Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Martens-America en Bikkers over de artikelen ‘Picnic en Flink vallen onder supermarkt-cao, zegt rechter’ van RTL-nieuws en ‘Online-supermarkten krijgen bijval van ACM in discussie rond cao’ van het Financieel Dagblad
Vragen van de leden Martens-America en Bikkers (beiden VVD) aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Economische Zaken over de artikelen «Picnic en Flink vallen onder supermarkt-cao, zegt rechter» van RTL nieuws en «Online-supermarkten krijgen bijval van ACM in discussie rond cao» van het Financieel Dagblad (ingezonden 14 juli 2025).
Antwoord van Minister Van Hijum (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 21 augustus
2025).
Vraag 1
Bent u bekend met de artikelen «Picnic en Flink vallen onder supermarkt-cao»1 van RTL Nieuws van 24 juni 2025 en «Online-supermarkten krijgen bijval van ACM in
discussie rond cao»2 van het Financieel Dagblad van 10 juli 2025?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het zeer belangrijk is dat we innovatie in Nederland aanjagen,
mede om bij te blijven bij de economieën van China en de Verenigde Staten? Kunt u
het antwoord toelichten?
Antwoord 2
Ja. Het kabinet vindt het belangrijk dat Nederland een innovatieve economie blijft,
waar zowel gevestigde als nieuwe innovatieve bedrijven de ruimte krijgen om te groeien.
Een sterke innovatieve economie zorgt ervoor dat we productiever zijn en er meer waarde
in Nederland wordt gecreëerd. Deze economische groei zorgt er mede voor dat we onze
welvaartsstaat kunnen betalen en dat we minder afhankelijk zijn van het buitenland
voor innovatieve producten, diensten en technologieën. Voor het zomerreces heeft het
kabinet het 3% R&D-actieplan aan uw Kamer gestuurd en na het zomerreces ontvangt uw
Kamer een brief over onder andere het startup- en scale-upbeleid.
Vraag 3
Hoe reflecteert u op de waarschuwing van de Autoriteit Consument & Markt (ACM) en
welke rol ziet u hier voor zichzelf?
Bent u het ermee eens dat regelgeving die jaren geleden is gemaakt niet altijd passend
is voor bedrijven in nieuwe sectoren met nieuwe technologieën of bedrijfsmodellen?
Zo ja, welke regelgeving inventariseert u als niet passend?
Antwoord 3
Ik heb kennisgenomen van de brief van de ACM. Het staat de ACM als onafhankelijk toezichthouder
vrij om eigen onderzoeken te starten, en om aandacht te vragen over onderwerpen die
zij belangrijk vindt in het kader van haar wettelijke taak. De ACM bepaalt zelf hoe
zij haar taak uitvoert. In haar brief vraagt de ACM aandacht voor het effect op het
concurrentiespeelveld bij het toepassen van de cao voor het Levensmiddelenbedrijf.
Ik ben als Minister van SZW verantwoordelijk voor het oordeel over algemeenverbindendverklaring
van cao-bepalingen en het al dan niet verlenen van dispensatie. Ik maak daarin een
eigen afweging en houd mij daarbij aan de voor mij geldende wettelijke kaders. De
ACM onderkent deze bevoegdheid ook in haar brief.
Het wettelijk kader van het Nederlandse cao en avv-stelsel gaat al bijna honderd jaar
mee. Een teken dat het stelsel flexibel is en de mogelijkheid biedt om mee te bewegen
met veranderingen in de tijd. Juist omdat binnen het kader de sociale partners de
vrijheid genieten om het collectief overleg naar eigen inzicht vorm te geven en de
meest passende afspraken te maken voor een onderneming of sector. Dit uit zich in
het draagvlak voor het stelsel, dat nog altijd groot is. De meerderheid van de werknemers
en werkgevers zijn positief over de cao, hun arbeidsvoorwaarden, de vakbond en de
werkgeversvereniging.3
Tegelijkertijd is het belangrijk om oog te hebben voor nieuwe ontwikkelingen, zoals
de opkomst van andere vormen van werk of het ontstaan van nieuwe sectoren. Ik vind
het belangrijk dat ook nieuwe (innovatieve) toetreders zich gerepresenteerd voelen
bij de cao, en dat het gesprek over mogelijkheden tot maatwerk goed gevoerd kan worden.
Momenteel voert mijn ministerie een verkenning uit naar mogelijk onderhoud van het
cao en avv-stelsel. In mijn Kamerbrief van 19 november 2024 heb ik vier sporen uitgezet,
te weten: de organisatiegraad van werknemers- en werkgeversorganisaties; de onafhankelijkheid
van vakbonden; de cao-dekkingsgraad en ook het avv- en dispensatiebeleid.4 Ik werk deze vier sporen uit in aparte beleidstrajecten en verwacht uw Kamer na de
zomer nader te informeren over de stand van zaken.
Vraag 4
Bent u het ermee eens dat het juist een taak van de politiek is om bestaande regelgeving
opnieuw te evalueren als blijkt dat deze niet meer passend is op de continu veranderende
en innoverende wereld? Zo ja, wat heeft u van de Kamer nodig om regelgeving zo actueel
mogelijk te houden?
Antwoord 4
Ik vind evaluatie van bestaande wet- en regelgeving zeer belangrijk. Wet- en regelgeving
moet passend zijn en blijven voor zowel gevestigde bedrijven als nieuwe bedrijven.
Dit is inderdaad een taak van de politiek. Momenteel voert mijn ministerie een verkenning
uit naar mogelijk onderhoud van het cao- en avv-stelsel. Zie ook mijn antwoord op
vraag 3. Het kabinet voert daarover ook graag het gesprek met uw Kamer om signalen
te horen en inbreng mee te nemen.
Vraag 5
Bij welke sectoren speelt naar uw weten nog meer het vraagstuk van van niet-passende
collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s), naast innovatieve bedrijven die actief
zijn in de supermarktbranche?
Antwoord 5
Het is aan sociale partners om vorm te geven aan de werkingssfeer van een cao en in
overleg te treden met nieuwkomers op de markt. Soms ontstaat er onduidelijkheid of
verschil van inzicht over de werkingssfeer. In beginsel is het aan betrokken sociale
partners om gezamenlijk tot een oplossing te komen.
Tot slot kunnen partijen de rechter om een oordeel vragen over de toepasselijkheid
van de cao.
Over niet-passende collectieve arbeidsvoorwaarden kan ik geen oordeel vellen. In het
licht van de avv-procedure kunnen bedrijven die het niet eens zijn met de werkingssfeer,
bedenkingen indienen en/of een dispensatieverzoek indienen.
Vraag 6
Klopt het dat bedrijven tot 2006 dispensatie kregen als zij een eigen cao hadden,
en dat dit sinds 2006 eerst wordt getoetst aan een kader door de Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid alvorens dispensatie kan worden verleend? Zo ja, wat zijn
de criteria in dit toetsingskader en waarom is dit in 2006 veranderd?
Antwoord 6
Voor 2006 was sprake van een ander dispensatiecriterium. In de periode van 1999 tot
en met 2006 werd een aanvraag tot dispensatie vrijwel automatisch verleend, op voorwaarde
van het hebben van een eigen rechtsgeldige cao en indien sprake was van onafhankelijke
partijen. De dispensatieroute werd echter gebruikt als middel om eenvoudig onder de
algemeen verbindend verklaarde cao uit te komen. Het doel van avv, concurrentie op
arbeidsvoorwaarden voorkomen, werd ondermijnd. Het beleid is daarom gewijzigd. Het
uitgangspunt van de wijziging is het nadrukkelijker bepalen dat avv de regel is en
dispensatie de uitzondering.
De huidige criteria voor dispensatieverlening staan in paragraaf 7 van het Toetsingskader
AVV. Kort gezegd moet voldaan worden aan het volgende:
1) Er moet sprake zijn van een eigen ondernemings-cao.
2) De cao-partijen van deze eigen ondernemings-cao moeten onafhankelijk zijn van elkaar.
3) Er is sprake van zwaarwegende argumenten. Met name is hiervan sprake als de specifieke
bedrijfskenmerken op essentiële punten verschillen van de ondernemingen die tot de
werkingssfeer van de avv-cao gerekend kunnen worden.
Vraag 7
Bent u bereid criteria op te stellen zodat ondernemers weten waar zij aan toe zijn
en lange juridische conflicten kunnen worden voorkomen?
Antwoord 7
In het Toetsingskader AVV zijn al criteria opgenomen. Zie daarvoor ook mijn antwoord
op vraag 6.
Daarnaast is hierin ook bepaald dat het op de weg van de dispensatieverzoeker ligt
om aan te geven en te onderbouwen welke zwaarwegende argumenten maken dat naleving
van de algemeen verbindend verklaarde cao-bepalingen redelijkerwijze niet van hem
kan worden gevergd. De nadere invulling is dan ook afhankelijk van de concrete casus.
Verder worden de partijen die om avv hebben verzocht, in de gelegenheid gesteld om
te reageren op het dispensatieverzoek. Vervolgens krijgt de dispensatieverzoeker de
gelegenheid om daarop te reageren. Daarna ga ik over tot besluitvorming. Tegen een
dispensatiebesluit staat bezwaar en (hoger) beroep bij de bestuursrechter open.
Uiteraard heeft het de voorkeur dat partijen er onderling uitkomen met elkaar en dat
lange juridische conflicten voorkomen worden. Helaas lukt dat niet altijd en wenden
partijen zich tot de Minister van SZW.
Vraag 8
Wordt er momenteel gesproken in het kabinet over verandering van het cao-stelsel teneinde
deze meer mee te laten gaan met de tijd? Zo ja, wat is de actuele stand van zaken?
Zo nee, bent u bereid dit bij de demissionaire kabinetsleden en de ministeries onder
de aandacht te brengen?
Antwoord 8
Zie mijn antwoord op vraag 3 en de Kamerbrief van 19 november jl. Ik verwacht u na
de zomer nader te informeren over de verschillende trajecten die ik momenteel uitwerk.
Vraag 9
Bent u bereid in het demissionaire kabinet te pleiten voor dispensatie aan e-commerce
voor de supermarkt-cao wanneer zij reeds zijn aangesloten bij een cao zoals mogelijk
vanuit artikel 7 van dit toetsingskader5? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Voor het algemeen verbindend verklaren van cao’s bestaat een duidelijk proces, waar
ik als Minister van SZW verantwoordelijk voor ben. Momenteel is het dispensatieverzoek
bij mij in behandeling. Daarbij houd ik mij aan de voorgeschreven wet- en regelgeving.
Het is belangrijk dat dit proces zorgvuldig wordt doorlopen. Ik kan over de lopende
procedure geen uitspraken doen.
Vraag 10
Is het wenselijk om de ruimte voor innovatie en ondernemerschap mee te wegen in besluitvorming
over avv- en van cao’s?
Antwoord 10
Bij een avv-verzoek bestaat de mogelijkheid tot het indienen van bedenkingen en een
verzoek tot dispensatie bij de Minister van SZW. Daarbij kan er zoals eerder gezegd
dispensatie worden verleend als sprake is van zwaarwegende argumenten, waardoor toepassing
van de cao redelijkerwijze niet kan worden gevraagd. Van zwaarwegende argumenten is
met name sprake als de specifieke bedrijfskenmerken op essentiële punten verschillen
ten opzichte van de andere ondernemingen die onder de werkingssfeer van de avv’de
cao vallen. Ook kunnen er andere argumenten zijn die tot dispensatie kunnen leiden,
zolang deze argumenten maar zwaarwegend zijn.
Wel erken ik het belang van ruimte voor innovatie, ondernemerschap en ruimte voor
maatwerk. In de praktijk geven cao-partijen hier invulling aan, bijvoorbeeld door
te kiezen voor minimum cao-bepalingen om ten voordele van de werknemer af te kunnen
wijken, of het opnemen van een hardheidsclausule zodat er coulant kan worden omgegaan
met specifieke situaties of het opnemen van een decentralisatiebepaling, zodat er
op een ander niveau afspraken kunnen worden gemaakt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.