een reisdocument, Nederlandse identiteitskaart
of vervangende Nederlandse identiteitskaart in de zin van de Paspoortwet.2 In 2016 constateerde de Ombudsman dat de Nederlandse overheid Nederlanders in het
buitenland onvoldoende informeert over de mogelijkheid het Nederlanderschap te verliezen.3 Door de gebrekkige voorlichting verliezen velen onbewust en ongewild het Nederlanderschap.
De initiatiefnemers concluderen daarom dat een afstandsverplichting, ook als deze
pas intreedt na een paar jaar, onwenselijk is. De praktijk leert dat Nederlanders
zich vrijwel hun hele leven verbonden blijven voelen met de Nederlandse nationaliteit,
ook al wonen zij langere tijd in het buitenland. De initiatiefnemers zijn daarom geen
voorstander van een dergelijke afstandsverplichting.
Als het gaat om mensen die het Nederlanderschap juist willen verkrijgen, dan zijn
de leden van de BBB-fractie van mening dat de regels moeten blijven zoals deze nu
zijn. De afstandsverplichting van de buitenlandse identiteit moet blijven. Reden hiervoor
is sterke loyaliteit naar het land van herkomst en betere integratie wanneer men het
land van herkomst echt achter zich gelaten heeft. Naar Nederland komen is voor deze
leden ook zoveel mogelijk Nederlander worden en daar hoort het afstaan van de andere
nationaliteit ook bij. Wat vinden de initiatiefnemers van deze analyse? En wat vinden
de initiatiefnemers van de analyse dat het loslaten van de oorspronkelijke identiteit,
de integratie in Nederland bevordert?
De initiatiefnemers herkennen in de analyse van de BBB-fractie een bredere maatschappelijke
discussie over meervoudige nationaliteit en loyaliteit. Er zijn echter diverse onderzoeken
die aantonen dat het hebben van meerdere nationaliteiten niet leidt tot tegenstrijdige
loyaliteit. Zo stelt bijvoorbeeld de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR)
dat de vermenging tussen loyaliteit en nationaliteit onterecht is. Uit dat onderzoek
blijkt juist dat mensen zich gemakkelijker Nederlander kunnen voelen, gemakkelijker
nieuwe emotionele banden kunnen aangaan, wanneer men daarvoor niet de eerste nationaliteit
hoeft op te geven.4 De initiatiefnemers staan, mede gebaseerd op dat onderzoek, een modernisering van
het nationaliteitsrecht voor.
Verder maken de leden van de BBB-fractie zich zorgen over een toename van aanvragen
om Nederlander te worden. De huidige afstandsverplichting heeft een drempelverhogend
karakter om het Nederlanderschap aan te vragen in verband met het verplicht opzeggen
van de eerste nationaliteit. Hebben de initiatiefnemers hier rekening mee gehouden?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is hun de analyse over de eventuele stijging van de
aanvragen?
Door het schrappen van de afstandsverplichting bestaat er een kans op een mogelijk
kleine toename van het aantal naturalisatieverzoeken dat zal plaatsvinden. Dit is
echter lastig te voorspellen. Uit een inschatting van de IND uit 2021 volgt dat als
het aantal naturalisatieverzoeken met gemiddeld 3% toeneemt (1.000 aanvragen per jaar,
financieringskostprijs € 420 per verzoek) dit zou leiden tot een structurele kostenstijging
van circa € 420.000. Daartegenover staat dat als het onderhavige voorstel tot wet
wordt verheven er geen afstands/-intrekkingsprocedures (c.a. 9 Fte) en evenredigheidstoetsen
(c.a. 3 Fte) meer hoeven te worden uitgevoerd zodat er een besparing van circa € 908.600
plaatsvindt.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de reactie op het advies van de Afdeling
advisering van de Raad van State (hierna: de Afdeling) dat uitgangspunt van dit wetsvoorstel
het individuele perspectief en de eigen verantwoordelijkheid van burgers is. Een tweede
uitgangspunt is het beeld van de globaliserende wereld waar mensen minder aan één
land gebonden zijn. Voor deze leden is Nederland in de eerste plaats niet een verzameling
van individuen, maar een waardengemeenschap. Onderdeel zijn van die samenleving en
die waardengemeenschap, door het bezitten van de Nederlandse nationaliteit, brengt
rechten met zich mee én plichten. Die plichten zien inderdaad op juridische plichten,
denk aan de plicht tot belastingbetaling, maar ook op maatschappelijke verplichtingen.
Wie onderdeel is van de Nederlandse waardengemeenschap heeft zich ook in te zetten
voor het goede van de samenleving en te handelen naar de waarden van die gemeenschap.
Onderschrijven de initiatiefnemers dit principe? Zien zij niet dat er een spanning
ontstaat wanneer sprake is van een meervoudige nationaliteit van landen die fundamenteel
andere waarden nastreven? Wat is voor de indieners de waarde van het Nederlanderschap?
Zou bij wetswijzigingen omtrent het Nederlanderschap het onderdeel zijn van een waardengemeenschap
ook niet één van de uitgangspunten moeten zijn?
De initiatiefnemers hechten veel waarde aan het Nederlanderschap, maar zijn niet van
mening dat dit slechts is voorbehouden aan personen die op Nederlands grondgebied
zijn geboren. Het is ontegenzeggelijk waar dat sommige landen andere waarden nastreven
dan Nederland, daarom is een eerlijke en strenge inburgeringsprocedure en aandacht
voor integratie ook van groot belang, zowel voor als na het verkrijgen van de Nederlandse
nationaliteit. Het met succes afleggen van inburgering en daarmee het omarmen van
de Nederlandse waarden is een voorwaarde voor het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit,
daar willen de initiatiefnemers dan ook geen verandering in aanbrengen.
Spiegelbeeldig hieraan heeft het verkrijgen van het Nederlanderschap ook invloed op
anderen die Nederlander zijn, zo stellen de leden van de ChristenUnie-fractie. Voor
iemand die zich elders geworteld en gevestigd heeft, is het immers waarschijnlijk
dat deze persoon minder mogelijk- heden heeft om zijn plichten jegens de Nederlandse
samenleving te vervullen dan iemand die op Nederlands grondgebied woonachtig is.
Evenzo geldt dat iemand die meerdere nationaliteiten heeft ook aan meerdere samenlevingen
een maatschappelijke verplichting schuldig is. Het zelf en autonoom kiezen welke nationaliteiten
men aanneemt, zoals de indieners bepleiten, doet wat deze leden betreft derhalve niet
genoeg recht aan het perspectief van de samenleving. Zij zijn benieuwd naar de reflectie
van de initiatiefnemers op dit punt. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen al
met al of dit wetsvoorstel voldoende reflecteert wat de waarde is van het Nederlanderschap,
welke rechten en plichten voortvloeien uit het Nederlanderschap voor de persoon die
het Nederlanderschap verkrijgt dan wel behoudt, én voor de rest van de Nederlandse
samenleving.
De initiatiefnemers onderkennen dat het Nederlanderschap rechten én plichten met zich
meebrengt. Ook erkennen zij dat fysieke aanwezigheid in Nederland in veel gevallen
kan bijdragen aan de invulling van maatschappelijke betrokkenheid. Tegelijk achten
zij het belangrijk te benadrukken dat binding met Nederland zich niet beperkt tot
territoriale aanwezigheid. Ook Nederlanders die in het buitenland wonen, kunnen op
uiteenlopende manieren verbonden zijn met de Nederlandse samenleving – sociaal, cultureel,
economisch of via familiebanden. Het Nederlanderschap faciliteert en erkent die verbinding.
Uit onderzoek blijkt dan ook dat veel Nederlanders in het buitenland zich nog sterk
verbonden voelen met de Nederlandse samenleving.5 Een goed voorbeeld hiervan is ook Andre Geim. Als Nederlander verwierf hij in 2010
de nobelprijs voor Natuurkunde. Omdat hij zijn onderzoek grotendeels verricht in het
Verenigd Koninkrijk verkreeg hij enkele jaren later bij zijn investituur (het tot
ridder slaan) de titel «Sir» en de Britse nationaliteit. Dit jaar ontdekte hij dat
Nederland hem om die reden automatisch de Nederlandse nationaliteit afnam. Tot zijn
grote verdriet werd hem te verstaan gegeven dat hij zijn Nederlandse paspoort moest
komen inleveren op de ambassade om te voorkomen dat een opsporingsverzoek bij Interpol
zou worden uitgezet. De initiatiefnemers zijn van mening dat in de geglobaliseerde
wereld van nu, het steeds vaker voorkomt dat Nederlanders in het buitenland wonen,
maar nog steeds zich sterk verbonden voelen met de Nederlandse samenleving. Wat de
indieners betreft is dat iets om te koesteren. Zij delen de mening van de leden van
de ChristenUnie-fractie niet dat indien deze mensen de Nederlandse nationaliteit kunnen
behouden, dat niet genoeg recht zou doen aan het perspectief van de samenleving. In
hun ogen bieden deze mensen juist kansen voor de Nederlandse samenleving omdat zij
vanuit het buitenland of wanneer zij na een langere periode in het buitenland terugkeren,
nieuwe perspectieven en verworven inzichten aan de samenleving kunnen bieden.
De leden van de Volt-fractie waarderen de erkenning van de complexiteit van identiteit
in een geglobaliseerde wereld. Het voorstel erkent dat individuen meerdere identiteiten
kunnen hebben en het stimuleert de acceptatie van meervoudige nationaliteit als een
afspiegeling van onze diverse samenleving. Het afschaffen van de verplichte afstand
van andere nationaliteiten bij naturalisatie juichen de voornoemde leden daarom toe.
Dit draagt bij aan het behoud van culturele diversiteit en respecteert het recht van
burgers om hun oorspronkelijke nationaliteit te behouden. Het idee dat loyaliteit
exclusief gebonden is aan één nationaliteit is achterhaald. Burgerschap is niet langer
een unidirectionele verbinding. Mensen kunnen meerdere identiteiten omarmen en tegelijkertijd
betrokken zijn bij de Nederlandse samenleving. Het wetsvoorstel erkent dat loyaliteit
divers en complementair kan zijn.
Verder hebben de leden van de Volt-fractie nog enkele verduidelijkende vragen over
het wetsvoorstel.
De initiatiefnemers danken de leden van de Volt-fractie voor hun inbreng waarin zij
waardering uitspreken en het voorstel toejuichen. Zij beantwoorden de verduidelijkende
vragen over het wetsvoorstel van de Volt-fractie nog heeft graag.
De ontwikkeling van de Rijkswet op het Nederlanderschap
De leden van de CDA-fractie lezen dat naar schatting ten minste één miljoen Nederlanders
in het buitenland wonen. Deze leden vragen hoeveel Nederlanders naar schatting door
het aangaan van een andere nationaliteit hun Nederlandse nationaliteit zijn verloren.
Zij vragen ook hoeveel personen naar schatting jaarlijks afstand moeten doen van hun
oorspronkelijke nationaliteit bij verkrijging van de Nederlandse nationaliteit.
Het CBS houdt sinds 1985 bij hoe vaak het Nederlanderschap verloren gaat per jaar.
Sinds dat jaar zijn in totaal 7414 personen het Nederlanderschap verloren. Het CBS
beschikt niet over statistieken van de reden van het verlies van de Nederlandse nationaliteit.
De initiatiefnemers wijzen erop dat deNationale Ombudsman in 2016 na een oproep voor
een onderzoek aangaande onbedoeld verlies van Nederlanderschap in een korte tijd 500
reacties van over de hele wereld ontving.6 De meest recente cijfers omtrent het afstand doen van oorspronkelijke nationaliteit
bij het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit komen uit 2018. In de periode
2014–2017 zijn circa 91.720 verzoeken tot naturalisatie ingewilligd. Van deze groep
genaturaliseerde personen verloor 19% automatisch de oorspronkelijke nationaliteit
ten gevolge van wettelijke bepalingen in het land van herkomst. Voor 22% van de betrokkenen
was het daarentegen niet mogelijk om afstand te doen van de oorspronkelijke nationaliteit,
aangezien de betreffende nationale wetgeving in het land van herkomst dit niet toestaat.
Ongeveer 42% van de naturalisandi is in beginsel verplicht om via de autoriteiten
van het land van herkomst afstand te doen van die nationaliteit. Een deel van deze
groep is vrijgesteld van de afstandsverplichting, maar er zijn geen betrouwbare gegevens
beschikbaar om vast te stellen hoe groot het aandeel is dat nog daadwerkelijk actief
afstand moet doen van de oorspronkelijke nationaliteit.7
De leden van de CDA-fractie lezen de voorbeelden die de initiatiefnemers geven over
Nederlanders die hun Nederlanderschap zijn verloren door uiteenlopende redenen. De
initiatiefnemers schrijven dat de benadeelden zich beter hadden kunnen laten informeren,
maar dat maakt volgens initiatiefnemers de praktijk niet minder onbevredigend. Deze
leden vragen wat op dit moment de mogelijkheden zijn om jezelf te laten informeren
over het (verliezen van) het Nederlanderschap en het aanvragen van een tweede nationaliteit.
Wordt informatie over het verliezen van het Nederlanderschap automatisch verleend
of moet de aanvrager hier zelf om verzoeken?
In 2016 concludeerde de ombudsman dat de informatieverstrekking over het verliezen
van het Nederlanderschap te kort schoot.8 Illustratief kan zijn dat zelfs een nobelprijswinnaar niet wist dat het accepteren
van de Britse nationaliteit bij het verkrijgen van het Ridderschap in het Verenigd
Koninkrijk ook leidde tot volledig verlies van het Nederlanderschap. In reactie daarop
zijn er in het verleden enkele bewustwordingscampagnes geweest. Uit het rapport «juridische
dillema’s bij dubbele nationaliteit» komt naar voren dat het contact met de doelgroep
die de Nederlandse nationaliteit dreigt te verliezen niet in beeld is, omdat in de
BRP de registraties rondom verblijfsgegevens niet kunnen worden geactualiseerd. Contact
met de doelgroep is daarom niet mogelijk, waardoor de informatie over het verliezen
van het Nederlanderschap ook niet automatisch verleend kan worden. Een respondent
in het onderzoek geeft aan dat de afgelopen jaren de Nederlandse overheid wel steeds
meer informeert over het dilemma via het internet. Daarnaast zijn er ook diverse organisaties
die informatie verstrekken over dit dilemma, waaronder Stichting Nederlanders Buiten
Nederland en Stichting Grenzeloos Onder Een Dak.
De leden van de CDA-fractie lezen dat er verschillende opties zijn voor oud-Nederlanders
om hun Nederlandse nationaliteit na een onvrijwillig verlies terug te krijgen, namelijk
via naturalisatie of de optieprocedure. Kunnen de initiatiefnemers aangeven hoeveel
oud-Nederlanders jaarlijks gebruik maken van de optieprocedure en hoeveel oud-Nederlanders
jaarlijks een verzoek tot naturalisatie doen?
Het CBS houdt bij hoeveel personen jaarlijks door optie en naturalisatie de Nederlandse
nationaliteit verkrijgen. In die cijfers wordt niet bijgehouden hoeveel van die personen
in het verleden de Nederlandse nationaliteit hebben verloren. In 2022 (het meest recente
cijfer) verkregen 3.404 mensen het Nederlanderschap door optie.9 Het is de initiatiefnemers niet bekend hoeveel van deze mensen eerder de Nederlandse
nationaliteit had en deze onvrijwillig is verloren. In 2022 (het meest recente cijfer)
verkregen 26.785 mensen de Nederlandse nationaliteit door zelfstandige naturalisatie.10 Het is de initiatiefnemers niet bekend hoeveel van deze mensen eerder de Nederlandse
nationaliteit had en deze onvrijwillig is verloren.
Naar aanleiding van de uitspraak Tjebbes werd een optiemogelijkheid in de RWN ingevoerd
voor mensen om hun verloren Nederlanderschap te herkrijgen, die per 1 april 2022 in
werking is getreden. Die mogelijkheid bestaat wanneer door het verlies van de Nederlandse
nationaliteit ook het Unieburgerschap wordt verloren, met daaruit voorzienbare onevenredige
gevolgen uit oogpunt van het Unierecht.11 Uit de invoeringstoets van de IND bij deze regeling blijkt dat op grond van de nieuwe
optiemogelijkheid slechts een heel gering aantal mensen hun Nederlanderschap herkrijgt
vanwege een als onevenredig beoordeeld verlies. Slechts 4% van de circa 750 ingediende
optieverzoeken – ongeveer 30 personen – leidde daadwerkelijk tot het herkrijgen van
de Nederlandse nationaliteit. De drie meest vertegenwoordigde nationaliteiten onder
de verzoekers waren de Amerikaanse (18%), Zuid-Afrikaanse (17%) en Turkse (10%). In
circa 130 adviesverzoeken (17%) betrof het minderjarigen die hun Nederlanderschap
automatisch verloren doordat hun ouders afstand deden van de Nederlandse nationaliteit,
dan wel deze eveneens automatisch verloren. Het onderzoek bevestigt dat de uitvoeringspraktijk
uiterst restrictief is, waardoor het voor personen die onbewust en ongewild hun Nederlanderschap
zijn kwijtgeraakt, buitengewoon moeilijk is om dit te herkrijgen. De IND stelt daar
zelf over: »Door de beknopte informatievoorziening, de complexiteit van de Unierechtelijke
evenredigheidstoets en de ex tunc toetsing sluit het doenvermogen van de oud-Nederlanders
onvoldoende aan bij wat van hen verlangd wordt voor het herkrijgen van het Nederlanderschap.»12
De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemers een nieuwe optieprocedure
voor zich zien, waarbij direct alle oud-Nederlanders worden geholpen met het herkrijgen
van het Nederlanderschap. Kunnen de initiatiefnemers nader ingaan op hoe deze regeling
vorm zou krijgen?
Het betreft een nieuw optierecht dat wordt toegevoegd aan artikel 6 van de Rijkswet
op het Nederlanderschap. De regeling verloopt daarom hetzelfde als bij de bestaande
procedure van het verkrijgen van het Nederlanderschap via optie. Dat betekent dat
oud-Nederlanders die (weer) in Nederland wonen bij de gemeente waar zij ingeschreven
staan een optieverzoek kunnen indienen en oud-Nederlanders die in het buitenland hun
vaste woon- of verblijfplaats hebben een verzoek kunnen doen op de diplomatieke of
consulaire post in het ressort waar zij hoofdverblijf hebben. Daarmee kan een oud-Nederlander
die het Nederlanderschap of de staat van Nederlands onderdaan-niet-Nederlander op
of na 1 april 2003 is verloren, het Nederlanderschap herkrijgen.
De leden van de ChristenUnie-fractie zien met de initiatiefnemers dat de Nederlandse
overheid op dit moment tekortschiet in het zekerstellen dat het verlies van de Nederlandse
nationaliteit een weloverwogen keuze van betrokkene is. Juist vanwege het gewicht
dat genoemde leden toedichten aan de nationaliteit is het van belang dat mensen zich
er bewust van zijn wanneer zij die nationaliteit (dreigen te) verliezen. Genoemde
leden zijn benieuwd of de indieners, naast het door hen voorgestelde artikel, andere
opties zien om dit soort situaties te voorkomen. Kan niet ook worden gedacht aan meer
bewustwording hieromtrent?
De initiatiefnemers zijn van mening dat sturen op meer bewustwording van geldende
wet- en regelgeving in het algemeen wenselijk is en ook in dit geval eraan kan bijdragen
om het onvrijwillig en onwetend verlies van het Nederlanderschap te voorkomen. Ten
principale menen de initiatiefnemers echter dat het huidige nationaliteitsrecht gemoderniseerd
dient te worden. Wanneer het voorstel tot wet verheven wordt zijn andere opties, zoals
meer bewustwording, niet nodig omdat de Nederlandse nationaliteit niet langer automatisch
wordt verloren.
Een nieuwe internationale context
De initiatiefnemers schrijven dat een meerderheid van de Europese landen niet meer,
zoals voorheen, uitgaat van slechts één nationaliteit. Kunnen zij voorbeelden geven
van landen die sinds 1960 van uitgangspunt zijn gewisseld, zo vragen de leden van
de D66-fractie. In het bijzonder vragen zij naar de ontwikkelingen in Duitsland.
Uit een briefing van het Europese Parlement blijkt dat er momenteel zestien (van 27)
lidstaten zijn waar geen beperkingen worden toegepast op het hebben van een dubbele
nationaliteit.13 Van de lidstaten die wel beperkingen opleggen, passen vier lidstaten deze beperkingen
bovendien ní^et toe wanneer de aanvrager de nationaliteit van een andere lidstaat
bezit. Bovendien voorzien veel van de andere lidstaten die de dubbele nationaliteit
over het algemeen wel verbieden in uitzonderingen. Duitsland heeft recent het vereiste
van het opgeven van een andere nationaliteit geschrapt uit de naturalisatieprocedure
met de introductie van een «Gesetz zur Modernisierung des Staatsangehörigkeitsrechts».
Voorheen konden alleen de onderdanen van lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland
hun oorspronkelijke nationaliteit behouden bij het verkrijgen van de Duitse nationaliteit.
Met de wijziging die in 2024 werd aangenomen is het algemene verbod op dubbele nationaliteit
geschrapt.
De leden van de SP-fractie lezen dat de initiatiefnemers wensen met deze wet hoofdstuk
I van het Verdrag betreffende beperking van gevallen van meervoudige nationaliteit
en betreffende militaire verplichtingen in geval van meervoudige nationaliteit (Trb. 1964, 4) en daarmee het Tweede Protocol bij dit verdrag (Trb. 1994, 265) op te zeggen. Welke landen zijn er momenteel nog lid van dit verdrag? Wat betekent
het opzeggen van dit verdrag in zekere zin? Wat zijn volgens de initiatiefnemers de
gevolgen van het opzeggen van dit verdrag? Met welke reden is Nederland ooit lid geworden
van dit verdrag?
Ten aanzien van de reden waarom Nederland ooit lid is geworden van Verdrag betreffende
beperking van gevallen van meervoudige nationaliteit en betreffende militaire verplichtingen
in geval van meervoudige nationaliteit (Trb. 1964, 4) en daarmee het Tweede Protocol bij dit verdrag (Trb. 1994, 265) merken de initiatiefnemers het volgende op. Uit de memorie van toelichting bij het
ontwerp van Rijkswet dat het Verdrag ratificeert overweegt de regering als volgt:
«Terecht hebben de ondertekenaars van het Verdrag overwogen dat meervoudige nationaliteit
een bron van moeilijkheden vormt. Een ernstige moeilijkheid doet zich voor ten aanzien
van militaire verplichtingen. Het onderhavige Verdrag geeft dan ook niet alleen regels
voor de beperking van meervoudige nationaliteit, maar ook voor de vervulling van militaire
verplichtingen in die gevallen waarin de meervoudige nationaliteit ondanks dit Verdrag
blijft voortbestaan.» Voor een uitgebreidere motivering van de reden voor Nederland
om lid te worden van het verdrag, waaronder de voorbehouden die voor Nederland gelden,
verwijzen de initiatiefnemers naar de memorie van toelichting bij het ontwerp van
Rijkswet dat het verdrag ratificeert.14
Hoofdstuk I van het Verdrag betreffende beperking van gevallen van meervoudige nationaliteit
en betreffende militaire verplichtingen in geval van meervoudige nationaliteit (Trb. 1964, 4) gaat over beperking van meervoudige nationaliteit. Na de opzegging van Noorwegen
in 2019 zijn alleen Nederlanden en Oostenrijk nog lid.15 Het verdrag van Straatsburg (Trb. 1964, 4) werkt daarom dus alleen nog tussen Nederland en Oostenrijk. Opzegging van dat verdrag
heeft als gevolg dat als meerderjarige onderdanen van een van de Verdragsluitende
Partijen niet langer hun nationaliteit verliezen indien zij de nationaliteit van een
andere Partij bij het verdrag verkrijgen. Omdat het een bilateraal verdrag tussen
Nederland en Oostenrijk betreft, heeft het opzeggen van het verdrag alleen gevolgen
voor Nederlanders die de Oostenrijkse nationaliteit verkrijgen, en vice versa. Zolang
het verdrag nog van kracht is verliezen Nederlanders die de Oostenrijkse nationaliteit
aannemen altijd het Nederlanderschap, ook wanneer de uitzonderingsgronden voor het
verlies bij het aannemen van een andere nationaliteit uit de RWN van toepassing zijn.
Het tweede protocol bij het verdrag staat juist toe dat een aantal groepen hun nationaliteit
mogen behouden bij het verwerven van de nationaliteit van een andere Verdragspartij.
Bij het Tweede Protocol (Trb. 1994, 265) zijn na de intrekking van Frankrijk in 2008 enkel nog Nederland en Italië lid. Bij
het opzeggen van het tweede protocol vervallen daarom de uitzonderingsgronden voor
het verliezen van de nationaliteit bij het aannemen van een nieuwe nationaliteit wanneer
het gaat om de Nederlandse of Italiaanse nationaliteit.
De leden van de SP-fractie constateren dat een grote meerderheid van de landen de
meervoudige nationaliteit wel al mogelijk maakt. Deze leden willen de initiatiefnemers
vragen naar de gevolgen die dit heeft gehad.
Zijn er onderzoeken of evaluaties beschikbaar van een land dat ook vrij recentelijk
ervoor heeft gekozen de meervoudige nationaliteit mogelijk te maken?
Voor zover bij de initiatiefnemers bekend zijn er geen onderzoeken of evaluaties beschikbaar
van een land, zoals Denemarken en Duitsland, dat recentelijk ervoor heeft gekozen
de meervoudige nationaliteit mogelijk te maken.
Nederlanderschap in den vreemde: de wet knelt
De leden van de VVD-fractie constateren dat de initiatiefnemers als toelichting op
hun wetsvoorstel ook nadrukkelijk wijzen op de praktische problemen waar Nederlanders
in het buitenland tegenaan lopen vanwege het automatische karakter van de Rijkswet
op het Nederlanderschap. Zo wijzen de initiatiefnemers op het feit dat Nederlanders
in het buitenland geregeld voor onaangename verrassingen komen te staan vanwege het
automatische karakter waarmee zij hun nationaliteit verliezen. Deze argumenten overwegende,
hebben de initiatiefnemers op enig moment overwogen om het vervallen van de afstandsverplichting
alleen voor te stellen voor Nederlanders in het buitenland, dus enkelzijdig in plaats
van tweezijdig? Zo ja, zouden zij nader in willen gaan op hun overwegingen om dit
alsnog tweezijdig te doen? Zo nee, kunnen de indieners hun zienswijze nader toelichten?
Tijdens het opstellen van het voorliggende wetsvoorstel hebben de initiatiefnemers
de verschillende opties afgewogen. Vanwege het gelijkheidsbeginsel is gekozen voor
een tweezijdig voorstel. Wat de initiatiefnemers betreft zou er geen verschil in rechten
moeten bestaan tussen mensen met de Nederlandse nationaliteit, ongeacht hoe zij deze
hebben verkregen.
De indieners zien het arrest Tjebbes (ECLI:EU:C:2019:189) als passend in de normalisering
van de meervoudige nationaliteit die zij maatschappelijk ontwaren, zo lezen de leden
van de VVD-fractie. Erkennen zij echter dat het arrest Tjebbes helemaal niet gaat
over de wenselijkheid van het hebben van een meervoudige nationaliteit, maar alleen
iets zegt over de onwenselijkheid van het feit dat een overheid van rechtswege een
nationaliteit laat vervallen zonder individuele toetsing?
Uit het arrest Tjebbes van het Hof van Justitie van de Europese Unie volgt dat de
bevoegde nationale autoriteiten en nationale rechterlijke instanties in situaties
waarin de nationaliteit van een lidstaat van rechtswege verloren gaat en dit verlies
tevens het verlies van het burgerschap van de Unie met zich meebrengt, incidenteel
moeten kunnen onderzoeken welke gevolgen dat nationaliteitsverlies heeft.16 Dat onderzoek vereist dat de individuele situatie van de betrokkene en de situatie
van zijn gezin worden beoordeeld om te bepalen of het verlies van de nationaliteit
van de betrokken lidstaat, wanneer dit verlies tevens het verlies van het burgerschap
van de Europese Unie met zich meebrengt, gevolgen heeft die de normale ontwikkeling
van het gezins- en beroepsleven van de betrokkene uit het oogpunt van het Unierecht
aantasten op een wijze die onevenredig is aan de doelstelling die wordt nagestreefd
door de nationale wetgever.17 De initiatiefnemers merken op dat het Hof het aan de autonomie van de lidstaten overlaat
om een invulling te geven aan het nationaliteitsrecht, maar dat deze autonomie wordt
begrensd door de door het Hof geformuleerde evenredigheidstoets. Lidstaten kunnen
er daarom voor kiezen om meervoudige nationaliteit niet toe te staan, tenzij dit onevenredige
gevolgen heeft voor de betrokkene ten aanzien van het Unierecht. Daarin zien de initiatiefnemers
in het arrest Tjebbes dat het Hof het in die situaties wenselijk acht dat Unieburgers
naast een andere nationaliteit, de nationaliteit kunnen behouden waardoor zij beschikken
over het burgerschap van de Unie.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de initiatiefnemers spreken over opzegging van
het eerste hoofdstuk en het Tweede Protocol van het Verdrag van Straatsburg. Welke
landen zijn momenteel nog gebonden aan het tweede hoofdstuk van het Verdrag van Straatsburg?
Hoe zien de indieners opzegging van het eerste hoofdstuk van het Verdrag van Straatsburg
en van het Tweede Protocol voor zich? Wat zou dit vergen in de multilaterale en bilaterale
relaties met andere landen en langs welk tijdspad zou dit moeten gebeuren?
De landen die nog gebonden zijn aan het tweede hoofdstuk van het Verdrag van Straatsburg
zijn Oostenrijk, België, Denemarken, Frankrijk, Ierland, Italië, Luxemburg, Noorwegen,
Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk. Van deze landen zijn alleen Nederland en
Oostenrijk nog gebonden aan het eerste hoofdstuk. Het tweede protocol amendeert het
eerste hoofdstuk van het verdrag, en maakt enkele uitzonderingen mogelijk. Daarbij
zijn alleen Nederland en Italië nog partij. De feitelijke opzegging van een verdrag
geschiedt door de Minister van Buitenlandse Zaken. Conform artikel 12 van het verdrag
kan iedere Verdragsluitende Partij het verdrag opzeggen door middel van kennisgeving
gericht aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa. De opzegging wordt van
kracht een jaar nadat deze kennisgeving is ontvangen.18
In de memorie van toelichting lezen de leden van de D66-fractie dat de huidige regeling
problemen oplevert voor mensen die ongewild de nationaliteit hebben verloren. Kunnen
de initiatiefnemers ook ingaan op hoe de huidige regeling de belangen van Nederland
kan schaden?
Ten eerste kan het automatisch verlies van het Nederlanderschap leiden tot het wegvallen
van duurzame banden met personen die, ondanks verblijf in het buitenland, een sterke
culturele, economische of sociale binding met Nederland behouden. Door het verlies
van nationaliteit wordt de relatie tussen deze individuen en de Nederlandse samenleving
juridisch én symbolisch doorgesneden. Daarmee wordt het potentieel aan internationaal
netwerk, kennisoverdracht en economische samenwerking dat deze groep vertegenwoordigt,
onbenut gelaten. Ten tweede bemoeilijkt de huidige regeling de re-integratie van voormalige
Nederlanders die wensen terug te keren naar Nederland. Personen die ongewild hun nationaliteit
verloren zijn, maar zich (opnieuw) hier willen vestigen en bijdragen aan de samenleving
– bijvoorbeeld als kenniswerker in de halfgeleiderindustrie, in de medische zorg of
als werknemer in een andere sector met arbeidsmarktkrapte – worden geconfronteerd
met ingewikkelde en soms langdurige toelatingsprocedures. Dit vormt niet alleen een
persoonlijk obstakel, maar werkt ook contraproductief voor de Nederlandse economie
en maatschappelijke vitaliteit. Tot slot beperkt het verlies van de nationaliteit
ook de mogelijkheid van Nederland om in het buitenland consulaire bijstand te verlenen
aan betrokkenen die – bijvoorbeeld bij calamiteiten – eerder onder bescherming van
de Nederlandse staat vielen. Daarmee verzwakt de effectiviteit van het Nederlandse
buitenlandbeleid. Gelet op bovenstaande zijn de initiatiefnemers van mening dat een
herziening van de huidige regeling wenselijk is, niet alleen ter bescherming van individuele
belangen, maar ook met het oog op de collectieve belangen van de Nederlandse rechtsorde,
economie en internationale positie.
De leden van de Volt-fractie merken op dat de initiatiefwet is opgesteld in 2016.
Sindsdien is ons wettelijke landschap echter veranderd, waardoor mensen niet meer
zomaar hun Nederlandse nationaliteit verliezen, indien dit betekent zij daarmee ook
hun Unieburgerschap verliezen. Op basis van uitspraken van het Europees Hof van Justitie
(C-221/17) in 2019 en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 12 februari
2020 (ECLI:NL:RVS:2020:423) en 20 mei 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1269) dient er daarom
altijd een evenredigheidstoets uitgevoerd te worden. Bij de evenredigheidstoets staat
de vraag centraal of het verlies van het Unieburgerschap in het concrete geval gevolgen
heeft gehad die vanuit het oogpunt van de rechten die aan het Unieburgerschap verbonden
zijn, onevenredig zijn, afgewogen tegen de doelstelling van de desbetreffende verliesbepaling
van de Nederlandse nationaliteit. Als gevolg kunnen mensen die hun Nederlanderschap
tussen 1993 en nu van rechtswege verloren zijn deze mogelijk herkrijgen sinds 1 april
2022. Deze toets legt extra druk op de uitvoeringsorganisaties en de beslissingsbevoegde
instanties.
In de ogen van de leden van de Volt-fractie bouwt het voorliggende wetsvoorstel voort
op de trend die is ingezet met de evenredigheidstoets in 2022, maar versimpelt deze
de procedure, aangezien het wetsvoorstel de toets overbodig maakt. Delen de initiatiefnemers
deze mening? Kunnen de initiatiefnemers uitweiden over de mogelijke effecten op de
administratieve lasten voor de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en andere
beslissingsbevoegde instanties?
De initiatiefnemers delen de mening van de leden van de Volt-fractie dat met het voorliggende
wetsvoorstel voortbouwt op de trend van het toestaan van meervoudige nationaliteit,
die onder andere is ingezet met de evenredigheidstoets in 2022. De IND heeft een invoeringstoets
uitgevoerd voor de regeling die de evenredigheidstoets uit het Tjebbes arrest codificeert.
Daaruit blijkt dat op grond van de nieuwe optiemogelijkheid slechts een heel gering
aantal mensen hun Nederlanderschap herkrijgt vanwege een als onevenredig beoordeeld
verlies. Slechts 4% van de circa 750 ingediende optieverzoeken – ongeveer 30 personen
– leidde daadwerkelijk tot het herkrijgen van de Nederlandse nationaliteit. De drie
meest vertegenwoordigde nationaliteiten onder de verzoekers waren de Amerikaanse (18%),
Zuid-Afrikaanse (17%) en Turkse (10%). In circa 130 adviesverzoeken (17%) betrof het
minderjarigen die hun Nederlanderschap automatisch verloren doordat hun ouders afstand
deden van de Nederlandse nationaliteit, dan wel deze eveneens automatisch verloren.
Het onderzoek bevestigt dat de uitvoeringspraktijk uiterst restrictief is, waardoor
het voor personen die onbewust en ongewild hun Nederlanderschap zijn kwijtgeraakt,
buitengewoon moeilijk is om dit te herkrijgen. De IND stelt daar zelf over: »Door
de beknopte informatievoorziening, de complexiteit van de Unierechtelijke evenredigheidstoets
en de ex tunc toetsing sluit het doenvermogen van de oud-Nederlanders onvoldoende
aan bij wat van hen verlangd wordt voor het herkrijgen van het Nederlanderschap.»19 De initiatiefnemers beogen met voorliggend wetsvoorstel tegemoet te komen aan het
doenvermogen van oud-Nederlanders vanuit de responsieve rechtsstaat gedachte. Het
wetsvoorstel zou voor de IND naar verwachting leiden tot een structurele kostenbesparing
van ruim € 900.000 per jaar. Die besparing kan worden gerealiseerd omdat er geen afstands/intrekkingsprocedures
(ca. 9 fte) en geen evenredigheidstoetsen (ca. 3 fte) meer hoeven te worden uitgevoerd.
Waarschijnlijk zouden hier ook structurele kosten tegenover staan vanwege een toegenomen
aantal naturalisatieverzoeken, maar deze toename is niet te voorspellen. Als het aantal
naturalisatieverzoeken met gemiddeld circa 3% toeneemt (1.000 aanvragen per jaar extra,
financieringskostprijs 2020 € 420 per verzoek), zou dit leiden tot een structurele
kostenstijging van circa € 420.000. Daarnaast zou de implementatie van het wetsvoorstel
eenmalig kosten voor de IND van circa € 431.500 met zich meebrengen.
Meervoudige nationaliteit en loyaliteit
De leden van de VVD-fractie merken op dat de Afdeling in haar advies is ingegaan op
de aangevoerde argumenten van de initiatiefnemers omtrent de samenhang tussen nationaliteit
en tegenstrijdige loyaliteiten en constateren dat de Afdeling kritisch was over de
argumentatie van de initiatiefnemers. Zo heeft de Afdeling terecht opgemerkt dat over
het zich voordoen van conflicterende loyaliteiten al geruime tijd in Nederland discussie
is en dat deze discussie verder reikt dan louter het militaire aspect.
De indieners stellen dat meervoudige nationaliteit niet per definitie leidt tot tegenstrijdige
loyaliteit. De leden van de VVD-fractie onderschrijven dat dit niet per definitie
zo is. Erkennen de initiatiefnemers wel het risico dat hier kan bestaan? Erkennen
zij bovendien dat nationaliteit niet alleen gaat over identificatie en binding vanuit
de persoon zelf, maar ook gaat om de invloed die een land kan uitoefenen op een onderdaan
zolang deze de nationaliteit van dat land bezit? Welk voorstel doen de initiatiefnemers
om de praktische en logistieke problemen die ontstaan als gevolg van meervoudige nationaliteit
als gevolg van dit wetsvoorstel weg te nemen?
In 2024 is een onderzoek naar de juridische dilemma’s van meervoudige nationaliteiten
in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en werkgelegenheid is uitgevoerd
gepubliceerd en naar de Kamer gezonden. In dat onderzoek wordt geconcludeerd dat veel
van de in kaart gebrachte problemen voortkomen uit het Nederlandse beleid om het hebben
van een meervoudige nationaliteit zo veel mogelijk te beperken. Er zijn daarnaast
diverse onderzoeken die aantonen dat het hebben van meerdere nationaliteiten niet
leidt tot tegenstrijdige loyaliteit. Zo stelt bijvoorbeeld de Wetenschappelijke Raad
voor Regeringsbeleid (WRR) dat de vermenging tussen loyaliteit en nationaliteit onterecht
is. Uit dat onderzoek blijkt juist dat mensen zich gemakkelijker Nederlander kunnen
voelen, gemakkelijker nieuwe emotionele banden kunnen aangaan, wanneer men daarvoor
niet de eerste nationaliteit hoeft op te geven.20 Uit een onderzoek in Zwitserland bleek dat de loyaliteit met het land van verblijf
van mensen met een dubbele nationaliteit niet significant verschilde van de loyaliteit
van mensen met alleen de Zwitserse nationaliteit. Sterker nog, de onderzoeker vond
dat mensen met een dubbele nationaliteit eerder geneigd zijn om zich in te zetten
voor de politiek en de belangen van het land dan mensen met uitsluitend de Zwitserse
nationaliteit.21 Ook uit het onderzoek van het Kennisplatform Inclusief Samenleven (KIS) dat is uitgevoerd
in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid komt naar voren
dat binnen het publieke en politieke debat het bezit van meerdere nationaliteiten
regelmatig wordt geassocieerd met twijfels over nationale loyaliteit. De vraag of
mensen met een dubbele nationaliteit wel loyaal zijn aan het land waar zij wonen speelt
daarbij een centrale rol. Empirisch onderzoek bevestigt deze twijfels echter doorgaans
niet. In plaats daarvan tonen verschillende studies aan dat personen met meerdere
nationaliteiten vaak juist een actieve en betrokken houding hebben richting beide
landen waar zij staatsburger van zijn. Die betrokkenheid toont zich zowel op maatschappelijk
als politiek vlak. Dit wordt in de wetenschappelijke literatuur ook wel geduid met
de term «simultaneity», wat neerkomt op het idee dat binding met meerdere landen en
identiteiten naast elkaar kan bestaan. Voor mensen met een dubbele nationaliteit kan
verbondenheid met zowel het land van herkomst als de bredere samenleving dus samengaan.
Ook kunnen mensen met een dubbele nationaliteit zich identificeren met meerdere gemeenschappen
en dus verbondenheid voelen met meerdere gemeenschappen of landen (duale of meervoudige
identificatie).22 De initiatiefnemers zien een dubbele nationaliteit niet als problematisch en zien
derhalve geen aanleiding om een verder voorstel te doen.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe groot de groep is die vanaf 2003 met terugwerkende
kracht wat de indieners betreft in aanmerking komt om het Nederlanderschap te herkrijgen,
zonder dat zij eerst een jaar rechtmatig in Nederland hebben verbleven. Hoe groot
is het risico dat langs deze route mensen die al lange tijd weg zijn uit Nederland
en weinig binding hebben, hernieuwd aanspraak maken om naar Nederland te kunnen komen?
Deze leden wijzen bijvoorbeeld op een grote groep Somalische migranten die begin deze
eeuw in Nederland woonde en genaturaliseerd werd, maar naar het Verenigd Koninkrijk
door migreerde en inmiddels de Nederlandse nationaliteit heeft verloren. Achten de
indieners het redelijk dat zij met dit initiatiefwetsvoorstel opnieuw in aanmerking
komen om de Nederlandse nationaliteit aan te nemen en een beroep te doen op de Nederlandse
overheid?
Uit de artikelsgewijze toelichting onder artikel I onderdeel B volgt dat gelet op
artikel 2, eerste lid, RWN de verkrijging van het Nederlanderschap geen terugwerkende
kracht heeft. De grootte van de groep die in aanmerking komt voor Nederlanderschap
met terugwerkende kracht is daarom nihil.
Buiten de aangehaalde onderzoeken van de initiatiefnemers met betrekking tot het verband
tussen meervoudige nationaliteit en tegenstrijdige loyaliteit, vragen de leden van
de VVD-fractie hoe de initiatiefnemers het schrappen van de afstandsverplichting voor
buitenlanders, die in Nederland komen wonen en die afstand moeten doen van hun oorspronkelijk
nationaliteit in het kader van het bevorderen van integratie, beoordelen. Kunnen de
initiatiefnemers nauwkeurig uiteenzetten op welke wijze volgens hen het schrappen
van de afstandsverplichting voor buitenlanders in Nederland integratie zou bevorderen?
Erkennen zij dat met juist dit doel eerder al uitzonderingen gecreëerd zijn op het
principe van de enkelvoudige nationaliteit en waarom achten zij deze onvoldoende?
Zouden de initiatiefnemers hier concreet in willen gaan op hoe volgens hen het schrappen
van de afstandsverplichting voor deze groep mensen de emotionele binding met Nederland
zou versterken? Op welk onderzoek baseren zij deze inzichten?
Volgens de initiatiefnemers zullen mensen met een andere nationaliteit dan de Nederlandse
sneller integreren in de Nederlandse samenleving wanneer zij ook de Nederlandse nationaliteit
kunnen verkrijgen. Het verplicht afstand doen van de oorspronkelijke nationaliteit
staat daaraan in de weg. Wanneer mensen die oorspronkelijke nationaliteit mogen behouden
zullen zij eerder geneigd zijn om te naturaliseren. Door te naturaliseren wordt de
emotionele binding met Nederland versterkt, omdat mensen door het verkrijgen van de
Nederlandse nationaliteit volledig deel uit kunnen maken van de Nederlandse maatschappij.
Uit het onderzoek dat het SCP heeft uitgevoerd in opdracht voor de Adviescommissie
voor Vreemdelingenzaken komt naar voren dat personen die uitsluitend de nationaliteit
van het herkomstland hebben minder vaak werk hebben, minder goed de Nederlandse taal
spreken en zich minder thuis voelen in Nederland in vergelijking met personen met
een dubbele nationaliteit.23 Wat de initiatiefnemers betreft zijn zaken als betaald werk hebben, de Nederlandse
taal spreken en je in Nederland thuis voelen kernelementen van integratie. Kortgezegd:
de beperkingen op dubbele nationaliteit zijn in de praktijk ook een beperking op de
integratie. De initiatiefnemers erkennen dat er in het verleden al uitzonderingen
zijn gecreëerd op het principe van enkelvoudige nationaliteit. Deze uitzonderingen
zijn echter gecreëerd vanuit het oogpunt dat een dubbele nationaliteit problematisch
zou zijn. De initiatiefnemers zien juist de stringente beperkingen op dubbele nationaliteit
als problematisch, onder meer voor effectieve integratie.
De leden van de D66-fractie vragen de initiatiefnemers tot slot graag naar of zij
een toelichting kunnen geven op het begrip van (strafrechtelijke) rechtsmacht en de
mogelijke gevolgen die het voorstel kan hebben ten aanzien van de Nederlandse rechtsmacht.
Voor de strafrechtelijke rechtsmacht is van belang dat de Nederlandse strafwet toepasselijk
is op een ieder die zich buiten Nederland schuldig maakt aan een misdrijft tegen een
Nederlander, een Nederlandse ambtenaar, een Nederlands voertuig, vaartuig of luchtvaartuig,
voor zover op dit feit naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van ten
minste acht jaren is gesteld en daarop door de wet van het land waar het begaan is,
straf is gesteld.24 Wanneer Nederlanders in het buitenland de Nederlandse nationaliteit verliezen en
slachtoffer worden van een misdrijf zoals hierboven beschreven, heeft de Nederlandse
Staat niet langer de mogelijkheid de dader van een dergelijk misdrijf te vervolgen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemers schrijven dat op het gebied
van uitlevering het bezit van een meervoudige nationaliteit niet leidt tot complicaties
noch tot extra kosten. Deze leden vragen of initiatiefnemers dit nader kunnen toelichten.
In 2014 waren er reeds 1,3 miljoen Nederlanders met een dubbele nationaliteit. Voor
zover bekend bij de initiatiefnemers leidt de dubbele nationaliteit voor die groep
niet tot problemen op het gebied van uitlevering en zien zij geen aanleiding voor
complicaties of extra kosten wanneer de groep Nederlanders met een dubbele nationaliteit
groter wordt.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de zwaarte die de initiatiefnemers
geven aan het Unieburgerschap door de gemiddelde Nederlander wordt gedeeld. Denken
zij dat de gemiddelde Nederlander het gevoel heeft supranationaal Unieburgerschap
en daarmee meervoudig burgerschap te hebben? Verwachten zij dat dit voor de gemiddelde
Nederlander een even wezenlijk onderdeel is van de identiteit als de nationale identiteit?
Deze leden zien inderdaad dat mensen in enige mate verwantschap met de Europese Unie
ervaren, maar zij zien dat dit van een andere orde is dan de verbondenheid die mensen
met streek, stad en land ervaren.
Uit de cijfers van de Eurobarometer blijkt dat het percentage Nederlanders dat het
gevoel heeft supranationaal Unieburgerschap te hebben relatief hoog ligt. Op de vraag
«U voelt dat u een burger van de Europese Unie bent» reageerde 83% van de ondervraagden
dat zij het er helemaal mee eens of eerder eens zijn.25In de ogen van de initiatiefnemers kan dit uitstekend in het verlengde liggen van
het sterke gevoel burger van Nederland te zijn. De initiatiefnemers zijn voorts van
mening dat identiteit meerdere lagen heeft en verbondenheid met Unieburgerschap of
een andere nationaliteit voor ieder mens anders kan zijn. De verbondenheid die mensen
met streek, stad, regio en land ervaren kunnen daarnaast bestaan en zal ook door ieder
mens op een verschillende manier worden ervaren.
Uitvoerbaarheid
De leden van de SP-fractie zijn benieuwd naar een aantal van de praktische veranderingen
als gevolg van deze wetswijzigingen. Kunnen de initiatiefnemers meer uitleg geven
over het nieuwe optierecht dat wordt geïntroduceerd? Hoe gaat dit in de praktijk in
zijn werk? Welke vereisten zijn er nog wel verbonden aan het opnieuw krijgen van de
Nederlandse nationaliteit? Welke bezwaren zijn hier destijds tegen gegeven en wat
was de reden om wél in eerste instantie ervoor te kiezen om vereisten te stellen aan
het opnieuw verkrijgen van het Nederlanderschap?
De initiatiefnemers verwijzen voor de vraag over het nieuwe optierecht dat wordt geïntroduceerd
graag naar het antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie over dit onderwerp.
De bezwaren die tegen het eenvoudig verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit via
het optierecht waren gebaseerd op de gedachte dat meervoudige nationaliteit onwenselijk
is. De initiatiefnemers zijn van mening dat in de geglobaliseerde wereld van vandaag
de dag een andere kijk op het nationaliteitsrecht bestaat, waarin het hebben van een
dubbele nationaliteit niet langer als belemmering wordt gezien.
De leden van de SP-fractie lezen ook dat er een aantal praktische bezwaren is dat
wordt benoemd door de Afdeling. Bijvoorbeeld de mogelijke onwenselijkheid dat een
burger die in Nederland woont zich aan zijn verplichtingen jegens de Nederlandse overheid
en samenleving kan onttrekken met een beroep op verplichtingen die hij jegens een
andere staat heeft. Voorbeelden hiervan zijn de dienstplicht, fiscale verplichtingen
en gebruik van financiële voorzieningen. Daarbij geven de initiatiefnemers aan dat
een aantal van deze problemen «niet onoverkomelijk zijn». Deze leden zouden hier toch
nog wat meer duidelijkheid over willen. Welke wetgeving moet worden aangepast om deze
situaties te voorkomen? Is het niet logisch dit dan ook direct onderdeel te maken
van dit wetsvoorstel?
De initiatiefnemers merken op dat de regering zich actief inzet om de problemen van
mensen die reeds een dubbele nationaliteit hebben op te lossen. Zo is er onlangs een
onderzoek naar juridische dilemma’s bij meervoudige nationaliteiten uitgevoerd. De
initiatiefnemers kiezen er niet voor om die dillema’s met dit wetsvoorstel weg te
nemen vanwege de omvang van het voorstel, maar onderkennen dat die in de praktijk
wel degelijk bestaan. Zij zullen – net zoals zij in het verleden hebben gedaan – daar
nauwlettend op toe zien.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de adviezen van de Adviescommissie
voor Vreemdelingenzaken, de Raad voor de rechtspraak, de Nederlandse Vereniging voor
Rechtspraak en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten met de Kamer kunnen worden
gedeeld.
De initiatiefnemers hebben geen schriftelijke adviezen van de Adviescommissie voor
Vreemdelingenzaken, de Raad voor de Rechtspraak, de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak
en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten ontvangen. Wel hebben de initiatiefnemers
voorafgaand aan het aanhangig maken van onderhavig wetsvoorstel met deze partijen
gesproken. De adviezen die mondeling zijn uitgewisseld zijn meegenomen bij de totstandkoming
van het voorstel van wet en de memorie van toelichting.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of consultatie heeft plaatsgevonden met
de landsbesturen van Curaçao, Sint Maarten en Aruba over voorliggend voorstel van
Rijkswet.
Conform artikel 15, tweede lid, van het Statuut, geldt dat bij een voordracht tot
een voorstel van Rijkswet, uitgaande van de Staten-Generaal, de toezending van het
voorstel aan de vertegenwoordigende lichamen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten door
de Tweede Kamer terstond geschiedt nadat het bij de Kamer aanhangig is gemaakt. De
Staten van Aruba, Curacao en Sint Maarten zijn zodoende tegelijk met de Tweede Kamer
der Staten-Generaal in staat gesteld kennis te nemen van het voorstel en daarop te
reageren. Bij een plenaire behandeling van het wetsvoorstel kunnen de Staten van een
land waarin de regeling zal gelden, een of meer bijzondere af te vaardigen die eveneens
gerechtigd zijn de mondelinge behandeling bij te wonen en daarbij voorlichting te
geven. Daarnaast geldt aan de kant van de uitvoerende macht in de andere drie landen
van het Koninkrijk, dat ook de Gevolmachtigde Ministers in de gelegenheid zullen zijn
om de behandeling van de wet in zowel Tweede Kamer, als, in geval de wet wordt aangenomen,
de Eerste Kamer bij te wonen en voorlichting te verstrekken. Tenslotte ligt het in
de rede dat het kabinet haar adviserende rol bij de behandeling van de voorliggende
wet voorbespreekt in een Rijksministerraad, waar de gevolmachtigde Ministers een gelijke
stem hebben.
De leden van de Volt-fractie zijn erg positief over de verwachte structurele kostenbesparing
voor de IND. Dit getuigt van een doelmatiger en efficiënter systeem en neemt naast
de administratieve last ook onnodige barrières voor burgers weg. Kunnen de initiatiefnemers
daarover aangeven hoe dit zich verhoudt tot de oproep van de IND in de Stand van de
Uitvoering (mei 2023), waarin zij oproepen een flinke aanpassing van wet- en regelgeving
door te voeren, waaronder wet- en regelgeving inzake Nederlanderschap? Constaterende
dat de IND hierbij expliciet om een vereenvoudiging van het beleid vraagt, is de aanpassing
van de wet- en regelgeving dan ook gericht op het creëren van een eenvoudiger beleid?
Het wetsvoorstel zal naar verwachting inderdaad leiden tot een lagere administratieve
druk. Er hoeft bijvoorbeeld niet meer te worden gecontroleerd of iemand een tweede
nationaliteit heeft en of het mogelijk is daar afstand van te doen. Ook het feit dat
de IND geen tijd meer hoeft te besteden aan het intrekken van het Nederlanderschap
scheelt tijd, zowel in het achterhalen waar intrekking nodig is als het intrekken
zelf en de eventuele bezwaar-, beroeps- en hoger beroepsprocedures die eruit volgen.
De leden van de Volt-fractie zijn daarnaast zeer positief over het feit dat de initiatiefnemers
het advies van de Afdeling hebben overgenomen en daartoe het optierecht introduceren
in de initiatiefwet. Het introduceren van een optierecht voor oud-Nederlanders die
het Nederlanderschap hebben verloren, biedt een welkome mogelijkheid tot herkrijging
zonder onnodige belemmeringen. Daarbij vragen de voornoemde leden wel wat de mogelijke
gevolgen zijn voor de druk op de relevante uitvoeringsorganisaties. Hoeveel mensen
zullen naar verwachting gebruikmaken van het optierecht?
Voor de vraag over wat de mogelijke gevolgen zijn voor de relevante uitvoeringsorganisaties
verwijzen de initiatiefnemers graag naar het antwoord daaromtrent op de vragen van
de leden van de BBB-fractie.
Paternotte Mutluer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Jan Paternotte, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
Songül Mutluer, Tweede Kamerlid