Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Podt over jongeren werkzaam in de bollenteelt
Vragen van het lid Podt (D66) aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over jongeren werkzaam in de bollenteelt (ingezonden 17 juni 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Nobel (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens
de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (ontvangen 19 augustus
2025)Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 2661
Vraag 1
Klopt het dat jongeren van 13 tot 18 jaar werkzaam mogen zijn in de bollenteelt, bijvoorbeeld
bij het wassen, sorteren of verpakken van bloembollen?
Antwoord 1
Dit is beperkt toegestaan, en er gelden strikte, goed gedefinieerde voorwaarden waaronder
zij wel werkzaamheden mogen verrichten met producten zoals bloembollen die eerder
behandeld zijn met gewasbeschermingsmiddelen.
Hierbij geldt dat er op basis van het Arbobesluit geen sprake mag zijn van stoffen
met een CMR-classificatie (carcinogeen, mutageen of reprotoxisch). Zelfs indirect
contact (zoals bij het pellen van bloembollen) is verboden als de CMR-stof nog aanwezig
is. Bij middelen zonder CRM-classificatie moet de werkgever de blootstelling zoveel
mogelijk of tot een minimum beperken. Dit betekent dat jongeren pas mogen beginnen
met pellen als de restconcentratie laag genoeg is en veiligheid gegarandeerd kan worden.
De werkgever is verantwoordelijk voor het raadplegen van het etiket en het veiligheidsinformatieblad
van het gebruikte middel, het bepalen van een minimale wachttijd voor het pellen,
en het vastleggen hiervan in de werkprocedure. Tijdens het pellen moeten bovendien
toezicht, duidelijke instructies en passende persoonlijke beschermingsmiddelen aanwezig
zijn.
In het algemeen gelden voor 13-, 14-, 15-jarigen nog strengere voorwaarden dan 16-
en 17-jarigen. Zo mogen 13–15-jarigen überhaupt geen werkzaamheden verrichten waarbij
persoonlijke beschermingsmiddelen noodzakelijk zijn.
De verantwoordelijkheid voor de analyse van bovenstaande ligt bij de werkgever en
dient opgenomen te worden in de wettelijk verplichte Risico Evaluatie en Inventarisatie
(RI&E).
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat het wettelijk is toegestaan dat jongeren onder de 18 werkzaamheden
verrichten in de agrarische sector, mits zij niet direct in aanraking komen met gevaarlijke
stoffen?
Antwoord 2
Jongeren onder de 18 jaar mogen niet werken met giftige stoffen, waaronder gewasbeschermingsmiddelen
(Arbobesluit, artikel 4.105). Het direct toepassen van gewasbeschermingsmiddelen is
verboden voor jongeren. Werkzaamheden door jongeren zijn alleen toegestaan als er
sprake is van zeer lage geaccepteerde concentraties gewasbeschermingsmiddelen. Bij
bepaalde categorieën gewasbeschermingsmiddelen zoals middelen waar kankerverwekkende
stoffen in zitten is het helemaal niet toegestaan dat jongeren daarmee in aanraking
komen.
Voor alle werkgevers met jeugdige werknemers gelden in het algemeen, dus ook buiten
de agrarische sector, extra verplichtingen bovenop de normale arboregels. Het gaat
dan bijvoorbeeld om een verplichting tot deskundig toezicht en aanvullende eisen aan
de voorlichting en onderricht aan jongeren.
Vraag 3
Hoeveel jongeren onder de 18 zijn werkzaam in de bollenteelt? Heeft u hier landelijke
of regionale cijfers van? Klopt het dat veel jongeren ook deze zomer weer vakantiewerk
doen in de bollenteelt?
Antwoord 3
Het RIVM geeft aan dat volgens CBS-data in het jaar 2023 meer dan 2000 jongeren (onder
de 18 jaar) in de bloembollenteelt werkten. Dit kwam in alle maanden van het jaar
voor, maar voor het grootste deel was dat in juli en augustus. Veruit de meesten stonden
hiervoor geregistreerd als oproepkracht. Het is op basis van de CBS-data niet bekend
wat voor werk ze precies deden en ook niet in welke regio’s ze werkten.
Verder is de registratie per maand, dat wil zeggen of de jongeren in een bepaalde
maand geregistreerd waren als werkzaam in deze branche. Hoe lang en hoeveel uren ze
binnen die maand daar dan werkten, is niet bekend.
Vraag 4
Wordt er bij inspecties aspecifiek gekeken naar de aanwezigheid van jongeren op werkplekken
in de bollenteelt en de aard van hun werkzaamheden?
Antwoord 4
De werkgever is primair verantwoordelijk voor het bieden van gezonde en veilige werkomstandigheden
voor de werknemers. De Arbeidsinspectie houdt risicogericht toezicht en spreekt werkgevers
aan op hun verantwoordelijkheid om doeltreffende maatregelen te nemen. Bij een inspectie
kijkt ze naar de werkomstandigheden van alle werknemers op een werkplek, zo ook jongeren.
Als in een bedrijf jongeren werkzaam zijn, moet de werkgever in de voorgeschreven
risico-inventarisatie en -evaluatie in het bijzonder aandacht besteden aan de specifieke
gevaren die bijvoorbeeld door hun leeftijd en gebrek aan werkervaring kunnen ontstaan.
Als sprake is van dergelijke specifieke gevaren, dient de werkgever te zorgen voor
deskundig toezicht op de werkzaamheden van jongeren zodat die gevaren worden voorkomen.
De Arbeidsinspectie controleert de aanwezigheid van een RI&E tijdens haar inspecties
en handhaaft waar nodig.
Vraag 5
Kunt u aangeven onder welke omstandigheden jongeren worden blootgesteld aan gewasbeschermingsmiddelen,
ook als zij er niet direct mee werken, bijvoorbeeld via contact met behandelde bollen
of residuen in de lucht?
Antwoord 5
Jongeren mogen niet werkzaam zijn tijdens spuiten met middelen. Herbetreding van het
gewas door jongeren mag pas nadat de spuitvloeistof opgedroogd is; in de praktijk
is dat op zijn vroegst de volgende dag. Blootstelling aan restanten op gewassen zijn
nog steeds mogelijk via huidcontact, maar vanwege de tijd tot herbetreding is dat
minimaal.
De route van huidcontact met behandeld gewas en de werkzaamheden met behandelde bloembollen
worden in de beoordeling van de werker meegenomen in de risicobeoordeling van het
Ctgb, waarin ook rekening wordt gehouden met kwetsbare groepen, zoals jongeren. Zie
verder het antwoord op vraag 8.
Vraag 6
Zijn er onderzoeken bekend over de gezondheidsrisico’s voor werknemers – en specifiek
jongeren – in de bollenteelt waar (veel) gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt?
Antwoord 6
Specifieke onderzoeken over de gezondheidsrisico’s voor werknemers – en specifiek
jongeren – in de bollenteelt zijn op dit moment niet bekend. Wel doet het RIVM op
dit moment een verkenning binnen het OBO-2 onderzoek om te kijken hoe gezondheidsrisico’s
voor werknemers in de agrarische sector kunnen worden onderzocht. Hierbij zijn ook
verschillende branches en verschillende leeftijdsgroepen aan de orde zoals jongeren
in de bollenteelt.
Het Ctgb beoordeelt voorafgaand aan de toelating de risico’s voor de gezondheid van
het gebruik van een gewasbeschermingsmiddel. Onderdeel van die beoordeling is de blootstelling
van werknemers aan residuen op het gewas (bij gewasbehandeling) of op de bloembol
(bij bloemdompeling). Bij de beoordeling of die blootstelling tot schadelijke effecten
leidt, houdt het Ctgb ook rekening met kwetsbare groepen, zoals jongeren.
Vraag 7
Kunt u toelichten waarom jongeren wel mogen werken met bloembollen, ook als deze behandeld
zijn met gewasbeschermingsmiddelen, terwijl ze volgens de wet niet met giftiger gevaarlijke
stoffen mogen werken?
Antwoord 7
Het klopt dat jongeren onder de 18 jaar niet mogen werken met giftige stoffen, waaronder
gewasbeschermingsmiddelen (Arbobesluit, artikel 4.105). Het direct toepassen van gewasbeschermingsmiddelen
is verboden voor jongeren. Er gelden echter goed gedefinieerde voorwaarden waaronder
zij wel werkzaamheden mogen verrichten met producten zoals bloembollen die eerder
behandeld zijn met gewasbeschermingsmiddelen. Hierbij geldt dat er geen sprake mag
zijn van stoffen met een CMR-classificatie (carcinogeen, mutageen of reprotoxisch).
Zelfs indirect contact (zoals bij het pellen van bloembollen) is verboden als de CMR-stof
nog aanwezig is. Bij middelen zonder CRM-classificatie moet de werkgever de blootstelling
zoveel mogelijk of tot een minimum beperken. Dit betekent dat jongeren pas mogen beginnen
met pellen als de restconcentratie laag genoeg is.
Vraag 8
Vindt u het aannemelijk dat jongeren die bollen wassen of sorteren toch indirect blootgesteld
kunnen worden aan restanten van gewasbeschermingsmiddelen?
Antwoord 8
Het RIVM geeft aan dat het aannemelijk is dat werkenden worden blootgesteld aan restanten
van gewasbeschermingsmiddelen tijdens activiteiten zoals het wassen, inclusief boldompeling
(«boldesinfectie»), sorteren en uitplanten van bloembollen. Door het Ctgb wordt daarom
bij de toelating van een gewasbeschermingsmiddel een risicobeoordeling uitgevoerd
voor de «werker».
In sommige gevallen is het dragen van handschoenen voorgeschreven op basis van de
risicobeoordeling. Bijvoorbeeld in het geval van middelen gebruikt voor boldompeling.
Dit wordt vermeld in het wettelijk gebruiksvoorschrift van het betreffende middel.
Jongeren van 13, 14, 15 jaar mogen geen werkzaamheden uitvoeren waarbij persoonlijke
beschermingsmaatregelen noodzakelijk zijn. Zij mogen deze werkzaamheden onder dergelijke
omstandigheden dan ook niet verrichten.
Vraag 9
Is er sprake van een grijs gebied in de regelgeving waarin jongeren niet met giftige
stoffen mogen werken, maar wél met producten die eerder met deze stoffen behandeld
zijn?
Antwoord 9
Er is geen sprake van grijs gebied, maar van toestemming onder diverse strenge voorwaarden
(zie ook het antwoord op vraag 1 en 7).
Het klopt dat jongeren onder de 18 jaar niet mogen werken met giftige stoffen, waaronder
gewasbeschermingsmiddelen (Arbobesluit, artikel 4.105). Er gelden echter goed gedefinieerde
voorwaarden waaronder zij wel werkzaamheden mogen verrichten met producten zoals bloembollen
die eerder behandeld zijn met gewasbeschermingsmiddelen.
Hierbij geldt dat er geen sprake mag zijn van stoffen met een CMR-classificatie (carcinogeen,
mutageen of reprotoxisch). Zelfs indirect contact (zoals bij het pellen van bloembollen)
is verboden als de CMR-stof nog aanwezig is. Bij middelen zonder CMR-classificatie
moet de werkgever de blootstelling zoveel mogelijk of tot een minimum beperken. Dit
betekent dat jongeren pas mogen beginnen met pellen als de restconcentratie laag genoeg
is. De werkgever is verantwoordelijk voor het raadplegen van het etiket en het veiligheidsinformatieblad
van het gebruikte middel, het bepalen van een minimale wachttijd voor het pellen,
en het vastleggen hiervan in de werkprocedure. Tijdens het pellen moeten bovendien
toezicht, duidelijke instructies en passende persoonlijke beschermingsmiddelen aanwezig
zijn.
Vraag 10
Worden bedrijven in de bollenteelt verplicht om voorafgaand aan het werk jongeren
te informeren over mogelijke risico’s, en zo ja, hoe wordt dit geborgd?
Antwoord 10
Ja, bedrijven zijn hiertoe verplicht. De werkgever is primair verantwoordelijk voor
het bieden van gezonde en veilige werkomstandigheden voor alle werknemers. Als in
een bedrijf jongeren werkzaam zijn, moet de werkgever in de voorgeschreven risico-inventarisatie
en -evaluatie (RI&E) in het bijzonder aandacht besteden aan de specifieke risico’s
die bijv. door hun leeftijd en gebrek aan werkervaring kunnen ontstaan. Als sprake
is van dergelijke specifieke risico’s, dient de werkgever doeltreffende maatregelen
te treffen en onder meer te zorgen voor deskundig toezicht op de werkzaamheden van
jongeren zodat die risico’s worden beheerst.
Ten aanzien van jongeren gelden aanvullende eisen m.b.t. voorlichting en onderricht
over de risico’s die aan bepaalde werkzaamheden zijn verbonden en de maatregelen om
die risico’s te voorkomen en beperken (Arbowet art. 8.5). De Nederlandse Arbeidsinspectie
houdt hier toezicht op.
Vraag 11
In hoeverre wordt bij het opstellen van arbeidstijden en werkomstandigheden voor jongeren
in de bollenteelt rekening gehouden met cumulatieve blootstelling aan chemische middelen?
Antwoord 11
Het is de verantwoordelijkheid van de werkgever om de risico’s van het gebruik van
chemische stoffen te inventariseren en waar nodig beschermende maatregelen te nemen.
Dat is zeker van belang bij combinaties van middelen die in de praktijk worden gebruikt,
omdat de werkgever de enige is die daarover informatie heeft. Bij toegelaten gewasbeschermingsmiddelen
zijn de risico’s van cumulatieve blootstelling beoordeeld voor zover het bekende combinaties
betreft (meerdere werkzame stoffen in een middel of een voorgeschreven tankmix). Voor
alle andere mogelijke combinaties die in de praktijk worden gebruikt, is nog geen
methodiek beschikbaar om dit te kunnen beoordelen als onderdeel van de toelating.
Voor een aantal veelvoorkomende mengsels van gewasbeschermingsmiddelen en toevoegmiddelen
is brancheorganisatie Stigas bezig met het beoordelen van de risico’s van de blootstelling
aan deze mengsels voor toepassers en gewaswerkers.
Verder heeft het RIVM in samenwerking met Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid
(EFSA) het Monte Carlo Risk Assessment (MCRA)-model ontwikkeld, waarmee cumulatieve
gezondheidsrisco’s (o.a. op zenuwstelsel en schildklier) van blootstelling aan residuen
van meerdere stoffen op voedingsmiddelen kunnen worden berekend. Dit model wordt verder
uitgebreid met andere blootstellingsroutes, waaronder die voor agrariërs en omwonenden,
en andere orgaanstelsels.
Nederland stimuleert via agendering en expertise Europese samenwerking voor het verder
ontwikkelen van cumulatieve risicobeoordelingen.
Vraag 12
Wat is de rol van de Arbeidsinspectie bij het controleren van jongerenwerk in sectoren
met (mogelijk) giftige residuen, zoals de bloembollenteelt?
Antwoord 12
De werkgever is primair verantwoordelijk voor het bieden van gezonde en veilige werkomstandigheden
voor de werknemers. De Arbeidsinspectie houdt risicogericht toezicht en spreekt werkgevers
aan op hun verantwoordelijkheid om doeltreffende maatregelen te nemen. De Arbeidsinspectie
handhaaft waar nodig.
Vraag 13
Bent u bereid te onderzoeken of de huidige regelgeving rondom vakantiewerk en jongerenarbeid
voldoende bescherming biedt tegen blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen in de
praktijk?
Antwoord 13
Het RIVM voert op dit moment het OBO-2 onderzoek (Onderzoek Bestrijdingsmiddelen en
Omwonenden) uit op verzoek van de ministeries van LVVN, SZW en VWS. Het Ministerie
van SZW is hierbij specifiek betrokken bij een verkenning om te kijken hoe gezondheidsrisico’s
voor werknemers in de agrarische sector kunnen worden onderzocht. Hierbij zijn ook
verschillende branches en verschillende leeftijdsgroepen aan de orde, inclusief jongeren
in de bollenteelt.
Vraag 14
Bent u het ermee eens dat jongeren extra beschermd dienen te worden tegen gezondheidsrisico’s
in het algemeen en van chemische stoffen in het bijzonder en dat zij hier op hun werkplek
niet mee te maken mogen krijgen?
Antwoord 14
Ja, ik ben het er mee eens dat jongeren extra beschermd dienen te worden tegen gezondheidsrisico’s.
Het bieden van deze extra bescherming is ook verplicht op basis van de Arbowet. De
waarborgen in de regelgeving zijn erop gericht dat jongeren helemaal niet te maken
krijgen met CMR stoffen en bij middelen zonder CMR-classificatie moet de werkgever
de blootstelling zoveel mogelijk of tot een minimum beperken. Ik verwijs graag naar
hetgeen ik hierover geantwoord heb op vragen 1,2, 9 en 10.
Vraag 15
Hoe beoordeelt u de situatie waarin jongeren wettelijk niet met giftige stoffen mogen
werken, maar wél met producten die zulke stoffen bevatten of bevatten hebben – en
vindt u dat dit aanleiding is voor nadere regelgeving of verduidelijking?
Antwoord 15
Het werken door jongeren met producten die deze stoffen bevatten of bevat hebben zoals
bloembollen is aan strenge eisen gebonden. Deze eisen zijn samengevat gericht op geen
blootstelling of blootstelling aan zeer verdunde concentraties van deze stoffen, zie
ook het antwoord op vraag 14.
SZW is in gesprek met de sector (LTO, Stigas) en vakbonden over de praktijk rond jongeren
en gewasbeschermingsmiddelen. Gemeenschappelijk beeld is dat het beleid veilig, zo
eenvoudig mogelijk en uitvoerbaar moet zijn. Samen met deze partijen bekijk ik of
het nodig is om via communicatie de regels te verduidelijken voor degenen die er in
de praktijk mee moeten werken.
Vraag 16
Bent u bereid deze vragen, ook gezien de vragen ten aanzien van vakantiewerk, nog
voor het zomerreces te beantwoorden?
Antwoord 16
De beantwoording van de vragen is zo spoedig mogelijk gedaan. Wegens de complexe materie
en afstemming met LVVN, Ctgb, NLA, RIVM en de sector is het niet gelukt de vragen
voor het zomerreces te beantwoorden, hierover is uw Kamer eerder geïnformeerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.