Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over het artikel ‘Ondernemingsstrafrecht zonder klassenjustitie’
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het artikel «Ondernemingsstrafrecht zonder klassenjustitie» (ingezonden 26 juni 2025).
Antwoord van Minister Van Weel (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 19 augustus 2025).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 2545
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Ondernemingsstrafrecht zonder klassenjustitie.
Van megaschikkingen naar megastrafbeschikkingen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Erkent u dat het nooit de bedoeling is geweest van de wetgever om de OM-transacties
op te rekken naar een afkooppraktijk van schikkingen van honderden miljoenen voor
banken en andere multinationals die de wet overtreden? Begrijpt u de kritiek op deze
uitruil, het betalen van een geldbedrag ter voorkoming van strafvervolging, in ruil
waarvoor strafvervolging en schuldvaststelling en schuldbekentenis achterwege blijft?
Antwoord 2
Ik begrijp dat bij sommigen het beeld kan ontstaan dat dat sprake is van een afkooppraktijk
voor banken en andere grote ondernemingen. Hiervan is echter geen sprake, zoals ik
in de antwoorden op uw vragen zal toelichten.
Aan de officier van justitie staan verschillende afdoeningsmodaliteiten ter beschikking.
Naast dagvaarden of het al dan niet voorwaardelijk seponeren zijn dat de OM-strafbeschikking
(artt. 257a-257h Wetboek van Strafvordering) en de transactie (art. 74 Wetboek van
Strafrecht). Het OM kiest altijd – in lijn met het opportuniteitsbeginsel – voor de
meest passende afdoeningswijze. Het klopt dat bij een transactie geen sprake is van
strafvervolging en schuldvaststelling en dit wordt bij de beoordeling dan ook nadrukkelijk
meegenomen (zie ook het antwoord op vraag2.
De officier van justitie kan er voor kiezen de verdachte onder voorwaarden een transactie
aan te bieden om strafvervolging te voorkomen. Het is van belang hierbij onderscheid
te maken tussen een reguliere transactie en een hoge transactie. Het begrip «hoge
transactie» is nader afgebakend en omvat alle transacties waarbij betaling van een
geldsom aan de Staat met een boetecomponent van € 200.000 of meer aan de orde is en
transacties met een totale transactiewaarde van € 1.000.000 of meer (zie de Aanwijzing
hoge transacties, Stct. 2020, 46166). Een hoge transactie wordt alleen aangeboden in het geval3 van strafbare feiten waarop een gevangenisstraf van niet meer dan zes jaar is gesteld4 wanneer zowel bewijstechnisch als beleidsmatig voldoende grond aanwezig is om tot
dagvaarding te kunnen overgaan en5 de feitelijke gedragingen die grond zijn voor de transactie door de verdachte worden
erkend, verdachte zijn handelen erkent en laat zien veranderingen in de bedrijfsvoering
aan te willen brengen. In de regel worden hoge transacties alleen aan rechtspersonen
aangeboden. Dat houdt onder meer verband met de omstandigheid dat aan een rechtspersoon
meestal geen andere straf kan worden opgelegd dan een geldboete.
Bij de beslissing om een transactie aan te bieden worden door het OM elementen meegewogen
zoals de proceshouding van de verdachte, of de verdachte de slachtoffers en/of eventuele
nabestaanden heeft gecompenseerd, de maatregelen die verdachte neemt ter voorkoming
van herhaling van strafbare gedragingen en de rol van de verdachte bij het aan het
licht brengen van de strafbare feiten. Bovendien vormt recidive een contra-indicatie
voor het aanbieden van een hoge transactie. Voor delicten die publieke verontrusting
hebben veroorzaakt, geldt dat alleen een transactie wordt aangeboden indien daar een
zeer goede reden voor is.
Voor hoge transacties kent het OM een speciale procedure met een onafhankelijke toetsingscommissie.
Wanneer de officier van justitie overweegt een strafzaak af te doen door middel van
het aanbieden van een hoge transactie, legt hij dit voornemen voor aan de hoofdofficier
van justitie van zijn parket. Het transactievoorstel wordt ter goedkeuring voorgelegd
aan het College van procureurs-generaal, dat vervolgens advies vraagt aan de Toetsingscommissie
hoge transacties. Na een positief advies van de Toetsingscommissie beslist het College
van procureurs-generaal met inachtneming van dat advies, of het transactievoorstel
aan de verdachte wordt aangeboden. Indien wordt besloten tot een hoge transactie dan
maakt het OM dat in beginsel bekend door middel van een uitgebreid persbericht, waarmee
het OM publieke verantwoording aflegt over de afdoening van de zaak.
In de Eerste aanvullingswet bij het nieuwe Wetboek van Strafvordering wordt voorgesteld
de toetsing van hoge transacties door de onafhankelijke commissie te vervangen door
rechterlijke toetsing.
Voor wat betreft de strafmaat wordt de verdachte niet bevoordeeld als de zaak wordt
afgedaan met een transactie. De Aanwijzing hoge transacties geeft als criterium voor
het aanbieden van een hoge transactie dat het delict waarvoor de transactie wordt
aangeboden, indien de zaak aan de rechter zou worden voorgelegd, naar redelijkerwijs
te verwachten is met een vermogensrechtelijke sanctie zal worden afgedaan. Voor het
bepalen van de hoogte van het transactiebedrag noemt de Aanwijzing expliciet als aspect
van belang: straffen die de rechter in soortgelijke gevallen heeft opgelegd. Het transactiebedrag
komt overeen met de eis die een officier van justitie zou hebben uitgesproken als
de zaak via een dagvaarding voor de rechter zou zijn gebracht. Ook is het van belang
te vermelden dat in de transactieovereenkomst een ontnemingscomponent kan worden opgenomen
waarmee het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt ontnomen. De transactie betekent
dus niet dat een lichtere straf of maatregel (in vergelijking met afdoening door een
rechter) wordt opgelegd en dus ook niet dat sprake is van klassenjustitie.
Vraag 3
Vindt u ook dat deze transactiepraktijk kenmerken van klassenjustitie vertoont, mede
omdat niet iedere verdachte de middelen heeft om strafvervolging af te kopen? Zo nee,
waarom niet? Zo ja, welke?
Antwoord 3
Zoals in het antwoord bij vraag 2 is toegelicht hangt het aanbieden van een hoge transactie
af van een aantal omstandigheden, zoals erkenning van de gedragingen en de toegezegde
of getroffen maatregelen ter voorkoming van verdere strafbare feiten, af of een transactie
wordt opgelegd. Deze omstandigheden zijn slechts beperkt afhankelijk van beschikbare
middelen bij de betrokken rechtspersoon.
Vraag 4
Wat vindt u van de constatering in het artikel dat een OM-strafbeschikking als voordeel
heeft dat hier tenminste wél sprake is van schuldvaststelling, waardoor grote bedrijven
en hun advocaten liever aansturen op de OM-transactie, met als gevolg dat deze afkoop
van strafvervolging een privilege dreigt te worden van de 1 procent grootste ondernemingen?
Antwoord 4
Strafvervolging en schuldvaststelling blijven inderdaad bij een transactie achterwege.
Bij een strafbeschikking is hiervan wel sprake. Op grond van de Aanwijzing OM-strafbeschikking
(Stcrt. 2022, 9133) van het College van Procureurs-Generaal is het uitvaardigen van een strafbeschikking
het uitgangspunt (bij feiten waarvoor dat wettelijk mogelijk is en als de strafzaak
zich ervoor leent) en kan alleen bij wijze van uitzondering nog gebruik worden gemaakt
van de transactie als afdoeningsmodaliteit (zie de inleiding op paragraaf 2 van deze
Aanwijzing). Bij de keuze voor de meest passende afdoeningsmodaliteit, zoals toegelicht
in het antwoord op vraag 2, wordt het feit dat bij een transactie geen sprake is van
strafvervolging en schuldvaststelling nadrukkelijk meegenomen.
Vraag 5
Kunt u bevestigen dat uit onderzoeken blijkt dat afkoop van strafvervolging door multinationals
niet bijdraagt aan ethisch gedrag en recidivepreventie?
Antwoord 5
In het artikel wordt verwezen naar onderzoeken die zich vooral richten op de Verenigde
Staten en onderzoek naar banken wereldwijd. De wijze van het afdoen van strafzaken
in Nederland, waaronder het aanbieden van transacties zoals ook toegelicht in de antwoorden
op vraag 2, 3 en 4 is hiermee niet goed vergelijkbaar. Er zijn ook verschillende voorbeelden
van zaken waarbij het OM ervoor heeft gekozen om banken of grote ondernemingen een
strafbeschikking op te leggen dan wel te dagvaarden:
– Het OM heeft eerder dit jaar besloten een Nederlandse bank te dagvaarden vanwege structurele
overtreding van de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme.
– Aan een andere Nederlandse bank is recent een strafbeschikking opgelegd in de vorm
van een geldboete van 14 miljoen euro opgelegd omdat de bank medeplichtig is aan het
opzettelijk doen van onjuiste belastingaangiften door een andere bank, waarmee die
andere bank in strijd met de wet dividendbelasting heeft verrekend.
– Een Nederlandse scheepvaartonderneming wordt strafrechtelijk vervolgd voor omkoping,
valsheid in geschrifte en witwassen rondom de verkoop van schepen in het buitenland.
– Het OM heeft recent aangekondigd een buitenlandse bank te dagvaarden wegens de verdenking
van dividendbelastingontduiking.
De afdoening van deze strafzaken heeft het OM via persberichten bekend gemaakt.
Vraag 6
Wat is uw reactie op de conclusie dat het, voor een ondernemingsstrafrecht zonder
klassenjustitie, noodzakelijk is dat we afscheid nemen van de huidige (Amerikaanse)
afkooppraktijken?
Antwoord 6
Zoals ik in het voorgaande heb toegelicht is er geen sprake van afkooppraktijken.
Vraag 7
Bent u het er mee eens dat vervolgens gekozen kan worden voor de OM-strafbeschikking
of zo mogelijk voor het reguliere strafrecht, en dat hiermee een einde kan worden
gemaakt aan deze vorm van klassenjustitie?
Antwoord 7
Ik ben het met u eens dat indien de zaak zich hiervoor leent de strafbeschikking de
voorkeur heeft boven de transactie. Dit is ook het beleid van het OM, zoals toegelicht
in het antwoord op vraag 4.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.