Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Boon en Van der Hoeff over herhaalde antisemitisme en oproepen tot geweld door Radboud-docent Harry Pettit
Vragen van de leden Boon en Van der Hoeff (beiden PVV) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over herhaalde antisemitisme en oproepen tot geweld door Radboud-docent Harry Pettit (ingezonden 20 juni 2025).
Antwoord van Minister Bruins (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 18 augustus
2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 2632.
Vraag 1 en 2
Hoe beoordeelt u de uitspraken van Radboud-docent Harry Pettit, waarin hij zionisten
vergelijkt met nazi’s en oproept tot het «uitroeien van het zionisme»?1
Acht u dit, gezien zijn functie, grensoverschrijdend, antisemitisch en/of een oproep
tot geweld en bent u bereid hierover aangifte te doen of het OM in te schakelen?
Antwoord 1 en 2
Ik vind de uitspraken abject. Of deze strafbaar zijn is niet aan mij om vast te stellen.
Zoals aangegeven tijdens het debat met uw Kamer op 23 januari jl. over de veiligheid
op Nederlandse universiteiten roep ik alle universiteiten en hogescholen op om altijd
aangifte te doen bij vermoedens van strafbare feiten. De instellingen hebben aangegeven
dat ook te doen. Opruiing en (het aanzetten tot) discriminatie zijn bij wet strafbaar
gesteld. Het is aan de Radboud Universiteit om, als werkgever, zo nodig maatregelen
te nemen richting haar medewerkers. In het onderwijs, onderzoek en bij verschillende
activiteiten die op instellingen georganiseerd worden mag van docenten worden verwacht
dat zij zich bewust zijn van hun voorbeeldfunctie en dat zij zorgen voor ruimte voor
diversiteit aan inzichten. Ik verwacht dat instellingen hun verantwoordelijkheid nemen
in de zorg voor een veilige leer- en werkomgeving voor studenten en medewerkers en
hierbij het reguliere instrumentarium inzetten dat zij hiervoor beschikbaar hebben,
variërend van aanspreken, berispen tot en met ontslag en aangifte. De inzet en proportionaliteit
van de maatregelen hangt af van de aard en ernst van de situatie, dit ter beoordeling
door de instelling als werkgever.
Vraag 3
Deelt u de mening dat Harry Pettit, met zijn antisemitische uitingen, oproepen tot
geweld en deelname aan gewelddadige verstoringen, in strijd handelt met de gedragscode
van de Radboud Universiteit en dat dit buiten de grenzen van de academische vrijheid
valt?
Antwoord 3
Het is aan de instelling om na te gaan of er is gehandeld in strijd met de geldende
gedragscode. De gedragscodes en huisregels van de instellingen beogen correct gedrag
en de goede gang van zaken in de gebouwen en terreinen van de instelling. Ik verwacht
van instellingen dat zij de naleving van hun huis- en gedragsregels bevorderen en
ook handhaven, en wanneer dit niet lukt, maatregelen treffen.
Vraag 4
Klopt het dat de Radboud Universiteit op het antisemitisme en de geweldsoproepen van
Harry Pettit slechts reageerde met één «kritisch gesprek» en deelt u de mening dat
dit volstrekt onvoldoende is en dat het College van Bestuur op deze slappe houding
moet worden aangesproken?
Antwoord 4
Zoals aangegeven in antwoord op Kamervragen van de leden Stoffer (SGP) en Martens-America
(VVD) zijn gesprekken tussen werknemer en werkgever vertrouwelijk.2 Zoals eerder aangegeven is het aan de Radboud Universiteit om, als werkgever, zo
nodig maatregelen te nemen richting haar medewerkers. In algemene zin zie ik dat de
instellingen, waaronder de Radboud Universiteit, hun verantwoordelijkheid nemen in
de zorg voor een veilige leer- en werkomgeving voor studenten en medewerkers en zich
hiervoor ten volle inzetten. In de brief over veiligheid op universiteiten en hogescholen
die ik uw Kamer voor de zomer heb gestuurd ga ik in op de interventiemogelijkheden
wanneer de veiligheid op instellingen in het geding komt.3 Zoals in de brief aangegeven, is het aan het CvB om te zorgen voor een veilige leer-
en werkomgeving voor studenten en medewerkers. Vanuit haar verantwoordelijkheid als
werkgever en toezichthouder op het CvB, dient vervolgens de Raad van Toezicht (hierna:
RvT) op te treden in situaties dat het CvB de zorg voor een veilige leer- en werkomgeving
niet naar behoren heeft ingevuld. Indien nodig voer ik het gesprek met een RvT om
mij ervan te verzekeren dat zij haar verantwoordelijkheid neemt. De Inspectie van
het Onderwijs (hierna: inspectie) kan op basis van signalen onderzoek doen en indien
nodig herstelopdrachten geven aan het bestuur van een instelling. Wanneer de inspectie
na gedegen onderzoek tot de conclusie komt dat er sprake is van wanbeheer in de zin
van de WHW, kan ik overgaan tot het geven van een aanwijzing aan de RvT.
Vraag 5
Wat vindt u ervan dat Alexandra van Huffelen en José Sanders weigerden te reageren
op vragen van De Telegraaf over de gedragscode en volstonden met de boodschap dat «sociale veiligheid ons aan
het hart gaat» en «het debat soms kan schuren»?4
Antwoord 5
Zoals ik ook in beantwoording op Kamervragen van de leden Ceder (CU) en Martens-America
(VVD) over gedragscodes op universiteiten aangeef zijn universiteiten bij uitstek
een plek voor een open dialoog en debat.5 Het mag schuren, maar er moet wel altijd sprake zijn van een veilige leer- en werkomgeving.
Daarbij is het aan instellingen om ervoor te zorgen dat het primaire proces van onderwijs
en onderzoek ordelijk en volgens de regels verloopt. Over de stappen die ik en de
instellingen nemen om de veiligheid op de instellingen te borgen, informeer ik uw
Kamer in een brief die ik voor de zomer met uw Kamer heb gedeeld.6 Het is verder niet aan mij om een oordeel te vellen over de communicatie van de Radboud
Universiteit naar de media.
Vraag 6
Deelt u de mening dat deze ontwijkende houding toont dat de universiteitsleiding de
ernst van het antisemitisme niet begrijpt en haar morele gezag ondermijnt?
Antwoord 6
Nee. Koepelorganisaties Universiteiten van Nederland (UNL) en Vereniging Hogescholen
(VH) hebben onlangs een brief opgesteld, bijgevoegd bij mijn Kamerbrief over veiligheid
op universiteiten, waarin de Colleges van Bestuur van hogescholen en universiteiten
gezamenlijk aangeven alle vormen van discriminatie, waaronder antisemitisme, te verafschuwen.
Daarnaast gaan de instellingen in hun brief in op antisemitismebestrijding en welke
acties ze nemen om te zorgen voor een veilige leer- en werkomgeving voor alle studenten
en medewerkers. Ook zien de instellingen de uitkomsten van de Taskforce Bestrijding
Antisemitisme, die gerichte voorstellen gaat doen om de veiligheid van Joodse studenten
op universiteiten te bevorderen en antisemitische sprekers op hogescholen en universiteiten
te weren, met belangstelling tegemoet. Uit deze brief en de gesprekken die ik voer
met bestuurders van instellingen constateer ik dat zij de veiligheid voor Joodse studenten
en medewerkers en het bestrijden van antisemitisme serieus nemen.
Vraag 7 en 8
Deelt u de mening dat het een schande is dat deze activist, Harry Pettit – een buitenlandse
docent met herhaalde antisemitische uitlatingen en oproepen tot geweld – nog steeds
niet is ontslagen door de Radboud Universiteit?
Bent u bereid zich ervoor in te zetten dat hij per direct wordt ontslagen en het land
uit wordt gezet?
Antwoord 7 en 8
Het is niet aan mij als Minister om te oordelen over mogelijk ontslag van een medewerker
op een onderwijsinstelling. Zoals ik in mijn antwoord op vragen 1 en 2 heb aangegeven,
zijn de instellingen ervoor verantwoordelijk om te zorgen voor een veilige leer- en
werkomgeving voor studenten en medewerkers en hierbij het instrumentarium in te zetten
dat hiervoor beschikbaar is, variërend van aanspreken, berispen tot en met ontslag
en aangifte. De inzet en proportionaliteit van de maatregelen hangt af van de aard
en ernst van de situatie, dit ter beoordeling door de instelling als werkgever.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.