Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Patijn over het bericht dat Online-supermarkten bijval krijgen van ACM
Vragen van het lid Patijn (Groenlinks-PvdA) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht dat Online-supermarkten bijval krijgen van ACM (ingezonden 14 juli 2025).
Antwoord van Minister Van Hijum (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 21 augustus
2025).
Vraag 1
Bent u bekend met de het artikel in het FD-artikel «Online-supermarkten krijgen bijval
van ACM in discussie rond cao»1?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u aangeven wat de aanleiding is dat de Autoriteit Consument & Markt onderzoek
heeft gedaan naar vrije concurrentieverhoudingen bij de toepassing van een collectieve
arbeidsovereenkomst (cao) die algemeen verbindend verklaard is?
Antwoord 2
Als onafhankelijk toezichthouder bepaalt de ACM op basis van de voor haar geldende
wet- en regelgeving zelf of zij een onderzoek start naar de concurrentie in markten.
De ACM heeft in dat kader een eigen verkenning gedaan naar supermarktprijzen. Een
van de partijen waar zij mee hebben gesproken is Picnic.
In haar brief vraagt ACM om aandacht voor het concurrentiespeelveld tussen traditionele
supermarktketens en e-commerce supermarkten. De supermarktsector zou sterk geconcentreerd
zijn, terwijl concurrentie tussen supermarkten juist zou zorgen voor lagere prijzen
voor de consument en verbetering van de kwaliteit van producten en diensten.
Vraag 3
Bent u bekend met het feit dat collectieve arbeidsvoorwaarden, waarvan de werkingssfeer
onderdeel is van cao’s, expliciet zijn uitgezonderd van artikel 6 lid 1 van de Mededingingswet,
zoals vastgelegd in artikel 16 van de Mededingingswet en zoals de ACM zelf schrijft
op de eigen website?
Antwoord 3
Ja. Ik ben bekend met de cao-exceptie die is vastgelegd in artikel 16 van de Mededingingswet.
Kort gezegd houdt dit in dat afspraken binnen collectieve arbeidsovereenkomsten in
principe niet onder het kartelverbod vallen. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwaarden heeft
de cao-exceptie ook aangehaald in de uitspraak van 24 juni 2025 in de civiele procedure
tussen VEN/ Picnic/ Flink en het Vakcentrum/ CNV/ FNV. Daarin komt het Gerechtshof
tot het oordeel dat de cao voor het Levensmiddelenbedrijf (LMB) onder de vrijstelling
van artikel 16 Mededingingswet valt.2
Vraag 4
Hoe oordeelt u in dit licht van de uitzondering op de Mededingingswet over de aan
u gezonden brief van de ACM en het feit dat de ACM überhaupt overgegaan is tot een
onderzoek?
Antwoord 4
De ACM bepaalt als onafhankelijk toezichthouder zelf hoe zij haar wettelijke taak
uitvoert. De ACM kan binnen de voor haar geldende wet- en regelgeving onderzoeken
starten en ook aandacht vragen voor bepaalde ontwikkelingen.
Als Minister van SZW ben ik verantwoordelijk voor het algemeen verbindend verklaren
van cao-bepalingen en het behandelen van aan mij gerichte dispensatieverzoeken. Ik
maak een eigen afweging, waarbij ik mij houd aan de toepasselijke wet- en regelgeving.
De ACM onderkent deze bevoegdheid ook in haar brief.
Vraag 5
Wat is uw oordeel over het feit dat de ACM zich uitspreekt over een zaak waarin al
door de rechter is geoordeeld is?
Antwoord 5
De rechter heeft een uitspraak gedaan over de interpretatie van de werkingssfeer van
de cao LMB. Hierbij is geoordeeld dat e-commerce-bedrijven zoals Picnic, Flink en
Hofweb onder de werkingssfeer vallen van die cao. Dit oordeel ziet op een vorige cao
en heeft voor nu invloed op het toepassen van een eerder avv-besluit.3
De ACM geeft in haar brief een aantal zaken mee die in ogenschouw genomen kunnen worden
bij de afweging in de huidige avv-procedure en het huidige dispensatieverzoek waarvoor
ik bevoegd ben.
Vraag 6
Kunt u aangeven of en hoe u het verzoek om dispensatie in behandeling zal nemen gezien
de uitspraak van de rechter?
Antwoord 6
De rechter heeft geoordeeld dat de e-commerce supermarkten onder de werkingssfeer
van de cao LMB vallen. Er werd geoordeeld dat zij bezig zijn met de exploitatie van
een (virtuele) supermarkt. Dit is relevant voor de avv-procedure. Dispensatie kan
namelijk alleen verleend worden als het desbetreffende bedrijf onder de cao valt waar
wordt verzocht om dispensatie.
Daarbij is er bij een dispensatieprocedure bij mij sprake van een ander vraagstuk
en andere bevoegdheid dan bij de civiele rechter. In een Kamerbrief van vorig jaar
is hier ook uitleg over gegeven door mijn voorganger.4 Op grond van de wet AVV en het Toetsingskader AVV moet een dispensatieverzoeker bij
mij aan kunnen tonen dat er specifieke bedrijfskenmerken zijn die op essentiële punten
verschillen. Deze moeten dusdanig zwaarwegend zijn dat redelijkerwijs niet verlangd
kan worden dat de cao die avv’d wordt, wordt nageleefd door de desbetreffende dispensatieverzoeker.
Bij het dispensatieverzoek dat momenteel bij mij in behandeling is, volg ik de voorgeschreven
wettelijke procedures. Het is belangrijk dat dit proces zorgvuldig wordt doorlopen
en ik kan niet op de uitkomst vooruitlopen.
Vraag 7
Kunt u aangeven of het onderzoek en de brief van de ACM in lijn is met de bedoeling
van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen
van collectieve arbeidsovereenkomsten (AVV) en artikel 16 van de Mededingingswet om
concurrentie op arbeidsvoorwaarden te voorkomen?
Antwoord 7
De cao-exceptie biedt de ruimte aan werkgevers(organisaties) en werknemersorganisaties
om cao’s af te sluiten. Daarbij zijn de Wet AVV en het Toetsingskader AVV bedoeld
om concurrentie op arbeidsvoorwaarden te voorkomen en de uitkomsten van het cao-overleg
te ondersteunen. Zoals de ACM in haar brief ook aangeeft, is het aan mij als Minister
van SZW om een eigen afweging te maken over het algemeen verbindend verklaren van
de cao-bepalingen en het dispensatieverzoek.
Vraag 8
Acht u het wenselijk dat in het kader van innovatie bedrijven concurreren op arbeidsvoorwaarden?
Antwoord 8
Laat ik vooropstellen dat in het avv-beleid een belangrijk uitgangspunt is dat cao-partijen
zelf verantwoordelijk zijn voor de afbakening van de werkingssfeer van de cao en dat
dispensatie zoveel mogelijk door cao-partijen zelf wordt geregeld.
Verder vind ik ruimte voor innovatie en maatwerk belangrijk. Veel cao’s bieden die
ruimte ook, bijvoorbeeld door te kiezen voor minimum cao-bepalingen of het opnemen
van een hardheidsclausule of decentralisatiebepaling. Het avv-instrument heeft ook
als doel om concurrentie op arbeidsvoorwaarden te voorkomen en een gelijk speelveld
te creëren. Tegelijkertijd bestaat de legitieme vraag of sprake is van andere specifieke
bedrijfskenmerken.
Momenteel voert mijn ministerie een verkenning uit naar mogelijk onderhoud van het
cao- en avv-stelsel. In mijn Kamerbrief van 19 november 2024 heb ik vier sporen uitgezet,
waaronder het avv- en dispensatiebeleid. Ik verwacht uw Kamer na de zomer nader te
informeren over de huidige stand van zaken.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Martens-America
en Bikkers (beiden VVD), ingezonden 14 juli 2025 (vraagnummer 2025Z14663)
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.