Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Ceder en Martens-America over het bericht ‘Radicalen vrijuit op universiteiten: gedragscodes blijken vooral papieren tijgers’
Vragen van de leden Ceder (ChristenUnie) en Martens-America (VVD) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Radicalen vrijuit op universiteiten: gedragscodes blijken vooral papieren tijgers» (ingezonden 12 juni 2025).
Antwoord van Minister Bruins (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 18 augustus
2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 2633.
Vraag 1 en 2
Hoe luidt uw reactie op het bericht «Radicalen vrijuit op universiteiten: gedragscodes
blijken vooral papieren tijgers»?1
Herkent u het contrast dat in het artikel wordt geschetst tussen de gedragscodes van
de universiteit en het intimiderende gedrag van studenten en medewerkers? Wat is uw
reactie daarop?
Antwoord 1 en 2
Demonstraties moeten plaatsvinden binnen de grenzen van de wet, en op de campus ook
binnen de huisregels en gedragscodes van de instelling. Ik verwacht van instellingen
dat zij de naleving van hun huis- en gedragsregels bevorderen en ook handhaven, en
wanneer dit niet lukt, maatregelen treffen. De inzet en proportionaliteit van de maatregelen
hangt af van de aard en ernst situatie en is ter beoordeling aan de instelling, ook
vanuit hun rol als werkgever. Bij vermoedens van strafbare feiten doen de instellingen
een beroep op de politie en doen zij aangifte.
Ik heb kennisgenomen van het bericht. Laat mij voorop stellen dat ik sta voor vrij
en veilig onderwijs en onderzoek aan de universiteiten. De colleges van bestuur hebben
de ingewikkelde taak om zowel de academische vrijheid, de vrijheid van meningsuiting
en het demonstratierecht, als ook de veiligheid op de campus te waarborgen. De gedragscodes
en huisregels van de instellingen beogen correct gedrag en de goede gang van zaken
in de gebouwen en terreinen van de instelling.
Vraag 3
Deelt u de typeringen van de universiteiten over incidenten als «het debat kan soms
schuren» en «demonstraties kunnen gepaard gaan met ongemak»?
Antwoord 3
In het onderwijs, onderzoek en bij verschillende activiteiten die op instellingen
georganiseerd worden mag van docenten worden verwacht dat zij zich bewust zijn van
hun voorbeeldfunctie en dat zij zorgen voor ruimte voor diversiteit aan inzichten.
Ik verwacht dat instellingen hun verantwoordelijkheid nemen in de zorg voor een veilige
leer- en werkomgeving voor studenten en medewerkers en hierbij het reguliere instrumentarium
inzetten dat zij hiervoor beschikbaar hebben, variërend van aanspreken, berispen tot
en met ontslag en aangifte. De inzet en proportionaliteit van de maatregelen hangt
af van de aard en ernst van de situatie, dit ter beoordeling door de instelling als
werkgever.
De uitspraak dat demonstraties gepaard kunnen gaan met ongemak, hangt samen met het
feit dat het demonstratierecht een grondrecht is en dat daaruit voortkomt dat demonstraties
enige overlast en hinder mogen veroorzaken. Ongemak en hinder zijn dus niet altijd
volledig te voorkomen. De inhoud van een demonstratie doet er daarbij niet toe. Het
demonstratierecht is echter niet onbegrensd. Demonstraties mogen niet uitmonden in
geweld, intimidatie van studenten en medewerkers of in antisemitisme. Opruiing en
(het aanzetten tot) discriminatie zijn bij wet strafbaar gesteld. Bij vermoedens van
strafbare feiten doen de instellingen een beroep op de politie en doen zij aangifte.
Vraag 4
Kunt u toelichten in hoeverre de handhaving van gedragscodes door universiteiten door
u wordt gevolgd of geëvalueerd?
Antwoord 4
Instellingen gaan zelf over het opstellen van huisregels en gedragscodes en hun omgang
daaromtrent. Daarbij hoort ook het evalueren van de klachten over het niet naleven
van deze huisregels en gedragscodes. In het kader van de integrale aanpak sociale
veiligheid doe ik momenteel onderzoek naar de werking van de klacht- en meldprocedures
die instellingen hebben ingericht en waar deze kunnen worden verbeterd. Over de uitkomst
hiervan wordt uw Kamer rond de zomer geïnformeerd.
Ook spreek ik met bestuurders en koepelorganisaties over de borging van de veiligheid
op de instellingen, onder meer in het kader van de moties en toezeggingen die voortkomen
uit het plenair debat over veiligheid van 23 januari jongstleden. Voor de zomer heb
ik uw Kamer hierover geïnformeerd per brief.2 In deze brief ga ik in op de stappen die de instellingen en ik ondernemen om de veiligheid
te borgen.
Vraag 5
Op welke manier spreekt u instellingen aan op eventuele nalatigheid ten aanzien van
sociale veiligheid?
Antwoord 5
In de brief die ik voor de zomer met uw Kamer heb gedeeld over de veiligheid op de
universiteiten en hogescholen3, ga ik in op de interventiemogelijkheden wanneer de veiligheid op de instellingen
in het geding komt. Ik licht dit hieronder tevens kort toe.
Het is aan de instellingsbesturen om te zorgen voor een veilige leer- en werkomgeving
voor studenten en medewerkers, als randvoorwaarde voor de continuïteit en kwaliteit
van het onderwijs en onderzoek en in naleving van de branchecodes goed bestuur waaraan
universiteiten en hogescholen zich gecommitteerd hebben. Het college van bestuur moet
zorgen dat het in staat is deze taak te vervullen en maakt hiervoor beleid. Vanuit
haar verantwoordelijkheid als werkgever en toezichthouder op het college van bestuur,
dient de raad van toezicht op te treden in situaties dat het college van bestuur de
zorg voor een veilige leer- en werkomgeving niet naar behoren heeft ingevuld. Indien
nodig voer ik het gesprek met een raad van toezicht om mij ervan te verzekeren dat
zij haar verantwoordelijkheid neemt. De Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie)
kan op basis van signalen onderzoek doen en indien nodig herstelopdrachten geven aan
het bestuur van een instelling. Wanneer de inspectie na gedegen onderzoek tot de conclusie
komt dat er sprake is van wanbeheer in de zin van de WHW4, kan ik overgaan tot het geven van een aanwijzing aan de raad van toezicht.
Ik werk momenteel aan een wetsvoorstel zorgplicht veiligheid in het vervolgonderwijs.
Dit wetsvoorstel voorziet in versterking van toezicht op (sociale) veiligheidsbeleid
van instellingen. Doel van het beleid is dat er continu aandacht is voor een veilige
leer- en werkomgeving. Het voorkomen van onveilige situaties en hoe daarbij te handelen
als deze toch optreden, maakt hier onderdeel van uit. Bij een acute situatie blijft
het college van bestuur aan zet, maar op het veiligheidsbeleid, inclusief de monitoring
en evaluatie ervan, is na de invoering van de wettelijke zorgplicht veiligheid steviger
toezicht vanuit de raad van toezicht en de inspectie en stevigere checks and balances door de medezeggenschap. Het wetsvoorstel gaat naar verwachting dit najaar in internetconsultatie.
Vraag 6 en 7
Kunt u garanderen dat de universiteiten een veilige plek zijn om te werken en te studeren
en welke acties onderneemt u?
Welke concrete maatregelen zijn er getroffen of worden overwogen om de veiligheid
van studenten en medewerkers beter te waarborgen op universiteiten?
Antwoord 6 en 7
Vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid werk ik aan het bevorderen van een veilige
leer- en werkomgeving op alle instellingen. Mijn rol als Minister is om instellingen
in staat te stellen hierop hun verantwoordelijkheid te nemen. Ik noch de instellingen
kan daarbij volledige veiligheid garanderen. Het gaat er om dat we zo goed mogelijk
gesteld staan om de veiligheid voor iedereen die studeert of werkt op de instellingen
te borgen door veiligheidsrisico’s zoveel mogelijk te voorkomen. Hier werken de instellingen
en ik blijvend aan.
Ik zet daarbij op verschillende manieren in op het bevorderen van een veilige leer-
en werkomgeving op de instellingen. Dit doe ik, samen met de sector, door de integrale
aanpak sociale veiligheid en de nationale strategie antisemitismebestrijding. Zo loopt
er momenteel een onderzoek naar de wijze waarop de klacht- en meldvoorzieningen kunnen
worden verbeterd. Daarbij kijk ik ook naar het handelingsperspectief bij meldingen
van antisemitisme. Daarnaast werk ik aan een handreiking voor vertrouwenspersonen
over het herkennen van en omgaan met antisemitisme. Deze is voor de zomer klaar. In
het kader van de Nationale Strategie Bestrijding Antisemitisme is de Taskforce antisemitismebestrijding
aan de slag met het doen van gerichte voorstellen voor de maatregelen ten behoeve
van de veiligheid van Joden, in het bijzonder de veiligheid van Joodse studenten op
hogescholen en universiteiten. Ook werk ik momenteel aan een wettelijke zorgplicht
veiligheid in het vervolgonderwijs. Daarnaast blijf ik in gesprek met bestuurders
van instellingen en diverse partijen zoals de NCAB en de Moslim Studenten Associatie
over de veiligheid van studenten en medewerkers.
Voor de zomer heb ik uw Kamer per brief geïnformeerd over de moties en toezeggingen
voortkomend uit het plenair debat van 23 januari jl. over de veiligheid op de instellingen
en welke acties ik onderneem.5
Vraag 8
Wat vindt u ervan dat de Tweede Kamer al meermaals aan de bel heeft getrokken over
dergelijke incidenten, maar dat dit patroon van intimidatie en verstoring blijft bestaan
en welke stappen gaat u nemen?
Antwoord 8
Het is onacceptabel waar demonstraties ontaarden in geweld, vernieling, discriminatie
of haatzaaien. Ook is het onverteerbaar dat er studenten zijn die zich niet meer veilig
voelen op hun instelling, in het bijzonder Joodse, Israëlische en moslimstudenten.
De instellingen spannen zich dagelijks in om de veiligheid te borgen op hun instelling
en dit heeft hun volle aandacht. Zij doen dit ook in nauwe samenspraak met de lokale
driehoek waar daar aanleiding toe is. Ik vind het ook belangrijk dat die verantwoordelijkheid
voor de veiligheid zoveel mogelijk lokaal wordt genomen waar de situatie ter plekke
het beste kan worden ingeschat en kan worden besloten hoe hiermee om te gaan. Ik constateer
dat de instellingen het afgelopen jaar hun weerbaarheid voor verstoringen hebben verhoogd,
bijvoorbeeld door het stellen van (gezamenlijke) regels, het inzetten van risicogericht
toegangsbeleid en de verbetering van de informatiedeling tussen instellingen en lokale
driehoek. Ook vind ik het belangrijk dat instellingen van hun ervaringen op het gebied
van veiligheid leren, ook gezamenlijk. Dit doen de universiteiten via hun netwerk
van integrale veiligheidsadviseurs en als sector gezamenlijk via het Platform IV-HO.
Zoals ik ook in mijn antwoord op vraag 6 toelicht, werk ik vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid
op verschillende manieren, samen met de sector, aan het bevorderen van een veilige
leer- en werkomgeving. Over de stappen die de instellingen en ik nemen om de veiligheid
op de instellingen te borgen, heb ik uw Kamer voor de zomer per brief geïnformeerd.6
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.